Spring naar bijdragen

Doorzoek de gemeenschap

Toont resultaten voor tags 'hans knot'.

  • Zoeken op tags

    Voer tags gescheiden door een komma in.
  • Zoek op auteur

Soort bijdrage


Forums

  • Radio
    • Nederland
    • België
    • Verenigd Koninkrijk
    • Overige landen
    • LPAM (kleinvermogen AM)
    • Zeezenders
    • Radio Veronica
    • Radiovormgeving
    • Radiotechniek
  • Overig
    • MediaPages
    • Stamtafel
    • Help
    • Mededeling
    • Niet geregistreerde gebruikers

Blogs

  • Column
  • Nederland
  • Dossier
  • Recensie
  • België
  • Hitnoteringen
  • Testblog
  • Radio Erfgoed
  • Afspraken van Beheerders
  • Afspraken van Hitnoteringen
  • Blog van Radiotunes

Vind resultaten in...

Vind resultaten die bevatten...


Datum aangemaakt

  • Start

    Einde


Laatst bijgewerkt

  • Start

    Einde


Filter op aantal...

Geregistreerd

  • Start

    Einde


Groep


Website


Facebook


Twitter


Skype


Woonplaats


Interesses

  1. Voor een ieder is het een eigen ‘eerste herinnering’, als we het hebben over het kijken naar de televisie. Voor de 60 plussers is het vooral het kijken naar zwart wit televisie in de beginjaren, waarbij in Nederland alleen één televisienet actief was. Wel was er de mogelijkheid in bepaalde delen van Nederland nog een graantje mee te pikken van buitenlandse televisiestations, mits er enkele kunstgrepen werden uitgevoerd. Woonde je bijvoorbeeld in 1959 in Groningen dan was het mogelijk een signaal op te pikken van de NDR, via de steunzender in Aurich. Daarbij moest wel de antenne worden gedraaid. Bij Huize Knot ging dit als volgt: één van de ouders bevond zich bij het televisietoestel, op de trap naar de eerste verdieping stond één van de kinderen en in een tussenslaapkamer bevond zich een valluik, waarvan de glasplaten gemakkelijk los konden worden gemaakt. Daardoor was de derde persoon verantwoordelijk, vervolgens de antenne te draaien als men Aurich wenste te ontvangen. Via schreeuwende commando’s: “beetje meer rechts, nee iets meer, ja zo is het goed”, kon vervolgens weer gekeken worden naar de NDR. Wenste men de volgende dag weer een programma van Nederland te bekijken dan begon de antenne-instelling opnieuw. Als het gaat om mijn eigen directe herinnering aan een televisieserie, waar wekelijks vol spanning naar werd gekeken in Huize Knot, was dat naar de Duitse serie ‘So weit die Füsse tragen’. Na de eerste aflevering werd wekelijks het aantal kijkers uitgebreid door dat buurtbewoners, vrienden en meer mee gingen kijken naar de verfilming van de uit 1955 stammende roman, geschreven door Josef Martin Bauer. Het verhaalt de lange en spannende tocht die een Duitse krijgsgevangene na de Tweede Wereldoorlog maakte, nadat hij in 1949 uit een Oost Siberisch strafkamp ontsnapte. Een zeer avontuurlijke tocht, richting huis, zou er volgen. Alles neergezet in een televisieserie die eind 1959, begin 1960 zes weken lang, elke aflevering 60 minuten durende, werd uitgezonden via de Duitse televisie en nog steeds wordt gezien als de eerste echt aandacht trekkende televisieserie. Het boek en de serie beschreven het verhaal van de Duitse soldaat Clemens Forell die in het jaar 1945 tijdens een massaproces in Lubjanka tot 25 jaar dwangarbeid werd veroordeeld. Op dat moment was hij één van de 3,5 miljoen Duitse krijgsgevangenen in de voormalige Sovjet Unie. Hij en ontelbare anderen werden op transport gezet richting Tschita, in Oost Siberië, en na een lange tocht arriveerde men in het strafkamp. Dat wil zeggen dat er in 1950 van de ongeveer 3200 personen op het betreffende transport er ongeveer 1950 levend zijn aangekomen. Velen zijn door honger, dorst en vrieskou overleden. Na aankomst werd de tocht met behulp van door honden getrokken sleeën en per voet voortgezet richting Kap Deschnjow aan de Beringzee, gelegen in het Noord Oosten van de toenmalige Sovjet Unie. Ook na die barre tocht bleken de nodige slachtoffers gevallen en arriveerden er slechts 1236 personen. Ze werden te werk gesteld in de diepe gangen van een loodmijn. In 1949 verbleef Clemens Forell wegens een zware ziekte in de ziekenbarak en ontstonden bij hem de vluchtgedachten. Met behulp van een arts die zelf eerst van plan was te vluchten, ontsnapte hij in oktober van dat jaar het strafkamp. Het werd vervolgens een drie jaar durende barre tocht via vele landen en gevaarlijke avonturen waarna de Forell in december 1952 uiteindelijk zowel geestelijk als lichamelijk gebroken in zijn vaderland terugkeerde. De serie pakte ons als jongeren, tien jaar was ik in die tijd, enorm. In eerste instantie werd het door het gezin bekeken, maar daarna voegden zich steeds meer vrienden en buren tot het kijkerspubliek in de achterkamer van Huize Knot. Met de directe herinnering aan deze serie op de Duitse televisie is dan ook duidelijk te plaatsen dat bij ons in huis in 1959 al een televisie stond en wel van het merk Erres. Het is voor mij dan ook zeker dat dit tevens het jaar van aanschaf is want het was tegen het einde van dat jaar, 19 december, dat in Smilde een steunzender werd geopend, waardoor televisiekijken in Groningen mogelijk werd als het ging om de programma’s van de Nederlandse omroepen. Trouwens de serie ‘So weit die Füsse tragen’ werd tegen het einde van de jaren tachtig, dus drie decennia later, herhaald op de NDR televisie. De opnametechniek was al die jaren tussenin enorm in de ontwikkeling gekomen, maar de gedachte dat deze aangrijpende serie werd herhaald deed me besluiten deze weer helemaal te gaan bekijken. Immers was het een aangrijpende gebeurtenis uit mijn jeugd. Slecht 20 minuten heeft de herhaling aangestaan. De zwart/wit film kwam totaal anders over dan in mijn beleving was blijven hangen. Het merendeel van de opnamen, en dat zag je destijds in de beginjaren van de televisie niet, was opgenomen op toneel en/of zich herhalende locaties. Als we kijken naar het aantal geregistreerde televisietoestellen, dat op 1 januari 1960 in Nederland was, dan komen we tot een aantal van 584.766 stuks. In die tijd, en dat zou jaren duren, diende de gebruiker naar het postkantoor te gaan om zijn omroepbijdrage, via de aankoop van zegels te plakken op zijn speciale kaart voor omroepbijdrage, ieder kwartaal weer. Zondermeer kan worden aangenomen dat het aantal televisietoestellen op die bewuste eerste januari hoger was, gezien er een groot aantal zwartkijkers was. Over het betalen van en de geschiedenis van de omroepbijdrage publiceerde ik jaren geleden het volgende artikel: http://www.mediacommunicatie.nl/radio/omroepbijdrage.htm Maar voor andere leeftijdsgenoten, mensen rond de 65 jaar, zal lang niet altijd dezelfde televisieserie het aanknooppunt zijn als directe eerste herinnering. Het lag er gewoon aan wanneer de ouders destijds besloten een toestel aan te schaffen, dit mede vanwege de hoge aanschafprijs. In ieder geval werd in 1960 het aantal uitzenduren per week uitgebreid tot 18 uur per week! Diegene die op 1 januari van dat jaar televisie keek heeft in ieder geval de eerste aflevering gezien van het AVRO- programma ‘In de hoofdrol’ van Mies Bouwman. In die eerste aflevering had ze als gast de acteur Ko van Dijk. De kleuters en kinderen werden vanaf maart dat jaar, via de KRO en tante Hanny, verwend met een nieuwe televisieserie: ‘De avonturen van Liang Wang Tsjang Tsjeng, waarbij de hoofdrol was weggelegd voor Gerard Heystee. Maar ook de AVRO kwam met een serie die direct herinneringen bij me oproept: ‘Varen is fijner dan je denkt’. Bij de AVRO werd in het najaar een speciaal muziekprogramma voor de jeugd geprogrammeerd. ‘Rooster’, uiteraard in zwart wit met als presentatrice Lonneke Hoogland. Het was een programma van samensteller Gerrit den Braber, die ook een belangrijke rol in de Nederlandse amusementswereld zou gaan spelen. Onze ouders zullen zondermeer geantwoord hebben dat programma’s als ‘Een kwartje per seconde’, ‘het Gouden Schot’ en ‘Jos van der Valk presenteert’ direct terug in het geheugen kwamen. Recent hoorde ik van een leeftijdsgenoot, ja zelfs een jaartje ouder dan mij, dat zijn directe eerste herinnering ‘De Sjaal’ was. Nederland had ondertussen al lang meer dan 1 miljoen geregistreerde televisiebezitters en we waren aangeland in het jaar 1962. Op 1 januari van dat jaar werd voor de allereerste keer de traditionele Eurovisie uitzending vanuit Wenen verzorgd. Het betrof het ‘Nieuwjaarsconcert’, dat nog steeds jaarlijks te zien en te horen is. Willy Boskovsky dirigeerde destijds het Wiener Phiharmoniker. Dat jaar, in mei, ging via de VARA de eerste aflevering van ‘De Perry Mason Show’ op de antenne. De NCRV kwam met een import programma, The Donna Reeves Show, dat tot in 1965 werd geprogrammeerd. Maar de grote verrassing was wel een nieuwe tekenfilmserie die in 1962 van start ging met als titel: ‘Flinstone Flyer’. De serie, spoedig daarna aangekondigd als ‘The Flinstones’ bracht een satirisch beeld van de toenmalige moderne samenleving, geplaatst in het stenen tijdperk. Een serie die trouwens zowel voor jongeren als volwassenen was bedoeld. Terugkijkend werden de eerste twee afleveringen door de NTS uitgezonden, waarna de KRO de uitzendrechten over nam. Tot in 2014 wordt de serie overal ter wereld herhaald. En inderdaad, nadat er al vele boeken van de Britse auteur Francis Durbridge door de hoorspelkern waren bewerkt en via de radio waren gebracht – denk maar eens aan Paul Temple, kwam er een televisieserie als bewerking van een ander boek van de Britse auteur. ‘De Sjaal’ was een zesdelig televisiespel dat door de West Deutsche Rundfunk in 1961 werd geproduceerd en in januari 1962 voor het eerst werd geprogrammeerd. Twee andere boeken van Durbridge waren eerder door de WDR tot televisieserie bewerkt: ‘Der Andere’ en ‘Es ist so weit’ gingen ‘Das Halstuch’ vooraf. Onder regie van Hans Quint en draaiboek van Marianne de Barde werd de serie opgenomen met een totale uitzendduur van 217 minuten. Nog hetzelfde jaar werd de serie op de Nederlandse televisie gebracht. De muziek bij de serie werd gecomponeerd door Hans Jönsson, terwijl de productie in handen was van Wilhelm Semmelroth. Voor de rol van geestelijke Nigel Matthews kwam Horst Tappert in aanmerking, voor vele lezers bekend als de latere Derrick. Voor die tijd was het vooruitstrevend te noemen dat de serie met liefst drie camera’s werd opgenomen. De opnamen werden trouwens vastgelegd op Ampex tape, een magneetband waarbij montage destijds nog niet mogelijk was. Gevolg was dat alle opnamen feilloos dienden te worden opgenomen, waarbij vaak geheel opnieuw gestart diende te worden. In Engeland en in Duitsland werden destijds locatie opnamen voor de serie ‘De Sjaal’ gemaakt. Voor diegene die zeggen dat de eerste herinnering aan de televisie bij deze serie ligt, kan men rustig stellen dat het televisietoestel dus in 1962 haar entree heeft gemaakt binnen het huisgezin. Hans Knot, 12 juni 2014. Bronnen: www.soundcapes.info Online Journal for Media and Music Culture, University Groningen Knot, Hans ‘Omroepbijdrage al lang verleden tijd’. Freewave Media Magazine, Stichting Media Communicatie, Amstelveen, 2013. Veer, Bert van der: ‘Is er nog iets leuks vanavond’, Uitgeverij Het Spectrum, Utrecht, 1991.
  2. Heerlijk is de diverse reacties te lezen over de eerste editie van ons nieuwe tijdschrift ‘Freewave Nostalgie’. Vele leeftijdsgenoten schreven zich helemaal thuis te voelen in het door ons gebrachte en zich verdiepten in de verhalen, alsof ze zich in hun eigen jeugd terug vonden. Het zal natuurlijk niet altijd in de jaren zestig zijn, dat we terugblikken, maar voor hen die de 65 in leeftijd voorbij zijn, hebben we dit keer een verhaal dat een aantal mensen in het spotlight zet, een halve eeuw nadat ze met regelmaat op de televisie waren te zien. Vergeet niet dat we het over 1965 hebben en er dus geen bladen waren als ‘Privé’, ‘Story’, ‘Weekend’ of meer, waarin we wekelijks werden bijgepraat over de zowel positieve als negatieve ontwikkelingen betreffende de belangrijke personen uit de radio- televisie- en amusementswereld. Wel was er een tijdschrift dat zich richtte op de ontwikkeling van de gebeurtenissen op radio en televisie, onder de titel ‘Goede Ontvangst’. In Nederland beschikten we op dat moment over slechts één televisienet, waarop een beperkt aantal uren per etmaal programma’s werden uitgestraald. Daaronder bevond zich ondermeer het NTS Journaal. De nieuwslezers gingen in die tijd vrijwel anoniem door het leven en hun naam werd vrijwel nooit in beeld gebracht, waardoor directe herkenning bij vele kijkers achterwege bleef. In deze tijd is het hoogstens een fotograaf die vanuit een vliegtuigje de prachtig mooie villa van een bekende Nederlander voor publicatie fotografeert maar binnen komen in het huis van dezelfde Nederlander is bijna niet meer voor te stellen. Maar in 1965 werden gewoon vijf personen, onder de noemer ‘De vijf anonieme mannen van het NTS-Journaal’ thuis opgezocht. Laten we eens kijken of er nog personen bij zijn die zich vast hebben gegrift in ons geheugen. Als eerste werd de toen 38-jarige Jan Gerritsen voorgesteld, de toenmalige ‘veteraan van het Journaal’, tenminste dat vond hij zelf daar hij al 5,5 jaar in dienst was van de NTS. Jan was afkomstig uit de Wereldomroep, waar hij in 1955 in dienst trad, en ten tijde van de publicatie nog vrijgezel was. Hij kleedde zich altijd vol smaak en zorg, hetgeen hij zichzelf verplicht stelde tegenover de kijkers. Betreffende de presentatie van het nieuws was hij van mening dat dit op een zodanige origineel mogelijk manier diende te worden gedaan. Gerritsen ging, met een bepaalde regelmaat, met een stunt het scherm op. Zo verscheen hij op een bepaalde avond als presentator in beeld, gekleed in een vliegenierspak. Reden was dat hij iemand diende te interviewen, die met de luchtvaart te maken had. Hij was een gedreven persoon die ook tijdens zijn vrije dagen aanwezig kon zijn in de studio om een onderwerp voor latere uitzending voor te bereiden. Hoogtepunt vond ik persoonlijk zijn verslaggeving uit het verre Nieuw Guinea, waar hij in het najaar van 1962 twee maanden verbleef voor het maken van reportages, uiteraard in het tijdperk van arme vormen van communicatie. In 1973 kreeg Gerritsen een inzinking en verdween twee jaar van het scherm, waarna hij bij de NOS terugkeerde als nieuwslezer. Op dat moment was er tevens het begin van het toenmalige experiment voor duo-presentatie. Een jaar later zou hij de overstap maken naar het programma ‘Van Gewest tot Gewest’. In 1995 overleed hij op 71-jarige leeftijd in Hilversum. Ook Henk Teeuw was destijds 38 jaar en hij ging door het leven als de ‘altijd donker kijkende nieuwslezer. Hij werd geportretteerd in een huisje gelegen aan een ‘leuk laantje’ in Naarden: ‘Er staan alleen maar houten huisjes, die in diverse kleuren zijn geschilderd.’ In 1965 was hij twee jaar werkzaam voor het NTS Journaal. Zijn omroep loopbaan ging via de Wereldomroep en de VARA, waarbij hij in beide gevallen verslaggever was, naar de VPRO. Bij deze laatste omroep hield hij zich vooral bezig met het maken van radiodocumentaires, die destijds vooral klankbeelden werden genoemd, waarbij duidelijk dient te worden gesteld dat de VPRO om prachtige klankbeelden bekend stond. Het gegeven dat hij bij de NTS veel werkte op onregelmatige tijden, vooral liggend tussen vier uur in de middag en elf uur in de avond, was voor het gezin van Teeuw niet altijd even prettig. Zijn vrouw meldde in het artikel het lang niet altijd even leuk te vinden dat Henk op voornoemde uren niet thuis was. Hij was destijds al vader van twee kinderen, die beiden hun vader wel degelijk nodig hadden. Dochter Maroeska was 13 jaar, terwijl zoon Hans Peter destijds 8 jaar was. Hij had al het nodige meegekregen want hij wist het nodige over de toen gebruikte camera’s te vertellen. Het gezin werd compleet met hond Sasja, die drie jaar eerder was komen aanlopen. Op een bepaald moment, niet veel later, werd er binnen de NTS gedaan aan ideevorming om een aantal redelijk populaire programma’s samen te voegen in een totaal programma. De bundeling van programma's bestond uit NTS Sport, Panoramiek, Van Gewest tot Gewest, Signalering en Openbaar Kunstbezit. Voor, tussen en na de verschillende onderdelen kende het programma terugkerende rubrieken die per dag verschilden: wegeninformatie, agrarisch nieuws, een bespreking van de weekbladen, lucht- en ruimtevaart en een filmrubriek. Het programma ontstond door onvrede bij de NTS over de grote spreiding van actualiteitenprogramma's. Volgens de inmiddels tot eindredacteur benoemde Henk Teeuw wenste men met het programma met zijn zelf gemaakte stukjes zich vooral te richten op de rand-actualiteit en de echte nieuws en actualiteiten over te laten aan de daarvoor destijds bestemde programma's. Het programma werd op verschillende dagen, op verschillende kanalen en verschillende tijden uitgezonden. Op maandagen tussen 19.00 uur en 19.30 uur was het te zien op Nederland 2. Op dinsdagen tussen 19.30 uur en 20.00 uur op Nederland 2. Woensdagen op Nederland 1 tussen 19.00 uur en 20.00 uur. Op donderdagen, vrijdagen en zaterdagen op Nederland 2, tussen 19.00 uur en 19.30 uur. Op de zondagen werd het programma niet uitgezonden. Tot slot enkele namen van personen, die betrokken waren bij de presentatie: Joop van Zijl, Henk Terlingen, Ageeth Scherphuis en Netty Rosenfeld. Samengesteld door medewerkers van verschillende omroepen. Derde in de rij was Frits van Rhoon, die op moment van publicatie in 1965, 42 jaar was. Vier jaar daarvoor, afkomstig uit de dagbladpers, was hij in dienst getreden van de NTS. In 1939 begon hij zijn schrijvende carrière als journalist bij ‘Het Vaderland’, waarna hij vijf jaar lang op het eiland Curaçao bij het dagblad ‘Nieuws en Beursberichten’ werkte. Vervolgens trad hij in dienst van de Nederlandse service van de Canadese staatsomroep, waar hij negen jaar lang verbleef en daarnaast ondermeer correspondent voor de AVRO was. Nederland bleef echter trekken en hij kwam terug naar ons land om in dienst te treden van de NTS. Naast het Journaal kreeg hij al vrij snel een snoepreisje aangeboden toen hij, samen met NTS Journaal eindredacteur Roel Rensen, verslag mocht doen van de reis van Koningin Juliana en Prins Bernhard aan Iran en Thailand. Opmerkelijk was dat de drie zoons van Frits van Rhoon bij de terugkeer van vader in Nederland – ze gingen wonen in Buitenveldert – geen woord Nederlands spraken. De oudste twee, Frits en Peter, waren op Curaçao geboren terwijl de toen 10-jarige Ronny Canadees van geboorte was. Eind 1965 trad hij uit dienst bij de NTS en wat er daarna met hem gebeurde is helaas niet te achterhalen. Een meer aansprekende naam is die van Pim Reyntjes, destijds ook 42 jaar en vooral in beeld kwam hij lang en stevig gebouwd over. Pim woonde met zijn gezin in Hilversum. Hij was eind 1964 in dienst getreden als nieuwslezer en redacteur en vond de overstap naar de televisie een geweldige beslissing omdat hij weer van alles opnieuw diende te beleven en het geheel anders was dan bij de radio, waar hij voorheen werkte, namelijk bij de Wereldomroep. Reijntjes en zijn vrouw hadden in 1965 drie kinderen. Maar over Pim Reijntjes is er veel meer te vertellen. Tijdens de Tweede Wereldoorlog was hij actief in het verzet en was het de bedoeling dat hij in 1943 als Engelandvaarder, vanuit de haven van IJmuiden de overstap zou gaan maken naar Engeland. Er was echter verraad in het spel en dus werd hij opgepakt. Vervolgens zag hij de gevangenissen van Scheveningen, Amersfoort, kamp Vught en de kampen Natweiler en Dachau van binnen. Na de bevrijding begon hij zijn radioloopbaan bij Radio Herrijzend Nederland en werd hij op een bepaald moment gedetacheerd als omroeper bij Radio Batavia. Twee jaar later keerde hij terug in ons land en ging hij aan de slag bij Radio Nederland Wereldomroep. Bij het NTS Journaal bleef hij tot eind 1968 in beeld om vervolgens redacteur-verslaggever te worden bij de Dienst Televisie Programma’s NTS. In 1983 ging Reijntjes op pensioen. In 1993 was hij een van de initiatiefnemers voor het oprichten van een Dachau monument en was hij tevens de eerste voorzitter van een Stichting Nationaal Dachau Monument, dat uiteindelijk geplaatst werd bij de Bosbaan in Amsterdam. Tenslotte, de meest bekende van het vijftal. In 1965 was hij 29 jaar jong en de benjamin van het gezelschap. Na het doorlopen van het gymnasium en het volgen van de universitaire opleiding rechten doctoraal 1 ging hij als werkstudent aan de slag. Als journalist begon hij zijn loopbaan bij de Wereldomroep Nederland en ging daarna als freelancer werken bij de omroepen in Hilversum. Zo werkte hij als presentator voor het actualiteitenprogramma ‘Memo’ van de NCRV televisie. In 1962 stapte hij over naar het NTS Journaal. In eerste instantie werd hij ingezet als verslaggever van modeshows en tentoonstellingen om later presentator van het Journaal te worden. Hij was klein van stuk en vaak werd gesuggereerd dat hij op een veelvoud van kussens zat om goed in beeld te komen. Weer andere landgenoten vonden hem een zwartkijker, omdat er vrijwel nooit een glimlach af kon van het gezicht van Fred Emmer. In werkelijkheid was het een aardige en vriendelijke man. In 1970 deed hij een stap terug om als hoofd public relations in dienst te treden van een Amerikaans reclamebureau. Binnen een jaar verscheen hij echter weer op de televisie, andermaal in het Journaal, toen onder de naam NOS Journaal. Jarenlang zou hij vervolgens het gezicht van het Journaal zijn totdat hij in 1985 overstapte naar een nieuw project, Europa TV – dat programma’s zou gaan maken voor meerdere Europese landen. In een interview met Maarten Slagboom zei Emmer hierover het volgende: “Ik ben op de vermeende sneltrein van Europa-TV gesprongen. Werd door de NOS gedetacheerd. Het leek mij de juiste vernieuwing in mijn werkend leven, het sprak mij heel erg aan. We zouden een Europees journaal gaan maken: Engelsen, Duitsers, Portugezen en Nederlanders. Als de beelden werden uitgezonden, werd vanuit verschillende cabines in de diverse talen commentaar toegevoegd. Iedere nationaliteit schreef zijn eigen tekst. Ik ‘leidde’ de Nederlandse afdeling. Het nieuwsprogramma is nooit van de grond gekomen. Dat betreurde ik zeer; ik had me er me veel enthousiasme in willen storten. Ik heb me een jaar lang bezig gehouden met documentaires, die op dezelfde manier tot stand kwamen.” Echter mislukte dit project en vervolgens probeerde de hoofdredacteur van het NOS Journaal Fred Emmer, na terugkomst, hem het vaste gezicht van het destijds nieuwe ‘7 uur Journaal’ te laten zijn, wat uiteindelijk niet lukte. Emmer bleef tot medio 1987 bij de NOS in dienst om vervolgens free lance te gaan werken voor RTL5 en de VPRO. Bij deze laatste omroep vertrok hij twee jaar later, teleurgesteld over het amateurisme van de jonge makers van het programma ‘Waskracht’, waarin Emmer participeerde. Na zijn omroeptijd heeft Fred Emmer zich ondermeer bezig gehouden met het schrijven van een aantal columns in Playboy als wel het publiceren van erotisch getinte boeken. De naam ‘Emmer’ is trouwens vast verbonden aan het Journaal daar de muziektrailers zijn gecomponeerd door zijn zoon Stephen. Hans Knot, 6 juli 2014.
  3. Sinds januari 1965 werd door Radio Veronica wekelijks een gedrukt exemplaar van de Veronica Top 40 verspreid via een groot aantal platenhandelaren. Teenagers namen wekelijks de tijd op donderdagmiddag, vrijdag of zaterdag een exemplaar te bemachtigen, want anders waren ze op. Dit daar er aan bepaalde platenzaken er slechts 100 exemplaren wekelijks, tegen betaling, ter beschikking werden gesteld. Dit hield in dat ook lang niet alle platenzaken de lijst in de winkel hadden liggen. In Groningen kon je de lijst bijvoorbeeld halen bij Muziekhuis Vink en kreeg je de lijst voorzien van een vette firmastempel. Bij Muziekhuis Hemmes, in de Steentilstraat, lag de lijst ook op de toonbank, terwijl Muziekhuis Boverhof op het Schuitendiep ook klantvriendelijk was aangaande de Veronica Top 40. Bij de platenafdeling van Vroom en Dreesmann lag de lijst jarenlang niet, ze hadden daar hun eigen blaadje in de Discobar liggen. ‘Discofoon’ was tevens de naam van het eigen platenlabel waarop diverse LP’s van Johnny Hoes, via Koninklijke Militaire Kapel tot Donovan werden uitgebracht, maar ook platenborstels, platenstandaards, geluidsbanden en coversingles van onbekende artiesten met bekende hits, maar de enige echte hitlijst, de Veronica Top 40, lag er niet. Binnen de burelen van Radio Veronica, aan de Utrechtsestraatweg in Hilversum, werd in de zomer van 1971 gebrainstormd over de toekomst van het wekelijkse exemplaar van de Veronica Top 40. Wat niet eerder naar buitenkwam is dat er serieus werd nagedacht om het gedrukte exemplaar van de Veronica Top 40 op te heffen en deze te vervangen door een tijdschrift. Het blijkt uit een conceptbrief, die op 26 augustus 1971 werd geschreven door Rob Out, gericht aan de detailleveranciers, ofwel de aangesloten platenwinkels die de lijst wekelijks op de toonbank hadden liggen. Het, niet ondertekende, document is boven water gekomen met dank aan Robert Briel die langdurig hoofdredacteur van het Veronicablad is geweest en een deel van zijn archief ter beschikking heeft gesteld ter openbaring. Het bleek dat dezelfde platenhandelaren, door Out detailhandelaren genoemd, ook waren ingezet tot het verspreiden van de adhesiekaartenactie ‘Veronica blijft als U dat wil’, want hij schreef: ‘Zonder uw onmisbare hulp was deze actie beslist minder geslaagd. De directie en medewerkers van Radio Veronica zijn u daar zeer erkentelijk voor en hopen dit nog eens persoonlijk te kunnen bevestigen.’ Vervolgens ging hij meteen over tot het nieuwe product, dat in de markt diende te worden gezet: ‘Juist door deze spontane medewerking van de detailhandel zijn wij blij u het exclusieve verkooprecht van het Veronicablad te kunnen aanbieden.’. Out maakte tevens in de brief bekend dat het eerste exemplaar een maand later zou verschijnen: ‘Het Veronicablad dat met ingang van zaterdag 25 september aanstaande de plaats van het gedrukte exemplaar van de Veronica Top 40, zoals deze nu is, gaat innemen.’ Tevens meldde Out dat de kiosken en tijdschrifthandelaren zouden worden uitgesloten van verkoop en het blad alleen in de losse verkoop zou komen via de platendetaillisten. Veronica beloofde een blad van 52 pagina’s, de full colour omslag meegeteld, gevuld met interessant popnieuws, algemene artikelen, Amerikaanse en Engelse hitparade, Veronica nieuws en – programmering, de platenreleases van de week waarin het blad verschijnt, de Veronica tipparade en op de achterkant de Veronica Top 40. Men was er van overtuigd dat het – mede gezien de inhoud – een succes ging worden: ‘een muziekblad, dat wordt samengesteld door een team van deskundige journalisten, een platenblad, Een blad dat als echt vakblad voor koper, handel en industrie zal gaan werken.’ Ook werd er ingegaan op de verkoopprijs, 45 cent per exemplaar, een bedrag dat voor iedereen bereikbaar zou zijn. Detaillisten hadden een winstpercentage van 10 cent, want ze mochten ze inkopen voor 35 cent. Niet verkochte exemplaren, aldus Out, mochten deels worden teruggestuurd: ‘U hebt een onbeperkt recht van retour. Wij verzoeken U daarvoor de cover van de onverkochte exemplaren steeds aan het begin van een nieuwe maand naar ons redactieadres te sturen: Veronica 192, Haarlemmer Houttuinen 35, Amsterdam. U ontvangt dan voor de verkochte exemplaren een factuur.’ Tegelijkertijd werd aan de detaillisten meegedeeld dat, indien ze het blad niet in de verkoop zouden nemen, er de mogelijkheid was een kwartaalabonnement te nemen voor een bedrag van f 4,95. In de 2 pagina’s tellende brief werd vervolgens een opsomming gegeven van de voordelen van het blad ten opzichte van het gedrukte exemplaar van het tot aan dat moment verschijnende gedrukte exemplaar van de Veronica Top 40. Een kwartaal abonnement op de Top 40 kost U f 32,50 per 100 exemplaren. Dit blad kost U niets! Integendeel, er zit een brutowinst in van 10 cent per blad. De grote vraag naar de top 40 van zeer jonge, niet platen kopend publiek, bent u kwijt. De prijs werkt hier selecterend. Doordat het Veronicablad is afgestemd op de muziek- en platenliefhebber, verstevigt dit de binding met de klant. Een wekelijkse centrale releaselijst voor handel en koper. De Nederlandse -, Amerikaanse – en Engelse hitlijst, aangevuld met de tipparade in één blad. Kortom een uitgebreide informatiebron over alles wat met muziek en platen te maken heeft. De detaillisten werden op de hoogte gesteld dat ze in de eerste week van september elk 50 exemplaren gratis zouden krijgen van het zogenaamde ‘0’ nummer, dat weg kon worden gegeven aan eventuele toekomstige kopers. Zeg maar een soort van warmmaker. Tevens werd er gemeld dat op donderdag 23 september 1971 het eerste officiële nummer bij de aangesloten platenwinkels zou worden afgeleverd. Terugkomend op de plannen dat het gedrukte exemplaar van de Veronica Top 40 dreigde te verdwijnen, schreef Out in zijn brief: ‘Omdat dit blad de plaats van het nu verschijnende gedrukte exemplaar van de Top 40 gaat innemen, ontvangt u het door u verlangde aantal Veronicabladen eveneens op de donderdagochtend.’ Ditzelfde gebeurde ook altijd met het gedrukte exemplaar van de Top 40. Wel voegde Out er aan toe dat er wel een gedrukte poster van de Top 40 bleef verschijnen, die gebruikt kon worden als raamposter. Hij beloofde dat deze poster gratis ter beschikking zou worden gesteld aan de aangesloten platenhandelaren. Ook werd duidelijk waarom men kon opteren voor de lage prijs van 45 cent. ‘Doordat wij, om de prijs zo laag mogelijk te houden, de tijdschriftengrossiers hebben moeten uitschakelen, bent u als distributieapparaat onmisbaar. Het is, dachten wij, ook in uw belang dat dit blad goed verspreid zal worden. Nederland heeft een echt platenblad nodig en een platenblad is dit ‘Veronica 192’ zeker.’ Uit mijn archief heb ik vervolgens het eerste exemplaar van ‘Veronica’ opgedoken, waarbij het allereerst opvalt dat het als verschijningsdatum 30 september 1971 heeft, een week later dan was gepland. Niet duidelijk is de reden van het later verschijnen van het Veronicablad. Ook werd de lezer in onzekerheid gebracht betreffende de naamgeving. Op de voorkant prijkte: ‘Veronica’ als naam, terwijl op de inhoudspagina ‘Veronica 192’ als naam werd gevoerd. De voorkant had trouwens een prachtige kleurenfoto van de Norderney, het zendschip dat op dat moment door Radio Veronica werd gebruikt. Een foto die niet veel later in grootposter formaat vele (slaap)kamer muren in Nederland zou gaan vullen. Het blad bevatte in de begindagen een rubriek ‘Hallo Veronica’, waarin ingezonden brieven van lezers en/of luisteraars van Veronica; al dan niet anoniem geplaatst. De meest opmerkelijke in de eerste aflevering was wel die afkomstig was van Renske van de Blankevoort uit Papendrecht. Zij had het zogenaamde ‘0’ nummer ook gelezen en bleek zwaar teleurgesteld te zijn: ‘Het spijt me U te moeten berichten dat ik Uw blad liever niet meer wil ontvangen. Hij is me namelijk zwaar tegengevallen. Ik had toch iets beters verwacht van Veronica. Ik luister graag naar Veronica, maar dit is me heel erg zwaar tegengevallen. Maar ik wens U verder succes met uw blad’. Verder was er de vaste rubriek ‘vanuit het ruim’, waarin Rob Out wekelijks de lezers ‘toesprak’ en uiteraard ze opriep een abonnement te nemen op ‘192, het weekblad van Radio Veronica’. Er was daarvoor een speciale bon ingevoegd die men kon opsturen. Ook adviseerde Out de lezers zich gewoon aan te melden via het gebruik van een briefkaart om op die manier het blad compleet te houden. Het laatste is dan ook het geval met het exemplaar dat in mijn archief zit. Omdat het doel een platenblad te zijn, werd dit ondermeer ondersteund via een interview met John Entwistle- bassist van The Who. Dit naar aanleiding van zijn solo-lp ‘Smash your head against the wall’. Verder was er, verspreid over drie pagina’s, de programmering voor de daarop volgende week van Radio Veronica, een poster van een deel van het Veronica personeel, onder het kopje ‘Veronica’s hoop in bange dagen’. Het ging hier om de medewerkers die twee maanden eerder zich hadden ingezet bij de productie van de single, die werd uitgebracht ter ondersteuning van de actie ‘Veronica blijft als u dat wilt’, een plaat die spoedig in de hitlijsten verscheen. Het nummer ‘Veronica’ was een bewerking van het lied ‘Monica’ van de Duitse zanger Ulli Martin, terwijl er ook al een Nederlandse cover op de markt was van Hans Dieckman, die was geproduceerd door Peter Koelewijn. Met ‘Wat moet u doen, het is voor Veronica’ werd aardig wat geld opgebracht, dat beschikbaar werd gesteld aan een Blindeninstituut in Den Bosch. Ook werden er kijktips gegeven uit het aanbod aan Nederlandse televisieprogramma’s, die er nog niet zoveel waren in die tijd. Ook een overzicht van de Veronica drive in show stond erin afgedrukt terwijl Will Luikinga een wekelijkse rubriek kreeg onder de noemer ‘Will wil wel’. Vast was ook de rubriek ‘Veronica Popjoernaal’, in eerste instantie geschreven door Daniël Klijzing. Hitlijsten waren er via de ‘American Singles Chart’ van Record World en de Top 40 en Tipparade van Veronica, in de midden-katern afgedrukt. Ook was er ruimte voor drie lijsten met de best verkochte 20 LP’s, respectievelijk van Veronica, Engeland en Amerika, terwijl de Engelse Top 30 voorafging aan de lange lijst met nieuwe releases van de diverse platenmaatschappijen als Ariola, Bovema, CBS, CNR, Dureco, Phonogram, Polydor en Inelco. Maatschappijen waarvan velen al lang niet meer bestaan. Verder was er ruimte voor sport, Pierre Kartner – die destijds opkomend en succesvol was en voor Tineke, die verhaalde over haar werk bij Veronica: ‘Ik zit gewoon lekker mijn hobby uit te leven’, terwijl het blad Veronica (nummer 1) afsloot met een interview met de zanger Leon de Graaff. Trouwens de achterkant van het blad was dus niet gevuld met een afdruk van de Veronica Top 40, maar door een kleurenadvertentie van ‘Ultrabite’, een tandpastamerk dat ook via Radio Veronica werd geadverteerd. En aldus kan worden geconcludeerd dat de Veronica Top 40 niet op de achterkant werd afgedrukt, maar in de midden-katern; dat het gedrukte exemplaar van de Veronica Top 40 in 1971 zeker niet uit de platenwinkels werd verdreven en gewoon gratis ter beschikking van de liefhebbers beschikbaar bleef. Niemand van de lezers had in eerste instantie het vermoeden dat het ‘Veronicablad’ later meer dan 1 miljoen lezers zou krijgen als gevolg van goede redactie en marketing, maar ook door de liefde van vele Nederlanders voor Radio Veronica. Hans Knot, 1 augustus 2014
  4. In 1962 werd, onder auspiciën van de Telegraaf, een groot aantal radioprogramma’s opgenomen voor de militairen die in die tijd gelegerd waren in Nieuw Guinea. Doel was een groet vanuit huis als wel de luisteraars daar op de hoogte te houden via woord en amusement van datgeen in het vaderland plaats vond. Zonder in te gaan op het aantal luisteraars in Nieuw Guinea meldde de Telegraaf op 12 juli 1962 dat het succes van deze radioprogramma’s wel duidelijk aantoonde dat er een taak voor een commerciële radio-omroep in Nederland lag, daar het succes van de programma’s gericht op de militairen, de deur openzette voor het stichten van een legale commerciële omroep die de tot verdwijnen gedoemde Radio Veronica kon gaan opvolgen. De uitzendingen gericht op de overzeese troepen waren volgens de Telegraaf de eerste legale commerciële radio in ‘Nederlands Rijksgebied’ en bleken, volgens de vele uit Nieuw Guinea ontvangen berichten, in een behoefte te voorzien en het moreel van de daar aanwezige troepen te versterken, zodat zij naast politieke ook een belangrijke sociale waarde hadden. Volgens de redactie van het Dagblad waren ook mensen in overheidskringen ingenomen met de speciale uitzendingen. Anders was het volgens de Telegraaf gesteld met de reacties die in Nederland geuit werden: ‘meestal door de zuilen over de verderfelijke invloed van de commerciële radio en televisie.’ Maar die werden getuige de reacties van de jongens overzee dan ook wel duidelijk ontzenuwd. De supervisie over de door zijn zoon René van Vooren geproduceerde programma’s had Rene Sleeswijk. Hij verwoordde destijds de reacties: “Het voordeel van deze commerciële nationale programma’s vind ik wel dat wij in deze radio-uitzendingen een bundeling van krachten krijgen, die men in Hilversum door de verschillende omroepbelangen, nooit in één programma bij elkaar krijgt. Een nationale, onafhankelijke omroep is daarom zo belangrijk, dat daarbij – zoals met de uitzendingen die de Telegraaf thans naar Nieuw Guinea stuurt - het talent niet meer versnipperd wordt.” Maar in Nederland waren destijds dergelijke programma’s bijna niet te verwezenlijken. Toch had elke omroep wel haar eigen paradepaardjes, waarmee men zo zuinig mogelijk omging. Het was eigenlijk wel mogelijk dat de artiesten zonder problemen met elkaar wilden samenwerken, maar het was vooral de invloed van de politieke partijen die de versnippering en verdeling van de talenten onder de artiesten destijds in de hand werkte. De door Sleeswijk georganiseerde en door de Telegraaf gesponsorde programma’s werden opgenomen onder de noemer ‘Artiesten Appel’’ Ze hadden volgens Sleeswijk maar een doel en wel een zo uitstekend mogelijke kwaliteit te bereiken, waarbij het een groot voordeel was dat artiesten van allerlei richtingen hadden toegezegd eraan mee te werken. Sleeswijk: ‘’Deze topprogramma’s zijn voor mij een bewijs dat een onafhankelijk radiostation in Nederland zeker in een behoefte kan voorzien. Want alleen dit nationale element maakt het mogelijk elke zondag drie programma’s met topmensen op te nemen.” De toen nog niet zo lang voor de Telegraaf actieve journalist, Henk van der Meyden, deed er nog een schepje bovenop door ook zijn eigen mening te geven: ‘De enthousiaste ontvangst van onze programma’s in Nieuw Guinea is wel een duidelijke tegenstelling met de koelheid waarmee onze zuilen op onze programma’s reageerden. Zij hadden zelf in deze met hun goed geoutilleerde technische apparaten geen enkel initiatief genomen en werkten zelfs tegen door officieel hun medewerking aan onze programma’s te onthouden. Gelukkig zijn de Nederlandse artiesten een andere mening toegedaan.’ Om een voorbeeld te noemen werd er in de eerste week van de maand juli 1962 een drietal programma’s opgenomen waaraan de volgende artiesten hun medewerking verleenden: Rudi Carrell, Rita Reys, Corrie Brokken, Willy Walden en Piet Muyselaar – voor vele Nederlanders destijds veel beter bekend als ‘Snip en Snap’- Jules de Corte, Anneke Grönloh, Conny van den Bosch en de Wama’s. En Van der Meyden, ging – als zovele anderen – er vanuit dat Radio Veronica spoedig uit de ether zou gaan verdwijnen, getuige: ‘Het publiek in Nieuw Guinea is blijkens de eerste reacties enthousiast over deze topprogramma’s. Een commercieel radiostation in Nederland zou niet alleen het belang van onze militairen, maar ook het gehele Nederlandse volk kunnen dienen, dat een moderner nationaler geluid verlangt dan datgeen de verpolitiekte omroepen zullen produceren. En het verdwijnen van Radio Veronica, dat dit jaar te verwachten is, geeft de regering de gelegenheid aan dit verlangen tegemoet te komen.’ Vervolgens werd het wel heel duidelijk gemaakt dat het verlangen naar een landelijk, onafhankelijk, commercieel radiostation in Nederland erg groot was. De lezers van het dagblad de Telegraaf werden opgeroepen massaal een brief te schrijven waarin hun wensen op het gebied van de radio werden geuit. ‘Schrijft U ons ook, deze massale reactie kan de Nederlandse regering een steun geven om de drempel te overtreden en een commercieel station in Nederland mogelijk te maken.’ In de jaren zeventig, zo weten velen te herinneren, werd er in tal van kranten door de lezers gereageerd op de plannen van de Nederlandse regering middels een wetswijziging de zeezenders voorgoed uit de ether te weren. Wekenlang waren honderden ingezonden brieven te lezen waarin vooral tegenstanders van een eventuele wetswijziging aan het woord kwamen. Maar ruim 10 jaar eerder, in 1962, waren ook vele reacties terug te lezen, waarvan een bloemlezing. ‘Als voorstander van een commerciële omroep en door de grote tegenwerking een dergelijke omroep te verkrijgen van de zijde van de zuilen, zou ik het ook zeer betreuren, indien ook hier door machtswellust het uitzenden door Veronica onmogelijk wordt gemaakt. Hier is alle reden om een petitie aan ons Parlement te doen uitgaan. Gaarne zal ik daaraan mijn medewerking verlenen. Ik constateer wederom met genoegen, dat hier ook weer op de bres wordt gestaan voor de vrijheid van anderen.’ (H.H. Hammacher uit Utrecht). ‘Veronica mag niet uit de lucht verdwijnen. Indien dit onverhoopt toch zou gebeuren, zal ik in de eerste plaats mijn ‘zuil-abonnement’ opzeggen en bovendien geen luisterbijdrage meer betalen, wat ook de consequenties hiervan zullen zijn.’ (D. Wagenaar, Zwolle.) De omroepen willen Veronica weg hebben. Waarom? Omdat een zeer groot deel van ons land er naar luistert. De omroepen zijn naar onze smaak oer- en oervervelend. Helaas gaat Veronica ’s avonds al vroeg de ether uit, maar dan is er gelukkig Radio Luxembourg nog. De reclame van beide stations stoort ons in het geheel niet. Het is verantwoord verdeeld over het programma.’ (J. Oymans, Venlo.) ‘Naar mijn mening, en naar ik aanneem van vele miljoenen landgenoten, voorziet Radio Veronica in een zeer grote behoefte bij het Nederlandse volk. Het is te betreuren dat men haar nog steeds geen legale plaats heeft toegewezen. Het boycotten van Radio Veronica door de zuilen en het parlement zou moeten worden beantwoord middels het boycotten van alle zuilen door alle Nederlanders die nog een greintje vrijheidsdrang bezitten.’ (M.Korving, Den Haag). ‘De zenders Hilversum 1 en 2 zenden te weinig populaire muziek uit. Politiek, geloof en oorlogen lezen wij wel in de krant. Wij kuren lange, lange dagen. Door Veronica kunnen wij dat wel verdragen. Om 8 uur is voor ons de dag al lang begonnen. Door Veronica is er weer een kuur-dag gewonnen. Voor Hilversum betreuren wij het ten zeerste. Voor ons is Veronica toch echt wel de eerste. Zendt Veronica niet meer uit, dan noemen wij dit geen kloek besluit. Als men Veronica weg gaat sturen, dan duurt het eens zo lang, het kuren.’ (H.M.J. Dekkers, Bilthoven sanatorium Berg en Bosch.) ‘Radio Veronica hebben wij hoofdzakelijk aanstaan en met ons velen van onze kennissen en vrienden. Iedereen is verontwaardigd over het feit, dat men overweegt een schip, dat bovendien buiten de territoriale wateren liggend, zijn bestaansrecht, nog beter zijn bestaansnoodzaak, heeft bewezen, het voortbestaan onmogelijk te maken. Ik ben nog steeds zo optimistisch, dat ik graag wil vasthouden aan de idee dat Nederland een vrij land is, met recht en rechtvaardigheid.’(G.G.C.J. Bjelke van Milligen, Amsterdam.) Terug komend op de coördinator van de programma’s, Renee van Vooren kan gemeld worden dat hij naast Piet Bambergen één van de leden van de Mounties was. Hans Knot, 13 augustus 2014
  5. In de tijd dat de overgrote meerderheid van de Nederlandse bevolking nog niet in het bezit was van een televisietoestel was de radio zondermeer het middelpunt in elk huisgezin. Gezeten rond de tafel werden tal van hoorspelen beluisterd en werd er de volgende dag op het werk of op school er over nagepraat. En diegenen die niet geluisterd hadden werden bijgepraat over de voortgang van het verhaal. Op dinsdag 26 januari 1960 was er in de kranten het opzienbarende nieuws te lezen dat in de avond de eerste stereofonische uitzendingen van een toneelstuk zou gaan plaatsvinden. ‘Vanavond om tien minuten over half elf zal het eerste radiofonische hoorspel worden uitgezonden over Hilversum I en II.’ De uitzending en productie waren gezamenlijk in handen van de KRO en de AVRO en het hoorspel zou tot half 12 gaan duren. Wel had men, om het stereofonische effect te verkrijgen, twee radiotoestellen nodig, waarbij in de kranten geadviseerd werd ook de geluidsbox van de eventueel aanwezige draadomroep te gebruiken. Het hoorspel heette trouwens ‘Even schuilen’, geschreven door Allen Burke en Leone Stewart. Het werd geregisseerd door Leon Povel. In de kranten werd de potentiële luisteraars niet alleen uitgelegd hoe er geluisterd diende te worden maar ook geadviseerd de verlichting uit te gaan doen, tussen de beide ontvangers in het donker te gaan zitten en te gaan doen alsof men midden in het hoorspel alles optimaal beleefde: ‘de voetstappen gaan dan van links naar rechts, de stemmen hoort men nu hier, dan weer daar. Kortom, het is alsof men erbij is.’ Zo werd de lezer van de krant geluiden beloofd die zeer natuurgetrouw zouden gaan overkomen. Ondermeer werd er een vechtpartij beloofd, waarbij één van de personen met een plof op de grond terecht zou komen, waarbij het aan de luisteraar was om te bepalen in welke hoek dit gebeurde. Als lezer begrijpt U het al, destijds diende de ene radio-ontvanger op Hilversum I en de andere op Hilversum II te worden afgesteld. Het was nog in de prille transistorradio periode en de vraag is hoeveel inwoners van Nederland destijds de beschikking hadden over twee ontvangers zodat ze het experiment konden volgen. Ook voor de ‘spelers’ in het hoorspel was het moeilijker acteren daar ze niet voor de microfoon konden blijven staan maar heen en weer dienden te lopen in de studio, zodat de illusie bij de luisteraars kon worden opgewekt dat er in de huiskamer daadwerkelijk gelopen werd. Op de vloer in de studio waren, op de centimeter nauwkeurig, plaatsen afgetekend waar men diende te staan, uiteraard telkens afwisselend. De berichtgeving in de kranten eindigde met: ‘Wie er werkelijk ontvankelijk is, kan rillen van spanning bij het misdaadavontuur, dat vanavond thuis in de huiskamer wordt ontrafeld.’ Aan het hoorspel werkten Jan Borkus, Evan Janssen, Louis de Bree, Frans Somers en Dries Krijn mee. De draad van het verhaal werd in de omroepbladen, zover het was opgenomen, als volgt omschreven: ‘Martin Croner heeft zojuist afscheid genomen als inspecteur bij Scotland Yard. Op weg naar huis wordt hij overvallen door een regenbui. Hij besluit te gaan schuilen bij Willard en Jane. Hij begint de rechercheur uit te hangen en fantaseert als grap een verhaal bij enkele dingen in het huis van zijn vriend, die verdacht zouden kunnen zijn. Twee jaar later heeft hij daar nog steeds spijt van.’ En zo begon die avond de aankondiging, gedaan door een dragende mannelijke stem van een omroeper: “Hier zijn de zenders Hilversum I en II met een gezamenlijke stereofonische uitzending van de AVRO en de KRO. Vanavond zal voor de eerste maal in ons land een stereofonisch hoorspel worden uitgezonden. Om de uitzending zo goed mogelijk te kunnen ontvangen dient U twee luidsprekers, op een afstand van ongeveer drie meter van elkaar, te plaatsen. De linker stemt U af op Hilversum I, 402 meter. De rechter op Hilversum II, 298 meter. U kunt het ook doen op de corresponderende FM-zenders en/of Draadomroep.” Vervolgens werd de luisteraar geadviseerd de beide ontvangers op gelijke geluidssterkte in te stellen om op die manier een zo goed mogelijke stereofonische ontvangst te verkrijgen. Ook werd men geadviseerd op enkele meters afstand van beide ontvangers te gaan zitten. Vervolgens werd de luisteraar de kans gegeven alles goed in te stellen, waarbij de omroeper van dienst eerst zijn stem liet horen in de linker luidspreker en daarna in de rechter. De pers was op 18 januari een document ter hand gesteld door de persdienst van de KRO waarin het een en ander werd verklaard over het doel en het technische aspect van de allereerste stereofonische uitzending van een toneelspel in ons land. De persconferentie werd gehouden in het technisch centrum van de NRU, de Nederlandse Radio Unie en werd ‘inleiding over de artistieke aspecten van het stereofonisch spel’ genoemd. Zo werd er bekend gemaakt dat er al was geëxperimenteerd met stereofonische muziekuitzendingen, gelijk aan met wat de bedoeling was met die van het stereofonische hoorspel; dus via gebruik van twee ontvangers. Het idee voor de uitzending bleek te zijn ontstaan bij de KRO, waarna bij de collega’s van de AVRO voorzichtig was gevraagd om te gaan samenwerken, zodat van zowel de zenders van Hilversum I als Hilversum II voor het experiment gebruik kon worden gemaakt. Aan de ’s Gravelandseweg in Hilversum had men geen probleem met deze vorm van samenwerking. Men meldde aan de pers ondermeer: ‘Over stereofonische spelmogelijkheden was vrijwel niets bekend en teksten hiervoor bestonden ook niet. Er wordt dus uitgegaan van een monofoon spel, een hoorspel dus, dat tot stereofonisch spel kan worden bewerkt. De essentie van stereofonie is de ervaring van ruimte in diepte en breedte. In een hoorspel komen de stemmen van één vast punt: het radiotoestel. Bij stereofonie komen de stemmen los van de luidspreker te staan en bewegen zich tussen de twee luidsprekers in, die voor stereofonische ontvangst nodig zijn. Er wandelen dus gestalten door de ruimte heen. Het geluid moet ook stereofonisch zijn, wil men zich op straat wanen. En het gevolg is dat vrachtwagens en autobussen dwars door de kamer rijden en de kamerwanden schijnen weg te vallen.’ Men had nog daadwerkelijk een verrassing voor de journalisten toen men wist te melden dat er meer was dan alleen de stemmen en het geluid van bewegende spelers in het hoorspel: ‘Stereofonische illustratieve muziek completeert dan het geheel, waarvoor keuze kan worden gedaan uit een bescheiden voorraad opnamen, waarmee ook interessante stereofonische effecten kunnen worden verkregen en wel waar dit om dramatische redenen gewenst is.’ Het bleek dat in het laboratorium van de NRU dagenlang was geëxperimenteerd en gemonteerd. Tevens werd er in de openlucht vele uren besteed aan het registreren van buitengeluiden, die aan speciale eisen dienden te voldoen. Vervolgens werd door de technische dienst van de NRU, onder leiding van ir. Paul Snoek, de gebruikte, ingewikkelde, apparatuur overgebracht naar een hoorspelstudio, die vervolgens een week lang het werkterrein werd. Natuurlijk werden er in die week opmerkelijke ontdekkingen gedaan op technisch gebied. Nieuwe mogelijkheden, maar ook nieuwe moeilijkheden kwamen tevoorschijn. Zo ontdekte men dat rustig twee mensen door elkaar heen konden praten, zonder dat dit van invloed kon zijn voor de luisteraar. Deze kon beide gesprekken, mits in het bezit van twee ontvangers, uitstekend van elkaar scheiden. Wel was het zo dat een spreker niet van links naar rechts in een rechte lijn kon lopen om goed over te komen, zeg maar in stereo. Dit diende echter in een half-cirkel vormige lijn te gebeuren, waarbij het gezicht naar de volgende microfoon gericht diende te zijn. Waarschuwend werd ook gemeld dat deelnemers aan een dergelijk stereofonisch hoorspel zich niet mochten bewegen als ze niet deelnamen aan het lopende gesprek. Ook maakte men duidelijk dat de spelers een uitgebreid draaiboek kregen, waarin van moment naar moment was beschreven waar men diende te staan: ‘Een scene kan zich als een nevel oplossen en een nieuwe langzaam een gestalte krijgen’. De nieuwe opzet destijds maakte het mogelijk de rol van verteller bij een hoorspel uit te schakelen. Het gebeurde allemaal eigenlijk redelijk compleet. De plaats van de deelnemende spelers diende dus exact te worden bepaald, want elke afwijking, hoe klein dan ook, kon zorgen voor luisterproblemen bij diegene die het hoorspel stereofonisch probeerde te beluisteren. Als locatie, zo had men bij de Technische Dienst van de NRU, onder leiding van Ir. P. Snoek, bedacht, kon alleen een zogenaamde ‘dode ruimte’ worden gebruikt of een heel grote zaal, waar meestal de reflecties veel minder zwaar terugkaatsen. De later gebruikte studio, die eigenlijk niet geschikt was voor stereofonische uitzendingen, werd dan ook geheel volghangen met zware gordijnen om op die manier het gewenste akoestische effect te verkrijgen. Het leuke in de vijftiger- en zestiger jaren van de vorige eeuw was dat, via het gerenommeerde Nieuwsblad van het Noorden, de lezer – en wie weet de potentiële luisteraar – op een terdege manier via een getekende uitleg duidelijk werd gemaakt van de doelstelling en de uitvoering en hoe het beluisteren van een stereofonische uitzending diende te gebeuren. Elders heb ik al gepubliceerd over mijn mening betreffende stereofonische- en stereo-uitzendingen: Hans Knot, 18 augustus 2014
  6. Soms kunnen positieve beslissingen slecht vallen bij een andere persoon binnen een leefgemeenschap. Er kan dan op een gezonde manier mee worden omgegaan door met elkaar in gesprek te gaan. Maar dat is en was lang niet altijd het geval. Ik neem je mee naar het jaar 1961 en het plaatsje Rijssen. Het valt anno 2014 onder de gemeente Rijssen-Holten en is gelegen tussen Deventer en Almelo en dus in de provincie Overijssel. Bij het doen van research als mediahistoricus kom ik in de archieven tal van artikelen tegen, waar ik niet naar op zoek ben maar die toch ongewild mijn aandacht trekken. Begin maart 1961 bleek er namelijk grote deining te zijn ontstaan rond de actie die daar op initiatief van een medicus, was begonnen om langdurige zieken een televisietoestel ter beschikking te kunnen stellen. De plaatselijke artsen in Rijssen hadden hun volledige medewerking verleend en een opgestarte actie leverde veel geld op om toestellen te kunnen aanschaffen. Maar lang niet iedereen was het met deze actie eens. Een vrij grote groep van de toenmalige Rijssense bevolking stond op grond van religieuze aard principieel afwijzend tegenover het gebruik van de televisie. Het gevolg was dat, wat eens met zoveel enthousiasme en idealisme begon, dreigde uit te groeien tot een grote rel. Wel was al een aantal chronische patiënten in het bezit gekomen van een televisietoestel en op die manier waren ze, eerder door ziekte gedwongen afgesloten van de buitenwereld, weer enigszins in het volle leven geplaatst. Maar er was echter een groep die tegen deze vorm van ondersteuning aan zieken was. Een woordvoerder verklaarde in een gestencilde brief aan de regiopers: ‘Geen televisietoestellen voor langdurige zieken want zij halen de wereld in de ziekenkamer. Dit betekent de wereld en dus de zonde. Wij hebben onze gemeenteleden verboden naar de televisie te kijken en gelden voor deze actie te geven. Een ieder die dit verbod overtreedt wordt door ons in de ban gedaan.’ Vreemd genoeg, bij verder research, was deze uitspraak, gedaan door ds. Aangeenbrug en wel in een editie van het Algemeen Handelsblad uit Rotterdam – het latere Algemeen Handelsblad. Hij behoorde, aldus de krant, tot een aantal ‘wedergeborenen’ behorend tot de Gereformeerde Gemeente in Nederland, die zich keerde tegen de televisieactie voor zieken. Wat betreft de toenmalige gemeente Rijssen was de ziel van de tegenactie te vinden in de persoon van de ouderling Haase, die in het jaar 1923 ‘wedergeborene’ was geworden en daarom geacht werd tot het hoger gezag in zijn gemeente te behoren en als zodanig gerespecteerd diende te worden. Deze ‘wedergeborenen’ kleedden zich destijds in ‘stemmig zwart’ en zagen nauwlettend toe op alles wat het zielenheil van hun geloofsgenoten kon belagen. Daarom spraken ze van de televisie als van de ‘kijkkast van de duivel’. Ds. Aangeenbrug verklaarde in het ‘Algemeen Handelsblad’ nimmer televisie te hebben gezien, maar hij wist wel dat het werelds was en daarom de gelovigen van God afhield. In hoeverre was deze negatieve tegenactie van invloed op de inzamelingsactie ten bate van de chronisch zieken? Gelukkig leverde dit geen afbreuk aan de opbrengsten. In tegendeel, want zoals een Rijssenaar destijds in de regionale krant stelde: “Het is alsof de andersdenkenden Rijssenaars tot grotere offers hebben gedreven. Nimmer tevoren werd in onze gemeente zoveel geld in een korte tijd bijeen gebracht.” Een Rijssense handelaar gaf bijvoorbeeld 12% korting op de aanschaf van een binnenhuisantenne. Ontvangstproblemen zou dit niet geven gezien de afstand tot de toenmalige steunzender in Markelo. Een voordeel van de binnenhuisantenne was wel dat buren niet konden zien of men een televisie in huis had. Afsluitend kan worden gemeld dat deze handelaar eerder in 1935 in de problemen was geraakt met een toenmalige dominee. Deze weigerde een nieuwgeborene binnen het gezin te dopen omdat er een radio in huis was. Vijf jaar later zou dezelfde dominee bij de handelaar een radiotoestel bestellen, wat niemand vreemd vond. Wel bleef het voor de volgelingen van dezelfde dominee in 1961 verboden naar de televisie te kijken en dus ook een verbod tot aanschaf van zo’n duivelse kijkkast of het geven van een geldbedrag ten bate van de actie voor chronisch zieken. Leve de medemens. Hans Knot, 21 augustus 2014
  7. Diegenen die vooral in de jaren zestig van de vorige eeuw actief zijn geweest in een ziekenomroep weten wat experimenteren is. Steeds werden er maar nieuwe programma ideeën bedacht en werden er vervolgens één of meerdere technici ingeroepen om te kijken of het bedachte plannetje wel tot uitvoering kon worden gebracht. Op die manier zijn de meest vreemde uitzendingen tot stand gekomen. Maar ook via de landelijke en regionale omroepen werd destijds tal van technische sprongetjes gemaakt om uiteindelijk te komen tot een stuntje in een programma. We gaan terug naar de jaarwisseling van 1959 naar 1960. In het studiogebouw van de NCRV in Hilversum was het idee ontstaan het nieuwe decennium te openen met 12 klokslagen van een statige klok, waardoor het Nederlandse volk kon worden binnengeleid in 1960. Men koos voor de Martinitoren in Groningen en zoals men het omschreef: ‘Als stenen getuigenis in de tijd geworteld en sinds vier eeuwen het emotionele richtpunt van historisch bewustzijn van de noordelijke provinciën dient om 12 uur het tijdstip aan te kondigen van een nieuw decennium.’ Maar de vraag was hoe je dan het klokkengelui in een live-uitzending vanuit Hilversum kreeg uitgezonden. Hiervoor diende eerst uitgebreid intern overleg te worden gepleegd, waarna de hulptroepen werden ingezet. Men maakte dankbaar gebruik van een technicus van het GEB in Groningen (Groninger Elektriciteit Bedrijf) evenals een persoon van de RONO, de toenmalige Regionale Omroep Noord en Oost. Deze was destijds actief voor de provincies Friesland, Groningen, Drenthe als wel Overijssel. Men had natuurlijk een opname kunnen maken van een willekeurige ’12 uur’ en deze van band af het programma in kunnen mengen, maar men had gekozen om het geluid live vanaf de Martinitoren om klokslag 12 uur de huiskamers binnen te brengen via een zogenaamde lijnverbinding. Men vond dit veel directer en nam op de koop toe dat men daarbij wel risico’s nam. Ook was er in het kort gesproken over een probleem dat de klokken van de Martinitoren soms hadden, namelijk één klap te weinig te geven. Men nam de gedachte mee dat rond de klok van twaalf uur, op oudejaarsavond, de meeste mensen toch wat oliebollerig zouden zijn. En in de meeste families om het hardst zou worden meegeteld, waarbij het klokkengelui meer op de achtergrond zou komen. En warempel de Martinitoren had het weer, of beter gezegd, had het weer niet: die ene slag miste de jaarwisseling. Het dient vooral voor de betrokken technici, in zowel de toren als in Hilversum, een rare ervaring te zijn geweest dat het niet 12 maar 11 uur sloeg. Hoog in de Martinitoren zat de eerder gememoreerde technicus van het GEB, de heer Meijer. Niet voor niets was hem gevraagd te helpen, want een van zijn normale taken was het onderhoud van Martiniuurwerk. Hij was die oudejaarsavond al na tienen naar boven geklommen om een vaste plek al in te nemen. Hij hield zich vooral bezig met het luisteren naar de hartslag van het uurwerk en het nauwkeurig afstellen van de mechaniek, zodat geen enkele seconde te vroeg of te laat de twaalf-uur slagen zich zouden laten horen. Met behulp van een draagbare radio wist heer Meijer zich om 11 uur te voorzien van het precieze tijdsein. Jan Deddens (foto RTV Noord) Een andere rol was weggelegd voor de hoofdtechnicus van de toenmalige regionale omroep RONO, Jan Deddens. Hij zat namelijk beneden in de Martinikerk achter de techniek, waarbij hij de verbinding tussen de kerk en de studio in Hilversum tot stand diende te brengen en het signaal op hoogwaardige wijze via een lijnverbinding live in Hilversum te krijgen. Hij maakte ook gebruik van een zogenaamde decorluidspreker, waardoor hij het zachte getik van het uurwerk kon horen. Uiteraard knalden er met regelmaat andere geluiden door, immers velen waren al vervroegd vuurwerk aan het afsteken ondanks het Nieuwe Jaar nog niet was aangebroken. In de ochtenduren had hij 250 meter kabel in de toren aangebracht voor 2 microfoons, die zowel het geluid van het uurwerk als het slaan van de klokken dienden weer te geven. Ruim voor de klok van middernacht werd de lijnverbinding tot stand gebracht. Het bleek dat op Hilversum I, waarop de NCRV die avond uitzendtijd had, een dominee was ingehuurd om het Oude Jaar uit te bidden. Maar het ging niet alleen fout met het aantal klokslagen want ook de dominee bleek niet uitgebeden toen het Nieuwe Jaar een feit was en dus waren de zachte tikken van het uurwerk al door zijn gepraat heen hoorbaar en kwamen de ‘twaalf’ slagen van de klok terwijl de dominee nog met zijn gebed bezig was. Slechts 30 seconden duurde de uitzending vanuit Groningen in het Nieuwe Jaar, waarna werd overgeschakeld naar een andere lijnverbinding. Een reportage vanaf de Euromast in Rotterdam volgde. In de Martinikerk werd, met ondersteuning van een PTT ’er – die de lijnverbinding bewaakte – alle apparatuur en kabels opgeruimd en kon om 15 minuten na middernacht in het nieuwe decennium het licht in de Martinikerk worden uitgedaan. 1960 was ingeluid! Hans Knot, 26 augustus 2014
  8. Hoeveel televisiestations kunt je ontvangen via de kabelaansluiting of satellietschotel? Wel eens een telling gedaan en ook je afgevraagd hoeveel geweld en moorden er in een etmaal voorbij kunnen komen op je beeldscherm? Waarschijnlijk, met de afstandsbediening in de hand, niets eens bij te houden. Dan was het ruim vijftig jaar geleden wel heel anders met het karige aanbod aan televisieprogramma’s. Toch werd al zeer duidelijk een wijzende vinger opgestoken voor misdaad gerelateerde beelden. De geleerden gingen er vanuit dat de techniek zich altijd sneller ontwikkelde dan het menselijke moraal. Zo was het de Leidse professor Jacob Maarten van Bemmelen, hoogleraar in het strafrecht, de strafvordering en de criminologie, die in 1963 in een open brief zich richtte op het lezende volk. ‘Sinds de mens vuur en kruit uitvond hadden deze zegenrijke maar ook verderfelijke gevolgen. Het duurt altijd lang, voordat de funeste consequenties enigszins aan banden zijn gelegd en de nieuwe mogelijkheden uitsluitend of tenminste grotendeels alleen ten goede werken.’ En zo was het volgens van Bemmelen ook weer met de atoomsplitsing en de evolutie van de communicatiemiddelen. Volgens hem was men van de gevaren daarvan wel bewust, maar de methode van beteugeling van deze risico’s werden maar langzaam ontdekt. Hij waarschuwde dat de televisie binnen enkele jaren tot een machtig werktuig geworden was, vooral ter beïnvloeding van de massa; waarbij dit ten goede en ten kwade kon worden aangewend. Bemmelen schreef in zijn open brief dat het gevaar van de massa beïnvloeding zo groot was dat bijvoorbeeld hele landen en zelfs werelddelen en door konden beïnvloed. Al eerder had Van Bemmelen gewezen op de beïnvloeding. Nadat in november 1962 de Aktie ‘Open het Dorp’ op de televisie was geweest stelde hij dat de massasuggestie daar ten goede had gewerkt, maar waarschuwde hij er ook voor dat de televisie voor verkeerde doeleinden kon worden gebruikt. Ook ging hij in op de gruwelijke beelden vertoond op de televisie van de moord op John F Kennedy, de toenmalige president van de VS, gevolgd door de beelden van de moord op zijn moordenaar Oswald: ‘Er schuilt hier groot gevaar. Iedere criminoloog weet dat het vertonen van dergelijke moorden nieuwe misdaden tot gevolg heeft. Dickens wist reeds dat elke openbare terechtstelling nieuwe moorden verwekte. De televisie kan leiden tot het aankweken van solidariteitsgevoelens tussen de mensen onderling, maar dan dient het middel wel met verstand worden aangewend.’ Hij was trouwens van mening dat dit ook betrekking had op alle andere communicatiemiddelen, die ons in die tijd ter beschikking stonden zoals: film, krant en radio. Hij stelde dat de exploitanten van deze communicatiemiddelen met elkaar duidelijke afspraken dienden te maken om met de vertoning en vermelding van moorden een grotere soberheid te betrachten. Verder ging hij met: ‘Op het ogenblik lijkt het alsof dit verlangen naar soberheid in de berichtgeving een vrome wens zal blijven. Maar misschien dat de gebeurtenissen in Dallas tot diep nadenken zullen stemmen. Het is goed, dat de gehele westerse wereld rouwt om de dood van Kennedy, maar het is verkeerd, dat diezelfde wereld direct geconfronteerd wordt met de lugubere feiten.’ Het was de tijd dat beelden bij lange na niet rechtstreeks op de televisie waren te zien. Vaak kwam een filmblik, met beelden die in de VS waren geschoten, in Nederland aan via de hulp van bevriende KLM-piloten en werd berichtgeving in nieuwsrubrieken vaak alleen begeleid door beschikbaar fotomateriaal. Van Bemmelen was van mening dat elke misdaad onrust en angst verwekte en dat hoe groter de misdaad was hoe meer dit het geval zou zijn. Hij pleitte dan ook voor goed gevoerd onderzoek en een daarop volgende eerlijke berechting, waardoor de angst en onrust enigszins kon worden weggenomen. Wel wees hij erop dat aangaande de moord op Kennedy een onheuse situatie was ontstaan: ‘Des te erger is het wanneer het onderzoek naar de dader van zulk een moord wordt gefrustreerd doordat degene, die ervan beschuldigd wordt, meteen vermoord kan worden op het ogenblik, waarop hij tussen twee politieagenten wordt overgebracht van de ene naar de andere gevangenis.’ Hij voegde eraan toe dat iedere deskundige begreep hoe een volkswoede kon oplaaien ten opzichte van een persoon die verdacht wordt van het plegen van een afgrijselijk misdrijf: ‘Wat thans in Dallas is gebeurd is in hoge mate verontrustend en staat dan ook terecht in de Amerikaanse pers aan felle kritiek bloot. Het zal ongetwijfeld tot gevolg hebben dat bij menigeen het vermoeden blijft bestaan, dat ondergrondse machten hierin de macht hebben gehad. Die angst zal zeker niet weggenomen worden door het feit, dat de televisiekijkers nog eerder dan de rechercheurs, die Oswald overbrachten, zagen dat de nieuwe moordaanslag plaats vond.’ Heel duidelijk staan de zwart-wit beelden op het netvlies geschreven waarin Oswald werd neergeschoten door nachtclubeigenaar Jack Ruby. Tussen twee politieagenten en omringd door talloze fotograven, journalisten en camera’s werd Oswald naar een andere gevangenis gebracht en het kwam over als een waar circus. Andermaal Van Bemmelen: ‘De hele wereld, en in het bijzonder de Amerikaanse gemeenschap, zal ervan overtuigd moeten worden dat de berechting van misdadigers weliswaar een publieke zaak is, maar dat dit nog niet betekent, dat verdachten met journalisten mogen spreken, of overgebracht worden terwijl televisiecamera’s op hen gericht zijn.’ Hij voegde eraan toe groot voorstander te zijn van een verbod van vertoning van rechtszittingen of zelfs van executies: ‘Het plegen van goede justitie is een zaak van het gehele volk, maar niet iedereen behoeft deze berechting – en al wat daarbij behoort – van nabij mee te maken. Het is voldoende dat de openbaarheid van de rechtspleging in zoverre gewaarborgd is, dat daarop een zekere controle van de zijde van het publiek via de persorganen kan worden uitgeoefend.’ Afsluitend stelde Van Bemmelen dat de openbaarheid tot op dat moment getoond, inzake de moorden in Dallas, ten kwade had gewerkt. Dit – zo verwachtte hij – zou altijd het geval zijn wanneer ze de misdaden en de berechtingen ervan te uitvoerig en te realistisch tot de massa zouden blijven brengen. Het is maar goed dat de in 1982, op 84-jarige leeftijd overleden Van Bemmelen, niet meer meegemaakt heeft op welke geavanceerde wijze de sociale media zich heeft ontwikkeld en daarbij zeker een nog grotere vorm van positieve- maar ook negatieve beïnvloeding is ontstaan. Jacob Maarten van Bemmelen http://resources.huygens.knaw.nl/bwn1880-2000/lemmata/bwn4/bemmele Hans Knot, 30 augustus 2014
  9. Op donderdag 1 april 1965 was er in de kranten van de Gemeenschappelijke Persdienst, waaronder vele regionaal gerichte, berichtgeving terug te vinden over het 1-jarig bestaan van Radio Caroline. Vooral de uitzendingen vanaf de MV Fredericia, verankerd in internationale wateren ter hoogte van het eiland Man, werden daarbij belicht. Als je een halve eeuw later een dergelijk artikel leest en je denkt intens de historie van het legendarische radiostation te hebben gevolgd, dan komt, bij verassing, toch een aantal nieuwigheden naar boven. Men begon het verhaal met de mededeling dat enkele dagen eerder door de medewerkers van het radiostation haar verjaardag werd gevierd met een programma van extra uitbundige muziek. Terug te luisteren is er van deze dag op Caroline North niets; wel is duidelijk dat op Caroline South allerlei verjaarswensen van de toen bekende artiesten tussen de muziek werd uitgezonden. Blijkbaar was de correspondent van het GPD uit Londen aan boord geweest van de Fredericia want hij stelde verder: ‘De Nederlandse kapitein, G. Kooger, en de ook voor een deel uit Nederlanders bestaande bemanning maken zich niet bezorgd over een mogelijke inbeslagneming of blokkade van het schip of over het afsnijden van hun bevoorrading op grond van het feit dat Engeland de conventie van Straatsburg heeft ondertekend, waarbij radiopiraten onwettig werden verklaard. De bemanning was dus onder leiderschap van kapitein G. Kooger, een naam die bij mij tot nu toe niet bekend was. Zoekend in diverse registers levert als resultaat op dat hij in 1957 in dienst was als gezagvoerder bij de NV Koninklijke Pakketvaart Maatschappij. Deze maatschappij zorgde voornamelijk voor de verbindingen tussen Nederland en Nederlands Indië en later Indonesië. De KPM had een vloot van 38 schepen, met een gezamenlijk tonnage van 205.766 BRT. In 1966 hield men, door een fusie, als zelfstandige onderneming op te bestaan. Waarschijnlijk heeft kapitein Kooger een eerdere overstap gemaakt naar de firma Wijsmuller uit Baarn. Verder ingewonnen informatie leerde me dat hij eerder in 1965 als één van de tijdelijke opvolgers van kapitein W. Buninga door Wijsmuller was aangesteld als gezagvoerder op de MV Fredericia. Kapitein Ko Walters was de andere plaatsvervangende gezagvoerder. Kapitein Buninga kreeg trouwens van de bemanning van het Caroline North zendschip, bij zijn vertrek naar Radio London, een herdenkingsplaat met het wapen van het eiland Man; een gedenkplaat die een tiental jaren geleden door zijn zoon Ron Bunninga aan mij werd geschonken voor de offshore radio collectie. Klaarblijkelijk had de correspondent nog verder gepraat met Kooger over eventuele problemen want hij meldde: ‘Indien voedselleveranties uit Engeland zouden worden stopgezet kan men altijd nog terecht in Ierland en Spanje, die de conventie niet hebben ondertekend. Ook bevoorrading vanuit de lucht is een mogelijkheid. Zo lang niet bewezen is dat Caroline mensenlevens in gevaar brengt, door scheepsgolflengten te gebruiken, bestaat er weinig kans dat het Britse parlement maatregelen zal nemen.’ Hij refereerde nog wel aan de twee keer dat Caroline per ongeluk verkeerde frequenties had gebruikt, maar vanuit de organisatie was toegezegd dat dergelijke incidenten niet meer zouden plaatsvinden. Een uitstapje naar het eiland Man en een bezoek aan de haven van Ramsey was het volgende dat de correspondent deed. Hij constateerde dat de bevolking van het havenplaatsje met veel plezier het avontuur van de Caroline-boys beleefde en die onder de inwoners zeer populair waren: ‘Het plaatselijke hotel heeft dankzij het vertier, dat zij brengen, nooit een dergelijk goede winter gehad. Als de deejays elke 14 dagen voor hun aflossing Ramsey aandoen, zijn de bars en cafés vol op handtekeningen jagende teenagers. Iedereen in Ramsey leeft mee met Caroline, vooral als het ruw weer is en men afstemt op het station om te horen of alles wel is aan boord.’ Over de bevoorrading van de MV Fredericia, volgens de correspondent een voormalig stoomschip, wist hij te melden dat er twee maal per week vanuit Ramsey werd bevoorraad met het schip ‘Essex Girl’ en omdat het zendschip in internationale wateren lag deed de douane van het eiland streng haar plicht voordat de bemanning van de Essex Girl toestemming kreeg uit te varen, wat bij terugkeer niet anders was. In die tijd was het bekend geworden dat de regering van Panama had besloten de registratie van de vlag in te trekken waardoor de Fredericia in moeilijkheden kon komen als een zogenaamd vlaggeloos schip. Maar kapitein Kooger had hem duidelijk gemaakt zich geen zorgen te maken daar hij in het bezit was van een verzegeld pakket, dat slechts in geval van nood mocht worden opengemaakt. Daarbij uiteraard doelend op een andere vlag en registratie, die dekkend was voor de bemanning van de Fredericia. Er was wel een duidelijk verschil tussen de verlofperiodes van de radiomensen aan boord en van die van de bemanningsleden. Elke veertien dagen werden de radiomensen afgelost, terwijl de bemanningsleden liefst zes weken van huis bleven: ‘Het leven aan boord is voortreffelijk en men kan zeer goed met elkaar overweg. Er is voldoende werk en er is tijd genoeg om te vissen. Iedereen krijgt dagelijks twee blikjes bier. Van zeeziekte heeft niemand last, dat is alleen een probleem tijdens de tochten van en naar het zendschip.’ Eindigend concludeerde de correspondent dat het gezelschap op het drijvende radiostation veel voldoening uit het werk kreeg, mede omdat men het gevoel had te voorzien in een behoefte om een sterke persoonlijke band met de luisteraars te hebben. Hans Knot, 5 september 2014
  10. de redactie

    Hans Knot: Verkeersinformatie

    Als wij met de auto op pad gaan, dat niet al te vaak gebeurt, is het vooral om een langere afstand te overbruggen. Trouw regel ik de avond voorafgaand het vullen van de speciale CD-houder, die dan meegaat in de auto. Zo hebben we volop keus om onderweg onze favoriete muziek te kiezen. Onderweg wordt zo nu en dan de muziek weggedrukt en komt de verkeersinformatie naar voren. Of we nu in Nederland of Duitsland rijden, de techniek staat voor niets en we worden snel geïnformeerd. Op allerlei manieren kan men heden ten dage de informatie tot zich nemen. Bezitters van de uitgebreide mobiele telefoons, waarbij internet te ontvangen is, kunnen van minuut tot minuut zich via de ANWB of allerlei andere sites laten informeren. De VID verzorgt al vele jaren de verkeersinformatie via diverse radiostations in ons land. Hoe anders was dat in de tijd dat het wegennet in ons land nog niet zo uitgebreid was en er bij lange na niet het grote aantal weggebruikers als nu was. Je ging op het goede geluk de weg op, nam een recente wegenkaart mee en zorgde ervoor dat je, voordat je op pad ging, een dergelijke kaart goed bestudeerde, zodat je niet op een foute weg terecht kwam. Als je de beschikbare informatie betreffende de geschiedenis van de verkeersinformatie op de Nederlandse radio bestudeert dan zal vaak naar voren komen dat sinds 1973 incidenteel verkeersinformatie via Hilversum 2 en 2 werd gebracht. Met enige regelmaat werd er pas vanaf 22 maart 1978 verkeersinformatie op de radio gebracht. Dat was dan twee keer per week als een wachtmeester van de Rijkspolitie, Rob van Rees, in het programma ‘Auto in, AVRO aan’ zijn opwachting maakte. Elke dinsdag en donderdag was hij vanaf die dag te horen in het programma van Tosca Hoogduin. Al vrij snel kreeg het brengen van de verkeersinformatie een bepaalde populariteit, waardoor er vraag naar meer ontstond. Dit had tot gevolg dat via de toenmalige radiostations Hilversum 1,2 en 3 Rob van Rees samen met collega’s Theo Gerritsen, Jelles Boden en Jan Delebeke zeer regelmatig werden gehoord, vooral in de ochtend en namiddagspitsuren. De presentatie van de berichtgeving vond plaats vanuit een speciaal gebouwde omroep cel, die was gebouwd in het gebouw van de Verkeerspolitie, gevestigd in Driebergen. In de begintijd was de informatie vrijwel geheel afkomstig van meldingen van politiesurveillanten onderweg, waaronder teams die reden in de nog steeds bekende Porsches. In de loop van de jaren tachtig van de vorige eeuw werden steeds meer trajecten voorzien van verkeerssignalering, die er voor zorgde dat het verkeersbeeld om computerschermen in de politieverkeerscentrale te volgen was. De uitbreiding van verkeerssignalering door Rijkswaterstaat gaf een enorme verbetering in de verkeersinformatie-meldingen. oms kan het tot een vreemde draai komen in iemands loopbaan, zo ook met die van Rob van Rees. Na vele jaren verkeersinformatie te hebben gebracht bij de publieke omroep werd hij door de leiding van het toenmalige RTL-Véronique benaderd om presentator te worden van de autorubriek ‘Autovisie’. Ook dit was een activiteit die Van Rees naast zijn werk bij de Rijkspolitie deed. Vervolgens werd er gesteld dat hij het werk voor het commerciële RTL Veronique niet kon combineren met het brengen van de verkeersinformatie bij de publieke omroepen en werd voor hem een nieuwe baan gevonden bij de Rijkspolitiekapel. Eind 1998 verliet hij de Rijkspolitie omdat hij met functioneel leeftijdsontslag ging. Maar terugkerend op de ontstaansgeschiedenis van de verkeersinformatie dient zeker het eerste experiment te worden vermeld dat plaats vond gedurende de Paasperiode in 1965. In de kranten werd het vooraf bekend gemaakt: ‘In verband met de te verwachten drukte gedurende het komende Paasweekeinde, hebben de reportage-afdelingen van alle omroepverenigingen besloten om in alle actualiteitenrubrieken op Hilversum 1 en 2, gegevens over de verkeersinformatie op te nemen,’ Hilversum 3 bestond toen nog niet en zou pas later in 1965 actief in radio worden. Voor deze berichtgeving werd destijds samengewerkt met de informatiedienst van de ANWB en de ANVV, dat staat voor Algemene Nederlandse Vereniging van VVV’s, terwijl ook de Rijkspolitie informatie aanleverde. De berichtgeving in de actualiteitenprogramma’s vond plaats vanuit een speciaal ingerichte omroep cel in het gebouw van de ANWB in Den Haag. Op donderdag 15 april 1965 werden de eerste berichten uitgezonden, terwijl de vier daarop volgende dagen ook regelmatig berichten rond de verkeersdrukte via beide radiostations werden gebracht. Direct na het betreffende weekend werd bekend gemaakt dat de proef geslaagd was en dat ook het in de bedoeling lag om deze informatieve uitzendingen te doen plaatsvinden op 5 mei (Bevrijdingsdag), 27 mei (Hemelvaartsdag) en tijdens het Pinksterweekend. Hans Knot, 14 september 2014
  11. Blader een aantal weken door de dagbladen en ongetwijfeld zie je berichtgeving over het arresteren van mensen vanwege het smokkelen van drugs naar ons land. Of is het mogelijk dat je berichtgeving vindt over iemand die in zijn kofferbak een andere persoon illegaal de grens heeft over gebracht. Beelden genoeg in het geheugen hoe in havens aan de Franse noordwestkust grote groepen buitenlanders proberen een plekje te krijgen op een boot naar Engeland. Ze proberen dit op slinkse manieren, zodat ze niet zichtbaar en dus illegaal Engeland kunnen binnenkomen om daar te profiteren van de financiële voordelen die asielzoekers hebben. Een halve eeuw geleden was het andere koek. Vermaard is bijvoorbeeld de botersmokkel vanuit België. Zelfs werd er een lied de hitparade ingezongen door de Twee Jantjes. ‘Hij was een smokkelaar’, met tekst van Jaap Valkhof en muziek van Johnny Hoes. Natuurlijk waren er andere producten die illegaal ons land werden binnengebracht. Het was de tijd dat er nog overal grensbewaking was en de douane scherp diende op te letten. Toch lukte het de smokkelwaar ons land in te brengen, hoewel het niet altijd goed afliep. Op 17 november 1964 werd een 23 jarige inwoner van Hamburg in Almelo aangehouden. De politie maakte bekend dat hij – H.D.S. , bij aanhouding in het bezit was van 38 televisietoestellen. Onderzoek gedaan door de douane wees uit dat de persoon in totaal 1974 toestellen aantoonbaar de grens had overgesmokkeld. Het was geen lief jongentje want al vrij snel, na de aanhouding, bleek dat hij in Duitsland al een straf had uitgezeten voor de smokkel van koffie en conserven. Maanden later, op 20 april 1965, verscheen de Hamburger voor de rechtbank in Almelo, waar hij bekende ongeveer 1200 televisietoestellen illegaal ons land had binnengesmokkeld. De officier van Justitie eiste tegen hem een gevangenisstraf van negen maanden, waarvan drie voorwaardelijk. Tevens werden de gevonden toestellen verbeurd verklaard, evenals een vrachtauto en een draagbare zendinstallatie. De Hamburger verklaarde via landweggetjes 40 transporten te hebben uitgevoerd, waarbij hij in eerste instantie alleen werkte en later personeel aannam om de klus te klaren. De zendinstallatie gebruikte hij om zijn werknemers te waarschuwen als er onraad was. Uiteindelijk werd hij opgepakt doordat Duitse collega’s de Nederlandse douane waarschuwden. Financieel voordeel was er ook geweest want het had hem 25.000 gulden pure winst opgeleverd. Hans Knot, 20 september 2014
  12. Officieel werd er in 1965 al een tijdje gepraat over een nieuw radiostation dat zich vooral op de jeugd zou gaan richten met het brengen van populaire muziek, ook wel popmuziek genoemd. Maar kwam deze plannen ook echt uit? Op 10 augustus van dat jaar werd bekend gemaakt dat de omroeporganisaties bang waren de streefdatum van 1 oktober niet te halen betreffende het openen van het derde radionet in Nederland. Programma technisch was er al wel het nodige uitgevoerd door de Technische Dienst van de Nederlandse Radio Unie, maar op programmatisch gebied was er door de omroepen nog niets voorbereid omdat men eenvoudig weg nog geen cent had ontvangen van regeringswege uit Den Haag. Een niet bij name genoemde woordvoerder stelde dat men ook niet zonder een welgevulde portemonnee naar een kruidenier kon gaan. In een Kamerdebat had de toenmalige minister Vrolijk, van Cultuur Recreatie en Maatschappelijk Werk, eerder gemeld dat er genoeg geld voorhanden was om de kosten voor het derde radionet te kunnen dekken. Maar andermaal werd weer eens hoog van de toren geblazen want informatie, destijds ingewonnen, leerde dat de omroepverenigingen pas een week daarvoor de begroting via de regeringscommissaris voor het Radiowezen bij de regering hadden ingediend. Wel werd duidelijk, gezien de krappe tijd, dat de omroepen slechts met eenvoudige programma’s van start konden gaan. Slechts 11 dagen later werd er een officiële startdatum vrijgegeven. Het bleek namelijk dat het bestuur van de Nederlandse Radio Unie, waarin ook de toenmalige omroepen waren vertegenwoordigd, had besloten dat vanaf 11 oktober, elke dag van 9 uur in de ochtend tot 6 uur in de avond, het derde programma de ether in zou gaan. Het programma, zo werd ook bekend, zou via de FM-band worden uitgezonden, terwijl de NRU het vertrouwen had uitgesproken dat de PTT de faciliteiten voor het uitzenden via de middengolf voor betreffende datum ook gereed zou hebben. Wel gaf men tenslotte aan dat het bestuur van de NRU, met het oog op de financiële kwesties, alleen de kosten kon dekken voor het lopende jaar en dat voor 1966 uitgebreid overleg diende te zijn met vertegenwoordigers van het Ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk. Op vrijdag 10 september 1965 werd er bekend gemaakt dat het voorlopige programma van Hilversum 3 tot 31 december van dat jaar gehandhaafd zou blijven en als een gezamenlijk programma van de Nederlandse Radio Unie zou worden gebracht. De AVRO, KRO, NCRV en de VARA hadden zich bereid verklaard de eerste drie maanden de programma’s te verzorgen. In een officiële verklaring van de NRU werd andermaal duidelijk dat het een programma van eenvoud en van ontspannend karakter zou gaan worden. Tevens maakte men bekend dat er gebruik zou gaan worden gemaakt van studiofaciliteiten die werden ondergebracht in de kelder van de nieuwbouw van de discotheek van de gezamenlijke omroepen. Tenslotte werd gemeld dat elk uur, dat men in de ether zou zijn, op het hele uur, een kort nieuwsbulletin zou komen met de duur van maximaal twee minuten, verzorgd door de Radionieuwsdienst. Mondjesmaat kwam de informatie inzake het toekomstige muziekstation naar buiten en 1 oktober 1965 werd bekend dat de deelnemende omroeporganisaties hun programmaschema klaar hadden. Uitzendtijden waren definitief gesteld van 9 uur in de ochtend tot 6 uur in de avond. Omdat in eerste instantie de VPRO wel was gepland en zich alsnog had teruggetrokken diende, zo werd gemeld, dat segment nog vanuit Den Haag onder de andere vier betrokken omroepen zou worden verdeeld. De programmering van de zondag werd verdeeld onder de AVRO en de VARA waarbij om de week de uitzendlengte van beiden veranderde. Wel was het zo dat de VARA het merendeel van de programmering die dag voor zijn rekening zou gaan nemen. Op de maandag was de gehele dag in gebruik door de KRO, terwijl de dinsdag tot 5 uur de NCRV actief zou zijn en het laatste uur nog door de VARA werd meegenomen. Het merendeel van de woensdag was vervolgens voor de KRO, terwijl de rest voor de AVRO zou zijn. De donderdag was vervolgens geheel voor programma’s van de VARA terwijl de vrijdag door de AVRO zou worden gevuld. Op zaterdagen waren de uren tot 11 uur in de ochtend ingeruimd voor de AVRO terwijl de rest van de uitzenddag het de NCRV was die voor de programmatische verantwoordelijkheid stond. Alles werd dus geprogrammeerd door de vier verschillende omroepen maar wel onder de verantwoordelijkheid van de Nederlandse Radio Unie. Ook werd bekend gemaakt dat de officiële opening van het station zou worden gedaan door de eerder gememoreerde minister voor CRM, Vrolijk. De KRO maakte bekend dat men de licht amuserende programma’s ging afwisselen met korte actualiteiten van maximaal 3 minuten. ‘Heeft Veronica Joost en Tineke bij de KRO hopen we dat Betty en Bert hun populariteit ook zullen halen.’ De NCRV had zich ingezet op de populariteit van Skip Voogd, die ook voor verschillende muziekbladen schreef. Onder zijn leiding zouden de platenprogramma’s worden gebracht. De VARA meldde zich in te zetten voor tal van verschillende programma’s, waarbij het eigen orkest een belangrijke rol zou gaan spelen, terwijl de AVRO vooral beloofde aandacht te besteden aan de automobilisten in een programma met de titel ‘de zingende bougie’. Ook beloofde de AVRO dat zij en de andere omroepen ook gebruik wensten te maken van de onder supervisie van de NRU spelende orkesten. Daarbij zou vooral gebruik worden gemaakt van eerder opgenomen materialen. Al eerder werd gemeld dat er in de nieuwbouw van de discotheek op het omroepkwartier ruimte werd gecreëerd. Op 1 oktober werd duidelijk dat het ging om een presentatieruimte als wel een hoofdcontrolekamer, waar de banden en platen konden worden opgelegd voor uitzending. Meerdere andere ruimtes werden voor ingebruikname in 1966 gepland. Hard was er gewerkt om het geluid van Hilversum 3 vooral ook via de FM verspreid te krijgen, wat – in samenwerking met de PTT – aardig was gelukt. Slechts het deel van Noord Holland boven Alkmaar en de inwoners van de Waddeneilanden zouden verstoken blijven van een FM-signaal. Wel werden inwoners, ver verwijderd van een FM-zender, aangeraden een buitenantenne aan te (laten) brengen. In de loop van 1966, zo stelde de PTT, zou er een steunzender Wieringermeer gereed komen waarna de overige inwoners ook via de FM zouden kunnen gaan meeluisteren. Tijdens de eerste maanden bleken de uitzendingen alleen via de FM-frequenties beschikbaar en volgens het ministerie van CRM kon het enkele maanden duren voordat ook de middengolf, via de 240 meter, geactiveerd werd. Dat Hilversum 3 direct geen gevaar werd voor de toenmalige zeezenders, die voornamelijk muziekprogramma’s gevuld met popmuziek en aanverwante zaken programmeerden, mag blijken uit een aantal namen van programma’s door de vier eerder genoemde omroepen in de eerste drie maanden van het bestaan van Hilversum 3 werden gebracht. Betty Boogiewoogie Cosmopolitian Dansensemble Drie in de pan Echo’s van duizenden eilanden (Indonesische volksmuziek) Elektronisch orgelspel Hoogtepunten uit operettes, musicals en films Instrumentaal allerlei Instuif Johan Willem Friso Kapel Keuze van de omroeper Klanken van eigen bodem Koorzang en orkest Langs de weg Leger des Heils Lichte grammofoonmuziek voor Tieners Lichte lunchmuziek Lichte orkestmuziek Midi melodie Muziek aan de lopende band Muziek bij de thee Muziek is troef Operettemuziek Opgeruimd Orgelspel Orkestparade Popopera Popshow (dansorkest en solisten) Promenadeorkest Ritmisch strijkorkest Tango Rumba Tienerama Tienerparade Toedeloe Toonkunst voor allen Top tien van deze week Toptalent Tot uw orders, gevarieerde muziek Van uur tot uur Vertel dat maar in platen en praten op een dorpsplein Volksmuziek Western Country Zangsolisten Zet em op Zing met ons mee Zing zing zing Zingende boogie Je mag er vanuit gaan dat bij de start van een nieuw radiostation er volop promotie zal worden verricht om het station onder de aandacht te brengen van het potentiële luisterpubliek. Mede omdat Hilversum 3 een actie was van de bestaande omroepen en de regering in Den Haag om het als alternatief voor het te populaire en in hun oren illegale Veronica te kunnen beconcurreren. Getuige het bovenstaande overzicht van programmanamen werd het me al snel duidelijk, als niet-luisteraar van de beginperiode van Hilversum 3, dat de concurrerende positie van het station ten overstaan van Radio Veronica minimaal zal zijn geweest. Een bij elkaar geraapt geheel aan programma’s dat geheel niet een doorsnee popstation kon worden genoemd. Bij research voor dit artikel heb ik me vooral gericht op datgene dat via de Gemeenschappelijke Pers Dienst in de regionale pers naar voren kwam. Niets bijzonders op de dag voor de start van het station in oktober 1965, slechts een korte aankondiging dat Minister Vrolijk het station officieel zou gaan openen. Op de dag van de opening en de dag erna andermaal geen bijzonderheden behalve de programmering voor de volgende dag. Pas op zaterdag 13 november, ruim een maand na de officiële start van Hilversum 3, werd er in een langer artikel aandacht besteed aan de programmering en de programmamakers. Zo werd ondermeer vastgesteld dat van de vier betrokken omroepen vooral de KRO de meest frisse en boeiende aanpak van haar programma’s wist te bereiken. Ongetwijfeld had de omstandigheid, dat men voor dit doel en enthousiast team jongeren had aangetrokken, hierop een belangrijke invloed gehad. Uit het artikel werd duidelijk, dat de KRO-uitzendingen werden gekenmerkt door een niet aflatende actualiteit. ‘De jongens zitten in de letterlijke zin bovenop het nieuws. Ze hebben zo nodig verbindingen naar elk punt in Nederland en het buitenland beschikbaar.’ Als voorbeeld werd genoemd dat Han Mulder enkele dagen eerder op reportage was geweest in Harlingen en omgeving, op zoek naar een zoekgeraakte kist met ammunitie, waarbij de luisteraar door flitsende reportages heet van de naald continue op de hoogte werd gehouden. Over de presentatie werd gemeld dat deze aantrekkelijk was door de volstrekt ongedwongen manier waarop de deejays hun ‘commentaartjes en gezegden ten beste gaven’. Gelukkig concludeerde de niet bij name genoemde journalist dat deze vorm van presentatie niet nieuw was daar het door Veronica al eerder werd geïntroduceerd. Wel nieuw was de actualiteitendrift in het programma van de KRO en op dit punt was Veronica in het nadeel omdat de programma’s een week vooraf werden opgenomen en vanaf internationale wateren werden uitgezonden. Maar er was nog een duidelijk verschil volgens de journalist: ‘Persoonlijk mis ik de reclame allerminst. Beter voldoen me de korte, luchtige Hilversum 3 commentaartjes, die niet het opdringerige hebben dat reclamespots nu eenmaal hebben.’ Kritisch luisteren was zeker gedaan want hij vervolgde met: ‘Uiteraard missen de jongelui nog de rijpheid van de doorgewinterde radiomedewerkers en foutjes en minder geslaagde stuntjes zijn daardoor niet te vermijden. Maar dit vormt aan de andere kant ook weer een boeiend element aan de uitzendingen van Hilversum 3.’ Maar het maken van fouten had volgens hem ook zo zijn charmes getuige: ’Feitelijk maakt de Hilversumse radiofabriek te weinig slippertjes. Wat dat betreft was het in die prille radiotijd interessanter. Het kon toen nog wel eens gebeuren dat een grammofoonmachine plotseling dienst weigerde en ik herinner me ook nog dat Oom Henk (H. F. Oets) van het zo bekende VARA-vragenuurtje voor de kinderen tijdens een uitzending opstond om de openstaande tuindeuren van de studio te sluiten. Er kwam namelijk een onweersbui opzetten en die hadden we via de microfoon toen al eerder horen naderen.’ Een andere programmamaker bij de KRO was Bert de Winter, destijds 28 jaar en die volledig zichzelf bleef als hij achter de microfoon zat. Feitelijk was hij de vliegende reporter bij de KRO en in die tijd hield hij precies bij hoeveel reportages hij had gemaakt. Hij sprak de verwachting uit dat eind 1965 het aantal van 1000 zou worden gehaald. Een nadeel van het hebben van een eigen programma, twee dagen per week, was, dat hij zich gebonden voelde en niet elk moment er op uit kon vliegen om een reportage te maken. Bert de Winter deed zijn presentatie trouwens voor de vuist weg. Dit in tegenstelling tot Betty Snoek, die alle teksten vooraf schreef. Deze 26-jarige KRO-medewerkster was de dochter van Arie Snoek. Die naam staat bij 60 plussers bekend als de man achter de piano in Ab Goubitz zijn Ochtendgymnastiek op de radio. Dat de KRO redelijk aansloeg bij een deel van het Hilversum 3 luisterpubliek had mede te maken met een half jaar durend onderzoek dat een aantal medewerkers had verricht. Gerard Hulshof was destijds continuïteit regisseur op Hilversum 3. Hij stelde in een interview dat het gesproken woord kort en bondig diende te zijn en feitelijke informatie gefixeerd diende te zijn op herkenbare punten. Frans Wijsen en Frans de Zwaan hadden voor de start van Hilversum 3 in opdracht van de KRO het onderzoek verricht naar de juiste manier van radiomaken voor het nieuwe station. Men had ondermeer gerenommeerde radiomakers in Engeland, Frankrijk, Duitsland en Amerika geïnterviewd. Mede door de inhoud van de interviews kon Gerard Hulshof, samen met zijn programmamakers, een juiste invulling geven en een programma neerzetten dat in grote trekken, volgens hem, met een ideaal station overeenkwam. Men was tijdens het onderzoek er op gespitst er achter te komen op welke uren er meer, en ook wanneer er minder, zou worden geluisterd. Daarom waren vooral de drukke uren tussen 12 en 13 uur en die tussen 17 en 18 uur tijdens de KRO dagen gevuld met veel ‘recht-toe-recht-aan’ muziek. Andere uren waren er voor meer diepgang in de programma’s. Hulshof: “Het is natuurlijk behoorlijk pionieren, we maken lange dagen van 7 tot 19 uur en er wordt veel geïmproviseerd. De ogen van radioveteranen glimmen als ze ons bezig zien.” Op 21 december werd bekend gemaakt dat het tijdstip waarop het programma van Hilversum 3 ook via de middengolf zou worden uitgezonden, nog niet vast stond. Van de zijde van de PTT maakte men destijds bekend dat het wachten was op het antwoord van minister Vrolijk, die moest vaststellen wanneer Hilversum 3 te beluisteren zou zijn op de 240 meter middengolf. Frankrijk en Ierland, die ook op deze golflengte met zenders actief waren, hadden al meegedeeld geen bezwaar tegen de komst van Hilversum 3 te hebben, maar Hongarije verzette zich wel tegen de uitzending na zonsondergang, omdat dan de reikwijdte van de Nederlandse zenders zo groot was dat het Hongaarse programma gestoord kon worden. De verwachting was dat Nederland rekening zou houden met de bezwaren van Hongarije, dat ook lid was en is van de Internationale Telecommunicatie Unie. De overweging dat een ander land van achter het toenmalige IJzeren Gordijn, te weten Oost-Duitsland, er nut in zag westelijke zenders te storen, wanneer men dat nodig achtte, legde geen gewicht in de schaal. Oost-Duitsland was namelijk1 geen lid van de Internationale Telecommunicatie Unie en was dus vrij te doen wat het wenste. Voor de hand zou liggen Hilversum 3 in de winterperiode eerder uit de lucht te nemen dan in andere jaargetijden. Volgens een advies aan minister Vrolijk zou dit in december en een groot deel van januari betekenen dat de AM-zender om half vijf uit de ether diende te worden gehaald. Vanaf 21 januari om vijf uur, vanaf 5 februari om half zes en vanaf 20 februari om zes uur. De termijn van zes weken, waarin buitenlandse regeringen bezwaar konden maken tegen de geplande Nederlandse uitzending op 240 meter, liep tussen Kerstmis en Oudjaar 1965 af. Ondertussen gingen de doorsnee gezapige programma’s op Hilversum 3 door en werd bij lange na niet de doelstelling, de concurrent van Radio Veronica te worden, gehaald. De luistercijfers van Hilversum 3, dat later zowel op FM als de AM uitzond, waren pas in de jaren zeventig hoger dan die van Radio Veronica. Hans Knot, 29 november 2014
  13. Recentelijk stuitte ik in de archieven op een oude krant van 24 februari 1971 waarin een verhaal is terug te vinden over een ontevreden schipper, de toen 37-jarige, C.J. de Ridder afkomstig uit Urk. Hij had zijn schip, de ‘Linda’, al bijna een jaar liggen in de haven van Scheveningen en hem was al een paar keer door een ambtenaar van de Havendienst erop gewezen dat het afmeren van een schip in de haven van Scheveningen bijna onmogelijk was zonder de vergunning, waarin duidelijk omschreven werd dat het betreffende schip werd ingezet voor bepaalde activiteiten die te maken hadden met handel gericht op Scheveningen en Den Haag. Omdat De Ridder totaal niet reageerde op het verzoek van de ambtenaar om te vertrekken en elders een ligplaats te zoeken, kwam in de derde week van februari, in de holst van de nacht, een sleepboot - die dienst deed voor Rijkswaterstaat- op last van de gemeente Den Haag, de kotter ‘Linda’ uit de Scheveningse haven wegslepen. Volgens een woordvoerder van de Dienst had De Ridder geen vergunning om er zijn schip af te meren en verbleef hij er dus illegaal. In eerste instantie werd de ‘Linda’ ingezet, zoals vele schepen actief vanuit Scheveningen, voor het vissen op de Noordzee, maar werd ook voor andere doeleinden ingezet. Eerder die maand werd bekend dat het beslag op de MEBO I, dat in 1970 werd ingezet voor de bevoorrading van de MEBO II van Radio Nordsee International, nog immer aan de ketting lag in de haven van Scheveningen. Het beslag was gelegd in opdracht van de Panama Overseas Shipping Company, een onderneming opgezet door ir. Heerema. Deze maatschappij stelde nog een vordering te hebben op MEBO Ltd, de moedermaatschappij achter RNI en eigendom van de Zwitsers Meister en Bollier. Details werden niet vrijgegeven. Heerema was, ondermeer met vriend Kees Manders, verantwoordelijk voor een poging tot kaping van het zendschip van RNI in de maand augustus 1970. Manders had ook een vordering op de Zwitsers maar die zou met beide heren tot een regeling zijn gekomen. In de tweede week van februari 1971 werd bekend gemaakt dat RNI, dat eind september 1970 met uitzendingen was gestopt, spoedig weer een serie testprogramma’s wenste uit te zenden om daarna te beginnen met uitzendingen in het Nederlands en het Engels. Hiertoe werd de Exploitatie Maatschappij Noordzee N.V. opgezet, waarvan de muziekuitgeverij Basart een van de vennoten was. Als streefdatum voor de start van RNI in 1971 werd aangegeven dat deze tussen 20 februari en 1 maart zou komen te liggen. Daar het zendschip, het zei met een beperkte bemanning, nog steeds in internationale wateren voor Scheveningen voor anker lag, diende er dus met bepaalde regelmaat te worden bevoorraad. Hiervoor maakte de onderneming gebruik van boten van een aantal scheepseigenaren uit Scheveningen, maar ook van het schip van De Ridder. Voordat het schip ‘Linda’ werd weggesleept had de schipper gedurende twee weken met regelmaat de MEBO II bevoorraad, iets was de havenautoriteiten ook was opgevallen. Via een wel heel grote omweg kwam de ‘Linda’ vanuit Scheveningen in de Laakhaven in Den Haag terecht. Het schip werd van Scheveningen via Hoek van Holland en de waterweg naar Rotterdam, via binnenwateren, naar Den Haag gesleept. Als reden gaf de directeur van de Havendienst, Mr. W.C.A. Riem Vis, aan dat De Ridder geen vergunning had activiteiten vanuit Scheveningen te verrichten. De sleeptocht werd in de nacht van 23 februari gedaan om de scheepvaart in de binnenwateren zo weinig mogelijk te hinderen en om geen opzien te baren. Ook vond men het niet nodig de eigenaar, die om half 1 in de nacht het schip had verlaten, op voorhand te informeren. Riem Vis destijds: “Hij is al lang genoeg gewaarschuwd. Hij wist dat dit zou gebeuren als hij voor de twintigste van deze maand niet vertrokken was. Wij vinden het dan niet nodig hem te verwittigen. Hij heeft trouwens ook nooit iets van zich laten horen.” In de ochtenduren deed De Ridder aangifte bij de politie wegens diefstal van de ‘Linda’. Ook hierop reageerde Riem Vis: ‘Diefstal, dat is geen diefstal. Het is het verplaatsen van een vaartuig, dat volgens een verordening mag. Hij zal wel de kosten moeten betalen.” De kosten werden destijds trouwens op rond de 2000 gulden geschat. Achteraf had De Ridder die nacht de boot van Rijkswaterstaat wel in de omgeving zien varen maar had hij niet door met wat doel: ‘Als ik geweten had dat even later ze mijn bootje zouden kapen, was ik erbij gebleven en hadden ze nog een grote rel mee kunnen maken. Maar ze zijn nog niet met me klaar. Dat stiekeme gedoe lust ik niet. Ik heb een advocaat ingeschakeld om de zaak voor me te redden.” Een woordvoerder van de gemeente Den Haag stelde dat de overtallige schepen in de haven van Scheveningen al meerdere malen onderwerp van gesprek waren geweest en dat de situatie in de haven steeds chaotischer werd en dus ingegrepen diende te worden om de schepen, waarvoor wel een vergunning was, een ligplaats te kunnen geven. Het is daar razend druk en als deze sportvissers, die niet in de haven thuis horen, er maar hun gang gaan wordt de chaos steeds groter.” De Ridder was het met deze verklaring niet eens en stelde dat Scheveningen een vrije haven was en dat ieder schip, goedgekeurd door de scheepvaartinspectie, daar mocht komen. De gemeente Den Haag ging echter uit van het standpunt dat de haven allereerst bestemd was voor Scheveningers en dat men diende aan te tonen dat men zich met handel of visserij bezig hield. Wel waren er rond die tijd vele jachten die door een besluit uit het verleden er tevens een ligplaats hadden. Hoe het uiteindelijk is afgelopen is niet duidelijk want na die enkele berichtjes in februari 1971 is er niets meer van Schipper De Ridder en zijn ‘Linda’ vernomen. Hans Knot, 5 december 2014
  14. Op 31 augustus 1974 verdwenen stations als Radio Veronica, Radio Northsea International en Radio Atlantis voor goed uit de ether als zijnde zeezenders. Men had voor deze zaterdag gekozen omdat het niet alleen een mooie afsluiter van de maand augustus zou zijn maar ook omdat medio september, na aankondiging van een wetswijziging van de Telegraaf- en Telefoniewet in de Staatscourant, vaak de anti-zeezenderwet genoemd, het onmogelijk zou worden om op legale wijze een dergelijk station te runnen. Via de aangepaste wetgeving werd het namelijk voor personen ondermeer verboden te adverteren, te bevoorraden of aan land programma’s op te nemen voor een dergelijk radiostation. Wie echter wel – op welke manier dan ook – toch voor een dergelijk station ging werken, had de kans door justitie te worden vervolgd met alle gevolgen van dien. Alle activiteiten verricht door medewerkers van voornoemde stations voor de datum van het van kracht worden van de wetswijzigingen werden dan ook volstrekt legaal verricht. Voor me ligt op dit moment nummer 114 van ‘Aether, tijdschrift over de geschiedenis van de omroep en de fonografie’, een kwartaalblad dat ik vanaf de oprichting altijd met veel plezier lees. In dit nummer komt het onderwerp ‘zeezender en haar historie’ een aantal malen voor, waarbij abusievelijk aan de geschiedenis een verkeerde draai wordt gegeven door het gebruik van het woord ‘piraat’. Als voorbeeld noem ik het artikel ‘Middengolf gaat op slot’, waarin melding wordt gemaakt van het op 15 september 2015 uit de ether nemen van de laatste middengolfzender van de publieke omroepen. Men constateert dat het daarna wel heel stil zal worden op de AM. ‘Het betekent’, aldus de auteur van het artikel, ‘het einde van een tijdperk, waarbij vooral in de jaren vijftig en zestig massaal naar de middengolf werd geluisterd, met Hilversum I en II en Radio Veronica en andere piraten.’ Het is te hopen dat de redactie van een uitstekend tijdschrift als Aether wil inzien dat het gebruik van het woord ‘piraat’ geheel onjuist is, daar op geen enkele wijze de wet werd overtreden door de in 1974 uit de ether gegane stations. Het enige juist te gebruiken woord is en blijft ‘zeezender’. Hans Knot, 24 december 2014
  15. Het was donderdag 22 januari 1970 dat de voormalige Nederlandse coaster Silvretta, omgedoopt tot MEBO 2, de haven van Slikkerveer verliet richting Rotterdam, om daar uitgeklaard te worden voor vertrek naar internationale wateren. Het schip was voorbestemd om het nieuwste drijvende radiostation te huisvesten, dat onder de naam Radio Nordsea International de ether in zou gaan. Er was een ankerpositie voor de kust van Nederland verkozen door de Zwitserse eigenaren Erwin Meister en Edwin Bollier. In de weken voorafgaand aan het vertrek was in de diverse kranten al het een en ander losgelaten over de plannen, waarop ook weer andere lieden – die dachten bemoeienissen te hebben – op de voorgrond traden. Vrijdag 23 januari 1970 meldden de kranten dat, als alles volgens plan van de Zwitserse eigenaars Erwin Meister en Edwin Bollier verliep, RNI de daarop volgende nacht voor de eerste maal in de ether zou komen. De kranten van de Gemeenschappelijke Persdienst meldden: ‘Het scheepje ligt dan voor de Nederlandse Noordzeekust, dicht in de buurt van een andere piraat, Radio Veronica. RNI zal gaan uitzenden in het Duits, Frans en Engels voorlopig op de 102 meter en de 942 meter.’ Een paar dagen eerder had de eigenaar van een aantal drogisterijen in Rotterdam en omgeving aangegeven financieel betrokken te zijn in het nieuwe radioproject. Deze man, Jacques Soudan, had eerder gewerkt voor Radio Dolfijn – een andere zeezender actief in delen van 1966 en 1967. Op de dag van het vertrek stonden Meister en Bollier uitgebreid de pers ter woord waarbij natuurlijk ook de nodige vragen konden worden verwacht betreffende de betrokkenheid van Jacques Soudan. Het waren Erwin Meister en Edwin Bollier die kort en krachtig een einde maakten aan het fantasieverhaal. ‘Wij hebben niets met die meneer Soudan te maken. Wij zijn de enige eigenaren van het nieuwe zendschip MEBO II. Die Meneer Soudan is drogist en heeft geen enkele vorm van samenwerking dan ook met onze onderneming MEBO Ltd, dat gevestigd is in het Zwitserse Zürich. Laten we even terug gaan naar het artikel waarin Jacques Soudan, destijds 33 jaar, het nodige van zich liet horen. Hij zei commercieel bij het project betrokken te zijn en ook iets met de programmering te maken te hebben. Jacques gaf een interview af aan een ochtendblad en daarna stonden de journalisten (radio en televisie incluis) te dringen op de stoep van zijn drogisterij in De la Reystraat in Rotterdam. Vrij eenvoudig namen sommige journalisten het verhaal als waar, noteerden de nodige uitspraken op hun notitieblokjes en verzonden naar hun redactie de nodige informatie als zijnde een waar verhaal. Maar op 23 januari 1970 verscheen in de kranten van de GPD het tegenstrijdige, maar wel ware, verhaal van de Zwitserse eigenaren: ‘Bollier en Meister, twee vriendelijk pratende Zwitsers, zeggen: “Meneer Soudan is alleen komen praten of hij niet als disc-jockey te werk kon worden gesteld voor het Nederlandse programma. Wij hebben van zijn medewerking afgezien. Hij heeft noch commercieel noch financieel iets met ons project te maken gehad." Bollier en Meister, met keurig zittende pakken en met hippe stropdassen om, stellen ook dat men niets met andere rijke Zwitsers te maken hebben als het gaat om de financiering van dit radio-project. “We hebben al enige jaren een eigen bedrijf in verschillende telecommunicatiematerialen en werken hoofdzakelijk in Afrikaanse landen. Wij financieren alles uit eigen middelen en administratief wordt alles vanuit Zwitserland geregeld." Op de ochtend voor het vertrek uit Slikkerveer spraken beide Zwitsers in de kantine van de scheepswerf De Groot en Van Vliet hun verbazing uit over het verhaal van Soudan. Op de Slikkerveerse werf werd het schip ondertussen gereedgemaakt voor de proefvaart die om tien uur begon. Ze spraken de hoop uit in de middaguren met hun zendschip voor Scheveningen af te meren. En in de nachtelijke uren wilde men in volle zee en buiten de territoriale wateren de experimentele uitzending beginnen. Ondertussen had een journalist van de Gemeenschappelijke Persdienst ook nog wat woorden in Rotterdam verzameld van Jacques Soudan, die steeds in meervoud over ‘wij’ sprak. “Wij gaan naar zee zonder enige programmering. Erg gek natuurlijk, maar het moet nog groeien. Het hele project is versneld door de publiciteit die er achter aan zat te jagen." Soudans verhaal zit echter vol hiaten. Hij is boos op Edwin Bollier en Erwin Meister, maar de twee Zwitsers zijn op hun beurt laaiend op de Rotterdamse drogist. Meister en Bollier verschaffen informatie over, laten wij maar aannemen, hun schip. Ze zeggen: “Er komen Oostenrijkse en Zwitserse diskjockeys op het schip. De MEBO 2, het zendschip, wordt begeleid door de MEBO 1, dat dan voor de bevoorrading zorgt. We kunnen overal heen. We hoeven met het zendschip niet voor anker. Voorlopig zijn we te beluisteren op de ultra korte golf, op 102 meter en op de korte golf op 942 meter (6210 khz). We hebben tussen zes uur ’s middags en twee uur 's nachts een bereik tot aan Warschau.” Natuurlijk was half luisterend Nederland ook nieuwsgierig of de Zwitsers met hun radiostation zichzelf zagen als een concurrent van Radio Veronica, dat op dat moment een absolute monopoliepositie op zee had. Men gaf aan zich op een veel grotere markt, ook wat betreft de werving van reclamespots, te richten. En als RNI een succes zou worden, voorspelden ze dat ze een tweede radiostation zouden gaan opzetten met commercieel gerichte uitzendingen op Afrika. Opmerkelijk gegeven is dat toen RNI in september 1970 voor het eerst voor een langere periode uit de ether verdween men stelde dat er belangstelling was voor het zendschip vanuit Afrika. En over Afrika gesproken: in het meest zuidelijke deel woont al jaren duimzuiger Jacques Soudan. 15 januari 2015, Hans Knot
  16. 11 maart 1928 was een historische dag in de Nederlandse sport. Op die dag gaf verslaggever Han Hollander de eerste (AVRO) - radioreportage van een interland-voetbalwedstrijd, die in het oude stadion in Amsterdam werd gespeeld. Het was het duel tussen Nederland en België, dat na 90 minuten in een gelijkspel (1—1) eindigde en waarvan de kranten meldden dat het een tamme en saaie wedstrijd was geweest. In een op het laatste moment in elkaar getimmerd hokje, boven op de overdekte tribune, gaf Han Hollander, geassisteerd door radio-pionier Willem Vogt, het eerste radiosportverslag in ons toen ijskoude land. In een sneeuwstorm, er zat een opening van ongeveer dertig centimeter aan de voorkant van het hokje waardoor het spel gevolgd kon worden, begon Han Hollander zijn reportage met: “Goedenavond, dames en heren". Maar toen hij zijn debutantenkoorts na een paar minuten kwijt was. ging het verder uitstekend. De verslaggeving op de radio was een idee van Ton Schreurs, die in Engeland radioreportages van voetbalwedstrijden had gehoord. Voordat Han Hollander - met Vogt in de ‘duiventil’ kroop om een storm van enthousiasme in ons land te doen opsteken, werden al vijf jaar lang interland-reportages gegeven door het ‘Rotterdamsch Nieuwsblad’. In 1923 bouwde men in de Maasstad voor de eerste maal een enorm bord op een paar gevels aan het Beursplein. Hierop was een voetbalveld afgebeeld, waarop men een magnetische bal liet rollen, die op dezelfde plek was, als de echte voetbal op het veld in Amsterdam. Duizenden Rotterdammers keken zo anderhalf uur naar Holland-België (1—1) en leefden geestdriftig mee met de bal, die journalist Muller verplaatste. Muller had een directe telefoonverbinding met het stadion en een bord voor zich dat in genummerde vakken was verdeeld. Zijn collega op de tribune gaf de plaats van de bal aan door niets anders te zeggen dan a7, eB, f3 en Muller liet de bal in deze vakken rollen. Een andere collega gaf korte samenvattingen van het wedstrijdbeeld, die als bulletin onder de kijkers werden verdeeld. In 1928 maakten Han Hollanders reportages er een einde aan. De kijkers bleven liever thuis en gaven de voorkeur aan de soms door allerlei bijgeluiden slecht verstaanbare reportages. Ze luisterden liever dan urenlang in de kou te staan kijken naar de magnetische bal. De KNVB gaf echter niet vlot toestemming voor een radioverslag. Wel ging men met een verslag van Holland-België akkoord, hiervoor was het stadion toch al weken tevoren uitverkocht, maar voor interlandwedstrijden tegen anderen dan de Rode Duivels, nee daar was de voetbalbond minder vlot mee, dan moesten — net als later in de jaren zestig - voor een televisie-uitzending eerst alle plaatsbewijzen verkocht zijn. Hetzelfde jaar werd er een nieuw station in Amsterdam in gebruik genomen ter gelegenheid van de in ons land gehouden Olympische Spelen. Dus in hetzelfde jaar waarin Han Hollander zijn eerste voetbalreportage gaf. Er werd van dit wereldevenement echter niet één radio-uitzending gegeven. Ook niet in het buitenland. Zeshonderd journalisten uit vijf werelddelen versloegen de Olympische Spelen, maar er was niet één radioverslaggever aanwezig. Zelfs in Amerika en Engeland dacht men toen nog niet aan deze mogelijkheid van massacommunicatie. Hans Knot, 27 januari 2015
  17. de redactie

    Hans Knot: Congres 1970

    Het is al eens vaker door me in herinnering gebracht dat de manier van radiomaken via, wat we publieke omroepen noemen, eind jaren zestig veranderde. Radio op het gebied van actualiteiten en nieuwsvoorziening was niet langer een kwestie van op een gedegen manier de luisteraar te informeren maar ook duidelijk daar een eigen mening aan toe te voegen. Dit laatste gebeurde in die tijd vooral door een serie programmamakers die in dienstverband of op freelance basis werkten voor de VARA en de VPRO. Op 10 januari 1970 werd er in Amsterdam een congres gehouden met als rode lijn de vraag: ‘Wat bezielt die jongens in Hilversum?’ Het ging er op dit congres er niet alleen om de programmamakers zelf hun ideeën over de moderne manier van radio- en televisiemaken te laten horen maar ook om de verontruste leden van de omroepen aan het woord te laten. Immers, zoals Milo Anstadt het destijds verwoordde: “Het is ons altijd geleerd, dat democratie wil zeggen eerbiediging van minderheden. De woede die sommige programma's nog bij kijkers opwekken bewijst dat er nog wel wat ontbreekt aan de democratische gezindheid in Nederland," Zo werd er op het congres over radio en televisie ook het woord gevoerd door een vertegenwoordigster van de Bond van Plattelandsvrouwen die in haar relaas ondermeer over het geweld in de toen populaire televisieserie ‘Floris’ klaagde. Centraal op het podium was er een forumpanel aanwezig dat op bepaalde vragen kon ingaan en het was panellid Herman Wigbold van het VARA actualiteitenprogramma ‘Achter het Nieuws’ die simpel antwoordde dat zijn kinderen bijvoorbeeld niet naar de afleveringen van ‘Skippy’ wilden kijken, omdat ze dat te eng vonden. Maar de afleveringen van ‘Floris’ werden volgens Herman Wigbold met veel plezier bekeken. Daarbij doelde hij op het gegeven dat niet de ouder een kinderprogramma diende te waarderen maar dat dit bij de kinderen lag. Het waren niet alleen de sprekers en toehoorders die aan het woord kwamen want er werd ook gezorgd voor amuserende onderbrekingen. Eén daarvan werd verricht door de gebroeders Haasbroek – die het beiden later zeer ver zouden schoppen in Hilversum. Samen met toen andere talentvolle radio- en televisiemedewerkers zorgden ze voor de nodige afwisseling. Zij versierden de zaal en de aanwezigen met tientallen meters recordertape en droegen vervolgens het ‘Gooise matras’ tot voor de forumtafel en gingen erop liggen slapen. Daarna lieten ze zich braaf met water overgieten door de hoofdredacteur van het blad ‘Rechts-Om’, Max Lewin. Er ontstond vervolgens een discussie over de hoedanigheid van ‘het interview’. De eerdere gememoreerde Herman Wigbold merkte op dat hij het ethisch onaanvaardbaar vond dat de interviewer na het afnemen van een interview nog kritische kanttekeningen plaatste over de geïnterviewde. “Dat komt bij ons (VARA) nooit voor. Bij anderen weinig," Heel belangrijk voor die tijd was een vraag van de televisiecriticus Henk Schaafsma wat leidde tot een met grote meerderheid aangenomen resolutie, waarin de aanwezigen tijdens het congres hun mening uitspraken en stelden dat het getalscriterium voor omroepen volstrekt verwerpelijk was en dat het voortbestaan van een omroepvereniging alleen afhankelijk mocht zijn van het aantal leden, niet van het aantal abonnees op de omroepbladen. Een discussie die decennia lang – met interval – zou terugkomen. Hans Knot, 2 februari 2015
  18. Bovenstaande kop heeft helemaal niets met een penalty van het voetbalspel te maken, laat staan met welke vorm van sport te bedrijven op velden en/of in zalen. Aan de andere kant was het wel een sport om uit de handen te blijven van bepaalde personen. In gedachten ga ik terug naar de jaren zeventig toen ik woonde aan de Parkweg in Groningen. Mijn oudste broer was al langer geïnteresseerd in het gebruik van zendertjes, die bleken te werken op de zogenaamde 11 meter. Toen hij een korte periode aan de Parkweg kwam logeren werd ook uitgebreid uitleg gegeven over het gebruik van een zogenaamde 27Mc zender. Weer een ander aspect van het medium radio ging voor me open. Al vrij spoedig werd er een apparaat en zendmast aangeschaft en werden er doordeweeks verbindingen gedraaid met stadsgenoten en zelfs tot diep in Friesland gewerkt. In de weekenden was er echter een sportwedstrijd gaande tussen Errol, een inwoner van de Ganzevoortsingel - die afkomstig was uit Suriname, vriend Marcel uit Eelde en ons aan de Parkweg. Hoe konden we zoveel mogelijk verbindingen maken in de vroege zondaguren met soortgenoten in het Caribisch Gebied en in de VS? De ene week waren wij de hoogst scorende, de andere week een van de beide andere twee amateurs. Op die manier voegden we ons tot het ledenaantal van de Whiskey Oscar Club, de amateurs die over de oceaan werkten. Ik was clubmember 363. Er werden vele verbindingen gedraaid maar ook bevestigd via de zogenaamde ontvangstreporten, op formaat van een ansichtkaart, waarna vaak een QSL kaart en meer terug werd gestuurd door de persoon waar mee was gewerkt. Het leverde schoenendozen vol post op, grotendeels al jaren geleden vernietigd. Maar ik ging destijds ook op zoek naar het verhaal over als die zendamateurs die zonder een gedegen opleiding toch verbindingen draaiden en zich op die manier voegden tot de grootste groep van wetsovertreders. Maar ook al jaren eerder lieten de niet gelicenceerde amateurs zich horen door niet alleen achter een zender te kruipen maar deels ook lid te worden van verenigingen. In 1967 was er bijvoorbeeld, met 220 contributie betalende leden, een eigen clubblad vol bestuursmededelingen en op elke eerste dinsdagavond van de maand een bijeenkomst in café Alhena aan de Mathenesserweg in Rotterdam en wel van de Nederlandse Citizens Band Hobby Club. Het was destijds de grootste vereniging van wetsovertreders in Nederland. De NCBHC was een vereniging van zendamateurs zonder machtiging, en stelde zich argeloos en onschuldig ten doel het onderhouden van vriendschappelijke betrekkingen tussen de leden onderling en met die van de buitenlandse zusterorganisaties. Een naam die in die tijd direct was verbonden met die van de RCD – de Radio Controle Dienst - was die van de Chef Opsporingsdienst D. Neuteboom. Hij werd vaak door journalisten gevraagd zijn mening te geven als het ging om de activiteiten van de amateurs en dergelijke clubs en ook over de Nederlandse Citizens Band Hobby Club: “Jawel het zijn amateurs, maar dan met illegale radiozendertjes op de 11 meterband. Het is niet alleen verboden, het is misdadig. Dat gezwam in de ether kan mensenlevens in gevaar brengen. Deze illegale amateurs stoorden recentelijk het radioverkeer van de Haagse Reddingsbrigade. Ditmaal liep het goed af, maar wat als er een drenkeling in zee dreigt te verdrinken? Dan is elke seconde kostbaar, dan kan storing fataal zijn." Zonder machtiging was en is in Nederland niet alleen het gebruik, maar zelfs het bezitten van een radiozender streng verboden. Wie toch met een zender aan het spelen gaat, is niet in overtreding, maar pleegt een misdrijf. In 1967 tilden de leden van de NCBHC-hobbyisten er niet zo zwaar aan het eventueel plegen van een misdaad en bovendien waren ze nogal negatief over de beoefening door anderen van de ethergolven: “Etherpiraten, dat zijn de boerenzoons uit Twente en de Achterhoek, die grammofoonplaatjes draaien en reclame maken voor de slager op de hoek. Wij doen geen vlieg kwaad en bezorgen geen mens last.” Sterker nog, de voorzitter van de NCBHC was er destijds heilig van overtuigd dat hij heel nuttig werk deed. “De NCBHC is er tegen dat er schuine bakken worden verteld, dat er wordt gevloekt in de ether, dat er reclame wordt gemaakt en dat grammofoonplaatjes worden gedraaid," stelde voorzitter A. P. de Jong. Zijn bestuur had daarom ook regels opgelegd aan de leden. “Een lid dat zondigt, wordt uit-gepeild en geroyeerd." 11 meter - 2Op het dak van de amateurs stonden een op het oog heel gewone antenne, naast de vele televisieantennes die er in de tijd op de daken waren te vinden. Had het gebruik van de zender en antenne dan geen invloed op de ontvangst bij de buren? Wijzelf hielden ons destijds vooral aan tijden dat de televisie niet in de ether was, wat vooral de vroege ochtend of nachtelijke uren het geval was. Wel was het zo dat als je een zogenaamde nabrander aankoppelde het signaal versterkt werd en ook de buren zeker meer dan last kregen van gestoord signaal op de radio-ontvangst, behalve als ze gebruik maakten van de Draadomroep. Als buren klaagden hield je een tijdje het vermogen laag, maar er waren in die tijd zoveel mensen met die vorm van radio bezig dat vaak niet eens was te traceren wie er op dat moment stoorde. Maar ook over de storing van de buren en de naleving van de regelgeving binnen de wet had de Chef Opsporingsdienst destijds zijn mening: “Het klinkt zo onschuldig, maar dat is het beslist niet. Het is druk op de weg, er zijn verkeersregels nodig, en een automobilist moet eerst zijn rijbewijs halen, eer hij achter het stuur mag zitten. Hij moet de spelregels kennen, anders gebeuren er nog meer brokken dan nu al het geval is. In de ether is het nog drukker dan op de weg. Amateurs moeten een eenvoudig examen doen en pas met een machtiging mogen ze aan de seinsleutel gaan zitten, en dan nog moeten ze blijven op de banden die voor amateurverkeer zijn gereserveerd, de 80, 40, 20, 15, 10 en 2-meterband en op de 70 centimeterband. Een fietser moet nu eenmaal niet op een autoweg gaan rijden als hij van Amsterdam naar Rotterdam wil." Neuteboom had vaak in zijn commentaar sprekende voorbeelden van wat wel en niet kon en zo stelde hij dat de 11-meterband was toegewezen aan mensen, die voor hun werk een walkietalkie nodig hadden, zoals kraanmachinisten en antennebouwers, aan de reddingsbrigade, aan amateurs die met draadloos bestuurde modellen wilden experimenteren. Neuteboom: “Een kraanmachinist die bezig is met millimeterwerk, mag niet worden gestoord. Eén vergissing, en de last valt uit de takels. Behalve een strop van honderdduizenden guldens, kan dat het leven van een bouwvakker kosten. Het is voorgekomen dat een jongeman met een walkietalkie opzettelijk de elf meterband stoorde, met de bedoeling draadloos bestuurde vliegtuigmodellen neer te halen. Het lukte hem ook nog." Het was toch eigenlijk wel voor een paar jaar een machtige hobby voor mannen met een hang naar ethercontacten en gevoel voor techniek. Het was voor een breed publiek toegankelijk en men had geen ir. voor zijn naam nodig om met een microfoon om te gaan en ook de man met de kleine beurs kon meedoen. Bij Loe Lap, zo was in diverse advertenties terug te vinden, kocht je al twee walkietalkies voor nog geen zestig gulden en een ‘bakkie’ was er ook al vanaf 100 gulden. Je zette er een antenne en een voorversterkertje aan en je kreeg een groot deel van de wereld in de huiskamer. Toen echter de straffen voor eventuele misdrijven werden opgevoerd haakte de een na de ander af. En daarmee was ook dit onderdeel voor vele radioliefhebbers een stukje nostalgie geworden. Hans Knot, 2 maart 2015
  19. de redactie

    Hans Knot: Rob van der Dong

    Afgelopen zaterdag 21 maart overleed, op 65-jarige leeftijd in Groningen Rob van der Dong. Samen met zijn broers zat hij jarenlang in de autohandel en hadden ondermeer een garage in het centrum van Haren. Hij was echter ook bekend van Autoverhuur Stuur en had een vastgoedbedrijf Reinders in Groningen. Maar voor de oudere radioliefhebbers, speciaal de luisteraars van Radio Noordzee in de jaren zeventig, was Rob van der Dong vooral bekend van het Radio Noordzee Racing Team, dat voornamelijk met diverse types van het Japanse merk Datsun de diverse circuits bereden. Al in de jaren zestig van de vorige eeuw beschikte een aantal Britse zeezenders over een eigen racing team, waarmee de stations op enkele circuits in Engeland aan de competitie meededen. Vanaf het begin van de jaren zeventig waaide dit fenomeen over naar de Nederlandse kant van de Noordzee, waar zowel Radio Veronica, Radio Caroline als Radio Noordzee in deze sport actief waren. Hoe zat het nu precies met het racing team van Radio Noordzee? Begin 1973 waren via de Nederlandse service van RNI voor de eerste keer de commercials te beluisteren voor het Radio Noordzee Datsun Racing Team. Destijds, bij het horen daarvan, gingen mijn gedachten meteen terug naar het midden van de jaren zestig, toen Radio London en Radio Caroline de beschikking hadden over hun eigen racing team. Vooral het team van Radio London schitterde regelmatig op het circuit van Brands Hatch. Ook op de radio zelf viel er een programma te beluisteren over deze snelle sport. Bij Radio London presenteerde Sterling Moss namelijk ‘Racing with Moss’, een programma waarin de bekende autocoureur allerlei nieuwtjes bracht op het gebied van de racerij. Radio Noordzee volgde het goede voorbeeld en presenteerde op donderdag 5 april 1973 officieel het Radio Noordzee Datsun Racing Team. Bij toeval had ik zelf al enkele weken eerder één van de toekomstige racewagens mogen aanschouwen. Het betrof de Datsun Sunny van Rob van der Dong, die geparkeerd stond voor de toenmalige garage van aan de Jachtlaan in het Groningse Haren. Begin 1973 kwam ik daar wel vaker langs als ik op weg was van Groningen naar Naarden waar ik regelmatig de prachtige nederzetting De Boeren Hofstede bezocht, waar in tweede instantie de landstudio's van Radio Noordzee waren gevestigd. Even toevallig was ik ook aanwezig bij de groots opgezette perspresentatie van het Racing Team. Ik was niet enige die de acht wagens, in opvallend rood, wit en blauw waren geschilderd, bewonderde. De aandacht was groot, want met de uitbreiding van het al reeds enkele maanden bestaande team behoorde het team van Datsun plotsklaps tot de grootste racing teams van Nederland. Met die uitbreiding bestond het team uit drie raceauto's, drie rallyauto's en twee rallycrossers. Niet eerder was men actief geweest op de Nederlandse circuits, hoewel de verschillende rijders, waarover straks meer, al de nodige ervaring hadden opgedaan op het gebied van het rally-rijden — de Londen-Mexico-race, de Safari-race en de TAP-rally. Natuurlijk lagen er ook commerciële belangen aan de onderneming ten grondslag. De Japanse autofabrikant Datsun had in 1973 een klein marktaandeel van 4% binnen de Nederlandse autobranche. Via de oprichting van dit nieuwe team wilde men ook een beetje laten zien dat het concern wereldwijd aan het groeien was. De aanwezigheid 'Datsun' op de racecircuits, zo was de gedachte, zou daar uitdrukking aan kunnen geven. De bedoeling van de nieuwe opzet was dan ook om het publiek te laten zien dat met de auto's van Datsun meer kon worden gedaan dan alleen maar op de weg rijden. Men wilde bewijzen dat het merk ook zijn ‘mannetje’ kon staan op de autocircuits en tijdens rallytochten. Bijkomstigheid was dat de Nederlandse Auto Vereniging (NAV) op dat moment de exploitatie van het circuit van Zandvoort op zich had genomen. In deze vereniging zag de Nederlandse directie van het Datsun-concern, onder leiding van marketingmanager Waringa, een bevordering van de racesport. In de echte Datsun-racewagens, de 240-Z, reden de coureurs Rob Janssen en Hans Ernst, waarbij ze uitkwamen in de toeristenwagen-klasse 2, die op dat moment publicitair gezien het aantrekkelijkst was. Tevens was er de Datsun Cherry, je hoort het Ferry Maat nog uitspreken in zijn promotiespots, gereden door Theo Koks. Als co-sponsors had Datsun de bandenfirma Dunlop en het olieconcern Castrol bereid gevonden de dure onderneming mede te financieren. Daardoor werd tevens mogelijk om een beter team bijeen te krijgen. Als co-passagier van Koks werd André Jetten ingehuurd, die eerder al eens Nederlands kampioen was geweest. Zij kwamen uit in de 1600 SS, net als een ander Datsun-team, dat van de gebroeders Bijvelds. Verder bestond het team uit Hans Ernst en Rob van der Dong, die onder meer actief waren in het rally crossen, en Han Tjan en Dick Buwalda, die in een Datsun 1200 Coupé de overwinningslauweren probeerden te halen. De toen al bekende Hans Grimmelt functioneerde als teammanager, daarbij bijgestaan door een technisch team bestaande uit Henk van Zalingen, Gerrit van Zijderven en Rob Janssen. Tot aan het einde van de uitzendperiode van Radio Noordzee, 31 augustus 1974, waren vervolgens met grote regelmaat aankondigingen voor diverse wedstrijden te horen. Als je echter de diverse programmabanden nu weer beluistert, dan zal je nergens de uitslagen van de wedstrijden terug horen. Op dat punt werd de plank door Radio Noordzee duidelijk misgeslagen. De vraag ligt voor de hand: was het team nu eigenlijk wel succesvol? Ik sprak Rob van der Dong daarover in 1990 26 jaar later, en gaf een antwoord: "Zondermeer, Datsun heeft destijds via het racing team duidelijk aan naamsbekendheid gedaan waardoor het marktaandeel sterk groeide. Na de close-down van Radio Noordzee is het team uiteengevallen. Ikzelf ben vervolgens gaan rijden voor het racing team dat gesponsord werd door Randstad Uitzendbureau. Dat was toen een duidelijke positieverbetering.” Vele luisteraars, die destijds naar de wedstrijden zijn geweest, zullen de naam van Rob van der Dong blijven associëren met die van get Radio Noordzee Datsun Racing Team. Hans Knot, 25 maart 2015
  20. Welke 60-plusser herinnert zich niet de voor die tijd allergrootste demonstratie die ooit had plaatsgevonden in Den Haag, gehouden op 18 april 1973. In de jaren tachtig is het aantal demonstranten daarna slechts een keer verbeterd tijdens één van de anti-kernenergie demonstraties. Op 18 april gingen we naar Den Haag omdat ‘we kunnen het toch proberen’ te demonstreren tegen eventuele maatregelen betreffende de toenmalige zeezenders waaronder Veronica, Radio Noordzee en Radio Caroline. De grote demonstratie, die vanaf het Malieveld richting de Tweede Kamer werd gehouden, was massaal ondersteund door spotjes die vele malen per dag weken lang werden gedraaid op de 538 meter, destijds in gebruik door Radio Veronica. De hoorzitting was bedoeld voor bekende Nederlanders en andere betrokkenen bij Radio Veronica om op hun eigen wijze een positieve rede te houden voor het behoud van dit station en andere zeezenders. Ruim een maand eerder, op 7 maart 1973, was een oproep voor de openbare hoorzitting gedaan aan deze personen door de Griffier van de bijzondere Commissie voor de wetsontwerpen 11 373 en 11 374, drs. A.J.B. Hubert. In deze oproep stond vermeld dat men welkom was om het woord te voeren waarbij tevens de lengte van de spreektijd werd vermeld en het verzoek te reageren op het al dan aanwezig zijn tijdens deze hoorzitting. Eén van de betrokken personen, die genodigd was, kon niet komen daar hij op vakantie in het buitenland zou zijn. Op 3 april, een dag nadat het zendschip van Radio Veronica, de Norderney, was gestrand bij Scheveningen, liet Paul Acket weten niet te kunnen komen. Hij was op dat moment niet alleen directeur van het wel overbekende ‘Organisatiebureau Paul Acket’ maar ook directeur van Muziek Expres N.V., uitgever van de maanbladen ‘Muziek Expres’ en ‘Popfoto’. In zijn brief aan de Griffier meldde Acket dat eventueel namens zijn organisatie Ruud van Dulkenraad, toenmalig hoofdredacteur van ‘Muziek Expres’ het woord kon gaan voeren. Omdat hij er niet van overtuigd was dat in zou worden gegaan op zijn verzoek Van Dulkenraad het woord te laten voeren, besloot Paul Acket in de brief goed te onderbouwen wat de reden was van zijn bureau te streven tot behoud van Radio Veronica en andere zeezenders. De standpuntbepaling kwam er op neer dat de Telegraaf- en Telefoniewet van 1904 zodanig gewijzigd diende te worden dat de uitzendingen van Radio Veronica, al dan niet vanaf zee, voortgezet konden worden. Dit niet alleen op grond van het gewoonterecht, dat volgens Paul Acket op dat moment zo langzamerhand toch wel van toepassing was, maar ook gezien de steeds meer nieuwe impulsen die het radiostation gaf aan een bepaalde tak van de amusements- en recreatie-industrie. In zijn brief vervolgde Acket met de mededeling dat zijn bedrijf zich innig verbonden voelde met de activiteiten van Radio Veronica en dat men er trots op was dat de samenwerking met Veronica al dateerde vanaf ongeveer zes maanden nadat het radiostation in 1960 in de ether kwam. Acket: ‘In feite waren wij het eerste Nederlandse bedrijf met landelijke bekendheid dat destijds op permanente basis met Radio Veronica ‘in zee’ ging.’ Het was in de tijd dus dat Radio Veronica zelfs in Den Haag en omgeving nog moeilijk te ontvangen was. Men was in zee gegaan met Radio Veronica omdat men van mening was dat binnen afzienbare tijd de populariteit van Radio Veronica gigantische vormen zou gaan aannemen, hetgeen gunstige resultaten teweeg zou kunnen brengen voor vele bedrijven en instellingen. Acket stelde verder dat mede door Radio Veronica de maanbladen ‘Muziek Expres’ en ‘Popfoto’ een grote lezerskring hadden verworven, hetgeen bovendien had betekend dat het bedrijf groter was geworden en dat men op dat moment ruim 40 personeelsleden in dienst had. Hij stelde tevens dat dit voor de werknemers een plezierige werkplek betekende. En ook vermeldde hij dat de publiciteit die Radio Veronica gaf aan de door het Organisatiebureau ‘Paul Acket’ georganiseerde zalen als bijvoorbeeld het Concertgebouw, de Doelen in Rotterdam en het Congresgebouw in Den Haag’ eveneens niet te onderschatten was. Ook was hij ervan overtuigd, aldus de brief aan de Griffier Hubert, dat het wegvallen van deze ‘free publicity’ bij het verdwijnen van Radio Veronica vermoedelijk een teruggang in het aantal te organiseren concerten zou betekenen. Acket: ‘Het kan niet alleen voor ons maar ook voor tal van bedrijven nadelige gevolgen opleveren, waarbij we slechts denken aan ondermeer theaters en schouwburgzalen, drukkerijen van affiches en programma’s, hotels, transportbedrijven, luchtvaartmaatschappijen en meer.’ Tenslotte wees Paul Acket er op dat de uitslag van de ‘Muziek Expres Populariteitsverkiezingen’ over 1972 in de categorie ‘favoriete radiostation’ Radio Veronica de eerste plaats bezette met 51,8%; de tweede plaats voor Radio Noordzee was met 29,9% en dat Hilversum 3 met 18% slechts de derde plaats behaalde. Volgens de poll was het populairste radioprogramma de ‘Radio Veronica Top 40’ met 31,0% gevolgd door de Lexjo van Veronica met 18%. Als populairste deejay kwam, aldus Acket, Lex Harding uit de bus met 23,6%. Tot slot maakte Acket er geen bezwaar tegen dat de ingezonden brief voor de hoorzitting ter inzage van de pers verstrekt werd. Op 2 dagen na is het 42 jaar na dato dat het schrijven van Acket naar de Griffier werd verstuurd en mij op 31 maart 2015 werd toegezonden voor het archief. 2 april 2015, Hans Knot
  21. Ik zag het eerst in een persbericht voorbij komen, vervolgens een spotje op de radio en op de facebook van de man achter Radio Veronica, Erik de Zwart. 'We draaien zaterdag de hele dag vinyl' dit ter gelegenheid van het 55-jarig bestaan van Radio Veronica. Hoe trek je ten onrechte publiek naar je radiostation? De CV Veronica werd eind 1959 opgericht met als doel een radiostation vanaf zee te beginnen waardoor in april 1960 de enige echte Radio Veronica haar uitzendingen kon beginnen. Ja, dus 55 jaar geleden. Op 31 augustus 1974 verdween Radio Veronica als zodanig uit de ether. De CV Veronica, de enige echte, werd opgeheven. Wel kreeg een aantal medewerkers de vrije hand te gaan werken aan de oprichting van een eigen omroep die men de VOO ging noemen. Dat was al deel 1 van het teren op een goede naam. Nu, vele decennia later, wordt nog steeds, hoewel nu als commercieel radiostation, geteerd op de naam Radio Veronica. Leuk voor de club dat ze naam en logo hebben laten registreren en alleenrecht claimen, maar voor de echte vroege aanhangers van Radio Veronica blijft er maar één Radio Veronica bestaan, namelijk die actief was vanaf zee. Hans Knot, 17 april 2015
  22. Een aantal personen is al decennia actief in kaart te brengen welke nummers er zijn gebruikt voor tunes van programmamakers, programma´s, voor productiewerk van jingles, fillers en ga zo maar door. Zo hebben Jelle Boonstra en Benno Roozen het nodige breed gedocumenteerd in ´Het Tunes boek´(2007), waarbij ook de nodige zaken uit het ‘Hilversumse’ worden belicht. Daarnaast is er in het online Journal for media and music culture ‘Soundscapes’ een grote database ‘Zeezenderdiscografie’, opgestart in 1994 en waar nog steeds wekelijks aanvullingen worden toegevoegd. Maar voor sommige tunes zijn er altijd vraagtekens gebleven. In zowel het Tunes boek als in de zeezenderdiscografie wordt het vrijwel hetzelfde gemeld inzake de eerste tune die Joost den Draaijer, ofwel Willem van Kooten, gebruikte voor zijn programma ‘Joost mag het Weten’ op Radio Veronica: Angelo Francesco Lavagnino - Arrivo a Bora Bora - Arrivo a Papeete. Deze track van de soundtrack van de Italiaanse film Odissea Nuda van Franco Rossi uit 1961 werd gecomponeerd door Angelo Francesco Lavagnino. Het was de eerste tune van Radio Veronica's Joost den Draayer. Het is eigenlijk al vanaf het begin, dat de titel bekend werd, onduidelijk of het hier om één of twee titels ging. Nergens is een programma ‘Joost mag het weten’ met de eerste tune bewaard gebleven. Willem van Kooten zelf wist me recentelijk te melden dat de tune alleen was gebruikt in de periode van augustus 1961 tot en met oktober 1961, toen het voornoemde programma alleen op de zaterdagmiddag werd uitgezonden. Nadat het op alle doordeweekse werkdagen op het radiostation was te horen verdween de tune om plaats te maken voor ‘Asia Minor’ van Kokomo. Dit is in de volgende drie decennia altijd de tune van Joost de Draaijer gebleven. Soundscapes wordt vooral onderhouden door vier personen: Ger Tillekens, Hans Knot, Martin van der Ven en Ingemar Pijnenburg. Deze laatste persoon richt zich vooral op de zogenaamde probleemgevallen, annotaties die wel vermeld staan maar niet altijd correct zijn. Bijvoorbeeld verschillende vermeldingen in beide eerder genoemde databasis. Zo kwam hij recentelijk met de vraag eens te kijken naar de dubbele titel van Angelo Francesco Lavagnino. Zoals al gesteld, is er nergens een programma bewaard gebleven en dus wisten we niet – mede omdat de soundtrack niet in onze collectie voorkwam – hoe het nummer klonk. Willem van Kooten reageerde ondermeer met: ‘Ik heb ‘Arrivo a Papeete’, dat ik vond op de RCA soundtrack LP van die film, het is iets met een fluitje, als tune verkozen.’ Het bleek dat er enige jaren geleden ook al een discussie is gevoerd omtrent deze tune in een van de vele fora op internet: https://forum.offshoreradio.org/viewtopic.php?pid=30262 Een duidelijk antwoord kwam ook niet uit deze discussie. Zoekend op internet kwamen we tal van vernoemingen van de nummers tegen. Ingemar meldde bijvoorbeeld dat Van Kooten ‘Arrivo A Papéete’ van de soundtrack ‘Odissea Nuda’, uitgebracht op het label RCA in 1961, bedoelde. http://www.discogs.com/Angelo-Francesco-Lavagnino-Odissea-Nuda/release/5234725 Maar aangezien Willem van Kooten het niet had over ‘Arrivo A Bora Bora’ is wel duidelijk om welke track het volgens hem zou moeten gaan : http://www.discogs.com/Angelo-Francesco-Lavagnino-Odissea-Nuda/release/5234725 track B1 dus.’ Vervolgens heb ik eerst maar eens uit het archief een van de programma’s van ‘5 Jaar Radio Veronica’ van 21 april 1965 gehaald omdat me duidelijk was geworden dat in dat programma de tune nog eens was gedraaid. Het was Tineke die vertelde dat het programma ‘Zwarte Schijven’ destijds was vervangen door Joost mag het weten en ze draaide vervolgens de betreffende tune. Maar ook daarbij geen titel want ze kondigde het nummer af met ‘dit was het deuntje uit ‘King Kong’. Vervolgens zijn we verder op zoek gegaan naar de soundtrack van ‘Odissea Nuda’, die te vinden is met diverse jaartallen van productie maar ook op verschillende labels, ondermeer in de uitvoering van ‘Symphony Orchestra Italy.’ Nergens in de titellijsten staan de beide titels ‘Arrivo a Bora Bora - Arrivo a Papeete’, gekoppeld aan elkaar en gingen we er van uit dat het om de laatste titel ging. Martin’s aanschaf van de Soundtrack ‘Odissea Nuda’, via Amazon, leverde bij de afluistering van de track ‘Arrivo a Papeete’ een totaal ander nummer op dan de met ondermeer een fluitje gewenste tune. Was er dan al die decennia een verkeerde titel en uitvoerende aan de allereerste tune van Joost den Draaijer gegeven? De plotselinge verrassing kwam echter van Martin die meldde dat hij het deuntje ‘Arrivo a Papeete’, dat hij al jaren in bezit had, dus het liedje met het gefluit, nog even had beluisterd met de muziekherkenner ‘app Shazam’ op zijn mobile telefoon. Dit resulteerde in een totaal andere titel en uitvoerende. Het gaat om Lemmy Mabaso met het nummer ‘Crazy Kid’ uit de musical King Kong, waarvan het verhaal zich afspeelde in Zuid Afrika. Het bleek de internationale doorbraak voor ondermeer Miriam Makeba. http://en.wikipedia.org/wiki/King_Kong_(musical) Het volgende is dus de juiste verwijzing: Lemmy Mabaso - Crazy Kid. Een nummer afkomstig uit de soundtrack van de film ‘King Kong’ uit 1961 dat kan worden gezien als de allereerste tune van Joost den Draaijer op Radio Veronica. Hij gebruikte het nummer tussen augustus en oktober 1961, toen zijn programma Joost Mag Het Weten op de zaterdagmiddag was geprogrammeerd. Hans Knot, 18 april 2015.
  23. Recentelijk zag ik een leeg sigarettendoosje dat achteloos was weggegooid op straat liggen met daarop de welbekende waarschuwing dat roken dodelijk kan zijn. Al vele jaren zie je geen enkele advertentie op bilboards, in kranten en tijdschriften dan wel dat je ze niet meer hoort via radio en ziet via televisie. Het roken is dan ook in even zovele jaren drastisch teruggedrongen, mede dankzij allerlei overheidsmaatregelen waarbij het in openbare gebouwen, restaurant, cafés en ga zo maar door, een absoluut verbod tot roken is ingesteld. Mijn gedachten gingen terug naar de jaren zestig en de middelbare school, gelegen aan de Violenstraat in Groningen. Achter op het schoolplein werd driftig door een meerderheid van de scholieren in de pauze gerookt en we werden er ook niet op aangesproken door het onderwijzend personeel, immers in de lerarenkamer en ook door de schoolpleinwachten, werd er ook driftig op los gepaft. Roken was even gevaarlijk als nu maar het was veel en veel goedkoper, vooral omdat we met een groot aantal klasgenoten gezamenlijk inkochten. Anno 2015 is een pakje slechts 40 gram maar toen kon je gewoon, in een tabakswinkeltje op de hoek van de Oude Kijk in ’t Jatstraat en de Visserstraat een kilo goedkope tabak kopen, dat gezamenlijk werd betaald en onderling werd gedeeld. Het bracht me ook bij de gedachte in hoeverre rond die tijd aan reclamevoering werd gedaan. Vrij welk elk dagblad had per editie meerdere advertenties voor rookwaren, alsook de geïllustreerde weekbladen. Radio Veronica pompte er dagelijks ook meerdere commercials uit voor diverse tabaksfabrikanten. Het geld rolde aan alle kanten en er werd dus volop gerookt, duidelijk zichtbaar voor een ieder tot in de televisieprogramma’s aan toe. Niet veel later, in 1967, bezocht ik de Handelsavondschool, gevestigd in hetzelfde pand als de MULO Cort van der Lindenschool in de Groninger Violenstraat en wel met als doel na het Middenstandsdiploma ook nog eens een aantal specialistische boekhouddiploma’s te behalen. Op de informatietafel lagen er op een avond informatieve folders en flexi grammofoonplaten gericht op de middelbare scholieren onder de noemer ‘Niet roken 1967’. Het was een campagne die puur gericht was op ruim 400.000 jongens en meisjes die op dat moment het voortgezet onderwijs volgden, waarbij gekozen was voor een combinatie van een informatie folder – waarin werd gewezen op de gevolgen van het roken en een gratis grammofoonplaat. Het plaatje was aan de ene kant getiteld ‘Oh so wrong’ en de andere kant ‘Oh Sussana’ beiden gespeeld en gezongen door Eddy and the Eddysons. De actie ‘Niet roken ‘67’ werd gesteund door de Nederlandse overheid en uitgevoerd door de Stichting Landelijke organisaties voor de Kankerbestrijding. In de voornoemde folder werden de jongeren opgeroepen goed na te denken over de nadelen van het roken en werd hen een advies gegeven: ‘Maak van je leven een langspeelplaat.’ Een voorlichtend verhaal trouwens geschreven door Dr. Lenze Meinsma, grote voorvechter van het rookverbod in die tijd. Over Eddy and the Eddysons kan nog gezegd worden dat Eddy, toen nog aan het begin van zijn loopbaan, Eddy Ouwens is. Hij schreef sindsdien tientallen hits en produceerde diverse groepen met ondermeer Teach Inn, Sandy Coast, Jackpot en Bolland and Bolland en scoorde zelf, ondermeer onder de naam Danny Mirror zelf ook de nodige hits. Ook zou hij in de tweede helft van de jaren tachtig nog enige tijd programma’s presenteren, ondermeer voor Radio Monique. Hans Knot, 21 april 2015
  24. Op 13 en 14 april 1973 werd er in opdracht van CV Veronica door het Bureau Veldkamp Marktonderzoek BV. een opinieonderzoek uitgevoerd onder de Nederlandse bevolking van 12 tot en met 64 jaar. Het doel was na te gaan in hoeverre de ondervraagde bevolkingsgroep voor- dan wel tegenstander was van het eventuele voortbestaan van Radio Veronica, en te onderscheiden naar leeftijd en stemgedrag. Er werd bij het onderzoek gebruikt gemaakt van een quota- steekproef, waarbij leeftijd, geslacht, regio en urbanisatiegraad der gemeenten werden meegenomen. In totaal werd er een steekproef van 500 mensen getrokken. De vragenlijst, aan de hand waarvan de mondelinge vraaggesprekken werden gehouden, bestond uit vijf gesloten vragen. Het veldwerk voor het onderzoek werd uitgevoerd door 36 enquêteurs in 32 gemeenten. Naast grote steden als Amsterdam, Rotterdam, Utrecht en Den Haag werden er in de rest van het westen, het noorden, het zuiden en het oosten mensen ondervraagd. 20% van de ondervraagden waren in de leeftijd tussen 12 en 19 jaar, 33% 20 tot en met 34 jaar, 26% 35 t/m 49 jaar en 21% in de leeftijdsgroep tussen 50 en 64 jaar. Zonder tot een gedetailleerd overzicht over te gaan, zal geprobeerd worden het totaal percentage per 500 personen per vraag te melden. Op de vraag ‘Luistert U zelf weleens naar één van de stations uitzendend vanaf internationale wateren’ antwoordde 75% met ‘ja’, terwijl 25% een ontkennend antwoord gaf. Vervolgens werd aangegeven dat er in de Tweede Kamer een debat zou gaan komen, gericht tegen het bestaan van deze radiostations. De vraag ‘bent u van mening dat deze stations moeten verdwijnen of bent u juist vóór het bestaan van dit soort stations’ volgde. Liefst 80% van de ondervraagden was voor het behoud van de stations, 6% zag ze het liefst verdwijnen, terwijl 14% van de ondervraagden geen duidelijke mening wenste te geven. In een daarop volgende vraag werd de mening expliciet over Radio Veronica gesteld en wel of men voor- of tegenstander van het station was. Een percentage van 74 kwam uit op de voorstanders, 12% van de ondervraagden was tegenstander terwijl 14% geen mening bleek te hebben. In de groep voorstanders, zo bleek uit de resultaten, waren dezen vooral te vinden in de leeftijdsgroep van 34 jaar en jonger. Vervolgens werd de vraag gesteld dat wanneer er een omroepvereniging zou komen namens Veronica of men dan zich zou aanmelden als lid. In totaal gaf ongeveer 100 ondervraagden aan lid te willen worden van een dergelijke omroepvereniging Veronica. Deze uitslag ondersteunde de gemeten populariteit van Radio Veronica op dat moment. Uiteraard kon niet worden gezegd dat de bereidheid ook daadwerkelijk tot direct lidmaatschap zou leiden, mede daar een groot deel van de ondervraagden op dat moment lid was van een bestaande omroepvereniging. Wel bleek, mede omdat men aan diende te geven van welke omroep men eventueel lid was, dat vooral belangstelling tot eventueel lidmaatschap was bij de TROS-leden en degenen die helemaal geen lid van een toenmalige omroepvereniging waren. Wat deze laatste groep betreft ging het vooral om jongeren die nog niet gerechtigd waren om lid te worden van een omroep. Ook dient natuurlijk vermeld te worden dat de minste belangstelling tot het eventueel aangaan van een lidmaatschap van een aan Veronica gelieerde omroep bij de leden van de NCRV en de KRO lag. Veldkamp Marktonderzoek BV stuurde de enquêteurs trouwens op pad met een vragenlijst die niet anoniem werd ingevuld, want zowel de adresgegevens van de ondervraagde persoon als die van de ondervrager waren op het formulier vermeld. In de maanden februari en maart van 1973 werd er ook een luisteronderzoek uitgevoerd door het bureau Intomart uit Hilversum, waarvan de resultaten op 27 juni van dat jaar werden bekend gemaakt. De afdeling Voorlichting/Persdienst van de NOS bracht de gegevens naar buiten en liet deze voorafgaan met een kritische noot. ‘In de discussie naar aanleiding van de te nemen wettelijke maatregelen met betrekking tot de buiten Nederlands territoriaal gebied opererende zendschepen blijkt enerzijds nogal wat verwarring te bestaan over recentelijk gepubliceerde resultaten ten aanzien van de beluistering van beide stations. Anderzijds worden veronderstellingen geopperd die door recente onderzoeken niet worden bevestigd’. Uiteraard trok men ‘betrouwbaarheid’ naar zich toe door te stellen dat door publicatie van de resultaten van het in opdracht van de NOS uitgevoerde periodieke luisteronderzoek gepoogd werd enige duidelijkheid te scheppen in de ontstane verwarring. Het bureau Intomart maakte voor haar periodieke luisteronderzoeken gebruik van een methode waarbij een representatieve steekproef van 1500 Nederlanders van 12 jaar en ouder, over een periode van twee weken, hun luistergedrag per radiostation per kwartier in een dagboek noteerden. Men claimde dat betrouwbaarheid en exactheid van deze methode veel beter was dan de methodes die door andere instanties werden toegepast, zonder daarbij aan te geven op welke onderzoeken en instanties men doelde. Inzake de exactheid stelde men dat het Intomart onderzoek niet volstond met een indicatie hoeveel mensen ‘wel eens’ naar bepaalde radiostations luisterde, maar ook gegevens opleverde hoe vaak men en hoe lang men dit deed. Men achtte het betrouwbaarder omdat bij deze methode geen beroep werd gedaan op het vermogen van ondervraagden een eigen schatting van het luistergedrag te geven. Iets wat – naar de ervaring leerde – kon leiden tot aanzienlijke afwijkingen van het juiste luistergedrag. Men rapporteerde in het eindverslag luisterdichtheidscijfers per kwartier, dus het gemiddelde aantal luisteraars per radiostation per kwartier in een percentage van de gehele bevolking van 12 jaar en ouder. Daarnaast rapporteerde men ook de zogenaamde cumulatieve luisterdichtheid cijfers, ofwel het aantal personen dat in de loop van de bepaalde periode korter of langer naar een bepaald radiostation luisterde. Dit werd eveneens uitgedrukt in een percentage van de Nederlandse bevolking van 12 jaar en ouder. De eerste luisterdichtheidsmeting, die kort beschreven in het rapport werd vermeld, vond plaats tussen 25 februari en 10 maart 1973 en wel tussen 7 uur in de ochtend en 6 uur in de avond. De meting gaf een luisterdichtheid van 7,8% voor Hilversum III, terwijl voor Veronica 5,3% werd gemeten. Vermeld dient te worden dat 1% destijds stond voor 100.000 Nederlanders ouder dan 12 jaar. In de avonduren tot middernacht werd er voor Hilversum III 1,8% gemeten en voor Radio Veronica 0,7%. Er bleek een eerdere meting als vergelijking te zijn opgenomen, die had plaats gevonden van 3 tot en met 16 december 1972. Hilversum III haalde toen 9,2% overdag, terwijl Veronica 5,3% luisterdichtheid haalde. Geen luisterdichtheid gegevens werden verstrekt betreffende de beluistering in voornoemde periode tijdens de avonduren. Uit de gegevens van de meting in de maand december 1972 bleek dat het hoogste percentage luisteraars voor Hilversum III zich in district Oost bevond (Overijssel en Gelderland) met 12,1%, terwijl in district West (Utrecht en Noord- en Zuid Holland) de minste luisteraars waren met 8,1%. Voor Radio Veronica waren de meeste luisteraars in het District West (Utrecht, Noord- en Zuid-Holland) met 7,3% en het laagste percentage werd gemeten in de provincie Groningen met 2,9%. Over geheel Nederland gerekend had Hilversum III in voornoemde periode een luisterdichtheid van 10,2% en Radio Veronica een luisterdichtheid van 5,8%. Concluderend stelden de onderzoekers dat in de betreffende weken in december 1972 76% van de Nederlandse bevolking ouder dan 12 jaar tussen 7 uur in de ochtend en middernacht korter of langer naar Hilversum III luisterde, terwijl dit percentage voor Radio Veronica op 46 uitkwam. Wel dient vermeld te worden dat er een aardig schoonheidsfoutje in dit deel van het onderzoek was terug te vinden daar men de tijdsduur tussen 07:00 en 25:00 aangaf en een etmaal plots een extra uur was toebedeeld. Een ander gegeven dat het onderzoek in december 1972 opleverde was dat 40% van de ondervraagden in die periode korter of langer naar Hilversum III luisterde en helemaal niet naar Radio Veronica. Dan was er ook nog 10% dat alleen korter of langer naar Veronica luisterde en niet naar Hilversum III. Ook was er een percentage van 15 dat geheel niet naar beide radiostations luisterde. Uit de gegevens blijkt tevens dat in betreffende week in december 1972 de donderdag voor Hilversum III de beste dag was met 50% beluistering door de ondervraagden. De zondag was dit voor Veronica met 27%. De slechtste dag voor Hilversum III was de vrijdag met 35% terwijl de dinsdag met 24% dit voor Radio Veronica was. Tenslotte kwam de afdeling Voorlichting/Persdienst van de NOS nog met wat gegevens inzake een mondelinge ondervraging van 1.500 Nederlanders van 12 jaar en ouder in maart 1973. Zo werd ondermeer de vraag gesteld in hoeverre men tevreden was over het gebodene van beide radiostations. 65% van de ondervraagde personen sprak tevredenheid uit over het programma-aanbod van Hilversum III, terwijl 38% van de ondervraagden dit met het programma-aanbod van Veronica had. Opmerkelijk was verder dat in alle leeftijdsgroepen de tevredenheid over Hilversum III op dat moment groter was dan die tevredenheid over Radio Veronica. Zo waren de ondervraagden in de leeftijdsgroep van 12 tot en met 14 jaar voor 75% tevreden tot zeer tevreden over Hilversum III terwijl dit percentage in deze groep voor Radio Veronica op 67 uitkwam. In de leeftijdsgroep van 15 tot en met 24 jaar lagen deze percentages op 79 en 66. Ook in de oudere leeftijdsgroepen bestond, relatief gezien, een vrij grote mate van tevredenheid. Een kleine 50% van de ondervraagden van 65 jaar een ouder was tevreden over Hilversum III, terwijl 25% in deze categorie tevreden met Radio Veronica was. Met geen woord werd in de voornoemde onderzoeken van Bureau Intomart, uitgevoerd in opdracht van de afdeling Kijk- en Luisteronderzoek van de NOS, gewag gemaakt van Radio Noordzee, een station dat tevens vanuit internationale wateren voor de kust van Nederland haar signaal uitstraalde. Hans Knot, 27 april 2014 Bronnen: Archief, Robert Briel, NOS afdeling Voorlichting/Persdienst en Veldkamp Marktonderzoek NV
  25. Voor diegene die zich de grootte van mijn archief proberen voor te stellen, kan ik adviseren nooit een poging te nemen een duik in dit archief te nemen, daar een gemakkelijke weg terug voor de niet kenner van dit archief praktisch onmogelijk is. Wij verbazen ons echter in Huize Knot keer op keer hoe desondanks in ettelijke minuten iets is terug te vinden. Zo was er een externe vraag betreffende de pogingen die de TROS ooit wilde doen om uit het publieke bestel te stappen om op de commerciële toer te gaan. Was het niet zo dat deze omroep in 1965 een zendtijdaanvrage had gedaan, nadat de directie van de Reclame Exploitatie Maatschappij, verantwoordelijk voor de radio- en televisie-uitzendingen van RTV Noordzee, in eerdere instantie had besloten dat de ‘trossen los werden gegooid’ en men kijkers en luisteraars wensten warm te maken voor een lidmaatschap van een potentiële omroeporganisatie. Terugkeer naar een eventuele commerciële status is voor de TROS diverse malen genoemd maar ik herinnerde me dat het even ter sprake kwam toen een nieuwe directeur bij de TROS werd benoemd in het najaar van 1987. Het was de toen 47-jarige Cees Wolzak die – zoals een persbericht in november 1987 meldde, per 1 januari 1988 in dienst zou treden als de nieuwe algemene directeur van de TROS. Reden voor mij even te duiken naar berichtgeving hieromtrent in mijn krantenarchief. En dus vond ik in een knipsel uit ‘Het Parool’ van 23 november 1987 de aankondiging van zijn aanstelling. Zelf wilde Wolzak nog op de achtergrond blijven en hij verklaarde dat hij zich verheugde op zijn nieuwe baan, waarbij hij eraan toevoegde verder niets kwijt te willen over de toekomst. Vanuit de TROS burelen was uitgelekt dat de benoeming van Wolzak wel had te maken met de eventuele plannen van de TROS commercieel te willen gaan. Toch wist een journalist van de voornoemde krant een reactie van hem los te weken: “Als het mogelijk is en als de voorwaarden acceptabel zijn, dan is het zeker belangrijk om daar serieus over na te denken.” Maar omdat hij zich nog verder niet verdiept had in de materie, wilde hij het bij deze uitspraak laten om niet onnodig voor zijn beurt te spreken. Wolzak was tot 1 januari 1988 trouwens directeur van wat toen de ‘Nieuwe Media’ werd genoemd, waarin databanken, beeldplaten en dergelijke binnen de VNU werden ontwikkeld. Wolzak had de nodige ervaring met het commerciële deel binnen de televisiewereld want via de VNU was hij ondermeer verantwoordelijke voor Abonnee Televisie Nederland/Filmnet, waar VNU zich medio 1986 uit terug trok. Wel dient vermeld te worden dat het concern na terugtrekking een slordige 30 miljoen gulden had verloren aan dit project. Op de dag dat de benoeming van Wolzak openbaar werd gemaakt was het ook de NCRV die in de kolommen van de diverse kranten volop aanwezig was. Steeds meer wensten de toenmalige omroepbazen op een vrolijke opvallende manier de kijkers en luisteraars bereiken. Bij Veronica kon je jong en wild (t) tegelijk zijn, Ron Brandsteder liep bij herhaling dat je het beste lid kon worden van de TROS en zo had elke omroep zijn eigen manier gevonden. Ook de NCRV wilde meedoen en huurde een reclamebureau in om met idee en uitvoering te komen voor een nieuw gezicht voor deze omroep. Zo liet men nieuwe ledenwerfspotjes maken waarin een moderne vader, met kind op de rug, spontaan met iemand anders begon te praten over de Bill Cosby Show. De persoon waar tegen gepraat werd was trouwens niet in beeld. Terwijl de jonge vader zijn verhaal deed werd hij plotseling onderbroken door een voice-over die zei: “De Cosby Show is wel NCRV!” Uiteraard verbaasde de vader zich over deze opmerking en kreeg vervolgens nog eens te horen dat het van deze omroep afkomstig was: “NCRV, daar kijk je van op.” Het was slechts een voorbeeld uit een serie van tien promotiespotjes die er werden gemaakt waarbij verschillende zaken binnen de NCRV werden uitgelicht. Zo waren er twee ledenwerfspots gemaakt rond ‘Paperclip’ de jongerenafdeling die ook een eigen radioprogramma had en de NCRV gids. Andere televisieprogramma’s werden ook belicht in de ledenwerfspots, zoals de ziekenhuisserie ‘St Elswhere’, waarbij werd gesteld dat er in onze ziekenhuizen niet zulke leuke dokters waren als in de serie’. Wat dit een reden dat ik destijds absoluut fan ben geworden van deze serie? Verder waren er spotjes gemaakt rondom het actualiteitenprogramma ‘Hier en nu’, ‘Weg van de Snelweg’, ‘de Frank en Vrijshow’ en ‘Rondom Tien’. Allemaal stevige en goedbedoelde ledenwerfspots. Alleen is het triest te weten dat twee van de hoofdrolspelers uit de spotjes bijna dertig jaar later op negatieve wijze in de publiciteit staan. Immers is Bill Cosby vele malen beschuldigd van machtsmisbruik en seksuele intimidatie en -misbruik en is de man van het programma ‘Frank en vrij’ geheel niet meer vrij, daar het om Frank Masmeijer gaat, die anno 2015 in een Antwerpse gevangenis zit opgesloten. Willem Hekhuis was destijds waarnemend hoofd van de Persafdeling van de NCRV en hij wist te melden dat het oude gezicht van de NCRV niet direct stoffig was te noemen maar dat het niet meer echt swingend en dus aan verfrissing toe was. Men had gekozen om programma’s uit te lichten omdat de meeste mensen niet wisten welke omroepen bij welke populaire programma’s hoorden, wat uit de toen nieuwe ledenwerfspots volgens Hekhuis wel duidelijk werd. Hij stelde tevens dat bij onderzoeken de NCRV altijd naar voren kwam als uitermate eerlijk, betrouwbaar met de daarbij behorende aspecten als ‘stoffig, saai, grijs en ouderwets’. Reden genoeg destijds voor de vernieuwing, die niet alleen zichtbaar en hoorbaar was op televisie en radio maar ook via de vernieuwde NCRV gids, waarbij ook ondersteuning werd verleend vanuit een reclamebureau. Peter Mendelts was destijds verantwoordelijk voor de ledenwerfspots en volgens hem wilde de NCRV zich vooral richten op de zogenaamde ‘randkerkelijken’, voor hen duidelijk een nieuwe doelgroep. Daarmee werd bedoeld de mensen tussen 25 en 55 jaar die wel een Christelijke opvoeding hadden beleefd maar niet of nauwelijks nog naar de kerk gingen. Desondanks voelde het merendeel van deze ‘randkerkelijken’ zich wel nog een beetje verbonden aan de NCRV. Het was de taak de belangrijkheid van de NCRV aangaande informatieve, spannende als wel educatieve programma’s in de spots uit te lichten. Met die uitlichting betekende het trouwens niet dat de vooral bij ouderen populaire programma’s als ‘Meditatief Moment’ ‘Te Deum Laudamus’ en ‘Kerkepad’ verdwenen. Als vanouds bleef men ook de ouderendoelgroep trouw. Het jaar 1987 was eigenlijk ook het eerste jaar dat het aanbod van programma’s groter werd met de komst van verschillende buitenlandse satelliet televisiestations, die via de diverse kabelnetten werden aangeboden. Dat ging dan wel stapsgewijs maar de grotere aanbieders, die de meeste abonnees in de grote steden hadden, waren er rap bij het programmapakket uit te breiden. Dit betekende automatisch, met opgroeiende kinderen in huis, dat de vraag naar muziekprogramma’s te mogen kijken, ook groeide. Overheersend, als het ging om de popmuziek, was natuurlijk MTV, dat 24 uur per etmaal te zien en te horen was. Maar ook Sky Channel en Super Channel hadden het nodige in aanbod: Young free and single, Heartline, Eurochart Top 50 Show, Power Hour, First Run, Off the Wall, Super Sonic en veel meer. Toch bleef een groot aantal jongeren in Nederland kijken naar de popprogramma’s van de publieke omroep. Top Pop bestond nog steeds, destijds in presentatie van jongeling Bas Westerweel. Het programma, dat iedere maandag om zes uur werd uitgezonden, haalde een kijkdichtheid van 10 procent, terwijl het met 6,7 werd gewaardeerd. Een andere jongeling presenteerde Popformule. Martijn Krabbé trok in die tijd rond de 1,3 miljoen kijkers, ondanks het gegeven dat het programma rond etenstijd werd uitgezonden. Bij de VOO had men Adam Curry laten opvolgen door Simone Walraven, die garant stond voor een kijkdichtheid van 13% met het programma Countdown, dat iedere woensdagavond vanaf 7 uur te zien was. Het programma werd trouwens ook tot 1 december van dat jaar iedere zaterdag op Super Channel uitgezonden. Een nieuw contract bracht het programma in 1988 naar Sky Channel, dat de internationale uitzendrechten had verworven. Trouwens een programma dat niet echt in de categorie ‘popprogramma’s’ viel was DJ Katshow, dat weer enorm populair was bij de jongere kijker en de opstap naar grote populariteit was voor Linda de Mol. Het was trouwens een programma dat werd gemaakt door de toenmalige productiemaatschappij van John de Mol jr. Let wel: alles bijna dertig jaar geleden. Hans Knot, 20 mei 2015
×
×
  • Nieuwe aanmaken...

Belangrijke informatie

Door gebruik te maken van deze website ga je akkoord met Gebruiksvoorwaarden, Privacybeleid en Richtlijnen.