Spring naar bijdragen

Doorzoek de gemeenschap

Toont resultaten voor tags 'hans knot'.

  • Zoeken op tags

    Voer tags gescheiden door een komma in.
  • Zoek op auteur

Soort bijdrage


Forums

  • Radio
    • Nederland
    • België
    • Verenigd Koninkrijk
    • Overige landen
    • LPAM (kleinvermogen AM)
    • Zeezenders
    • Radio Veronica
    • Radiovormgeving
    • Radiotechniek
  • Overig
    • MediaPages
    • Stamtafel
    • Help
    • Mededeling
    • Niet geregistreerde gebruikers

Blogs

  • Column
  • Nederland
  • Dossier
  • Recensie
  • België
  • Hitnoteringen
  • Testblog
  • Radio Erfgoed
  • Afspraken van Beheerders
  • Afspraken van Hitnoteringen
  • Blog van Radiotunes

Vind resultaten in...

Vind resultaten die bevatten...


Datum aangemaakt

  • Start

    Einde


Laatst bijgewerkt

  • Start

    Einde


Filter op aantal...

Geregistreerd

  • Start

    Einde


Groep


Website


Facebook


Twitter


Skype


Woonplaats


Interesses

  1. De volgende historische terugblik brengt ons terug naar het jaar 1948, een jaar dat velen van ons niet of niet bewust hebben beleefd. Het was de tijd van vlak na de Tweede Wereldoorlog en dus Nederland in wederopbouw, hoewel die nog vele jaren zou duren. Op radiogebied gingen mijn gedachten naar de enorme hoeveelheden radiotoestellen die door de toenmalige bezetters waren weggeroofd uit de huizen. Voor vele gezinnen was het na de oorlog een lange periode van armoede en er was zeker geen geld om een nieuw radiotoestel aan te schaffen. Die waren sowiezo al bijna onbetaalbaar in die tijd. Onderzoek naar eventuele aantallen radiotoestellen in ons land in 1948 leverden geen cijfers op. De vraag is dan ook wie er op 12 mei 1948 in het begin van de avond naar de toenmalige Hare Majesteit de Koningin Wilhelmina luisterde. Zij richtte zich tot de land- en rijksgenoten in Nederland en de Overzeese Gebiedsdelen. Haar radio-rede begon met de woorden: “Land- en Rijksgenooten, als den dag van gisteren herinner ik mij nog den 12den Mei 1889, toen het veertig jaar geleden was, dat mijn onvergetelijke vader in Amsterdam werd beëedigd en ingehuldigd. Waar ik U over het wederom instellen van het regentschap van mijn dochter en daarmede verband houdende plannen voor de toekomst wil spreken, meen ik daarvoor geen beteren dag te kunnen uitkiezen dan dezen op één jaar na honderdjarigen herinneringsdag. Overgroote vermoeienis, die noch mijn werk, noch mijn gezondheid ten goede komt en die onder den druk van de uitoefening van mijn zware taak, geen kans krijgt over te gaan, noopt mij ten tweeden male mijn toevlucht te nemen tot een regentschap. Koningin Wilhelmina Maar er is meer! Er is de last van het klimmen der jaren, een achteruitgaan van veerkracht, weerstands- en arbeidsvermogen, van de krachten welke den geest onontbeerlijk zijn voor het nemen van verantwoorde beslissingen in de diepgaande en ingewikkelde vraagstukken, die er in den tegenwoordigen tijd maar al te vele zijn, Voor deze nuchtere werkelijkheid ben ik gesteld en ofschoon ik mij steeds ten volle bewust ben, dat de mensch slechts wikt en God beschikt, meen ik toch in het wèl begrepen belang van U allen en van het Rijk te handelen door het regeeringsbeleid toe te vertrouwen aan Juliana, die naast wijs inzicht ook haar, leeftijd voor heeft en over jonge, frissche krachten beschikt.” Vervolgens vertelde de koningin dat op verzoek van haar dochter de troonwisseling zou worden uitgesteld tot begin september 1948, puur met de gedachten dat op die manier haar 50-jarig regeringsjubileum gevierd kon worden. Nog vele woorden gericht op het volk volgden waarna ze haar dochter voor de toekomst veel succes en liefde van God toewenste. De vraag is natuurlijk niet alleen hoeveel radiotoestellen er inmiddels in 1948 weer binnen de huisgezinnen waren maar ook hoe een dergelijke toespraak destijds tot stand kwam. Allereerst valt te melden dat de toespraak plaats vond in de zogenaamde ‘Grijze salon’ van het Paleis Het Loo in Apeldoorn. Er waren drie vertegenwoordigers van de radio aanwezig, die zich bevonden in de er naast gelegen zogenaamde schrijfkamer. De P.T.T., verantwoordelijk voor de lijnverbindingen, had een verbinding tot stand gebracht over een gewone zendlijn van Apeldoorn naar de studio in Hilversum, waar de rede op gramofoonplaten werd opgenomen en om acht uur in de avond opnieuw werd uitgezonden. De apparatuur, die in het paleis nodig was, werd daardoor tot een minimum beperkt en kon in een gewone auto worden vervoerd. In de Grijze Salon stond slechts één microfoon opgesteld. Op uitdrukkelijk wens van Hare Majesteit werden er tijdens de rede geen foto’s gemaakt. Wie waren er aanwezig namens ‘de radio’? Het waren de afgevaardigden, de heer H. J. van den Broek, destijds ook bekend als ‘De Rotterdammer’ van Radio-Oranje en tevens een oude bekende van Koningin Wilhelmina. In 1948 was hij directeur van de Wereldomroep. Ook aanwezig was ir. P. A. I. Huijts, toenmalig plaatsvervangend commissaris van de technische dienst van de Nederlandse Radio Unie, en de heer L. H. H. Waterbeek, destijds chef van de lijn- en reportagedienst van de Nederlandse Radio Unie. H.J. Van den Broek Van den Broek stelde na afloop desgevraagd dat Hare Majesteit de rede op een prachtige ferme toon uitsprak. Ook meldde het trio dat de Koningin zich allerhartelijkst onderhield met de radiomensen. Wel was zij zichtbaar onder de indruk van de gebeurtenissen. Niemand van de hofhouding wist trouwens vooraf welk een belangrijk besluit de Koningin ging afkondigen. Om halfzes in de middag werd de orde van het huis onderbroken, zoals gewoonlijk wanneer de Koningin een rede uitsprak, om de op het paleis aanwezige radiotoestellen aan te zetten. De hofdames en leden van het personeel gaven openlijk blijk van hun verrassing over de mededelingen van Hare Majesteit, maar zij toonden zich voldaan over de wijze en de toon, waarop de Koningin de rede had uitgesproken. Vervolgens werd de gebruikte apparatuur weer ingepakt en in de auto gezet die vervolgens richting Hilversum vertrok. Het gewone leven op het Loo werd weer ingezet. Bronnen: Delpher kranten archief Archief Wereldomroep Foto: Archief Wereldomroep Hans Knot, 4 februari 2017
  2. Voor velen is het stellen van de vraag ‘Wat was eigenlijk het eerste specifieke programma gericht op de teenagers?’ vrij gemakkelijk te beantwoorden, omdat de naam van het programma als zodanig al vaak is genoemd in artikelen betreffende de ontwikkeling van de popradio in Nederland. Voor details inzake het eerste programma dient men echter naar de makers van het programma te gaan, want zoals zo vaak met programma’s uit die tijd is er niets op recordertape in de huiskamers vastgelegd. Volgens één van de makers ging op 11 september 1959 precies om vijf uur in de middag de eerste aflevering van ‘Tijd voor Teenagers’ de ether in. Het was het eerste en lange tijd ook het enige programma op de Nederlandse radio met popmuziek. Het werd uitgezonden door de VARA en aanvankelijk gepresenteerd door hoorspelacteur Dick van 't Sant onder de naam Dick Duster. Later nam presentator Herman Stok het roer over. Regisseur Co de Kloet, die bij de geboorte van het programma aanwezig was, heeft zo de nodige details van het eerste programma vastgelegd. In jaargang 8, nummer 4 van het tijdschrift Aether uit 1994 schreef hij over de beraadslagingen die aan de eerste uitzending vooraf gingen en meldde hij ondermeer: ‘De Nederlandse jeugd reageerde niet anders dan de jeugd elders in de wereld. En de Nederlandse platenindustrie had dezelfde belangstelling voor hoge oplagecijfers als overal waar een platenkopend publiek woonde, dat een paar centen te besteden had. Samen waren ze sterk. Wat in Amerika begon, zette gewoon door.’ Hij stelde verder dat in het jaar van de eerste ‘Tijd voor Teenagers’, 1959, de omwenteling eigenlijk al wereldwijd was voltooid. Paul Anka maakte dat jaar zijn derde ‘million seller’ met ‘Lonely Boy’, Frankie Avalon zijn tweede met ‘Venus’, Freddy Cannon zijn eerste met het nummer ‘Talahassie Lassie’, net als Dion and the Belmonts met ‘A Teenager In Love’. Het was, volgens Co de Kloet, in dat licht bezien toch geen extreme verrassing, dat een maker van VARA-radiojeugdprogramma's, die ieder half jaar met nieuwe plannen diende te komen, in de zomer van 1959 met het voorstel kwam een platenprogramma te maken met die speciale teenagermuziek, aangevuld met reportages en interviews en dat alles aan elkaar gepraat door een echte presentator. Volgens De Kloet keek bijna iedereen verstoord op toen jeugdchef Joop Söhne het idee in de programmavergadering lanceerde: ‘Ik was daar overigens niet bij want de programmavergadering was destijds een bijeenkomst van afdelingschefs en hogere bazen. Zij beslisten gezamenlijk over het halfjaarlijkse radioschema. De leiders van de muziekafdeling spuwden vuur en wensten niets van het voorstel — te ordinair voor woorden — te weten. Anderen waren het wel eens met het voorstel.’ Ary van Nierop was op dat moment ‘Hoofd Gesproken Woord’ bij de VARA. Hij stelde dat hij zo'n programma best onder zijn verantwoordelijkheid wenste te nemen en kwam meteen met de naam van het programma: ‘Tijd voor Teenagers’. Wel diende – mede gelet op zijn functie – men in het programma niet alleen muziek ten gehore laten brengen maar ook informatie via korte reportages. 11 september 1959 precies om vijf uur ging dus, volgens De Kloet, het eerste programma van ‘Tijd voor Teenagers’ de ether in. Er was natuurlijk vooraf informatie in de kranten verschenen en er werd volgens een woordvoerder van de VARA die zaterdagmiddag goed geluisterd. Andermaal het verhaal van De Kloet: ‘De eerste uitzending leverde driehonderd brieven op, voor een jeugduitzending een ongekend aantal. Wat draaiden we in dit ‘eerste enige echte onvervalste programma voor alle Nederlandse teenagers,’ zoals Dick Duster in zijn eerste zin ‘Tijd voor Teenagers’ typeerde? In de juiste volgorde: Kansas City, door Pim Maas, de Nederlandse Elvis Presley; Waitin' in School, door Ricky Nelson; Middernacht Blues, door Willy Schobben op de trompet. Vervolgens uit de film ‘Als de dag begint’: You Gotta Learn, door Neil Sedaka; Living Doll, door Cliff Richard; Lonesome, door Monty Sunshine op de klarinet. Gevolgd door: Mamamama Marie, door The Gaylords; The Formula Of Love, door het duo Nina en Frederik en Louis Armstrong; en ook: Just Young, door Paul Anka, en You Are In Love, door Perry Como. Er was een reportage, gemaakt bij Vroom en Dreesmann in Utrecht, waar Ria Valk een door Joop van der Marel bedachte aanstaande dansrage, de Bam Bam Boe, introduceerde. Het was echter een item dat de luisteraar niet zou bereiken omdat het onderwerp door de afdeling ‘controle’ van de VARA de vrijdagmiddag voorafgaande aan de uitzending werd geschrapt. Ook beleidvoerders van de andere omroepen in Hilversum namen dezelfde middag nog een gelijkluidend besluit. Onder de kop ‘Radio Hilversum verbood de bam bam boe’ werden de lezers van de Muziek Parade, een maandblad voor de muziekliefhebbers en vooral gericht op de jeugd, in oktober 1959 op de hoogte gebracht van de besluitvorming. De ‘bam bam boe’ diende de opvolger te worden van de voorgaande ‘hoela hoep’ rage en een nieuw danssucces te zijn. Men ging er vanuit bij de redactie van Muziek Parade, dat als hoofdredacteur Guus Jansen jr. had, dat de lezer van het verbod tot draaien op de hoogte was. Het ware verhaal rond het verbod tot uitzending ontbrak echter en die werd deels geformuleerd middels een interview met Coen van Orsouw, de componist van het nummer en de tekstschrijver Joop van der Marel. Bij dit interview was ook een 18-jarig zangeresje aanwezig dat in korte tijd al aardig populair was geworden en het nummer als haar allereerste single op het Fontana label had opgenomen. Ze was al bij twee werkgevers aan de slag geweest en de eerste had haar aangeraden een andere keuze te maken want hij was het niet zo eens met haar rock and roll kreten en haar ferme danspassen. Met andere woorden: ‘de vrijheden die deze jonge dame koos pasten niet bij zijn onderneming’. Vervolgens ging ze aan de slag als zangeres van cowboyliedjes in Amsterdam, in de bedrijven eigendom destijds van Kees Manders. Maar het succes kwam vooral door haar optreden in het AVRO-programma ‘Nieuwe Oogst’. Vervolgens was het Roel Balten van dezelfde omroep die haar contracteerde voor het programma ‘La Courtine’, een programma speciaal voor de soldaten die in de Franse plaats langdurig waren gelegerd. We hebben het over Ria Valk, die in La Courtine een ware ovatie ontving en wiens vader snel haar zakelijke belangen ging vertegenwoordigen. Hij zag een groot succes op de loer liggen. Maar ook voornoemde Van Orsouw en Van der Marel zagen het helemaal in de jonge Brabantse zitten en besloten voor haar een nummer te gaan schrijven. Het idee van de ‘bam bam boe’ was enige maanden eerder ontstaan in de Perry Comoshow, waarin de zanger een liedje zong met een soort rolachtig apparaat in zijn handen. Met dit apparaat werd op ritme van het liedje op de knieën geslagen Coen en Joop vonden het een leuk ideetje en besloten iets soortgelijks in Nederland te introduceren als een nieuwe dans. Voor die danspassen, die erbij dienden te komen, riepen ze de hulp in van de destijds bekende Nederlandse danser Jan Daniëls die vele malen internationale dansconcoursen voor ons land had gewonnen. Het verhaal gaat dat men op weg ging naar Hilversum om het geheel bij platenbazen onder de aandacht te brengen en men plotseling besefte dat er nog geen goede tekst was gecomponeerd. Coen van Orsouw zou vervolgens binnen 5 minuten op een parkeerplaats bij een benzinestation, even buiten Amsterdam, het melodietje compleet hebben gemaakt en werd het ‘Dans de bam-bam-boe’. Uiteindelijk werd het nummer uitgebracht op het Fontanalabel en het klonk als volgt: En de tekst was als volgt: De Bam-Bam-Boe die leer je zo Je sluit je been maar aan Je draait 'n keertje in het rond Je komt weer recht te staan. En dit herhaal je nog een keer Maar nu de draai alleen De heer slaat met de Bam-Bam-Boe En zij danst om hem heen. Refrein: De Bam-Bam-Boe, de Bam-Bam-Boe Tra-la-la-la-la De Bam-Bam-Boe, de Bam-Bam-Boe Danst 'n ieder na De Bam-Bam-Boe, de Bam-Bam-Boe Uit Dominica. U ziet hoe simpel of het gaat Toe blijft niet langer staan Kom dans een keertje met ons mee Je sluit je been maar aan Het is 'n dans voor groot en klein Zo uit Dominica En als je 'm een keer hebt gezien Dan doe je hem al na. Refrein M'n kleine zus m'n grote broer En ook m'n pa en moe Ze dansen nu niet anders meer Alleen de Bam-Bam-Boe. En elke dag is weer een feest Door deze nieuwe dans. Kunt u niet dansen g'looft u mij Hier is uw mooiste kans. Refrein Aangenomen werd dat misschien de tekst van het liedje de oorzaak kon zijn voor het verbod op de radio maar dat lijkt me, gezien het bovenstaande, niet het geval te kunnen zijn. Of het diende te zijn dat het slaan door de mannelijke partner van invloed was geweest. Na diverse kranten van rond die tijd te hebben uitgespit, kwam ik terecht bij een bericht van 12 september 1959 waarin werd gemeld dat de AVRO leiding had besloten dat men op samenwerking met de 29-jarige Joop van der Marel geen prijs meer stelde. Een week eerder had deze op wel een heel commerciële manier zijn ‘bam bam boe’ kindje gepresenteerd in het televisieprogramma ‘Weekendshow’, zonder dat dit vooraf was overlegd met de leiding. De toenmalige AVRO-directeur D. Repko stelde over deze maatregel, die hij persoonlijk had genomen: “Wij hebben dit gedaan omdat we de houding van de heer Van der Marel, die ons in de val heeft laten lopen met zijn ‘Bam-bam-boe’ betreuren. Hij heeft zonder dat hij ons hier van te voren voor gewaarschuwd heeft reclame in onze uitzending gebracht. We vonden dit aanleiding genoeg om hem de eerste tijd niet meer in onze televisieprogramma's te laten optreden.” Bovendien werd er door Repko een einde gemaakt aan het steeds weer draaien van de ‘Bam Bam Boe’-grammofoonplaat op de radio. Wat bleek? In de Weekendshow van de voorafgaande zaterdag had Van der Marel door het danspaar Lies en Jan Daniels de toen nieuwe dans, de Bam Bam Boe, laten demonstreren. Bovendien liet men in dit programma zien, wat de ‘Bam Bam Boe’ eigenlijk was. AVRO-producer Ger Lugtenburg, die de leiding van deze uitzending had, was er niet van op de hoogte dat Joop van der Marel het tv-progranma gebruikte om zijn Bam Bam Boe, waar hij de week van te voren de Nederlandse warenhuizen mee had bevoorraad, te introduceren. Het was echter het startsein voor een massale verkoop van de Bam Bam Boes, die de maandag na het programma in de winkels te koop waren. Ook waren er grammofoonplaten en slingers in de markt gezet. Joop van der Marel en Ria Valk en de ‘bam bam boe’ Vanuit de AVRO-leiding werd met angst gekeken naar het reclame-element in de betreffende uitzending. Andere omroepen eisten een gedegen onderzoek maar de AVRO-directie was dus een stap verder gegaan en had Joop van der Marel al de deur gewezen. Nadat de leiding van de AVRO deze reactie had bekend gemaakt, besloot ook de VARA voorzorgmaatregelen te nemen en werd op de vrijdag voor de eerste uitzending van ‘Tijd voor Teenagers’ besloten het item over de Bam Bam Boe uit het programma te schrappen. Joop van der Marel was er teleurgesteld over want, zo meldde de Telegraaf op 12 september 1959, de Bam Bam Boe werd goed verkocht. En Ria Valk? Zij werd bijzonder succesvol gedurende vele decennia. Nader onderzoek naar de startdatum van het programma ‘Tijd voor Teenagers’ leerde dat het ging om zaterdag 12 september 1959 en ook het aanvangsuur was anders dan Co de Kloet meldde. Vanaf half 6 tot half 7 was de eerste aflevering te beluisteren op Hilversum I via de VARA en werd aangekondigd in het programmaschema als: ‘Voor de Jeugd’. Bronnen: Aether, Soundscapes online Journal for Music and Media Culture, Telegraaf archief en Muziek Parade oktober 1979. Hans Knot, 11 februari 2017
  3. De keuze van radio- en muzikale herinneringen kwam deze keer tot stand nadat ik een telefoontje kreeg van Ferry Bosman, die menigeen zich kan herinneren als Ferry Eden en die in de jaren zeventig al via Radio Mi Amigo was te beluisteren. Eén van de redenen van het telefoontje was om er achter te komen of in mijn archief ook opnamen zijn terug te vinden van afleveringen uit 1977 van de Mi Amigo top 50, zoals iedere week door het station werd uitgezonden. De lijsten van het merendeel van de uitzendingen zijn nergens te vinden en dus werd er speurwerk ingezet. Aan een aantal intensieve luisteraars uit die dagen, waarvan bekend is dat men ook veel programma’s opnam in die jaren, werd dezelfde vraag gesteld. Maar ook die actie leverde geen opnamen van belang op. Een volgende gedachte van Ferry was of er misschien nog lijsten waren terug te vinden in oude exemplaren van het Vlaamse poptijdschrift Joepie, destijds een uitgave van een onderneming van Sylvain Tack, die ook eigenaar was van Radio Mi Amigo. Ik herinnerde me weer dat een mede-inwoner van Groningen en tevens participant in de Stichting Media Communicatie – Jan-Fré Vos, in het bezit is van ingebonden kwartaalgangen van het tijdschrift en gaf hem aan te zoeken naar een bepaalde lijst uit de maand maart 1977, de lijst die Ferry gaarne wenste te bewerken voor heruitzending. Diegene die de radioscene niet zo goed volgen kan ik melden dat Ferry Eden met bepaalde regelmaat de RNI Top 50 en de Mi Amigo (Jopie) Top 50 nieuw leven inblaast met prachtige resultaten. Reeds de volgende ochtend nam ik een blik in de eerste kwartaalgang van 1977, dit nadat Jan-Fré me had verteld dat de lijsten in 1977 niet meer werden afgedrukt in het tijdschrift en dat slechts een Joepie Top 20 was terug te vinden, dit in samenhang met de publicatie van andere hitlijsten in het blad. Maar het bladeren in het jaargang bracht me toch weer direct terug in de tijd. In 1977 was het voor vele aanhangers van de vrije radio nog steeds een kwestie van mijden van de programma’s van wat men toen ‘het popstation Hilversum III’ noemde en dan bleef de keuze in die tijd vrij beperkt. Het was in de avonduren in de fading afstemmen op de 208 meter middengolf en het geluid van Radio Luxembourg of zoveel mogelijk luisteren naar de programma’s van Radio Mi Amigo en Radio Caroline, die beiden vanaf het zendschip Mi Amigo voor de kust van Engeland in onze oren nog echte goede radio verzorgden. Het blad Joepie bracht in kleur en zwart wit op een prachtige manier destijds datgene waar de Vlaamse jeugd, maar ook de sterke aanhang van Radio Mi Amigo zich mee bezighield. Het blad Joepie was dan ook volop te koop in de tijdschriftenhandel. Je werd bijgepraat over de artiesten die veel te horen waren uit de Vlaamse platenstallen. Willy Sommers kwam veelvuldig voorbij en kreeg dan ook in het blad de nodige ruimte. In eerste instantie kreeg hij het aan de stok met een Italiaan die hem op een podium aanviel in St. Pieters Leeuw terwijl niet veel later, na een optreden in het zelfde plaatsje, hij betrokken raakte bij een tamelijk zwaar ongeluk. Uiteraard werd het verhaal opgedikt met liefst vijf foto´s van de gecrashte auto. Verdriet in vooral meisjesslaapkamers in Vlaanderen. In Nederland waren er volop discussies over de te commerciële acties die door sommige omroepen werden gedaan. Zo maakte men teveel reclame voor ‘eigen huis’ in de programma’s en waren medewerkers in vaste dienst te veel op pad om bij te schnabbelen in het land. Opmerkelijk waren de uitstapjes die vanuit de AVRO werden gemaakt naar Vlaanderen, want de mogelijkheid ontstond om mee te doen aan ‘zaalversies’ van AVRO’s weekend kwis met presentator Fred Oster. Tevens die avond een optreden van Willy Sommers. Het een en ander werd georganiseerd door het Dagblad het Laatste Nieuws, Joepie en Bauknecht. Dit onder het motto: ‘Ook jij kunt nog met je hartedief deelnemen aan deze spannende en prettige tv-kwis waaraan vele waardevollem prijzen zijn te verdienen. Je moet maar jong zijn en met plannen rondlopen om de huwelijkszee te gaan bevaren’. Nee, op huwelijksreis naar het zendschip Mi Amigo was er niet bij inbegrepen. Natuurlijk was er 2,5 jaar eerder een mooie gelegenheid geweest voor het toen redelijk nieuwe station Mi Amigo de luisteraars die fervent aanhanger waren van Radio Veronica en RNI naar zich toe te trekken middels het brengen van soortgelijke populaire programma’s. Het zou trouwens tot midden januari 1976 duren alvorens er echt ingezet werd op gedeeltelijke liveprogrammering. Hier werden in eerste instantie Jan van der Meer en Bart van Leeuwen, als Tim Ridder, ingezet maar tegen de zomer waren ook andere namen bekend van nieuwe medewerkers als Marc Jacobs en Frank van der Mast. Vermakelijke programma’s wisten deze Nederlanders tussen de Vlaamse presentatoren te brengen, daarbij ook ondersteund door andere Nederlanders die hun heil hadden gezocht in de studio’s in Playa de Aro, alwaar programma’s op tape werden opgenomen: Stan Haag, Michelle en Joop Verhoof zijn, in willekeurige volgorde, de namen van hen. Vrij direct nadat in 1974 Radio Mi Amigo was begonnen werd er vanuit België naar de diverse kranten, ook in Nederland, een persbericht verstuurd, waarin uitgebreid melding werd gemaakt over de enorme populariteit die het nieuwe station in België, met name in Vlaanderen, had. Het waren cijfers die ik destijds maar snel heb vergeten en me deden denken aan de enorme hoge cijfers die stations als Radio Caroline en Radio London zichzelf destijds in de jaren zestig aan hadden gemeten in persberichten. Misschien dienden we toch af te gaan op de mening van lezers van de diverse muziektijdschriften in hun jaarlijkse populariteitspolls. Ook de redactie van Joepie had eind 1976 haar lezersschare opgeroepen de poll van het tijdschrift in te vullen. En op de redactie was men heel blij dat er liefst meer dan 6000 ‘stemformulieren’ per post waren binnengekomen en de redactie daardoor een prachtig overzicht kon maken. Een blik op de uitslagen, veertig jaar na dato, leert me dat in bijvoorbeeld de categorie ‘groepen’ de formatie Trinity nummer 1 stond en op 2 The Dream Express. Deze groep had drie leden die voorheen in 1970 al voor Nederland hadden deelgenomen aan het Eurovisie Songfestival onder de naam ‘Hearts of Soul’. Derde in de lijst stond de formatie Octopus. Beide laatst genoemde groepen hadden voor Radio Mi Amigo jingles ingezongen, hetgeen hen nog meer faam en dus punten opleverden in de poll. Als populairste radioprogramma in de categorie ‘Binnenland’ kwam het BRT-programma ‘West Point’ op nummer 1. Al 6 jaar eerder was er in Haren bij Groningen een ziekenomroep opgestart met dezelfde naam, waar ik programmaleider was. Hoewel, de naam was ook in Haren niet zo origineel: ‘West Point BBMS’, wat Beatrixoord Better Music Station betekende. Gaf me wel een vreemd gevoel dit na zo veel decennia terug te zien. De eerder genoemde Willy Sommers had, als het ging om de populairste zanger van België, stuivertje gewisseld met Wil Tura, die verkozen werd tot populairste zanger. 1977 was ook het jaar van het vieren van zijn vierde lustrum als bekend artiest. Bij de zangeressen was de eerste plaats voor Ann Christy, ook een veel gedraaide zangeres op Radio Mi Amigo. In de categorie Radiopresentator Binnenland was het Jo met de Banjo die als nummer 1 uit de bus kwam. Geen enkele medewerker van Mi Amigo werd genoemd daar die niet binnen de categorie ‘binnenland’ vielen. Als je kijkt naar de resultaten van de populairste hitlijsten stond de BRT Top 30 in 1976 op de eerste plaats, vreemd genoeg gevolgd door de Joepie Top 20, die volgens mij destijds nergens meer werd uitgezonden. In liefst 30 categoriën diende de lezen een mening te geven. Dan maar eens kijken hoe de situatie er uiteindelijk uitzag in een aantal categoriën dat volgens de poll onder ‘buitenland’ viel. We gaan er drie van vermelden. Allereerst de categorie ‘beste radioprogramma’. Voor het tweede jaar in successie behaalde de Mi Amigo Top 50 de eerste plaats, gevolgd door Arbeidsvitaminen van de AVRO. Er waren nog meer programma’s vanaf zee, die binnen de Top 10 eindigden. Zo kreeg ‘Baken 16’ van Radio Mi Amigo, dat haar vuurdoop in de zomer van 1976 kreeg, voor het eerst een notering en wel op plaats 6. Twee plaatsen lager het programma waar geld mee kon worden verdiend ‘Cash Casino’. Jammer was wel dat Stan Haag zijn Jukebox kelderde van de 4de naar de 9de plaats in de top 10 van de populairste radioprogramma’s. Als het ging om de meest populaire presentator kwam Ad Visser van de AVRO op nummer 1, gevolgd door Stan Haag van Mi Amigo en Joost den Draaier die doordeweeks destijds nog bij de NOS was te beluisteren in het begin van de avonduren op Hilversu III. Ook Ferry Maat was populair in Vlaanderenland want hij pakte plaats vier. Tim de Ridder, ofwel Bart van Leeuwen kwam binnen op de lijst op nummer 7 en eindigde daarmee boven Lex Harding. Tenslotte de categorie beste buitenlandse radiostations en U raadt het al Radio Mi Amigo op nummer 1, gevolgd door Hilversum III en de BRT2. Radio Luxembourg stond op 5 en Radio Caroline op nummer 8. Ondertussen gingen in Vlaanderen de voorbereidingen van start voor de voorronden van het Eurovisie Songfestival. Drie formaties mochten dat jaar voor Vlaanderen strijden voor een plek in de Europese finale. Het zijn bekende namen van Radio Mi Amigo, die vaak genoeg voorbij kwamen: Two Man Sound, Trinity en The Dream Express. Ze hadden wat goed te maken want een jaar eerder, in 1976, had België met een afvaardiging uit Wallonië slechts de voorlaatste plaats behaald. Wie er uiteindelijk van de drie formaties destijds heeft gewonnen, horen we een andere keer. Hans Knot, 18 februari 2017
  4. Liefst een halve eeuw terug in de tijd in mijn wekelijkse nostalgische column, het jaar 1967. Het eerste werkend jaar zat er voor mij in de zomer op en ik kon gaan genieten van een paar weken vakantie. De bestemming werd Epe en in die tijd heb ik ook de nodige notities gemaakt, die op de een of andere manier met radio en nostalgie hadden te maken. Op de Lagere School, ja zo heette destijds het basisonderwijs in ons land, hadden we al het nodige aangehoord over hoe we de kleine kindertjes in bijvoorbeeld Afrika konden blijmaken middels het verzamelen van flessendoppen of elke vorm van gebruikt zilverpapier. De mannen in de witte en bruine jurken wisten er wel raad mee en de opbrengst om te zetten in geld dat ze weer voor hun missie in de Afrikaanse landen konden gebruiken. Missionarissen kwamen op bezoek in Katholieke scholen om de boel op te warmen of er was een Pater die tot de vriendenschare van de familie behoorde. De Knotten hadden er ook een in de persoon van Pater Dirk Tolboom, die zich voornamelijk dienstbaar maakte in Maleisië en behoorde tot de Paters van Mill Hill. Het was een soort van feestje als hij weer eens over was uit het verre land en op bezoek kwam in Groningen waar dan een uitgebreide maaltijd werd geserveerd bestaande uit gerechten die hij normaal in Maleisië niet zou voorgescholteld krijgen. Uiteraard ging hij nooit met lege handen weg en ik herinner me nog heel goed dat ik in mijn eerste werkende jaar samen met moeder en Pater Tolboom naar een juwelier ben geweest om hem een nieuw klokje te kopen bekostigd uit mijn portemonnee. Vele jaren later was hij weer in Nederland en op bezoek in Groningen. Hij vertelde van zijn plannen een radiostation te beginnen binnen zijn missie met voornamelijk een educatief doel. Tijdens het gesprek sprak hij serieus de vraag uit of ik er over na wenste te denken me een aantal jaren voor dit doel in te gaan zetten. Het is wel radio geworden maar dan wel met een totaal ander historisch doel. Maar de radio was en is toch heel belangrijk voor het vele missiewerk in vele landen, hetgeen me terug brengt bij de aantekeningen uit de zomer van 1967. Een rijksdaalder per persoon voor de aanschaf van tenminste duizend ‘batterij-radio's’ was de vraag van pater Jan Jansen, die in Chili onder een groep van 30.000 onontwikkelde indianen destijds werkte. Hij stelde de vraag in een open brief. Pater Jansen wilde de indianen per radio les gaan geven in lezen, schrijven, hygiëne, landbouw en medische onderwerpen. Hij vroeg dus de gift per brief, die hij aan liefst 60.000 mensen in de provincie Groningen en het noorden van Drenthe had verstuurd. Het overige deel van Drenthe kwam later nog aan de beurt. Op 13.000 kilometer afstand van Nederland werkte pater Jansen, roomskatholiek priester en lid van de Franciscaanse Capucijnerorde, sinds 1959 onder een arme boerenbevolking, die noch lezen noch schrijven kon. De hygiënische en medische kennis was zo slecht, dat de gemiddelde levensduur niet hoger dan 35 jaar lag. Veertig procent van alle zuigelingen stierf in het eerste levensjaar. Op zeer primitieve wijze werd er, volgens de brief, landbouw en veeteelt bedreven, zodat de oogsten klein en schraal waren. Het werkgebied van de pater was ongeveer zo groot als de provincie Noord-Brabant. Er waren echter geen dorpen of gehuchten. Ook waren er destijds vrijwel geen — per auto berijdbare — wegen. Tijdens zijn verlof in 1967 in Nederland heeft pater Jansen de actie op gang gebracht. In Noord-Brabant had pater A. van der Ven de zaak overgenomen en uitgebreid tot het hele land. Pater van der Ven stelde dat de hulp in Zuid-Chili nog niet te laat kwam. “In het Amazonegebied kan men slechts het leed verzachten; in het werkgebied van pater Jansen echter, kan nog voorkomen worden, dat de achterstand zo groot wordt dat die nooit meer zal kunnen worden ingehaald.” Elders in Zuid-Amerika werd al dergelijke voorlichting met succes per radio gegeven. Uit een centraal punt werden de uitzendingen in Chili voorbereid en medio 1967 was reeds een zendvergunning van de Chileense regering ontvangen. Het was de bedoeling dat de speciale programma’s alleen op de de her en der uitgereikte radio’s waren te beluisteren. Zo zouden dagelijks jonge Chileense onderwijzers lessen gaan geven in lezen, schrijven, rekenen, landbouw, techniek, gezinsverzorging, voedselbereiding en hygiëne. De planning was dat hiermee binnen vijf jaar zoveel bereikt zou zijn, als anders in geen vijftig jaar mogelijk zou zijn geweest: een betere levensstandaard voor de indianen van Zuid-Chili. Tot zover een terugblik naar aantekeningen die ik destijds bewaarde. In de moderne tijd van internet is heel veel terug te vinden maar over voornoemde actie en de plannen tot uitvoering van eduactie via de radio in Zuid-Chili is echter niets terug te vinden, laat staan over Pater Jan Jansen. Dan was er nog op vrijdag 2 juni 1967 een speciale actie in Concerthuis de Jong aan de Hereweg te Groningen. Er werd een festival van beatgroepen georganiseerd, waaraan tevens een radio auditie was verbonden. De opbrengst van de avond kwam ten goede aan de tweede actie: ‘Eten voor India’. De actie werd op 13 mei landelijk opgestart. In de jury in Groningen zat ondermeer Krijn Torringa, bekend van het eerste duo Bob en Brenda op Radio Veronica. De van origine Groninger Krijn Torringa had in die tijd inmiddels een eigen programma op Hilversum 3 onder de titel ‘Zet em op’. Het was begin 1955 dat Krijn eigenlijk voor het eerst in contact kwam met het maken van radio. Hij deed veel aan cabaret en toneel op school in Groningen en het was ene Sjoerd Reitstra die hem op een bepaald moment vroeg eens langs te komen in de AVRO Minjon studio in Groningen. Krijn besloot het vrijwel direct te doen en sloeg bijna achterover van alle mogelijkheden die men er had om een goed radioprogramma te kunnen maken. Een stemproef bleek vervolgens goed aan te slaan en kon de beklimming van de radioladder beginnen. Hij stelde ooit: “Ook toen was de combinatie van Minjon en ziekenomroep niet onbekend en van een man als Rietstra viel enorm veel te leren. Van hem kreeg ik twee maal per week les over hoe radio te maken. Ook leerde je hoe je een tekst diende te schrijven en later voor te dragen in je programma, hetgeen later gelukkig niet meer hoefde.” Torringa werkte in Groningen ondermeer samen met Klaas-Jan Hindriks, later ook groot geworden bij de AVRO. In 1959 kwam Torringa onder de wapenen in Ede en na zijn diensttijd kwam hij niet terug in Groningen maar ging in Amsterdam wonen. Vrijwel direct na zijn diensttijd kreeg hij de kans om bij het net gestarte Radio Veronica programma’s te gaan presenteren. Begin 1966 verliet hij het station om bij Hilversum III aan de slag te gaan. In Groningen was hij voor het eerst weer als radiomaker te horen op 12 augustus 1973, in het weekend dat de opening van de nieuwe studio van de ziekenomroep werd gevierd en ook een nieuwe naam, Studio 73, werd geïntroduceerd. Krijn was weer thuis, hoewel slechts voor 1 dag. Hans Knot, 25 maart 2017
  5. In deze aflevering van mijn nostalgische column heb ik gekozen een deel van mijn aantekeningen uit januari 1972 uit te werken. Eerlijkheid kwam er uit de hoek van de VPRO toen de directie bekend maakte dat van het ledenbestand er slechts 11% met grote regelmaat naar de eigen programma’s keek. Tevens stelde men dat 65% van de leden instemde met de beginselen van de VPRO en 52% van de leden de gebrachte programma’s op prijs stelden. Op de donderdagavond, als de VPRO het merendeel van haar programma’s uitstraalde, was de TROS ook te volgen op een ander net. Het bleek uit onderzoek dat liefst 20.2% van de VPRO leden de voorkeur aan de programma’s van de TROS gaf terwijl 11,6% van de VPRO leden de eigen programma’s bekeek. Studio West Point BBMS 1972, van links naar rechts Hans en Egbert Knot en Rob Bakker. Foto Brinkman. In januari 1972 werd bekend dat in dat jaar voor de eerste keer een omroep verantwoordelijk zou zijn voor de samenstelling van een ploeg die zou gaan meedoen aan de Europabeker voor zangvoordracht, beter bekend als het Knokkefestival, dat sinds 1959 in het Casino van de Vlaamse badplaats werd gehouden. In 1972 stond het gepland van 7 tot 14 juli. Voordien zorgden meestal de platenmaatschappijen voor de samenstelling van het vaderlandse team. Warry van Kampen, toenmalig chef televisie-amusement van de KRO, hoorde eerder dat jaar de klacht van de toenmalige directeur van het Casino in Knokke, de heer Mellens, dat de Nederlandse televisie klaarblijkelijk alle belangstelling voor het festival verloren had. De KRO-leiding besloot toen een ploeg samen te stellen en één of twee uitzendingen aan het festival te wijden, eventueel uit te breiden met een reportage van de finale, mocht de Nederlandse ploeg zich daarvoor plaatsen. De KRO besloot de zangeres Anneke Konings en de Blue Diamonds in ieder geval af te vaardigen. Voorts stelde men in onderhandeling te zijn met een Nederlands vocalist, wiens naam echter nog niet genoemd mocht worden. Later in het voorjaar bleek het om Frits Lambrechts te gaan. Het team uit Engeland, bestaande uit Penny Lane, Malcolm Roberts en The Union Express won dat jaar het festival. In Knokke zou nog één keer, in 1973, een festival worden georganiseerd wat bedoeld was als een soort afscheid en dus artiesten optraden die in eerdere jaren hun land ook al hadden vertegenwoordigd. De AVRO-televisie begon eind januari 1972 met een nieuw kinderprogramma onder de titel ‘Bibelebons’. Elly Nieman presenteerde dit maandelijkse programma van en voor Bibelebonse kinderen. Bij ‘Bibelebons’ ging men telkens uit van een vast thema. Zo speelde de eerste aflevering zich af in en rond een bakkerij. De kinderen gingen zelf brood bakken en werden daarbij geholpen door een echte bakker. Let wel het was 1972 en kinderprogramma’s waren zeer dun gezaaid in de programmering van destijds. Verder was in ‘Bibelebons’ steeds een pop van Joost Brugman en de acteur Willem Wagter van de partij. De laatste in de rol van een persoon die alles verkeerd deed. Voor de teksten was Piet Geelhoed verantwoordelijk en de muziek was van Tonny Eyk. De samenstelling en regie tenslotte was in handen van Rob Herzet. In totaal vier jaargangen werden er van het programma uitgezonden terwijl het snel populair werd en er zelfs twee uitzendingen per week werden gepland. Wel werd Elly Nieman na enige tijd vervangen door Margreet Heemskerk. Wie herinnert zich dit programma nog? Op Hilversum 1 was in die dagen een 18-delige serie te beluisteren via de KRO Radio op Hilversum 1. Het was elke keer een aflevering van 15 minuten die voor de klok van negen uur in de avond werd uitgezonden. Zo was er een aflevering waarvoor men helemaal was afgereisd naar het Beatrixoord in Haren bij Groningen. Men stond stil bij een stickeractie die was opgestart door de medewerkers van de ziekenomroep West Point, BBMS, dat enkele avonden per week en in het weekend actief was in het sanatorium. De programmamakers van de KRO interviewden de programmamakers van West Point om erachter te komen wat de ziekenomroep zoal deed voor de luisteraars. Een deel van de medewerkers in Haren was trouwens tevens tegelijkertijd ook actief in de ziekenomroep van Halte Lijn 4 in het RKZ in Groningen. Ook werden luisteraars ondervraagd over het nut van een huisomroep mede gelet op het gegeven dat patiënten er in het sanatorium in Beatrixoord langdurig verbleven. Het was in beide omroepen waar mijn lange periode van ‘werken voor, met en over radio’ deels begon. De stickeractie was opgezet om nieuwe apparatuur te kunnen aanschaffen zodat door de medewerkers niet telkens eigen apparatuur van en naar huis diende te worden gesleept. In januari 1972 werden ook de eerste resulaten bekend van de Noordelijke Fonotheek. Platen met pop- en undergroundmuziek vonden bij de meeste leden van de Noordelijke Fonotheekdienst in de tijd aftrek. In het eerste jaar van haar bestaan, 1971, registreerde de discotheek 27.000 uitleningen in de drie noordelijke provincies. In procenten uitgedrukt was de voorkeur als volgt: 40% pop en underground, 20% klassiek, 25% lichte muziek en cabaret 8% jazz en talencursussen, documentaires etc. 7%. Directeur van de Noorderlijke Fonotheekdienst was Jenne Meinema, die bovendien destijds niet ontevreden was over de toeloop van leden: het waren er bijna 1200 in 1971. Veertien kleine discotheken waren over de provincie verspreid, ze hadden elk 300 platen van de moedervestiging in Groningen in voorraad. De overige bibliotheken bestelden aan de hand van de catalogus. De Fonotheekdienst was onderdeel van de Provinciale Bibliotheek Centrale Groningen, en was evenals de Centrale gevestigd aan de Laan Corpus den Hoorn. Zoals gesteld bestreek de discotheek de drie noordelijke provincies via de plattelands bibliotheken, met uitzondering van de stad Groningen, Hoogezand en Stadskanaal die alle drie over een eigen discotheek beschikten. In de stad Groningen was de Fonotheek gevestigd op de tweede verdieping van het pand van de Openbare Bibliotheek aan het Kwinkenplein en was een zelfstandige uitleendiscotheek. In 1974 verhuisde deze mee naar het nieuwe pand van de Gemeentelijke Openbare Bibliotheek aan de Vismarkt in Groningen, waar destijds voorheen Galeries Modernes was gevestigd. Nog steeds is het via Biblionet mogelijk CD’s en DVD’s te reserveren en voor enige tijd te lenen. En aangezien het vandaag 1 april is ook even een herinnering uit 1972 aangaande een 1 April grap. Op vrijdagmiddag 31 maart werd door presentator Felix Meurders in ‘De Daverende Dertig’, dat door de NOS op het toenmalige Hilversum 3 werd uitgezonden, bekend gemaakt dat in de toekomst altijd door de gedraaide platen heen zou worden gepraat vanwege de auteursrechten. Opnemen van radioprogramma’s zou streng verboden worden en er werd gemeld dat de overheid besloten had bandopnameapparatenbezitters een bezoek te brengen en te kijken of ze de muziek van de radio hadden opgenomen. Meurders stelde dat de technische dienst van de NOS wilde helpen: als men de geluidsbanden opstuurde, zou de NOS er een toon op zetten die met een normaal apparaat niet te horen was, doordat de kop 90° gedraaid was. Het resultaat was, dat veel mensen hun banden opstuurden. "En we zullen ze met plezier beluisteren," meldde hij een week later. Maar sommige mensen die het door hadden, lieten dat op een originele manier blijken. Iemand had een papieren band op een spoel gewikkeld, waarop met potlood geschreven was: ‘1 april, 1 april, 1 april...’. Iemand anders had nog meer humor, want deze stuurde een lege fietsband. Wees attent vandaag en laat je niet in een val strikken. Hans Knot, 1 april 2017
  6. Gelijk aan vorige week blijven we even nostalgisch hangen in het jaar 1972. Luistercijfers gaven aan de het toenmalige popstation – tenminste zoals het werd genoemd – iets populairder was geworden dan de vanaf zee uitzendenden Radio Veronica en Radio Noordzee (RNI). Als noorderling luisterde ik destijds naar Radio Veronica en vooral RNI, terwijl 20% van de radiobeluistering was verdeeld onder AFN Bremerhavn, Radio Luxembourg en Hilversum 3. Maar toch werd er door anderen in mijn omgeving wel geluisterd naar Hilversum 3 en de populariteit was volgens een onderzoek destijds dan vooral te danken aan de toegewijde belangstelling van de luisteraars in Noord-, Oost- en Zuid-Nederland. Heel duidelijk merkte je dat aan de verzoekplatenprogramma's. Verreweg de meeste aanvragen kwamen uit het noorden, het oosten en het zuiden van ons land. In Huize Knot stond elders, in de kapsalon, de Draadomroep afgestemd op Hilversum 3 en kwamen dus ook de verzoekplatenprogramma’s voorbij. Zoals bijvoorbeeld het anti-popprogramma ‘De muzikale fruitmand’. Daarbij ging het vooral om de felicitatie van opa die 80 werd, familieleden die jarig waren of jubileerden of een ziekte speelde een rol in de aanvraag. Je naam over de radio te horen noemen gaf voor velen klaarblijkelijk een gevoel van vreugde. Van invloed was ongetwijfeld dat Radio Veronica in noord, oost en zuid slecht te ontvangen was. Maar een grote rol speelde ook de andere geaardheid van de bevolking, waar banden van familie en buurt nog zwaarder telden dan in het westen en waar de waardering voor het medium radio hoger was. Als opa gefeliciteerd werd via de radio dan bracht dat duidelijk een extra accent op de feestelijkheden. Daar werd overgesproken in zijn kringetje. Vooral als dan ook nog een dergelijke plaat werd aangekondigd door de man van het volkse levenslied, Johnny Hoes, want die was ook Hilversum 3 te beluisteren. De grootste populariteit hadden destijds programma's als AVRO’s verzoekplatenprogramma van Krijn Torringa (woensdagmiddag van 5 tot 6) en ‘KRO-op-Drie’, dat elke donderdagmiddag van 2 tot 6 uur te beluisteren was met als uitschieter het programma tussen vijf en zes van Johny Hoes en Victor Conselman. En wat kwam er in zo’n programma toch sentiment aan levenslied voorbij. Het lag beslist niet binnen mijn muziekkeuze want het waren vooral veel Gert en Hermien, Wilma, de Kermisklanten, het Spijkerkwartet en de Selvera’s die op die tijden op het popstation voorbij kwamen. Destijds is er een ondermeer onderzoek gedaan naar de plaatsnamen die in het programma van Johnny Hoes in een uur tijd werden genoemd. De GPD meldde over dit onderzoek ondermeer: ‘Uit de lawine van felicitaties vielen 238 plaatsnamen te noteren. Uit Noord: 102; uit Oost 58; uit Zuid: 62 en uit het Westen: 16. Herhaaldelijk kwamen plaatsen voor uit Oost-Groningen, uit het veenkoloniale gebied. Ook Assen en Groningen werden nogal eens genoemd. Friesland kwam weinig voor in de felicitatiereeks. De programma's werden in feite gemaakt en gedragen door Noord, Oost en Zuid. Hield die voorkeur verband met het feit dat stations als Radio Veronica en RNI in de rechter helft van Nederland vrijwel niet te ontvangen waren? Dr. Peter Hofstede, socioloog uit Groningen, stelde destijds: “Ja, beslist. De mensen in Noord, Oost en Zuid kunnen Radio Veronica vrijwel niet ontvangen en zijn aangewezen op Hilversum 3.” Er werd in die tijd regelmatig in de dagbladpers gemeld dat de regering toch plannen had een einde te maken aan de activiteiten van Veronica en andere zeezenders, iets waar Hofstede ook op inging: “Met het verdwijnen van Veronica is het te verwachten dat dit patroon zich zal wijzigen". En over de familiebanden in de gebieden waar meer naar verzoekplatenprogramma’s werd geluisterd stelde hij: “Inderdaad gelden de familiebanden in Noord, Oost en Zuid veel sterker dan in het Westen. Die vinden ook een uitweg naar de radio. Het is mij opgevallen dat, naarmate de verbindingslijn met het centrale omroeppunt Hilversum langer is, het ontzag voor Hilversum groter is. Als je in de buurt van Hilversum of in de grote steden vraagt: “Heb je mij ook door de radio gehoord", dan begint iedereen te lachen, maar bijvoorbeeld in de veenkoloniën wordt dat onderling met waardering besproken". Uit onderzoek naar de luisterdichtheid bleek dat destijds gemiddeld per kwartier (gerekend over een hele week) ongeveer twee miljoen mensen van 12 jaar en ouder luisterden naar de lichte muziekprogramma’s op Hilversum 3. De totale belangstelling voor die programma’s was het grootst in het Zuiden, daarna volgden het Oosten en het Noorden en tenslotte het Westen en de grote steden. Bij Veronica was ook om commentaar gevraagd over de beluistering van haar programma’s in vergelijking met die van Hilversum 3 en men kwam met de volgende reactie: ‘Vrijwel alle verzoeken komen uit de linker helft van Nederland, dus uit het Westen en de drie grote steden. Dat houdt verband met de ontvangstmogelijkheid van Veronica. Het heeft geen zin een plaat aan te vragen die je toch niet kunt beluisteren".
  7. Enige maanden geleden bracht ik in mijn zaterdagse column een nostalgische terugblik op enkele mislukte radioprojecten. Vandaag heb ik er weer een en neem je mee terug naar het jaar 1973. In het begin van de jaren zeventig van de vorige eeuw probeerde ook een Amerikaanse dominee een zeezender in de lucht te krijgen. Van 1965 tot en met 1973 runde dominee Carl McIntire in het plaatsje Media in de Amerikaanse staat Pennsylvania twee radiostations: WXUR AM en WXUR FM. Gezien het feit dat hij geen duidelijke loggings had bijgehouden kwam hij in ernstige problemen met de Federal Communication Commission, het orgaan dat door de regering Hoover van de VS in de jaren twintig van de vorige eeuw werd ingesteld om regels op te stellen inzake het radio-gebeuren en om de naleving van deze regels te controleren. Het kwam er op neer dat in werkelijkheid McIntire niet de regel opvolgde dat bij het behandelen van geruchtmakende kwesties in de programma's beide partijen aan het woord dienden te worden gelaten. Een van de aantijgingen die tegen het station was gedaan door de FCC, betrof problemen in een talkshow, waarop luisteraars telefonisch konden reageren. Regelmatig was het voorgekomen dat luisteraars midden in een gesprek werden afgebroken en daarna beledigd, hetgeen natuurlijk veel te ver ging. Ondanks diverse aanmaningen vanuit de hoek van de FCC wenste McIntire de regels niet volgens het boekje te hanteren wat weer tot gevolg had dat de licenties voor beide stations werden ingetrokken. Op 5 juli 1973 verlieten beide stations de ether waarbij de dominee in de laatste uitzending verklaarde dat hij binnen 14 dagen zou terug komen via een compleet nieuw station, dat hij de naam Radio Free America zou gaan geven. Voor dit doel kocht hij een schip, de MV Oceanic, dat hij liet herdopen tot de MV Columbus met het idee dat deze boot binnen een paar weken zou kunnen omgebouwd tot zendschip. Het duurde echter veel langer en pas eind augustus 1973 was hij in staat het schip te laten verankeren op een positie 3 mijlen ten oosten van Cape May in Florida, net in internationale wateren. Op de dag dat de MV Columbus werd verankerd gaf McIntire een persconferentie waarin hij verklaarde dat binnen een dag de programma's zouden beginnen via de 1160 kHz, hetgeen niet gebeurde. Als gevolg van ernstige problemen met zowel de zender als de generatoren duurde het vele dagen alvorens Radio Free America in de ether kwam. Aangezien een zeezender voor de kust van Amerika een niet alledaags verschijnsel was, verschenen er vrijwel direct diverse journalisten aan de ‘piratenhorizon’ om hun verhaal als eerste te kunnen optekenen. De Washington Post noemde McIntire een op land ingesloten schipper die vanaf zijn landdek regeerde over wat hij als de Moby Dick van het Vrije Woord beschouwde. Door een radiostation meer dan 3 mijlen buiten de kust te starten dacht McIntire, volgens de krant, bevrijd te zijn van de controle door overheidsorganen. De toen 68-jarige pastor van ‘The Bible Presbyterian Church’ uit Collings Wood ging zelfs zo ver te stellen dat hij desnoods naar de gevangenis zou gaan om zijn gelijk te krijgen. Nu had McIntrire in de voorafgaande decennia heel veel succes gehad, waarna plotseling zijn ‘Rijk’ begon af te brokkelen. Hij was in eerste instantie dominee bij de United Presbyterians maar na veel ongenoegen verliet hij deze groepering om zijn eigen kerk op te richten. Binnen een paar jaar slaagde hij erin andere kerkgenootschappen over te halen te komen tot een overkoepelende organisatie, the American Council of Churches, hetgeen spoedig werd gevolgd door een internationale organisatie, the International Council of Christian Churches. Mc Intire werd benoemd tot president van deze internationale organisatie en stond daarmee aan het hoofd van 200 fundamentele kerken uit 73 verschillende landen. De macht kwam hem goed te pas, want maar al te graag wilden de aanhangers van deze organisatie geld geven voor belangrijke doelen. De doelen die McIntire voorstond waren echter totaal anders dan de gelovigen dachten. In een paar jaar tijd bouwde hij zijn ‘rijk’, bestaande uit een college, een hotel, een conferentiecentrum, drie appartementen gebouwen, grote stukken onbebouwd land in Cape Kennedy, een weekblad genaamd ‘The Christian Beacon’ met een oplage van 145.000 exemplaren, enzovoorts. Vooral in de jaren veertig en vijftig was McIntire, mede vanwege zijn conservatieve opvattingen, ontzettend populair bij zijn aanhangers. In de jaren zestig, ten tijde van de culturele revolutie, begon zijn macht echter te tanen. Hij ging namelijk dwars tegen de draad in. Wanneer er weer eens een gewelddadige demonstratie was tegen de oorlog in Vietnam kwam McIntire weer met grote groepen demonstraten om juist vóór de oorlog in Vietnam te demonstreren. Zelfs ging hij er toe over naar Saigon te vliegen om de toenmalige vice-president van Zuid Vietnam, Nguyen Coa Ky, er toe over te halen naar Amerika te komen om pro-Vietnam oorlogsdemonstranten in diverse steden toe te spreken. De vice-president ging echter niet op deze uitnodiging in. Direct nadat het zendschip voor anker was gegaan trok een aantal medewerkers van de FCC in een hotel aan de kust om de eventuele signalen van Radio Free America te kunnen registreren. Een woordvoerder van de FCC verklaarde dat een rechter, nadat het eerste signaal zou zijn geregistreerd, gevraagd zou worden de kapitein van de MV Columbus opdracht te geven onmiddellijk de uitzendingen stop te zetten. Na deze verklaring was het weer de beurt aan McIntire, die verklaarde dat op geen enkele wijze tegenstand zou worden gegeven als de FCC of de kustwacht het station uit de ether zou halen omdat het er voor hem op aan kwam te komen tot een rechtzaak. "Aan boord van het zendschip zijn pistolen en geweren aanwezig, maar die zijn er alleen om onszelf te verdedigen tegen rovers." Het hoofdkwartier van McIntire was in die dagen gevestigd in een hotel waar verder alleen ouden van dagen hun tijd plachten door te brengen in schommelstoelen. McIntire had trouwens nog een opmerkelijke uitspraak: "Ik vind dat mijn schip niet geklasseerd kan worden onder de generatie piratenzenders aangezien piraten ergens op af gaan om iets illegaal in beslag te nemen. Zie mijn schip meer als een vluchtelingenschip. Ik zie Radio Free America dan ook meer dan een politiek project waarvan luisteraars straks, van Maine tot North Carolina en tot Ohio in het westen, kunnen genieten, waarbij meningen worden gegeven zonder dat deze worden gereguleerd door regels van de autoriteiten." Aan boord van het zendschip waren zes bemanningsleden en twee radiotechnici die zaten te wachten op de mededeling van de dominee om de, 10 kW RCA, zender van Radio Free America aan te zetten. Aan journalisten had McIntire meegedeeld dat een deel van de programma's live vanaf het schip zou worden uitgezonden, waarbij gastsprekers in kleine bootjes naar het zendschip zouden worden gebracht. "Onder de gasten die ik zal uitnodigen is onder meer Jane Fonda die zich inzet als tegenstandster van oorlogen. Verder heb ik invitaties verstuurd naar de senatoren George McGovern, Barry Goldwater en Dean Burch. Zoals U misschien niet weet is Burch het huidige hoofd van de FCC. De andere programma's zullen aan land worden opgenomen terwijl ook de nieuwsuitzendingen vanaf land zullen worden aangeleverd." De 135 foot lange MV Columbus was in eerste instantie gebruikt als mijnenveger en na deze marineperiode werd het schip verkocht en gebruikt als diepzee-duikschip, waarbij vooral de baai bij Cape Canaveral in Florida werd aan gedaan. Toen een volgeling van McIntire het schip te koop zag liggen werd er vrijwel direct 400.000 dollar uit fondsen aangewend om het schip aan te kopen. Deze fondsen waren vrijwel geheel gevuld middels giften van volgelingen. Het bedrag werd niet alleen aangewend voor de aankoop maar ook voor de herinrichting van het schip tot zendschip. McIntire, 's avonds te gast in een talkshow, stelde dat wanneer de opdracht door de autoriteiten zou worden gegeven tot het aanvragen van een licentie bij de FCC dit door hem zou worden geweigerd. Dit daar een dergelijke licentie ongrondwettelijk zou zijn gezien er nooit een zogenaamde ‘Law of Congress’ was goedgekeurd aangaande licenties voor radiostations. McIntire had, naast zijn eerder genoemde radiostations, nog een andere mogelijkheid zijn volgelingen te bereiken en wel via zogenaamde syndicate programma's. In dit programma, The 20th Century Reformation Hour, dat door 610 radiostations in de VS werd uitgezonden, had hij altijd erg kritisch gestaan tegenover burgerlijke ongehoorzaamheid. Wat hij van plan was met Radio Free America beschouwde hij daarom ook niet als burgerlijke ongehoorzaamheid omdat hij totaal niets zou vernietigen en tevens omdat zijn station gebruik zou maken van een frequentie die in de direct omliggende staten van New Yersey niet in gebruik was waardoor interferentie niet mogelijk zou zijn. Doel van de uitzendingen was het brengen van conservatief getinte religieuze en politieke programma's. Ten tijde van de eerste berichten rondom de start van Radio Free America trokken diverse stations zich terug betreffende de uitzending van het syndicate programma, daar men bang was voor maatregelen van de kant van de FCC. Gedurende de laatste week van augustus 1973 was er een klein incident hetgeen McIntire als een kleine plaagstoot van de autoriteiten zou beschouwen. Een schip van de kustwacht enterde namelijk de MV Columbus en men doorzocht het schip omdat men dacht dat er een lek in de olieleiding was, daar een olievlek in de directe omgeving van het schip was gesignaleerd. Een woordvoerder van de kustwacht zei destijds dat het puur een routinecontrole was geweest nadat een bemanningslid van een helikopter de vlek had geconstateerd. Om kwart voor twaalf in de avond van 12 september 1973 was Radio Free America voor het eerst in de ether met haar zender afgesteld op de 1160 kHz, ofwel de 259 meter. Het betrof een draaggolf die in de lucht werd gehouden tot tien minuten voor één de volgende middag. Om half twee, de daarop volgende morgen, werd er andermaal getest, dit keer met muziek. Na 30 minuten werd deze test stopgezet vanwege problemen met de apparatuur. Het RF-signaal kwam niet goed op de antenne en bovendien was een deel van de apparatuur in de studio oververhit geraakt met een klein brandje als gevolg. Er kwamen meer problemen voor de bemanning van de MV Columbus want op de 14e september sloeg het schip van haar anker en moest het zendschip voor onderhoud naar de haven van Cape May. Daar werd onder meer een nieuw anker geplaatst. Ook werd de bodem van het schip voorzien van koperen platen om op die manier zo weinig mogelijk verlies aan vermogen te krijgen, zodat het maximale vermogen van 10 kW kon worden uitgezonden. In de avond van de 15e september ging de Columbus weer naar zee en de daarop volgende nacht viel tussen half twee en half zes een volgende testuitzending te beluisteren. Het bleek dat er slechts nog een paar dagen over waren tot de officiële start van het station. Om 12.23, op de 19e september 1973, begon Radio Free America met haar officiële uitzendingen. Het vreemde was wel die dag dat het schip niet voor anker lag maar telkens van positie, tussen Cape May en Avelon, veranderde. De eerste officiële uitzending ging van start met een Psalmgezang, gevolgd door een toespraak van McIntire, een rede die vanaf band werd gedraaid omdat de dominee, ten tijde van de eerste uitzending, aanwezig was op een congres met als onderwerp ‘kerkelijke radio’. De eerste signalen kwamen niet al te best binnen maar na een paar uur verbeterde dit. Om vier uur die middag kwam de eerste officiële klacht binnen aangaande interferentie en wel van de directie van WHLW, een station met een vermogen van 5 kW, uit Lakewood New Yersey, dat haar programma's via de 1170 kHz uitstraalde. Weken later zou bekend worden dat het station helemaal geen last van interferentie had maar dat al twee weken voordat de eerste test van Radio Free America in de ether ging was besloten door de leiding te gaan klagen, zodra RFA met officiële uitzendingen zou beginnen. Omdat McIntire niet in de problemen wenste te komen met de autoriteiten gaf hij de opdracht de zender uit de ether te halen, hetgeen geschiedde om 14 minuten na tien uur in de avond. Achteraf bleek dat de klacht niet de reden van het uit de ether verdwijnen was geweest maar een brand aan dek van de MV Columbus, veroorzaakt door een oververhitte zender. De volgende dag werd er door een federale rechter in Camden opdracht gegeven aan de leiding van Radio Free America bekend te maken dat uitzendingen van het radiostation voor 1 oktober 1973 streng verboden waren. Op die dag, zo had de rechter tevens gesteld, zou er een rechtszaak tegen de leiding van het station worden aangespannen. Naast de gememoreerde klacht van WHLW kwam er bij de FCC ook nog een klacht binnen van KSL, een 50 kW station uit Salt Lake City — toch liefst 2.000 mijlen verwijderd vanaf de plek waar de MV Columbus zich in internationale wateren bevond. Het is interessant te weten dat een amendement bij paragraaf 301 van de Communicatiewet van de VS voorschrijft dat het runnen van een station vanaf een schip, dat in Amerika is geregistreerd, verboden is. Uitzondering hierop is wanneer men een officiële licentie heeft van de FCC voor dergelijke uitzendingen. McIntire, wel op de hoogte van deze regels, liet zijn schip echter niet in een ander land registreren en bovendien voerde het schip de Amerikaanse vlag. Tevens was er een witte vlag zichtbaar, die toebehoorde aan zijn kerkgenootschap. Duidelijk moet zijn dat onder de genoemde wet het dus onmogelijk was uitzendingen te verzorgen en het bovendien juist wel mogelijk werd om McIntire en zijn bemanning te veroordelen. De maximale straf, die op een dergelijke overtreding stond, was een jaar gevangenisstraf en een boete van 10.000 dollar. McIntire besloot met zijn technici dat er, wanneer het station in de ether zou terugkeren, een andere frequentie zou worden gebruikt. In de middag van de 26ste september 1973 was er inderdaad een testuitzending te horen, op laag vermogen, via de 1608 kHz ofwel de 186 meter. Het schip lag op dat moment afgemeerd in de haven van Cape May. Het was tevens het laatste signaal dat er ooit nog gehoord werd van Radio Free America. Een groot aantal rechtszaken volgde en uiteindelijk werd in maart 1974 een opdracht door een rechter uitgevaardigd waarbij het aan de leiding van het station verboden werd ooit nog uit te zenden vanaf de MV Columbus. McIntire was totaal verslagen en verkocht de nog in zijn bezit zijnde eigendommen, waaronder het eerder genoemde weekblad en het zendschip. De verkoop van de MV Columbus was tevens een reden voor de FCC om verder geen maatregelen te treffen tegen McIntire, die nog enkele jaren zou kunnen genieten van zijn financiële rijkdom. Dit essay is afkomstig uit het eerder gepubliceerde boek ‘Historie van de zeezenders, 1907-1973. Over pioniers, duimzuigers en mislukkelingen’ door Hans Knot. Amsterdam: Stichting Media Communicatie/Freewave Media, 1993. Hans Knot, 15 april 2017
  8. Zaterdag en tijd voor een nostalgische terugblik. Ik vat twee herinneringen in deze column samen en wel één uit 1973 en één uit 1975. Niet aanwezig op hoorzitting. Welke 60-plusser herinnert zich niet de voor die tijd allergrootste demonstratie die ooit had plaatsgevonden in Den Haag, gehouden op 18 april 1973. In de jaren tachtig is het aantal demonstranten daarna slechts een keer verbeterd tijdens één van de anti-kernenergie demonstraties. Op 18 april gingen we naar Den Haag omdat ‘we kunnen het toch proberen’ te demonstreren tegen eventuele maatregelen betreffende de toenmalige zeezenders waaronder Veronica, Radio Noordzee en Radio Caroline. De grote demonstratie, die vanaf het Malieveld richting de Tweede Kamer werd gehouden, was massaal ondersteund door spotjes die vele malen per dag weken lang werden gedraaid op de 538 meter, destijds in gebruik door Radio Veronica. De hoorzitting was bedoeld voor bekende Nederlanders en andere betrokkenen bij Radio Veronica om op hun eigen wijze een positieve rede te houden voor het behoud van dit station en andere zeezenders. Ruim een maand eerder, op 7 maart 1973, was een oproep voor de openbare hoorzitting gedaan aan deze personen door de Griffier van de bijzondere Commissie voor de wetsontwerpen 11 373 en 11 374, drs. A.J.B. Hubert. In deze oproep stond vermeld dat men welkom was om het woord te voeren waarbij tevens de lengte van de spreektijd werd vermeld en het verzoek te reageren op het al dan aanwezig zijn tijdens deze hoorzitting. Eén van de betrokken personen, die genodigd was, kon niet komen daar hij op vakantie in het buitenland zou zijn. Op 3 april, een dag nadat het zendschip van Radio Veronica, de Norderney, was gestrand bij Scheveningen, liet Paul Acket weten niet te kunnen komen. Hij was op dat moment niet alleen directeur van het wel overbekende ‘Organisatiebureau Paul Acket’ maar ook directeur van Muziek Expres N.V., uitgever van de maanbladen ‘Muziek Expres’ en ‘Popfoto’. In zijn brief aan de Griffier meldde Acket dat eventueel namens zijn organisatie Ruud van Dulkenraad, toenmalig hoofdredacteur van ‘Muziek Expres’ het woord kon gaan voeren. Omdat hij er niet van overtuigd was dat in zou worden gegaan op zijn verzoek Van Dulkenraad het woord te laten voeren, besloot Paul Acket in de brief goed te onderbouwen wat de reden was van zijn bureau te streven tot behoud van Radio Veronica en andere zeezenders. De standpuntbepaling kwam er op neer dat de Telegraaf- en Telefoniewet van 1904 zodanig gewijzigd diende te worden dat de uitzendingen van Radio Veronica, al dan niet vanaf zee, voortgezet konden worden. Dit niet alleen op grond van het gewoonterecht, dat volgens Paul Acket op dat moment zo langzamerhand toch wel van toepassing was, maar ook gezien de steeds meer nieuwe impulsen die het radiostation gaf aan een bepaalde tak van de amusements- en recreatie-industrie. In zijn brief vervolgde Acket met de mededeling dat zijn bedrijf zich innig verbonden voelde met de activiteiten van Radio Veronica en dat men er trots op was dat de samenwerking met Veronica al dateerde vanaf ongeveer zes maanden nadat het radiostation in 1960 in de ether kwam. Acket: ‘In feite waren wij het eerste Nederlandse bedrijf met landelijke bekendheid dat destijds op permanente basis met Radio Veronica ‘in zee’ ging.’ Het was in de tijd dus dat Radio Veronica zelfs in Den Haag en omgeving nog moeilijk te ontvangen was. Men was in zee gegaan met Radio Veronica omdat men van mening was dat binnen afzienbare tijd de populariteit van Radio Veronica gigantische vormen zou gaan aannemen, hetgeen gunstige resultaten teweeg zou kunnen brengen voor vele bedrijven en instellingen. Acket stelde verder dat mede door Radio Veronica de maanbladen ‘Muziek Expres’ en ‘Popfoto’ een grote lezerskring hadden verworven, hetgeen bovendien had betekend dat het bedrijf groter was geworden en dat men op dat moment ruim 40 personeelsleden in dienst had. Hij stelde tevens dat dit voor de werknemers een plezierige werkplek betekende. En ook vermeldde hij dat de publiciteit die Radio Veronica gaf aan de door het Organisatiebureau ‘Paul Acket’ georganiseerde zalen als bijvoorbeeld het Concertgebouw, de Doelen in Rotterdam en het Congresgebouw in Den Haag’ eveneens niet te onderschatten was. Ook was hij ervan overtuigd, aldus de brief aan de Griffier Hubert, dat het wegvallen van deze ‘free publicity’ bij het verdwijnen van Radio Veronica vermoedelijk een teruggang in het aantal te organiseren concerten zou betekenen. Acket: ‘Het kan niet alleen voor ons maar ook voor tal van bedrijven nadelige gevolgen opleveren, waarbij we slechts denken aan ondermeer theaters en schouwburgzalen, drukkerijen van affiches en programma’s, hotels, transportbedrijven, luchtvaartmaatschappijen en meer.’ Tenslotte wees Paul Acket er op dat de uitslag van de ‘Muziek Expres Populariteitsverkiezingen’ over 1972 in de categorie ‘favoriete radiostation’ Radio Veronica de eerste plaats bezette met 51,8%; de tweede plaats voor Radio Noordzee was met 29,9% en dat Hilversum 3 met 18% slechts de derde plaats behaalde. Volgens de poll was het populairste radioprogramma de ‘Radio Veronica Top 40’ met 31,0% gevolgd door de Lexjo van Veronica met 18%. Als populairste deejay kwam, aldus Acket, Lex Harding uit de bus met 23,6%. Tot slot maakte Acket er geen bezwaar tegen dat de ingezonden brief voor de hoorzitting ter inzage van de pers verstrekt werd. Op een paar dagen na is het 44 jaar na dato dat het schrijven van Acket naar de Griffier werd verstuurd en mij op 31 maart 2015 werd toegezonden voor het archief. Het is trouwens ook bijna 43 jaar geleden dat de actie groep ‘Aktief Veronica’ één of meerdere brieven stuurde naar diverse geadresseerden met als doel onrust en schade te veroorzaken, daar men ontevreden was met het leed dat de toenmalige Nederlandse regering had aangedaan door de anti-zeezenderwet van kracht te laten worden in de zomer van 1974. Eveneens was men niet tevreden met de procedures die de VOS, de Veronica Omroep Stichting, diende te doorlopen om eventueel in aanmerking te komen voor een aspirant licentie als omroeporganisatie. Zoals bekend zou later uit de VOS, via een andere structuur, de naam ook veranderen, en wel in de VOO, de Veronica Omroep Organisatie. Wie er achter de actiegroep zat is totaal onbekend, slechts een document werd teruggevonden in een grote doos met documenten die Robert Briel, eens zeer betrokken bij de VOO en het Veronicablad, mij toestuurde. Ook is niet duidelijk aan wie allemaal de dreigbrief, want daar ging het om, is verzonden. Wel stond vermeld dat het ook naar ‘de Telegraaf’ was gestuurd, met verplichting tot publicatie, evenals naar het Ministerie voor CRM en de diverse omroepen. Het document heeft slechts als kop: ‘Belangrijke mededeling’. De dreiging betreft een mededeling dat een aantal fanatieke Veronicafans twee maanden voordat de, niet gedateerde, brief is verstuurd, zogenaamd hevige explosieven hadden geplaats in, naar wordt aangenomen, het toenmalige complex op het NOS terrein in Hilversum, waarin ook de studio van Hilversum 3 was gevestigd. Omdat het de fanatieke aanhang van Radio Veronica het allemaal veel te lang duurde, totdat hun geliefde programmamakers weer te beluisteren waren, vond men dat men met de explosieven kon gaan dreigen indien minister van Doorn, destijds verantwoordelijk voor het Ministerie van CRM waaronder ook de omroepzaken vielen, niet een gewenste verklaring voor de televisie op zaterdag 5 april zou geven. Hans Knot, 22 april 2017
  9. Nog een paar dagen en de jaarlijkse dodenherdenking zal andermaal gaan plaats vinden met in nagedachtenis alle gestorven mensen die voor Nederland zijn gevallen in vele oorlogen waar dan ook ter wereld. In mijn nostalgische column van deze week is het tijd voor een vreemde terugblik. ‘In naam der rechtvaardigheid’ stond er als aanhef boven een brief aan de toenmalige minister van Justitie, mr. Polak. (1967-1971). De brief was afkomstig van de radiohandelaar Johannes Sipma uit Franeker. Het ging in het schrijven over een vreemde en ingewikkelde zaak die zijn oorsprong had in de Tweede Wereldoorlog. Nadat de Duitsers ons land waren binnengevallen werd na een periode van drie jaren besloten dat alle radios ingeleverd dienden te worden bij de bezetter. Niet iedereen gehoorzaamde aan de eis van de bezetter om mee te werken. Een van hen was handelaar Sipma, die besloot zijn volledige bedrijfsadministratie te vernietigen om te voorkomen dat de bezetter van zijn administratieve gegevens gebruik zou kunnen maken voor het opsporen van door hem verkochte radiotoestellen, en dus de rechtmatige eigenaren. Een nogal logische reactie waardoor Sipma na de afloop van de oorlog echter in moeilijkheden kwam. Hij was namelijk lid van de Nederlandse Vereniging van Radio Detailhandelaren geweest, maar bedankte mondeling voor dit lidmaatschap na afloop van de oorlog. Volgens Sipma had hij dat wel twintig keer gemeld en volgens een woordvoerder van voornoemde vereniging had Sipma het lidmaatschap slechts éénmaal mondeling afgezegd. Toch bleef handelaar Sipma door de vereniging als lid gehandhaafd omdat het bedanken niet mondeling maar schriftelijk per aangetekende brief diende te gebeuren. Dat had Sipma kunnen weten, ware het niet dat de lidmaatschapskaart, waarop dit stond vermeld, met de rest van zijn bedrijfsadministratie eveneens vernietigd was. Maar volgens Sipma had niemand namens de vereniging erop gewezen dat afmelding van lidmaatschap schriftelijk en aangetekend diende te gebeuren. Iedere keer had hij, zodra hij bemerkte dat hij toch nog lid was, zich opnieuw per telefoon gemeld bij een vertegenwoordiger van de Nederlandse Vereniging van Radio Detailhandelaren. Hij weigerde dan ook zijn jaarlijkse lidmaatschap te betalen en het contributiebedrag liep in de loop van de jaren zo hoog op dat de vereniging er een rechtszaak van maakte. De vordering was oorspronkelijk f 2300,-- maar werd volgens de heer Sipma, nadat er in de pers enige aandacht aan was besteed, verlaagd tot een vordering van f 1800,-- Op verzoek van Sipma zou hem rechtskundige bijstand verleend worden door mr. Heemskerk, advocaat en procureur te Leeuwarden. De zaak kwam op 11 januari 1968 voor, maar mr. Heemskerk was volgens Sipma niet aanwezig. Na behandeling van de zaak kwam de advocaat te laat bij de rechtbank aan en maakte zijn excuses tegenover de rechter voor zijn afwezigheid. Hij had zich namelijk in het tijdstip van de rechtszitting vergist. Drie weken later kreeg Sipma bericht dat hij veroordeeld was. Sipma vroeg zich af of de zaak niet kon worden aangehouden wegens afwezigheid van de pleiter. In de brief aan de minister stelde hij dat zijn rechtsgevoel door de gang van zaken zeer ernstig geschokt was. De vordering van de radiohandelarenvereniging betaalde Sipma wel, mede op advies van relaties, maar hij deed dit wel onder protest. De brief aan de minister van Justitie, Polak, ging verder met: ‘Nadien werd voor de tweede maal een aanslag gepleegd op het rechtsgevoel van ondergetekende, die zich toch afvraagt of er in Nederland nog recht wordt gedaan en tevens of zij, die beweren dat wij in Nederland klassenjustitie hebben, dan toch gelijk hebben Sipma schreef de brief in 1970, nadat beslag gelegd was op het door hem bewoonde pand te Franeker omdat hij weigerde de indertijd door mr. Heemskerk ingediende nota voor rechtskundige bijstand te betalen. Sipma ging er namelijk van uit dat deze bijstand niet verleend was, omdat mr. Heemskerk afwezig was op het moment dat hij aanwezig had dienen te zijn in 1968 om zijn cliënt te verdedigen. Mr. Heemskerk was ondertussen overleden maar de vordering was in 1970 ingediend door zijn zoon, mr. E. N. Heemskerk. Deze verklaarde destijds desgevraagd door een journalist van de Gemeenschappelijke Persdienst: “Het kan wel zijn dat mijn vader zich in de tijd van de rechtszitting vergist heeft, maar dat heeft aan de zaak niets toe- of afgedaan. De rechtbank heeft namelijk de partijen persoonlijk gehoord. Gepleit werd er niet door mijn vader. Er is wel het nodige werk in gaan zitten.” Sipma kondigde in de brief aan dat hij zou blijven weigeren te betalen (de vordering bedroeg f 600). Hij ondertekende zijn brief met: ‘een bitter in het recht teleurgestelde Joh. Sipma’. Het valt te betwijfelen of Sipma een antwoord heeft gehad vanuit het ministerie van Justitie. Een uitgebreide speurtocht heeft helaas niets opgeleverd. Hans Knot, 29 april 2017
  10. Tegen het einde van de jaren zestig en in het begin van de jaren zeventig van de vorige eeuw verschenen er tal van LP’s in de winkels, die niet door de platenmaatschappijen officieel op de markt werden gebracht maar voornamelijk illegaal waren geperst in het buitenland. In die tijd kocht ik veel LP’s, gezien mijn liefde voor de muziek in de breedste zin van het woord. Er waren drie zaken waar ik vrijwel wekelijks kwam om mijn collectie uit te breiden. Voor de allernieuwste singles en LP’s ging ik naar Roel Hemmes in de Steentilstraat. Ook dook ik wekelijks even de kelder in bij Eekels in de Oude Ebbingestraat om te kijken of er iets nieuws was op LP gebied. Men had daar een meer afwijkende collectie als bij Hemmes. Maar er was nog een derde zaak waar ik ook wekelijks langs ging. Het was de firma Boverhof aan het Schuitendiep in Groningen. Eigenlijk kwam ik er al vanaf 1967 om er wekelijks singles in te slaan voor de jukebox van de Disney Bar in de Pelsterstraat. Eigenaar Kees Dekker had me gevraagd de muziekkeuze voor hem wekelijks te verzorgen. Zo kocht ik iedere week vijf nieuwe platen en de singles die uit de grote muziekkast werden gehaald kreeg ik als dank mee. Andere eigenaren van zakelijke jukeboxen hadden een soort van huurregeling met de firma Boverhof. Door een medewerker van het bedrijf werden wekelijks een aantal singles verwijderd om voor het nieuwe aanbod ruimte te maken. Op het einde van de dag kwamen alle singles, die uit jukeboxen waren verwijderd, netjes in grote bakken in de winkel te staan en waren ze vervolgens per stuk voor 1 gulden te koop. Grasduinen in die bakken was ook een heerlijke gelegenheid en bovendien kwamen er meer leeftijdgenoten met hetzelfde doel waardoor praten over de gezamenlijke muziekhobby tevens tot vriendschappen leidde. Op een bepaalde dag stonden er drie LP’s te koop vol met rock and roll nummers die jarenlang werden gezocht en plotseling in een keer waren aan te schaffen. Afluisteren leverde wel het gevoel op dat niet alles topkwaliteit bleek te zijn en later werd bekend dat dit kon kloppen aangezien deels werd geluisterd naar de muziek van gebruikte singles die waren opgenomen voor herpersing op LP. Een superverzamelaar was op het idee gekomen via een bevriende relatie zijn collectie aan de LP toe te vertrouwen, zodat anderen deze LP’s, die geen bekend platenlabel had, konden kopen. De zogenaamde witte LP’s die bij sommige winkels gewoon in de bakken stonden, zoals bij Boverhof, en bij andere zaken niet werden verkocht of soms toch van onder de toonbank. Uiteraard was de verkoop illegaal in de ogen van de Nederlandse Vereniging van Grammofoonplaten Detailhandelaren (NVGD). Er werden naar alle platenwinkels, die al dan niet aangesloten waren bij deze club, behoorlijke dreigende brieven geschreven waarin gemeld werd dat bepaalde, in Nederland actief zijnde platenmaatschappijen, zouden overwegen alle leveringen aan detailhandelaren, die illegale witte LP’s verkochten, stop te zetten. De behoorlijk scherp gestelde brieven werden eind maart 1970 verstuurd toen het bekend werd dat ‘illegaal’ opgenomen nummers van de Rolling Stones op grote schaal zouden worden verspreid. Ook Boverhof kreeg een dergelijke brief en in het Nieuwsblad van het Noorden van 2 april 1970 verzette hij zich fel tegen eventuele maatregelen. Het artikel bleef decennia bewaard in een LP hoes van een van de daar gekochte LP’s op het ‘Europa Label’. “Het lijkt een oplichterstroep", zei de heer W. (Wim) Boverhof in Groningen. Hij was het niet eens met de Nederlandse Vereniging van Grammofoonplaten Detailhandelaren. Om dat nog eens duidelijk te maken bracht hij de omstreden zogenaamde witte plaat van de Rolling Stones uit. Meerdere aangesloten handelaren, die van plan waren deze ‘witte’ schijf ook te koop aan te bieden, waren van dit idee afgestapt, toen ook de platenmaatschappij Phonogram fel reageerde met brieven die er niet om logen.’ Het kwam, zoals gemeld, er op neer als de handelaren tot verkoop van die bewuste plaat overgingen, ze zouden worden uitgesloten van levering van alle platen, die de betreffende maatschappij uitbracht. Wim Boverhof, die geen lid van de bond was, had vooral bezwaren tegen de toenmalige situatie van de grammofoonplatenmarkt. Zo stelde hij: “Zelfs benzinemaatschappijen kunnen platen verkopen”. In die tijd waren er ook cassettebandjes met muziek van bekende orkesten in omloop zonder dat men eigenlijk precies wist waar ze vandaan kwamen. Ook was het niet uitgesloten dat een lid van het betreffende orkest, de opname clandestien had verkocht en dus mee deelde met de opbrengst. In ieder geval verschenen er veel merkloze platen op de markt zonder dat de maatschappij, die de bewuste band onder contract had, wist wie deze leverden. Een van de eerste LP’s, die in Nederland illegaal op de markt kwamen was ‘Little white wonder’ van Bob Dylan. Het was niet Artone-CBS, waar de Amerikaan voor de Nederlandse markt onder contract stond, die de schijf op de markt bracht. CBS maakte er echter geen zaak van en dus was de schijf bij de meeste Grammofoonplaten Detailhandelaren zonder problemen te koop. Er was vooral de nodige publiciteit hoe het toch mogelijk was dat er zowaar de zogenaamde witte LP’s van de Rolling Stones werden aangeboden. De platenmaatschappij Phonogram – waar men de distributie in ons land voor de Rolling Stones verzorgde, beet, op verzoek van het Londense Decca om de rechten van de Stones en de maatschappij te verdedigen, fel van zich af en als gevolg daarvan bleven de aangesloten handelaren grotendeels in het gareel. Mevrouw Truus Boverhof kwam ik in haar grammofoonplatenzaak wekelijks tegen in die tijd. Uiteraard viel het op dat ze ook ‘witte lp’s’ verkocht wat weer tot aankoop door mij leidde. En niet alleen aan mij maar ook aan de andere vaste bezoekers, die op vrijdagmiddag het winkeltje aandeden. Eigenaar van weer een andere platenzaak aan de Heerestraat in Groningen was de heer H.P. Vink, die bestuurslid van de Nederlandse Vereniging van Grammofoonplaten Detailhandelaren was. In het Nieuwsblad van het Noorden zei hij destijds over Boverhof zijn actie: “Ik kan mij voorstellen dat de heer Boverhof niet in ons gareel loopt. Hij heeft geen belang bij het lidmaatschap omdat hij op deze wijze een zeer goede boterham verdient. Ik vraag mij af wat ik zou doen als ik in zijn schoenen stond. Of ik het leuk vind is wat anders." Als reactie daarop stelde Wim Boverhof: “Ik ben nooit lid van de vereniging geweest, omdat ik naast de nieuwe geen gebruikte platen mocht verkopen. Officieel mogen de maatschappijen niet aan mij leveren, maar onofficieel zie ik wel kans de platen, die ik wil hebben, te krijgen. Desnoods reis ik heel West-Europa af. Ik werd genoodzaakt te pionieren. Daardoor is het ook zover gekomen, dat ik ze nu goedkoper kan krijgen dan de erkende concurrentie. Dat is natuurlijk een vreemde situatie, maar ze is er." En dat hij succes had was ondermeer in de winkel aan het Schuitendiep te zien waarin een speciale bak was ingevuld met lp’s van ondermeer de Amerikaanse als zowel de Nederlandse uitvoering van de musical ‘Hair’, die in die dagen zeer populair was en overal volle zalen trok. En dat Boverhof het goed voor elkaar had bleek een week later toen er vier uitvoeringen van de musical in een bomvolle Martinihal waren en hij er een speciale stand had om de LP’s te verkopen. Wim Boverhof had ondermeer bezwaren tegen de honderd gulden inleggeld, die een kandidaat-lid aan de vereniging diende over te maken. Bovendien werd er dan door een soort van ballotagecommissie besloten of hij al dan niet werd toegelaten. Was het advies negatief dan kreeg een aspirant kandidaat niet de volle inbreng van 100 gulden terug maar slechts de helft van dit bedrag. Een reactie op deze financiële handel destijds van hem in het Nieuwsblad van het Noorden: “Het is fraai. Zo'n bond lijkt mij ook wel iets op op te starten. Dat is een mooie handel". Ook was het zo dat aspirant leden de NVGD uitvoerig dienden te informeren over de financiële zaken van het betreffende bedrijf. En voor Wim Boverhof was een lidmaatschap dan ook een onnodige optie: “Ik heb geen verplichtingen aan de vereniging. Ze is niet nodig. Daardoor is deze situatie gekweekt. Iedereen verkoopt tegenwoordig grammofoonplaten. En wat doet de bond daar tegen? Niets." Zijn Groninger collega Vink vertelde destijds dat het inleggeld nodig was om de onderzoekkosten te dekken. Voorts wenste men alleen maar betrouwbare leden op te nemen in het NVGD register: “Ik wil niet zeggen dat de heer Boverhof een avonturier is. Natuurlijk is er onrust onder onze leden. De gehele handel is onrustig. ledereen staat op zijn achterste poten. De tijd van gezapig zakendoen is voorbij, iedereen kan platen gaan verkopen. Voor een hoop zaken betekent dat paniek. Ach met vakkennis en een grote sortering red je het wel. En dat van die witte platen. Is het juist? Laten wij dat in het midden laten. Er zijn legio platen, die via duistere kanalen de handel bereiken. Zit er een lek bij de fabrieken of spuit men een surplus aan platen?" Er was nog een Groninger eigenaar van een platenzaak die een soort van dreigbrief van de platenmaatschappij Phonogram kreeg en wel de heer Kappen van ‘Het Carillon’, destijds gevestigd op het Kwinkenplein. Hij stelde in het Nieuwsblad van het Noorden gezwicht te zijn voor de inhoud van de brief. “We wilden niet het risico lopen van levering te worden uitgesloten. Het is erg jammer dat het zo moest lopen.” Voor de platenmaatschappij hadden de reacties een positieve wending gekregen want: “Wat ons betreft is die zaak over de Stones-plaat de wereld uit", stelde destijds de heer Ten Kate publiciteitsman van Phonogram. “Die Groninger handelaar Boverhof is niet aangesloten. Hij behoeft zich niet aan onze bepalingen te houden. Er gebeurt dan ook niets. Er is niets aan te doen. Hij kan verkopen wat hij wil. De liefhebbers van de Rolling Stones zullen het wel fijn vinden" De titel van de witte Stones LP was ‘Live’r than you’ll ever be’. Het muzikale werk verscheen op het Peace label en de naam van de groep was ‘Greatest Group on Earth’. Mevrouw Boverhof en haar assistente, Tineke van Nieff, verkochten de LP destijds voor 13 gulden in de winkel aan het Schuitendiep. Op de LP stonden oudere nummers als ‘Carol’ en ‘I’m free’, maar ook voor die tijd nieuwere songs als ‘Sympathy for the devil’, ‘Midnight rambler’ en het nooit eerder door de Stones op de plaat gezette ‘Little Queenie’. Hans Knot, 6 mei 2017
  11. Recentelijk stuitte ik in de archieven op een oude krant van 24 februari 1971 waarin een verhaal is terug te vinden over een ontevreden schipper, de toen 37-jarige, C.J. de Ridder afkomstig uit Urk. Hij had zijn schip, de ‘Linda’, al bijna een jaar liggen in de haven van Scheveningen en hem was al een paar keer door een ambtenaar van de Havendienst erop gewezen dat het afmeren van een schip in de haven van Scheveningen bijna onmogelijk was zonder de vergunning, waarin duidelijk omschreven werd dat het betreffende schip werd ingezet voor bepaalde activiteiten die te maken hadden met handel gericht op Scheveningen en Den Haag. Omdat De Ridder totaal niet reageerde op het verzoek van de ambtenaar om te vertrekken en elders een ligplaats te zoeken, kwam in de derde week van februari, in de holst van de nacht, een sleepboot - die dienst deed voor Rijkswaterstaat- op last van de gemeente Den Haag, de kotter ‘Linda’ uit de Scheveningse haven wegslepen. Volgens een woordvoerder van de Dienst had De Ridder geen vergunning om er zijn schip af te meren en verbleef hij er dus illegaal. In eerste instantie werd de ‘Linda’ ingezet, zoals vele schepen actief vanuit Scheveningen, voor het vissen op de Noordzee, maar werd ook voor andere doeleinden ingezet. Eerder die maand werd bekend dat het beslag op de MEBO I, dat in 1970 werd ingezet voor de bevoorrading van de MEBO II van Radio Nordsee International, nog immer aan de ketting lag in de haven van Scheveningen. Het beslag was gelegd in opdracht van de Panama Overseas Shipping Company, een onderneming opgezet door ir. Heerema. Deze maatschappij stelde nog een vordering te hebben op MEBO Ltd, de moedermaatschappij achter RNI en eigendom van de Zwitsers Meister en Bollier. Details werden niet vrijgegeven. Heerema was, ondermeer met vriend Kees Manders, verantwoordelijk voor een poging tot kaping van het zendschip van RNI in de maand augustus 1970. Manders had ook een vordering op de Zwitsers maar die zou met beide heren tot een regeling zijn gekomen. In de tweede week van februari 1971 werd bekend gemaakt dat RNI, dat eind september 1970 met uitzendingen was gestopt, spoedig weer een serie testprogramma’s wenste uit te zenden om daarna te beginnen met uitzendingen in het Nederlands en het Engels. Hiertoe werd de Exploitatie Maatschappij Noordzee N.V. opgezet, waarvan de muziekuitgeverij Basart een van de vennoten was. Als streefdatum voor de start van RNI in 1971 werd aangegeven dat deze tussen 20 februari en 1 maart zou komen te liggen. Daar het zendschip, het zei met een beperkte bemanning, nog steeds in internationale wateren voor Scheveningen voor anker lag, diende er dus met bepaalde regelmaat te worden bevoorraad. Hiervoor maakte de onderneming gebruik van boten van een aantal scheepseigenaren uit Scheveningen, maar ook van het schip van De Ridder. Voordat het schip ‘Linda’ werd weggesleept had de schipper gedurende twee weken met regelmaat de MEBO II bevoorraad, iets wat de havenautoriteiten ook was opgevallen. Via een wel heel grote omweg kwam de ‘Linda’ vanuit Scheveningen in de Laakhaven in Den Haag terecht. Het schip werd van Scheveningen via Hoek van Holland en de waterweg naar Rotterdam, via binnenwateren, naar Den Haag gesleept. Als reden gaf de directeur van de Havendienst, Mr. W.C.A. Riem Vis, aan dat De Ridder geen vergunning had activiteiten vanuit Scheveningen te verrichten. De sleeptocht werd in de nacht van 23 februari gedaan om de scheepvaart in de binnenwateren zo weinig mogelijk te hinderen en om geen opzien te baren. Ook vond men het niet nodig de eigenaar, die om half 1 in de nacht het schip had verlaten, op voorhand te informeren. Riem Vis destijds: “Hij is al lang genoeg gewaarschuwd. Hij wist dat dit zou gebeuren als hij voor de twintigste van deze maand niet vertrokken was. Wij vinden het dan niet nodig hem te verwittigen. Hij heeft trouwens ook nooit iets van zich laten horen.” In de ochtenduren deed De Ridder aangifte bij de politie wegens diefstal van de ‘Linda’. Ook hierop reageerde Riem Vis: ‘Diefstal, dat is geen diefstal. Het is het verplaatsen van een vaartuig, dat volgens een verordening mag. Hij zal wel de kosten moeten betalen.” De kosten werden destijds trouwens op rond de 2000 gulden geschat. Achteraf had De Ridder die nacht de boot van Rijkswaterstaat wel in de omgeving zien varen maar had hij niet door met wat doel: ‘Als ik geweten had dat even later ze mijn bootje zouden kapen, was ik erbij gebleven en hadden ze nog een grote rel mee kunnen maken. Maar ze zijn nog niet met me klaar. Dat stiekeme gedoe lust ik niet. Ik heb een advocaat ingeschakeld om de zaak voor me te redden.” Een woordvoerder van de gemeente Den Haag stelde dat de overtallige schepen in de haven van Scheveningen al meerdere malen onderwerp van gesprek waren geweest en dat de situatie in de haven steeds chaotischer werd en dus ingegrepen diende te worden om de schepen, waarvoor wel een vergunning was, een ligplaats te kunnen geven. Het is daar razend druk en als deze sportvissers, die niet in de haven thuis horen, er maar hun gang gaan wordt de chaos steeds groter.” De Ridder was het met deze verklaring niet eens en stelde dat Scheveningen een vrije haven was en dat ieder schip, goedgekeurd door de scheepvaartinspectie, daar mocht komen. De gemeente Den Haag ging echter uit van het standpunt dat de haven allereerst bestemd was voor Scheveningers en dat men diende aan te tonen dat men zich met handel of visserij bezig hield. Wel waren er rond die tijd vele jachten die door een besluit uit het verleden er tevens een ligplaats hadden. Hoe het uiteindelijk is afgelopen is niet duidelijk want na die enkele berichtjes in februari 1971 is er niets meer van Schipper De Ridder en zijn ‘Linda’ vernomen. De MEBO I in Scheveningen haven in 1971. Foto: Leen van Oeveren Hans Knot, 13 mei 2017
  12. Op de Nederlandse radio, als wel via de Nederlandse televisie werd er in de maand november 1962 optimaal belangstelling getoond door de Nederlandse luisteraars en kijkers. Allereerst was er het programma dat historisch als ‘Open het Dorp’ de geschiedenis is ingegaan. Een enorme succesvolle inzamelingsactie voor een van de vele goede doelen, die werd georganiseerd onder auspiciën van de AVRO. Het was het eerste grote geldinzamelingsprogramma op de Nederlandse televisie. De bedoeling van ‘Open het Dorp’ was om veel geld in te zamelen voor het bouwen van een woonwijk en zorginstelling voor gehandicapten. Met de miljoenen, die werden binnengehaald, werd deze woonwijk en zorginstelling later dan ook gesticht en kreeg als naam ‘Het Dorp’ te Arnhem mee. De uitzending via de zendtijd van de AVRO, via de televisie, vond plaats op 26 en 27 november 1962 en duurde in totaal drieëntwintig uren. Het programma werd tegelijkertijd eveneens via de radio uitgezonden. Alom is bekend dat het programma door Mies Bouwman grotendeels werd gepresenteerd en zij bij een groot deel van het Nederlandse volk ter stond op handen werd gedragen. De televisieregie van dit legendarische programma was in handen van Theo Ordeman. Tijdens de uitzending traden meer dan vierhonderd artiesten op, onder wie de cabaretier Wim Kan, die op het podium via de telefoon honderdduizend gulden wist los te praten bij rijke landgenoten. Nederlanders die niet in staat waren hun bijdrage zelf naar Mies Bouman in het RAI complex in Amsterdam te brengen kregen volop de gelegenheid hun gift in hun eigen omgeving weg te brengen. Daartoe werden de deuren van duizenden winkels, buurthuizen en kerken geopend om daar de financiële bijdragen heen te brengen. In totaal brachten de Nederlandse televisiekijkers en radioluisteraars 21.192.000 gulden bijeen. De initiatiefnemer voor dit programma was de medicus Arie Klapwijk (1921-2008). Hij was later waarnemend directeur van ‘Het Dorp’ en tevens voorzitter van de Stichting Het Dorp, die enkele jaren later werd opgericht. Na zijn opleiding begon Arie Klapwijk zijn medische loopbaan in het revalidatiecentrum ‘De Hoogstraat’ in Leersum. In latere jaren werd hij directeur van de Johanna Stichting, dat van naam veranderde naar ‘Het Johanna Kinderfonds’. De Johanna Stichting werd opgericht in december 1900 als tehuis voor gebrekkigen en mismaakten. Een van de oprichtsters en naamgever van de Stichting was Johanna van Ness. De statutaire doelstelling van het Johanna Kinderfonds is het stimuleren en subsidiëren van initiatieven die tot doel hebben om mensen met een lichamelijke beperking als gevolg van een aandoening van hersenen, zenuwen, botten en spieren, tot de leeftijd van 30 jaar een volwaardige plaats in de maatschappij te geven. Rond 1960 ontstond het plan om in de buurt van de vestiging van het revalidatiecentrum van de stichting in Arnhem een dorp te stichten speciaal voor minder-validen met een blijvende handicap. Om ideeën op te doen voor revalidatiemethoden bezocht Klapwijk onder meer revalidatiecentra in de Verenigde Staten. Op 26 en 27 november 1962 presenteerde Klapwijk samen met Mies Bouwman de 23 uur durende televisie-uitzending van de inzamelingsactie ‘Open het Dorp’, die ook via de radio deels was te beluisteren. Klapwijk was tot mei 1964, toen het administratiegebouw gereed kwam, waarnemend directeur van Het Dorp. Hij legde deze functie neer om zich weer te richten op zijn medische en leidinggevende taken bij de Johanna Stichting. Klapwijk zette zich voortdurend in voor een gelijkwaardige positie voor mensen met een handicap. Hij was ook een promotor van de gehandicaptensport. Als initiatiefnemer van Het Dorp werd hij wereldwijd uitgenodigd om spreekbeurten te houden. Hij overleed in een ziekenhuis in Ede op 86-jarige leeftijd. Voor zijn werk werd Klapwijk herhaaldelijk onderscheiden. Hij was Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw, Officier in de Orde van Oranje-Nassau, Drager van het Mobilisatie-Oorlogskruis en Officier in de Orde van de Dannebrog en Ereburger van Het Dorp te Arnhem. Onder de vele Nederlanders, die persoonlijk naar de uitzendlocatie kwamen, was ook de toenmalige programmaleider van Radio Veronica, Tony Vos, die namens de directie van Radio Veronica een genereus gebaar mocht maken. Hij vertelde aan Arie Klapwijk en Mies Bouwman dat gedurende de daarop volgende periode maandelijks door de directie van het radiostation een bedrag van f 10.000,-- beschikbaar zou worden gesteld aan ‘Open het Dorp’, als onderdeel van de reclameomzet van Veronica, hetgeen in totaal een bedrag van f 140.000,-- werd. De directie van Veronica sloeg daarmee een goede slag want het was dat etmaal de één na grootste gift die ter beschikking van de organisatie ‘Open het Dorp’ werd gesteld. Dr. Arie Klapwijk wist, bij het overdragen van de gift, zijn gevoel voor het radiostation uit te dragen door de volzin: “Ik luister graag naar Veronica” uit te spreken. Mies Bouwman stelde: “Is het niet heerlijk, dat wij althans op een dag alleen maar aan een dorp bouwen met zijn allen en alle zuiltjes vergeten!” De Volkskrant had de volgende ochtend de volgende opmerking: ‘Hebt U overigens ook zo genoten van de gratis reclame die gisteren de AVRO heeft gemaakt voor Radio Veronica? Het is sportief van deze omroep, al konden zij het niet helpen.’ De volgende dag, 28 november, werd bekend dat Prinses Wilhelmina, de voormalige koningin op 82-jarige leeftijd was komen te overlijden. Let wel, dit gebeurde in de tijd dat we in Nederland slechts één televisienet en twee officiële radionetten hadden. Wilhelmina overleed te Apeldoorn waar ze de laatste jaren van haar leven doorbracht op Paleis het Loo. Ze was Koningin van ons land tussen 1898 en 1948. Een halve eeuw, wat een enorm lange regeringsperiode was. Prinses Wilhelmina Helena Pauline Maria van Oranje Nassau werd op 31 augustus 1880 geboren in Den Haag. Na de dood van Koning Willem III in 1890 werd ze op 10-jarige leeftijd koningin. Wel onder het regentschap van haar moeder Emma. Op 5 september 1898 werd ze in Amsterdam officieel als Koningin ingehuldigd. Tijdens de Tweede Wereldoorlog vluchtte ze naar Engeland waarvandaan ze het land bleef regeren. Dit deed ze onder andere door het Nederlandse volk via de radio meerdere malen toe te spreken. In 1948 besloot ze om Juliana als troonopvolgster aan te wijzen. Wilhelmina leed onder andere aan bronchitis en ze was erg vermoeid. De regering wilde moeilijk meewerken maar uiteindelijk deed de Koningin afstand van de troon op 4 september 1948. Via Hilversum 1 en Hilversum 2 werd terstond een programma van nationale rouw met treurmuziek opgestart en werden de luisteraars, via de nieuwsbulletins op de hoogte gehouden van de meest recente ontwikkelingen. Zo werd bekend gemaakt dat de bevolking welkom was op ondermeer Paleis Huis ten Bosch, in Den Haag, voor het ondertekenen van een condoleanceregister. Talrijk was het aantal Nederlanders dat op deze manier afscheid nam van de voormalige vorstin. Maar ook vele Indische landgenoten lieten blijken hoe belangrijk Wilhelmina was geweest in moeilijke tijden. In de middag kwam Prinses Irene, per vliegtuig, aan op Schiphol om zich bij haar familie te voegen. Ook haar oudere zus Beatrix brak een reis, naar het Verre Oosten, af en werd op Schiphol na aankomst uit Tokio opgewacht door haar ouders, Koningin Juliana en Prins Bernhard. Terwijl de leden van de Koninklijke familie rond kwart over negen die ochtend Schiphol verlieten, stonden al duizenden in de rij om tijdens een rouwdefilé afscheid te nemen van de gestorven Prinses Wilhelmina. De volgende dag werd ze overgebracht, in een witte lijkwagen, naar het Paleis Lange Voorhout in Den Haag, waar nog eens duizenden afscheid konden nemen. Het een en ander werd via berichtgeving in het nationale programma op de radio bekend gemaakt. Uiteindelijk werd Wilhelmina een laatste rustplaats gegund in het familiegraf van de Oranjes in de Grote Kerk te Delft. En uiteraard stonden vele Nederlanders stil bij het lange regeringsleven van de overleden voormalige vorstin die ook vele malen vanuit Engeland via Radio Oranje haar bevolking moed had ingesproken en door het leven zou gaan als ‘Moeder des Vaderlands’. Maar hoe ging het één en ander, die bewuste 28ste november 1962, via Radio Veronica. Programma’s werden immers dagen vooraf opgenomen en per pendelboot naar het zendschip Borkum Riff gebracht om door de dienstdoende technici aan boord te worden afgedraaid. Aan boord sprak één van de technici spotjes in, die deels regelmatig waren te beluisteren: “Dit is Radio Veronica op de 192 meter. In het verband met het overlijden van Hare Koninklijke Hoogheid Prinses Wilhelmina, zullen wij in het teken van de Nationale Rouw onze uitzendingen voor de verdere dag staken.” Een spotje met een duur van 21 seconden, dat bewaard is gebleven in het persoonlijke archief van uw columnist. Een tweede spot luidde als volgt: “Dit is Radio Veronica op de 192 meter. In verband met het overlijden van Prinses Wilhelmina zullen wij in het teken van Nationale Rouw onze uitzendingen voor de verdere dag staken.” Of men inderdaad uit de ether is gegaan is niet te traceren via deze opname, die door iemand die ochtend van Radio Veronica is gemaakt. Ons resten slechts de voornoemde spots, die ooit tevoorschijn kwamen uit een groot aantal bananendozen, dat lag opgeslagen onder een kamervloer in het Noord Hollandse Rading, ten huize van de voormalige deejay Klaas Vaak (Tom Mulder). In een niet gedateerd knipsel, teruggevonden in het ‘Max Lewin archief’ werd het volgende gemeld: ‘Radio Veronica heeft zijn zender het zwijgen opgelegd. Vanmiddag werden de uitzendingen hervat, nadat een klein vaartuig banden met gewijde muziek aan boord had gebracht.’ Een mededeling dus op de 28ste november 1962 verschenen in een avondkrant. Het Algemeen Handelsblad schreef op 29 november: ‘Ook het ‘piratenschip’ Veronica heeft zijn normale programma’s gisteren volledig doen vervallen. Nadat de zender in de ochtenduren had gezwegen, kon men ’s middags naar gewijde muziek luisteren. Wij hoorden ondermeer enkele gezangen uit een hervormde liederenbundel ten gehore brengen door de alt Aafje Heynis en voorts verscheidene symfonieën en concerten van Ludwig van Beethoven. In navolging van de legale omroepen zal de commerciële zender de komende dagen zijn uitzendingen blijven aanpassen. Van de directie vernamen wij, dat in verband hiermede geen reclameboodschappen zullen worden uitgezonden.’ Opmerkelijke radio dagen achter elkaar dus in 1962. Hans Knot, 27 mei 2017
  13. Deze keer neem ik U mee terug naar de maand januari 1979, 38 jaar geleden. De mediawereld zag er geheel anders uit. Satelliettelevisie met ontelbare stations in aanbod was er nog niet. Internet? Niemand had er ooit van gehoord. En de verdeling tussen televisiekijken en radiobeluisteren was in die tijd dan ook geheel anders. Ik heb het Freewave Media Magazine van januari 1979 erbij gehaald om te kijken wat er aan langere verhalen instond. Ik zelf ging destijds dieper in op het onderwerp ‘informatieverstrekking via de radio.’ Let wel het is 1979 in onderstaand verhaal en denk maar eens goed na hoeveel het medialandschap sindsdien is veranderd. ‘Vele malen per dag in diverse rubrieken valt er informatie en actualiteiten te beluisteren op je radio. Je kunt eigenlijk geen station voorbij gaan waar het op voorkomt. Zelfs bij het fenomeen zeezenders kwam en komt het nog steeds voor. Actua door middel van het nieuws en informatie door de spots over bijvoorbeeld de drive in shows. Informatie is sinds de opkomst van het medium radio een belangrijk aspect geworden en kan niet meer gemist worden in het geheel. Dit in tegenstelling tot de televisie waar het eventueel wel gemist kan worden. Immers de televisie is slechts in het algemeen in de avonduren te zien en te horen. De radio is in vele landen het medium waar je 24 uur per etmaal op kunt afstemmen. Hierdoor kan dit medium ten alle tijde ingaan op die gebeurtenissen die waar ook ter wereld gebeuren. Ook een pluspunt voor de radio als nieuws- en informatiemedium is de grote opkomst van de autoradio, waardoor de bereikbaarheid vele malen groter is als die van de televisie, die in de meeste gevallen slechts in de huiskamer staat opgesteld. De nieuwsuitzendingen zijn de meest directe vorm van informatieoverbrenging. Daar zijn meestal persbureaus voor verantwoordelijk (Voor Nederland het ANP, Algemeen Nederlands Persbureau) Het ANP verzorgt bijvoorbeeld via Hilversum 3 ieder uur op het hele uur een kort bulletin en uitgebreide bulletins op de andere Hilversumse netten op diverse tijden. Het ANP werd in 1934 opgericht. In België worden de nieuwsuitzendingen op radio en televisie door een eigen nieuwsredactie verzorgd. De berichtgeving in de nieuwsuitzendingen worden in de regel zo beknopt en neutraal mogelijk gehouden. Actua programma's daarentegen behandelen de onderwerpen eerder aangehaald in de nieuwsuitzendingen uitgebreider daar deze rubrieken moeten worden gezien als programma's waarin achtergrondinformatie wordt gegeven en waarin het nieuws wordt becommentarieerd en van kritische kanttekeningen wordt voorzien. In Nederland heeft iedere. omroep een eigen actualiteitenrubriek (AVRO –Televizier, Veronica Info, NCRV Hier en Nu etc.) Zo kent de Belgische radio de vaste rubriek Actueel. Vaak worden in de diverse actualiteiten uitzendingen contacten gelegd met diverse buitenlandse correspondenten om zo goed en snel mogelijk op de hoogte te worden gebracht van de gebeurtenissen waar ook ter wereld. Naast deze programma's of onderdelen van dezen vindt men nog die programma's waarin een journalistenforum over actuele onderwerpen discusseert of waarin een vaste commentator het nieuws analyseert. (Hoogendijk, Neumann, Hilterman e.a.) Naast het nieuws van het politieke front en ander wereldgebeurtenissen brengt de radio ook veel praktische berichtgeving: weerberichten en eventuele waarschuwingen voor mist, gladheid, filevorming, omleidingen etc. In België is het verplicht met ingang van 1 januari 1979 een autoradio te hebben in de nieuwe auto’s in verband met deze berichtgevingen. Ook voorlichting voor bepaalde groeperingen zoals waterstanden, mededelingen voor land- en tuinbouw, gastarbeiders, programma's betreffende werkloosheid, vacatures etc. bepalen een deel van het radiogezicht. In België wordt deze laatste verzorgd door de Rijksdienst voor de Arbeidsvoorziening, in Nederland door de Overheid in het algemeen. Dit soort informatie vormt ook een groot deel van de Regionale Omroepen zoals men die in de meeste Europese landen kent. Vaak worden de programma's in deze regionale uitzendingen gesproken in dialect ofwel in de streektaal van de desbetreffende regio. Van oudsher is het educatieve aspect van het radiowezen onderkend, waarbij onder educatie natuurlijk niet altijd hetzelfde wordt verstaan. Overal ter wereld kent men de speciale schoolradio; ook worden via de radio cursussen en algemeen onderwijs voor volwassenen gegeven. Het visuele aspect bij sommige cursussen wordt door de televisieonderwijsuitzendingen gegarandeerd (Teleac e .a.) In de minder ontwikkelde landen heeft vooral de radio de onderwijstaak als een van de belangrijkste taken van dit medium. Dit vooral in betrekking tot het analfabetisme. Wanneer je het boek ‘World Communication’ (Unicef publicatie) naslaat zal je steeds weer constateren dat in deze landen meer dan 30% van de uitzendingen zijn besteed aan onderwijs. Het vermogen van radio om de onontwikkelde volksmassa's te bereiken is al door Lenin tijdens de Russische Revolutie onderkend. Hij gebruikte dit medium niet alleen voor onderwijs maar ook voor propagandadoeleinden. Later werd dit ook gedaan door Hitler tijdens de Tweede Wereldoorlog. In elk land welke door de Duitsers was bezet werden de radiostations onder toezicht gesteld van een Rundfunkbetreuungsstelle.(RBS) die een strenge censuur uitoefende. Vanuit Berlijn kon men alle zenders met elkaar koppelen. Wat betreft deze soort van propagandaradio, zoals het ook wel genoemd werd, hebben we heden ten dage ook nog diverse stations als voorbeeld ( Radio Free Europe, Radio Liberty, Engelstalige uitzendingen Radio Moscow etc.). Pak een stuk papier en pen, lees het verhaal nog een keer en maak voor jezelf aantekeningen om tot de conclusie te komen dat er heel veel veranderd is. Misschien is één vel papier niet genoeg. Hans Knot, 3 juni 2017
  14. In deze aflevering van mijn nostalgische column aandacht voor de opening van de poptempel Paradiso in Amsterdam in 1968 en de invoering van de kleurentelevisie in ons land. Flits en nog eens flits, maar even schakelen naar een ander televisienet en weer flits en een ander reclameblok. Het is net of alle kanalen op dezelfde tijd reclameblokken uitzenden. Dat was toch in januari 1968 geheel andere koek want reclame was een zeldzaamheid en we hadden slechts Nederland 1 en 2 en bovendien was het aanbod van de reclame, die wel werd uitgezonden, slechts in zwart-wit te zien. En de verwachting destijds was dat de spots ‘voorlopig’ niet op de beeldbuis in Nederland zouden verschijnen. Op dat moment waren er op onze televisie nog maar acht uur aan kleurentv programma’s te zien, wat toen overeenkwam met ongeveer 20% van de totale zendtijd per week. Het zou tevens toch nog geruime tijd duren voor er ook reclamespots in kleur op de beeldbuis zouden verschijnen. Paradiso Amsterdam, foto collectie Rob Olthof In ons land waren rond die tijd pas 15.000 tvkleurentoestellen verkocht en die konden samen voor de adverteerders niet voldoende rendement opleveren om de hogere kosten van de reclamefilms in kleuren commercieel te rechtvaardigen. Dit verklaarde destijds in januari 1968 de heer B. Doyer, gedelegeerd commissaris voor Nederland en België van het Amerikaanse reclame adviesbureau J. Walter Thompson, Deze onderneming was verantwoordelijk voor het aanbod en gedeeltelijke productie van ongeveer 8 procent van alle zwart-wit reclamespots. Hij stelde tevens dat de adverteerders er zeker niet vóór 1970 op mochten rekenen dat er in kleur zou worden aandacht besteed aan hun producten. Zo stelde hij: “Feitelijk loont het pas goed als 10 procent van de kijkers een kleurentelevisie in huis heeft.” Gerekend naar het aantal huishoudens in ons land destijds betekende dit dat in 1970 er 350.000 kleurentelevisieontvangers zouden moeten zijn verkocht. Het was de combinatie van verhoogde kosten met het veel kleinere bereik, dat de reclamewereld destijds nog niet aan kleuren-tv deed denken. De verwachtingen over de invloed van gekleurde reclame waren echter wel hoog gespannen. Uit internationale ervaring wist men bij Walter Thompson dat het produceren van een kleurenspot niet meer dan 20 tot 25 procent duurder behoefde te zijn dan van een zwart-wit spot, terwijl de visuele indruk gemiddeld 30 tot 50 pet hoger lag. Ook zonder kleur stonden de adverteerders zich in Hilversum en Bussum, waar de televisie toen nog een belangrijke zetel had, al te verdringen om aan bod te kunnen komen. Er werd in die tijd zes dagen per week, en dus nooit op zondag, 18 minuten per dag en dus rond de 110 minuten per week, aan reclame via de twee televisienetten uitgezonden. In de VS was de gemiddelde lengte van een reclamespot destijds 1 minuut, terwijl in ons land dit 50% lager lag. In 1968 waren er zeven landen in de gehele wereld, die tot op dat moment beschikten over kleurentelevisie (VS, Canada, Engeland, Duitsland, Frankrijk, Rusland en Nederland). De reclame- in-kleur had alleen haar entree gemaakt in de eerste drie genoemde landen. Uit een onderzoek, dat in opdracht van het adviesbureau Walter Thompson was ingesteld over de prijzen van kleurenontvangers met een beeldbuis van 63 cm., bleek dat deze in Duitsland voor een prijs van f 2000,-- of minder op de markt werden gebracht, in Frankrijk voor ongeveer f 4000,--, terwijl de prijs in Engeland en Nederland ongeveer f 3000,-- bedroeg. Let wel 1968, waarin een modaal inkomen ongeveer rond de f 450,00 per maand lag. Eigenlijk dient gesteld te worden dat in de maand september 1967 de kleurentelevisie al werd geïntroduceerd, daar op de Firato tentoonstelling in de Amsterdamse RAI de nieuwe uitvinding als absolute hoogtepunt werd vertoond. Het had heel wat jaren geduurd voordat het werd geïntroduceerd want in werkelijkheid was met binnen het Philipsconcern al sinds 1941 bezig met het onderzoek naar de mogelijkheden tot ontwikkeling van de kleurentelevisie, ver voordat de televisie in Nederland werd ingevoerd. Op 14 oktober 1964 begon men bij Philips met experimentele kleurenuitzendingen vanuit het Natuurkundig Laboratorium. In januari 1967 gaf de overheid toestemming om vanaf oktober dat jaar de experimentele kleurenuitzendingen landelijk voort te zetten en vanaf 1 januari 1968 de kleurentelevisie definitief in te voeren. De eerste buitenreportage was de intocht van Sinterklaas in Medemblik op 18 november 1967. De kleurenuitzendingen konden in het begin alleen via de reportagetrein worden uitgezonden, omdat die als enige was uitgerust met kleurencamera's. Aan het eind van 1967 waren er circa 10.000 kleurentelevisies in Nederland. In 1968 werden er 35.000 verkocht en in het eerste kwartaal van 1969 waren dit al 50.000. Voor vele Amsterdammers, maar ook tienduizenden andere Nederlanders, is de datum van zaterdag 30 maart 1968 in hun geheugen gegrift als de datum waarop slechts een aantal van hen kon beleven dat het kosmisch ontspanningscentrum Paradiso in Amsterdam werd geopend. De gemeenteraad van Amsterdam, die zware tijden doormaakte met de provobeweging en de vele hippies, die uit alle uithoeken van Nederland en ver daarbuiten de Nederlandse hoofdstad bezochten, besloot in 1967 dat er een creatieve vrijplaats diende te komen voor allerlei groeperingen vallende onder de categorie ‘jongeren’. Het duurde velen te lang en het was Willem de Ridder, die ook al furore maakte met het blad ‘Hitweek’, die vond dat er sneller actie diende te worden ondernomen dan de gemeenteraad nastreefde. Samen met hem bevriende kornuiten kraakte hij het gebouw, dat eerder werd gebruikt als Verenigingsgebouw van de Vrije Gemeente, aan de Weteringeschans. In deze tijd zouden we het hebben over de geschiedenis van Paradiso als het gebouw dat beschouwd werd als absolute Poptempel van Nederland, waar het neusje van de zalm optrad en nog steeds optreed. In de ogen van de ‘krakers’ was het echter een kwestie van zogenaamde Happeningachtige avonden, gevuld met ‘theater en de vermaeck’. Het was de tijd van bloemen, vloeistofdia’s die tijdens optredens op de achtergrond werden geprojecteerd, de magische acts, het gebruik van hasj en de naaktdansers die schenen door te gaan totdat iedereen met een positief gevoel huiswaarts of naar het park was gegaan. De helaas in 2013 overleden Rob Olthof was een van de eerste bezoekers en had zo zijn herinneringen: ‘Ja, dat klopt. In die tijd kwam ik regelmatig op de Hitweek burelen in Amsterdam Zuid, waar Marjolijn Kuysten en Willem de Ridder de krant in elkaar aan het zetten waren middels zogenaamd knip- en plakwerk. Er was in die tijd nog geen sprake van computergebruik, laat staan van mooie opmaakprogramma's. Marjolijn vertelde me op een dag in 1968 dat de voormalige kerk bij het Leidseplein geschikt werd gemaakt voor ‘alternatieve jongerenprogramma's’, zoals niet el later ook werd gemeld in het blad Hitweek. De allereerste avond in Paradiso heb ik zelf niet meegemaakt, maar kort daarna bezocht ik het wel om groepen als The Moody Blues, Golden Earrings (met een ‘s’ nog in die tijd) Short 66, Man, Cuby and the Blizzards en dergelijke te zien optreden. De lucht in Paradiso was bezwangerd met hasj en wierookgeur, dus na afloop stonk je een uur in de wind. Op het toneel deed Phil Bloom wat half blote dansjes met een laken om haar lijf en soms was er nog een ander dansclubje te ontwaren. De meisjes uit het publiek hadden vaak bloemen in het haar en de jongens droegen bloementjes broeken, eigenlijk geen gezicht. Maar ja het was de tijd van de flower power. Paradiso was voor mij Woodstock in het klein en voor eeuwig onvergetelijk. De laatste keer dat ik naar Paradiso ging, was er een optreden van Cuby and the Blizzards met ‘Groeten uit Grolloo’ een programma dat verder met diverse andere artiesten werd gevuld. Paradiso is en blijft ‘Het Alternatief Sentrum’, weet je wel!” Hans Knot, 10 juli 2017
  15. hans knot

    TV series in de jaren zestig

    Vandaag ook weer een nostalgische column waarbij ik je andermaal mee terug neem naar 1968. Wat konden de diverse kranten en bladen ons in dat jaar toch mooie dingen in het vooruitzicht brengen. Zoals het nieuws dat de Amerikaan Patrick McGoohan destijds over niet al te lange tijd één van de bekendste nieuwe sterren aan het televisiefirmament zou worden. In zijn eigen land was hij een beroemdheid geworden en dat kon ook moeilijk anders, als men bedenkt, dat hij miljoenen Britten jarenlang had bezig gehouden met televisieseries, waarvan de ene aflevering nog spannender was dan de andere. Hij was er destijds begonnen met de creatie van ‘Danger Man’ John Drake en als klap op de vuurpijl kwam daar achteraan de serie ‘The Prisoner’ of — zoals het in Nederland ‘De gevangene’ ging heten en waarvan de NCRV op zaterdag 3 februari 1968 een eerste aflevering op het scherm bracht. ‘Danger Man’ John Drake was in ons land niet helemaal een onbekende verschijning. In de woelige dagen van TV-Noordzee, vanaf het REM-eiland, hadden vele kijkers in de randstad Holland al kennis gemaakt met deze superspeurder. “My name is Drake", zei hij telkens in de inleiding, “John Drake" en vervolgens stapte hij in zijn sportwagen, gaf een dot gas en verdween. We liepen achter met de serie, in vergelijking met de Engelsen. RTV Noordzee werd uit de ether gehaald en wij hadden nog de nodige avonturen te goed, toen in Engeland de loopbaan van de geheime agent voorgoed ten einde was. Ze maakten zich daar druk over de vraag wat er in vredesnaam nog voor avonturen voor John Drake waren te verzinnen. De slotconclusie was dat het beter was de serie stop te zetten en een einde te maken aan ‘Danger Man’. Maar Patrick McGoohan die de rol van Drake speelde, had wel andere gedachten. Natuurlijk had hij ingezien dat de populaire serie Danger Man een einde zou beleven en er dus iets anders bedacht diende te worden bedacht om brood op de plank te blijven houden. En hij zag in dat dit in het vervolg zeker niet als John Drake nog zou gaan lukken. En zo ontstond bij hem het idee om naar het afscheid van John Drake met een nieuwe televisiescript te komen voor een serie die de geschiedenis in zou gaan als ‘De gevangene’. Voor die tijd de modernste en meest revolutionairse serie die er ooit op televisiegebied was opgenomen. Alleen een naam het Patrick in deze nieuwe serie niet, nee hij was de gevangene en had alleen een nummer: ‘Nummer 6’. Zijn herkomst was al even vaag; Hij was een man, die een heel belangrijke en geheimzinnige baan had, maar hij nam zelf ontslag. En dat maakte hem nog belangrijker, want vervolgens liep hij ‘vrij’ rond met zijn geheimen, waarvoor zowel vrienden als vijanden belangstelling hadden. In de serie ‘The Prisoner’ werd hij vervolgens ontvoerd en hij kwam daarna terecht in een soort dorp, waar allemaal mensen met een geheim rondliepen. Wie hadden hem ontvoerd? En daar begon het ontrafelen van het ene na het andere mysterie. Waren het zijn eigen mensen, zijn vijanden of misschien mensen uit beide groepen? Hij had in het dorp zijn eigen prachtige huis waarin hij zich mocht voortbewegen alleen gevolgd door een eigen televisiecamera die elke beweging van ‘nummer 6’ volgde. Patrick McGoohan wist één ding heel zeker en wel dat beide serie een aantal dingen gemeen dienden te hebben. In principe zou er niet gewerkt worden met sadisme, extreem geweld of sekstoestanden. Hij ging er altijd bij alle producties vanuit dat ze door het gehele gezin, van groot tot klein, in de huiskamer gezien dienden te worden. Het betekende niet dat er in ‘The Prisoner’ geen ruimte voor mooi schoon was want in de serie kwam een aantal Britse actrices voorbij die in de tabloids de mooiste van het land werden genoemd. Maar voor ‘nummer 6’ was geen van deze mooie vrouwen te vertrouwen. Voordat de serie de beeldbuizen bereikte was er praktisch niets naar buiten gekomen inzake ‘The Prisoner’. Strikt geheim waren de opnamen gemaakt: geen enkele journalist was er bij geweest. De geheimen van Patrick McGoohan en zijn raadselachtige dorp moesten tot elke prijs bewaard blijven. Vervolgens werd er in elke aflevering een tipje van de sluier opgelicht. De binnenopnamen waren gemaakt in de Metro-Goldwyn-Mayer Studios in Engeland. Maar bij de perspresentatie weigerde McGoohan nog steeds te zeggen, waar dat gekke dorp was. McGoohan werd daardoor zelfs de gevangene van zijn eigen geheimen. We zijn een kleine halve eeuw verder en wie herinnert zich nog de beide voornoemde series? Danger Man staat mij persoonlijk beter in het geheugen dan de serie ‘The Prisoner’. Eén aflevering daarvan heeft voor vele liefhebbers van de radiogeschiedenis, met name met de zeezenders, wel een zeer speciale plek gekregen en wel ‘Not so Jolly Roger’, dat zich deels afspeelde op Red Sands Towers, eens onderkomen van ondermeer Radio 390. Alleen de kijker van nu zien dat een groot deel gewoon niet op het fort maar in een studio is opgenomen. Patrick was trouwens een Amerikaan die in 2009 in Los Angeles kwam te overlijden. Hans Knot, 17 juni 2017
  16. hans knot

    1970 25 jarig bestaan RONO

    In de nostalgische terugblik van deze week neem ik je mee naar de maand mei 1970 toen er een feestje gevierd diende te worden aan het Martinikerkhof in Groningen, alwaar destijds de radiostudio’s waren gevestigd van de regionale omroep in het noorden van ons land, de RONO, hetgeen stond voor Regionale Omroep Noord en Oost. Het ontstaan leidde eigenlijk naar 16 mei 1945 want toen verzorgde de O.P.M.C. (Omroep Provinciaal Militair Commissariaat) de eerste regionale uitzending via het radio-distributienet van de PTT in de stad Groningen. Later volgden uitzendingen voor de provincies Groningen, Friesland en Drenthe. Na enkele maanden werd de O.P.M.C. - opgericht om te voorzien in de grote nieuwshonger in een tijd dat de westelijke en zuidelijke actieve radiostations bijna niet of geheel niet konden worden ontvangen, opgeheven. Maar dat betekende geen einde aan deze uitzendingen want de taken werden overgenomen door de RON, de Regionale Omroep Noord, hetgeen later werd uitgebreid met nog een O die werd toegevoegd, omdat ook het oosten van Nederland werd bereikt met haar programma’s. Rond het 25-jarig bestaan in 1970 had de RONO ook aanmerkelijk meer zendtijd en stond zij in het middelpunt van de belangstelling in die gebieden waar men was te ontvangen. Immers was er nog lang geen commerciële radio in ons land, laat staan dat er ruimte was voor lokale radiostations. Men bracht gemiddeld rond de achttien zenduren per week en dat was in 1970 bijna het dubbele van het aantal radiouren dat bijvoorbeeld de TROS en de VPRO ter beschikking hadden. Men durfe op het Martinkerkhof wel enigszins trots te zijn en bracht naar buiten dat de RONO ruwweg half Nederland als verzorgingsgebied had met rond de vier miljoen inwoners: de provincies Groningen, Friesland, Drenthe, Overijssel en geheel Gelderland. De RONO stond vijfentwintig jaar na de eerste regionale radiouitzending in Groningen, model voor de toekomstige regionale omroepen, zoals de toenmalige minister van CRM, mevr. Klompé, die in gedachten had. Dat betekende dat in de eerste plaats regionale omroep onder verantwoordelijkheid viel van de NOS, dit volgens het artikel 47a uit de Omroepwet. Het was weliswaar mogelijk om ook zelf met een regionale omroep te beginnen, maar om een zendmachtiging te verkrijgen volgens artikel 47b, diende men een voor een stad, streek of gewest representatieve culturele instelling te zijn. En of men dit daadwerkelijk was bepaalde weer de minister. Klompé had in haar laatste beschikking destijds trouwens definitief bepaald dat de NOS de verzorging van de regionale radioprogramma's van de RONO op zich diende te nemen. Daartegen bestond nog wel behoorlijk wat tegenstand. Sommigen zouden graag zien, dat men ook buiten de NOS in de gelegenheid gesteld zou worden om regionale programma's te verzorgen. Dit met het argument, dat men dan tot een betere, meer gerichte aanpak zou kunnen komen. Was het echter een groot bezwaar in 1970 te moeten werken onder de vleugels van de NOS werd er door een journalist van het Nieuwsblad van het Noorden destijds gevraagd aan de directeur van de RONO, de heer A. M. van der Veen. Hij was van mening dat het totaal geen probleem was: “Ik ben echt zeer tevreden met de beschikking van de minister. Ik zie namelijk niet in concreto, welke mogelijkheden er voor de RONO zijn, als we volgens artikel 47b zouden moeten werken. Want hoe kom je aan voldoende geld, aan materiaal, noem maar op. Dat allemaal binnen de wet, waarbij je er dan vanuit dient te gaan, dat zo’n omroepinstelling geen winst mag beogen." Van der Veen was bovendien van mening, dat de beschikking van de minister juist bijzonder veel mogelijkheden voor de RONO — of een andere regionale omroep — openliet: “Kijk, in die beschikking staat, dat we zendtijd krijgen toegewezen van 18 tot 20 uur, elke dag. Dat houdt dus in, dat we per dag twee uur bezig kunnen zijn. Maar er staat ook bij, dat het programma van de Regionale Omroep Noord en Oost wordt uitgezonden: a. over de AM-zenders Hoogezand en Hengelo; b. over de FM-zenders die in de provincies Groningen, Friesland, Drenthe, Overijssel en Gelderland worden ontvangen; c. over de derde lijn van de draadomroep in het door deze zenders bestreken gebied. En dat geeft ons heel wat mogelijkheden." In de toekomst kijkend in 1970 was er volgens de directeur van de RONO de mogelijkheid om per provincie iedere avond op hetzelfde tijdstip een eigen regionaal programma te maken gericht op de inwoners van de betreffende provincie. Zo waren er plannen om de zender Markelo, die begin 1970 nog hetzelfde programma als de zender opgesteld in Hoogezand uitstraalde, los te koppelen. Al eerder had men binnen de RONO besloten drie keer per week de zender Irnsum van het totaal programma los te koppelen om via die zender een speciaal programma gericht op de Friese luisteraars uit te stralen. Stap voor stap ging men verder door niet alleen een totaal regionaal programma te verzorgen maar ook voor de regio’s Friesland en de regio Oost, ofwel Overijssel en Gelderland. Uiteindelijk zouden diverse ontkoppelingen leidden tot een Gronings, Drents, Fries en Overijssels-Gelders programma. Wel betekende het dat er meer dan 2 uren aan productie per dag dienden te worden gemaakt. Pas jaren later zou deze regionale omroep worden opgesplitst in regionale radio (en later televisie) stations gericht per provincie waarbij de naam RONO verviel en in Groningen niet gekozen werd voor de naam Radio Groningen maar Radio (RTV) Noord. Op 19 oktober 1977 was het zover dat er aan het eerder gememoreerde Martinikerkhof andermaal een feestje kon worden gevierd met de start van Radio Noord in de nieuw ingerichte studios. Bron Nieuwsblad van het Noorden 1970 Knot, Hans (2012) Klein, maar robuust. Ing. Paul. M. Snoek. Een werkend leven lang voor de radio. Stichting Media Communicatie, Amstelveen. Foto’s: collectie Paul Snoek Hans Knot, 24 juni 2017
  17. Vandaag 8 juli duik ik nostalgisch met je naar het jaar dat ik 11 werd. In 1960 viel 8 juli op een vrijdag. Een tot die week voor velen onbekende persoon met als bijnaam ‘Utrechtse Appie’ had eerder die week, op maandag, de voorpagina’s van vele kranten gehaald doordat hij een dag eerder in Amsterdam op de wallen de journalist Bram Brakel had neergeslagen. Waarschijnlijk had deze ‘Appie’ iets tegen publicatie op het gebied van toenmalige bewoners van de wallen, zo kon men lezen. Op 8 juli stond hij alweer in de kranten voornaam op de voorkant en andermaal had hij toegeslagen. Op de donderdagavond was een filmploeg, onder leiding van de Italiaanse filmregisseur Luciano Emmer, aan het filmen op de wallen, wat Appie ook weer niet aanstond. Na eerst vocaal zich te hebben laten horen besloot hij de Italiaan aan te pakken en zonder pardon in het water van de Oude Zijds Achterburgwal te trappen. De opnamen werden direct gestaakt van de productie ‘Meisjes achter het raam’ De dader, de 32-jarige A.G.B., werd wegens poging tot doodslag opgesloten in het naburige politiebureau. Om kwart voor acht in de avond, toen de opnamen waren begonnen, wendde hij zich behoorlijk aangeschoten tot een van de aanwezige technici en kwam de reden van zijn latere daad naar voren. Hij bleek ontzettend boos te zijn over de slechte vergoeding die zijn vrouw ‘Lange Bep’ van de filmmaatschappij zou krijgen omdat de opnamen de uitoefening van haar beroep belemmerden. Zij zou slechts 90 gulden per opnameavond krijgen, terwijl vrouwen, die geen last ondervonden van de filmopnamen, toch een bedrag van 50 gulden hadden uitgekeerd kregen. Vervolgens maakte iemand van de omstanders ‘Appie’ duidelijk dat de technicus niets te maken had met de uitgekeerde vergoedingen en hij dus duidelijk bij Emmer diende te zijn. Hij liep vervolgens op Luciano af en schopte hem onmiddellijk in het groezelige water. Gelukkig waren er genoeg omstanders die hem snel uit het water konden halen. Droge kleren waren ook snel aanwezig maar onbekend is of deze kleding afkomstig was van klandizie van de ‘meisjes achter het raam’. De AVRO publiceerde begin juli 1960 haar jaarverslag over 1959 waarin men onder meer meldde dat men van mening was dat een toename viel te constateren van in een gedeelte van de vaderlandse pers verschenen campagne voor invoering van commerciële televisie en tegen het toenmalige omroepbestel. Dat was de AVRO-leiding opgevallen, naast de in 1959 toegenomen objectieve publiciteit in dag-, week- en maandbladen met betrekking tot de AVRO. In het jaarverslag van de AVRO over 1959 merkte het bestuur van de AVRO ondermeer het volgende op: ‘Het komt ons voor geen toeval te zijn, dat de desbetreffende bladen veelal financieel in de commerciële televisie zijn geïnteresseerd. Indien deze veronderstelling juist is zou dit betekenen, dat een situatie is ontstaan, die niet in overeenstemming is met het goede journalistieke gebruik, dat de redactie zich onafhankelijk moet weten van de commerciële belangen van het bedrijf’. In het jaarverslag sprak het AVRO-bestuur zijn vreugde uit over het feit, dat de overheid ten aanzien van de televisie iets meer armslag naar zendtijd en financiën had gegeven. Desondanks meende het bestuur, dat niet alleen het streven gericht diende te blijven op voortgezette uitbreiding van de zendtijd, maar ook werd de totstandkoming op zo kort mogelijke termijn van een tweede programma belangrijk geacht. Let wel we hebben het over de situatie in 1960! De ervaringen die men met commerciële televisie in andere landen destijds reeds had opgedaan, was voor het AVRO bestuur mede bepalend voor het blijvende afwijkende standpunt inzake eventuele invoering van commerciële televisie in ons land. Hierover meldde men in het jaarverslag: ‘Mocht de overheid besluiten het inlassen van reclame in de televisie toe te staan, dan, zo menen wij, kan zulks alleen op een wezenlijk verantwoorde wijze geschieden, indien een en ander wordt gerealiseerd onder auspiciën van de bestaande omroepverenigingen dan wel de Nederlandse Televisie Stichting’. In het verslag werd tevens meegedeeld dat de AVRO eind 1959 voor het eerst in haar bestaan 400.000 leden telde. De AVRO-bode had een oplage van 440.000 exemplaren. Voorts werd geconstateerd dat de financiële positie in 1959 uitermate gezond bleef. In 1960 was er bij lange na niet altijd sprake van eerlijke berichtgeving in de pers. Het is vergelijkbaar met sommige berichtgevingen in de hedendaagse kranten en andere media betreffende motorclubs. Als één persoon fout is dan wordt de hele motorclub als bende omschreven en wordt men veroordeeld ver voordat een rechter een uitspraak heeft gedaan. Ik kwam het volgende redactionele artikeltje tegen in een krant van 9 januari 1960 over personen die zich destijds bezig hielden met het verzorgen van niet legale vormen van radiotransmissie; in de volksmond vaak ten onrechte zendamateurs genoemd. Deze laatste groepering zo werd en wordt er doorsnee vanuit gegaan, hebben een of meerdere examens gedaan en zijn in het bezit van een officiële licentie. De verslaggeving, die in enkele GPD kranten was terug te vinden, ging wel heel ver: ‘Een ernstige zaak blijven nog steeds de geheime zenders. Daar zit óók een besmettelijk element in. Wat het voor mensen zijn, die clandestiene radio zendamateurs? Helemaal geen lieden met een technische knobbel, maar merendeels werkschuwe, die zich op een of andere manier willen doen gelden. Op aanwijzing van anderen weten ze wat aan knopjes te draaien en met grammofoonplaten opzetten en afnemen is hun voornaamste werk gedaan. Er zijn van die knapen, die er wat ordinaire leut tussen door gooien, waaruit duidelijk blijkt met wat voor soort mensen men te doen heeft. In ieder geval met onverantwoordelijken, want lang genoeg is verspreid, hoeveel gevaar die clandestiene zenders kunnen veroorzaken. Wist U, dat er nog meer dan honderd van die ethermisdadigers in Nederland zijn, en dat er al een kleine 700 opgespoord zijn in de loop der jaren? Wat heeft dit al een geld gekost! Brood voor zichzelf zit er trouwens niet meer in tegenwoordig. Eertijds lieten Jan en Alleman voor zich plaatjes draaien tegen betaling van een gulden, thans zijn de etherpiraten blijkbaar tevreden met dankbetuigingen van even onverantwoordelijke elementen, die blij gemaakt zijn muzikaal omlijst — en hoe — met wat schunnigheden en bedenkelijke opmerkingen aan het adres van wie men op deze wijze eens ‘lekker’ te pakken wilde nemen. Het is verheugend, dat de PTT in het nieuwe jaar nog intensiever gaat opsporen en als dan de rechters in geen enkel opzicht meer genade laten gelden, zal het misschien gelukken dit kwaad op den duur uit de wereld te helpen.’ Niet alleen werd de veger gebruikt om alles op één hoop te vegen maar ook werd op een schandalige in een redactioneel artikel de medemens belachelijk gemaakt. Valt nog mee dat men niet het idee aanleverde om strafkampen voor deze werkschuwen en onverantwoordelijke elementen op te richten. Volgende week een duik in een ander jaar. Hans Knot, 8 juli 2017
  18. Al ruim vierenhalve decennia lang schrijf ik over de geschiedenis van de media, met de zeezenders in het bijzonder. Op vele manieren is de geschiedenis te ontsluiten, waarbij ontzettend veel bronnen geraadpleegd kunnen worden. Het openbaar zijn van vele krantenarchieven brengt soms nog verrassingen voor me, zoals recentelijk toen ik een bericht aantrof in de krant van zaterdag 13 november 1965. Op zoek naar verhalen rond de start van het toenmalige Hilversum 3, viel mijn oog op een artikel waarin werd beweerd dat er naast Radio Veronica nog een tweede zendschip op de Noordzee voor de kust van Scheveningen zou worden verankerd, ongeveer een mijl verwijderd van de Norderney van Radio Veronica. De informatie, gegeven in het bericht, kreeg in de daarop volgende weken geen vervolg en kan, zoals zovele berichten in de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw betreffende de zeezenders, geplaatst worden in de categorie ‘duimzuigers’. Er werd namelijk aangekondigd dat, als de plannen van de initiatiefnemers doorgingen, er vanaf de maand december een nieuwe zeezender voor de Nederlandse kust van start zou gaan om lichte muziek de huiskamers in Nederland en België in te sturen. Het initiatief was afkomstig, aldus het bericht, van drie voormalige medewerkers van de Britse zeezender Radio City. Uitzendingen zouden gaan plaats vinden op de middengolf op een frequentie rond de 200 meter. Uiteraard een frequentie veel te dicht bij de 192 meter, die destijds door Radio Veronica werd gebruikt. Programma’s, aldus de initiatiefnemers – die niet bij naam werden genoemd – zouden gaan plaats vinden tussen acht uur in de ochtend en acht uur in de avond. De namen van de betreffende personen wenste men niet openbaar te maken ‘met het oog op de reeds ondervonden en nog te verwachten tegenwerking bij de uitvoering van hun plannen.’ Wel meldde men dat er werd samengewerkt met een aantal Nederlanders, dat vooral werd ingezet om contacten te leggen in de reclamewereld en bij de potentiële adverteerders. Het verhaal in de kranten van de Gemeenschappelijke Persdienst werd helemaal voor sommigen interessant toen men stelde al contacten te hebben gelegd met Jos Brink (toen NCRV) en Herman Stok (toen VARA) om een aanstelling als deejay te krijgen. Ook stelde men contacten te hebben met een aantal personen uit Jazz bands en Beat groepen. Gesuggereerd werd dat op een kleine werf in Londen hard werd gewerkt aan de afbouw en inrichting van het toekomstige zendschip, waarbij men al een ligplaats een mijl verwijderd van de Norderney in gedachten had. Het is bij die gedachte gebleven. In de Telegraaf van die dag werd ook Veronica directeur Bull Verweij een mening gevraagd: “Ik zou het zeer vreemd vinden als men er nu nog mee zal gaan beginnen, vooral nu de regering plannen heeft om tegen de zogenaamde ‘piratenzenders’ te gaan optreden. Maar waren er nog meer bijzondere dingen te melden op de 13de november 1965? Vaste prik in Huize Knot was vroeg, om 7 uur in de ochtend, te luisteren naar de Radio Nieuwsdienst van het ANP en wel via de Draadomroep. Die ochtend was het heel vreemd een zuidelijk accent te horen bij de nieuwslezer van dienst. Na een dikke minuut werd echter het lezen door een vertrouwde stem overgenomen. Wat bleek, de nieuwslezer van dienst had bij uitzondering vertraging opgelopen waardoor de chef van Dienst – Louis Jansen -, een overvalste Limburger, het eerste deel van het bulletin voor zijn rekening nam. Wel werd nog vermeld dat een dergelijke inval in 13 jaar niet was voorgevallen bij de Nieuwsdienst verzorgd door het ANP. Belangrijk nieuws diezelfde 13de november was wel dat Pieter van Vollenhoven, de toenmalige verloofde van prinses Margriet, die ochtend door militaire artsen onvoorwaardelijk was goedgekeurd voor alle diensten binnen de Koninklijke Luchtmacht. Een herkeuring was noodzakelijk geworden door de gecompliceerde beenbreuk, die de heer Van Vollenhoven eerder dat voorjaar tijdens het skiën opliep. Tijdens de herkeuring was komen vast te staan, dat hij geen blijvend letsel aan dit ongeluk had overgehouden. Bij de Koninklijke Luchtmacht stelde men destijds zich op het standpunt, dat geen mededelingen over de toekomstige adspirant-officier Van Vollenhoven werden gedaan voor hij metterdaad deel uit zou gaan maken van de luchtmacht. Over de plaats, waar hij zou opkomen en bij welk onderdeel hij na zijn eerste oefening zou worden ingedeeld, wenste men ook niets te zeggen. Uitgaan op mijn zestiende jaar was er in die tijd nog niet echt bij. Ik volgde wel het een en ander in de krant wat mijn nieuwsgierigheid wel opwekte. Iedere zaterdag stond er een pagina vol met kleine advertenties wat de nieuwsgierigheid nog meer aanwakkerde want er waren in die tijd ongelovelijk veel gelegenheden om uit te gaan, zowel in de stad Groningen als binnen de gelijknamige provincie. Er was een aantal uitgaansgelegenheden dat voorsprong had op de anderen en een groter publiek trok. Dat kon je zien door de artiesten, die men had aangetrokken, met als doel zo’n dansavond nog feestelijker te maken. Maar de stunt van hotelhouder Jan Beijering uit Vlagtwedde op de 14de november 1965 ging niet door. Het optreden van de Tielman Brothers tijdens de dansavond kon niet plaatsvinden omdat twee leden van de band namelijk waren vastgehouden op het politiebureau in Nijmegen. De reden van de aanhouding was omdat ze iemand het ziekenhuis hadden ingeslagen. In de krant was de volgende dag de teleurstelling te lezen: ‘Voor voornoemde dansavond bestond volgens de eigenaar een enorme belangstelling en om ruim zeven uur waren er zondagavond al meer dan 300 personen in de danszaal, die allen hun vier guldentjes hadden neergeteld. Drie leden van de band waren in de loop van de middag al vanuit Heerlen in Vlagtwedde aangekomen en alles stond gereed om te beginnen. Twee leden ontbraken echter nog en dit tweetal moest melden, dat het in Nijmegen betrokken was geweest bij een verkeersongeval. Vandaar enig oponthoud. Die vertraging duurde echter bijzonder lang, want niet alleen was het tweetal betrokken bij een verkeersongeval, maar ook bij een woordenwisseling, die op dit ongeval was gevolgd. En die woordenwisseling werd vervolgens omgezet in vechten. Het tweetal sloeg prompt iemand het ziekenhuis in.’ Reden genoeg voor de politie in Nijmegen om beide leden van de Tielman Brothers een tijdje vast te houden. Vanuit Vlagtwedde heeft eigenaar Beijering nog wel geprobeerd ze vroegtijdig vrij te krijgen maar uiteindelijk ging hij over tot terugbetaling van de entreegelden. Wel stelde hij dat hij een schadevergoeding zou indienen bij de manager van de band. Hans Knot, 15 juli 2017
  19. hans knot

    Hans Knot: Amsterdam 700 en 750

    Nostalgisch terugblikken kan herinneringen terugbrengen waarbij je lang niet stil hebt gestaan. In mijn geval worden ze opgeroepen door de vele aantekeningen, die ik in de loop van de afgelopen zes decennia heb gemaakt, knipsels die ik veelvuldig en vooral zorgvuldig heb geknipt en vergaard, maar ook door intensief oude radioprogramma’s te beluisteren. Ze zijn er met duizenden en in minder aantal de televisieprogramma’s waaruit ik herinneringen kan ophalen. En dankzij internet en you tube hebben weer anderen veel plezier om oude fragmenten van televisieprogramma’s terug te zien. De maand februari 1975 is in dit artikel mijn ijkpunt in de eeuwige tocht naar nog meer herinneringen. Was het niet het jaar dat in Amsterdam uitgebreid werd stil gestaan bij het gegeven dat de stad haar 700-jarig bestaan vierde op 25 oktober van dat jaar? Het lijkt als gisteren maar is al weer liefst 42 jaar geleden. Het 700-jarig bestaan van de stad werd gevierd met allerlei initiatieven, waaronder de eerste editie van SAIL, het eerste Kwakoe Festival en het eerste Amsterdam Tournament. De stad kreeg 700 nieuwe bomen en er hing sfeerverlichting aan de bruggen in de binnenstad. In die tijd was ik nog een intense televisiekijker, iets wat ik me niet meer kan voorstellen en al in februari van dat jaar 1975 was het de TROS die aandacht besteedde aan het 700-jarig bestaan van Amsterdam middels een muzikaal programma onder regie van een ras Amsterdammer, Ralph Inbar. Hij besloot ter gelegenheid van het prachtige jubileum de TROS voor te stellen te komen met een muzikaal programma waarin diverse artiesten een ‘rondje Amsterdam’ zouden gaan doen. Uiteraard diende het programma geopend te worden met een dagopener, waarbij werd gekozen voor het prachtige lied ‘Amsterdam ontwaakt’, waarbij Willeke Alberti het voortouw nam. Liesbeth List volgde met ´Kinderen een kwartje’, maar ook Tante Leen, die nog in leven was, mocht niet ontbreken en zong een onvervalste smartlap via ´Amsterdam zonder Pierement´. Iemand die je wel eens tegenkwam, als je op bezoek was in de hoofdstad van ons land, was Ramses Shaffy. Hij was bereid ´Het is stil in Amsterdam´voor zijn rekening te nemen, terwijl Leen Jongewaard eens niet als opa optrad maar ´Het kroegenlied´ ten gehore bracht. Wie anders dan Adele Bloemendaal was geschikt om met een heerlijk Amsterdams accent het lied over ´de rosse buurt´ ten gehore te brengen. Het internationale tintje mocht van Inbar niet ontbreken en hij koos er voor een groep, die destijds aardig aan de weg te timmerde, uit te nodigen het lied ´Let´s go to town´ te zingen. Het ging om de Britse formatie Sailor, die op een toen recente LP ondermeer het lied ´the girls from Amsterdam´ bracht. En ja, dan de presentatie, die was ook al weer in handen van een alom bekende Amsterdamse. In eerste instantie verscheen Sylvia de Leur op het scherm als een Amerikaanse hippie, die in Amsterdam woonde en al een beetje Nederlands kende. Uiteraard had Ralph Inbar ervoor gezorgd dat een van de beste tekstschrijvers uit die tijd werd ingehuurd. Eli Asser, die ooit zijn loopbaan in de reclamewereld begon, maakte er iets heel speciaals van, wat ook gezegd kon worden van het decor. Gelijk aan Amsterdam leek het erop dat de setting op palen was gebouwd. Als altijd bleef Inbar een bescheiden man want in een interview stelde hij: “Zie het als een eenvoudige hommage aan Amsterdam. Een leuk programma met mooie liedjes”. Zoals al gemeld was de officiële datum van het 700-jarig bestaan 27 oktober 1975. Het was toen precies op de dag af zeven eeuwen geleden dat de toen 21-jarige Floris V, Graaf van Holland, aan mensen die te Amstelledamme woonden, een bepaald privilege gaf, waarmee de graaf de inwoners van Amsterdam het recht verleende tolvrij hun eigen goederen te varen in het gebied dat hij als graaf beheerde. Het verhaal gaat dat Floris V de belofte op perkament heeft vastgelegd en het blijkt waarheid te zijn aangezien het is terug te vinden in het gemeentearchief van Amsterdam, waarin het zorgvuldig word bewaard. Het document, zo wordt historisch gesteld, is het eerste document waarin de oude naam van Amsterdam is vastgelegd op papier. Maar de historie van onze hoofstad gaat veel verder terug dan het jaar 1275 want meerdere historici en archeologen stellen dat de historie van Amsterdam terug gaat naar ver voor 1200. Zo waren de eerste bewoners vissers, die hun verdiensten hadden via vangsten op het IJ dat veel breder was dan nu het geval is. Inmiddels zijn er initiatiefnemers al lang bezig met de voorbereiding voor een volgend jubileumfeest, dat in het jaar 2025 dient te gaan plaats vinden: 750 jaar Amsterdam. Naar buiten is men al gekomen met een oproep: ‘Er is iets minder dan tien jaar tijd tot de mijlpaal van 750 jaar Amsterdam en dat geeft ruimte voor mooie initiatieven. We willen bestuurders, bedrijven én bewoners stimuleren hun talent in te zetten bij het vormgeven van de stad in 2025. Daarom maken we onze ideeën zichtbaar in dit project: Amsterdam 750 jaar. We startten dit programma met elf bij Amsterdam betrokken organisaties. In dit project schoven we onze young professionals naar voren: wie kunnen beter bijdragen aan de ontwikkeling van de stad, dan de bestuurders van de toekomst? We stellen ook deelnemersplaatsen beschikbaar voor young professionals van maatschappelijke en culturele organisaties. Wij zijn ervan overtuigd dat de voorgestelde initiatieven een bijdrage kunnen leveren aan verdere sociale, economische, ruimtelijke en culturele ontwikkeling van de stad. Daarom hopen we dat de ideeën een gesprek in de stad uitlokken. Dat ze prikkelen tot meer ideeën én, nog belangrijker: tot actie!’ Acht jaar dus nog te gaan waarbij de jonge generatie dan ook weer acht jaar ouder is en de ideeën die men ontwikkelt in de komende tijd tot realiteit kan brengen. Er is inmiddels een informatiesite opgezet waarop de komende jaren de nodige informatie zal worden gebracht. Geïnteresseerden kunnen deze site het beste bookmarken om met een bepaalde regelmaat aan te klikken voor meer informatie: http://www.amsterdam750jaar.com/ Hans Knot, 22 juli 2017
  20. hans knot

    Hans Knot: Vermaak in 1964

    Recentelijk zat ik even bij te komen van het drie wekelijkse beurtje van de voortuin toen ik een aantal mensen zag voorbijkomen dat op hetzelfde stuk woont waar wij ons huis hebben. In totaal staan er 16 woningen waarvan 4 studentenhuisvesting hebben. Ik dacht onder meer wat een verschil met bijvoorbeeld 50 jaar geleden toen je alle mensen op je stoep kende. Je ging veel meer met elkaar om en zelfs kwam je bijelkaar over de vloer. Bij sommigen was er een vaste kaartavond en bij ons was het bijvoorbeeld kindermiddag als de televisie weer eens een kinderprogramma bracht. Men lette ook veel meer op een positieve manier op elkaar. Ook in het bedrijfsleven was de samenhorigheid veel beter en men trok ook in de avonduren veelvuldig als collega´s met elkaar op. Natuurlijk, als al eens eerder door mij gesteld, was er niet de enorme invloed van de televisie want er was weinig keuze en zeker ook beperkte zendtijd. En dus werd er vertier gezocht binnen bijvoorbeeld de o­ntspanningsvereniging of de sportafdeling binnen het bedrijf. Als voorbeeld neem ik dit keer mijn oudste zuster Rika, die werkzaam was bij de Firma J.B. Wolters. Deze uitgeverij was vooral bekend van tientallen schoolboekjes die zowel vanuit Batavia als vanuit Groningen werden uitgegeven. Later zou de uitgeverij fuseren en wereldwijd bekend worden door vele publicaties o­nder de naam Wolters-Noordhoff. Men had een grote drukkerij in de Akkerstraat en de kantoren waren gevestigd in het statige gebouw en tevens het oudste pand van de stad Groningen, in de Oude Boteringestraat. Mijn zus zocht voor de o­ntspanning gezelschap binnen de Flumando’s, een muziek- en zanggezelschap, dat o­ndermeer optrad tijdens de jaarlijkse feestavonden voor personeelsleden en hun familieleden. Rika: ‘Wij traden niet alleen tijdens feestavonden op, maar gingen ook vaak uit zingen naar bejaardentehuizen, justitiële inrichtingen zoals Het Mesdag Asiel, Het Huis van Bewaring in Groningen en de Aaborg in de van Heemskerkstraat, een opvoedingstehuis voor Zeer Moeilijk Opvoedbare Kinderen.” De naam ‘Flumando’s werd destijds afgeleid van enkele van de instrumenten die bespeeld werden namelijk: twee mandolines, twee fluiten, een banjo, een bugel, en een accordeon en drum. Buiten deze muzikale bandleden waren er o­ngeveer tien zangeressen. De reguliere repetities waren eens per week in de Cirkel, een kerkgebouw van de Baptisten, gevestigd aan de Korreweg, hoek Singelweg. De trainingsavonden voor de revues werden gehouden in de recreatiezaal in de Akkerstraat. “Als we begonnen met de repetitie voor de jaarlijkse feestavond van het bedrijf, dan kwamen we in het begin eens per week bij elkaar om te oefenen en enkele weken voor de uitvoering werd dit opgevoerd tot twee keer per week. Deze repetities werden dan tezamen gedaan met de andere o­nderdelen die meededen in de Revue. Er heerste altijd een vreselijke leuke sfeer.Voor de buitenoptredens waren er geen verplichtingen want dezen waren geheel op vrijwillige basis.” Iedereen deed hier ook graag aan mee en er was zeker sprake van sociale samenhorigheid. Rika: “Ik ben zelf in september 1961 bij J.B. Wolters weggegaan om te gaan werken bij Blom en van der AA, de verzekeringsmaatschappij, iedereen bekend van de grote reclame op het dakspant van het Centraal Station in Amsterdam. O­ndanks het feit dat ik niet meer een werknemer was bij de uitgeverij werd ik niet als een vreemde eend in de bijt gezien. Er deden trouwens wel meer buitenleden mee, namelijk familieleden van medewerkers. Bovendien was ik ook nog eens bij sommige optredens soliste dus ze konden mij natuurlijk niet missen.” Op één van de feestavonden was er trouwens een gastoptreden van een toen totaal o­nbekende persoon die een band parodie presentatie deed. Elke Nederlander kent hem al lang: André van Duin. 1964 was het jaar dat de revue ‘Met Telstar naar Showland’ werd opgevoerd en tevens het jaar dat ik me heel bewust herinner dat mijn zus bij nacht en o­ntij aan het repeteren was en tevens de vrolijke noot door huize Knot verspreidde. Telstar, de beroemde communicatiesatelliet, die wereldwijd vaak wordt gezien als de absolute doorbraak van de satelliet als communicatiemiddel voor het overbrengen van beeldsignalen, was de aanleiding tot het samenstellen van het programma dat op twee opeenvolgende vrijdagen, 10 en 17 april, op ‘Cape Akkerstraat’ werd opgevoerd. De teksten, leiding en regie waren in handen van André Bakker. Bijgaand de folder van de Revue. Opgemerkt dient nog te worden dat naast de Revue er na afloop voor de aanwezigen nog gedanst kon worden met het Noorder Ballroom Orkest. En dan was er natuurlijk ook het wekelijkse hoogtepunt van de aflevering van de Bladenmap, ook wel de Lees Portefeuille genoemd. Wij kregen de map speciaal voor de Kapsalon waar de inhoud voor de klanten een mooie afleiding was totdat Kapper Knot weer een volgende klant naar zijn knipstoel leidde. Er zat een grote sortering aan bladen in, waarvan me een groot aantal is bijgebleven en een paar absolute positieve uitschieters waren te melden. Zo waren er naast de Revu (ja zonder de e op het einde), de Panorama (vaak met apentekening op de achterkant) de Vlaamse ‘De Post’ terug te vinden. Maar ook de Romance en de Margriet. Ook werden de kinderen niet vergeten via de Donald Duck en de Vlaamse Robbedoes. Zeker mag niet vergeten worden te melden dat de Katholieke Illustratie en de Wereldkroniek erin zaten. Verstopt werd door mijn vader altijd direct de editie van ‘De Lach’. Misschien een beetje té frivool voor die dagen verdween dit tijdschrift o­nder de zitbank in de salon. Een deurtje erin gaf toegang tot o­ndermeer het oud papier en daar werd ‘De Lach’ verstopt, totdat de wekelijkse gang van Pastoor Schoenmaker naar de salon was geweest. Daarna was het tijdschrift met redelijk schaars geklede dames wel weer openbaar bezit. Mijn favoriet uit de greep aan tijdschrifttitels was zondermeer in die tijd Robbedoes te noemen, mede vanwege het wekelijkse spannende verhaal van Oom Wim, dat over een groot aantal pagina’s was verspreid. Officieel was het een Franse serie o­nder de titel ‘Les Histoires vraises de l’Oncle Paul’. Het werd getekend door de in 1923 in Nantes geboren Jean Graton, die zijn eerste tekening op zijn achtste levensjaar al geplaatst zag in de bekende Le Soir. Toch werd het niet direct na zijn schoolperiode de broodwinning want eerst was hij industrieel tekenaar, bankwerker, werkte voor een persagentschap en was actief als reclametekenaar alvorens in de wereld van het striptekenen terecht te komen. In de periode 1952 debuteerde hij met een serie verhalen die uitkwam o­nder de titel ‘Spannende Verhalen van Oom Wim’. Vrijwel tegelijkertijd kwam een ander verhaal ‘De eerste ronde’ uit in het tijdschrift Kuifje. Dat bracht vermoedelijk niet genoeg brood op de plank want hij tekende en schreef ook een hele serie over de wereld van de sport o­nder de titel ‘Leve de Sport’ en was later ook nog tekenaar voor het tijdschrift Line. Het sterke aan de spannende verhalen van Oom Wim was dat Jean Graton de man liet spreken als een o­nderwijzer, die je nog wijzer maakte dan je al dacht te zijn. Maar meer verhalen, die later erg geliefd werden, waren zijn creatie, waarbij hij trouwens wel meerdere tekenaars naast zich had. Het was o­nmogelijk alles zelf te tekenen en iedere week weer aan de verplichtingen te voldoen. Zo creëerde hij Michael Vaillant, de verhalen over de autocoureur die niet alleen in Robbedoes verschenen maar ook in boekvorm. Hij speelde ook de hoofdrol in enkele korte verhalen voordat in 1959 een eerste album op de markt kwam: ‘De grote uitdaging’ . Deze reeks, waarvan de eerste 30 titels bij Le Lombard verschenen, behoort tot de klassieken van de Frans-Belgische strip. In 1982 richtte Graton zijn eigen uitgeverij op. Inmiddels is ook de uitgave van het tijdschrift Robbedoes al weer geruime tijd geleden tot een einde gekomen. Hans Knot, 16 september 2017
  21. In de nostalgische column van deze zaterdag blijf ik even hangen in het mapje met aantekeningen en knipsels uit de maand maart 1968, waarover ik het vorige week ook al had. Wie herinnert zich nog dat je, wilde je met familie, kennissen of vrienden in het buitenland bellen, dat je eerst contact diende te maken met je lokale of regionale telefooncentrale en nog veel eerder alleen met een landelijke centrale in Amsterdam? Er was dan een speciaal telefoonnummer dat je belde voor buitenlandse telefoongesprekken waarbij de dienstdoende telefoniste op jouw verzoek de verbinding tot stand bracht. In gedachten zie ik zo’n hele grote schakelkast voor mijn ogen waarin de dame in kwestie allerlei pluggen insteekt en uiteindelijk een signaal richting het gekozen nummer wordt geopend. Wel, begin maart 1968 werd bekend gemaakt dat er spoedig een einde zou komen aan deze vorm van telefoneren en dat het bellen met het buitenland eenvoudiger zou worden. In ieder geval voor ons Groningers. Er werd namelijk aangekondigd dat begin juni 1968 33.761 telefoonabonnees in de sector Groningen automatisch met het buitenland zouden kunnen gaan bellen. Met de installatie van de benodigde apparatuur was men al begonnen, maar het wachten was nog op bepaalde onderdelen alvorens men inderdaad tot automatisering over kon gaan, zo meldde men vanuit de Reitemakersrijge, waar de telefooncentrale van de P.T.T. voor deze regio was gevestigd. De landen, waarmee vervolgens automatisch getelefoneerd kon worden, waren België, Groot-Brittannië en Noord-lerland, het toenmalige West-Duitsland, Zwitserland en Liechtenstein. De abonnees die van deze nieuwe mogelijkheid destijds konden profiteren waren woonachtig of gevestigd in Groningen, Haren, Hoogkerk, Ruischerbrug, Onderdendam, Westerbroek, Roden, Bedum,Ten Boer, Aduard, Waterhuizen, Zuidlaren, Glimmen, Eelde, Peize en Adorp. Destijds waren dit de netnummers 05900 tot en met 05909. Bij het automatisch telefoneren naar het buitenland kreeg de abonnee met drie nummers te maken: het landnummer, het netnummer en het abonneenummer. Na het draaien van het landnummer, dat te vinden was in de toen nieuwste telefoongids, hoorde de beller weer de normale kiestoon. Ook kreeg men uitleg hoe verder het netnummer en het abonneenummer vervolgens achterelkaar diende te worden gedraaid. Toen helemaal nieuw voor nu gewoon begrijpelijk. Dan was er in het tweede weekend van maart ook het programma Grand Gala Du Disque, waar half Nederland jaarlijks naar uitkeek. In 1968 was het trouwens meer dan opmerkelijk te noemen aangezien in dat jaar dit succesvolle programma voor het eerst in kleur werd uitgezonden, waarover later meer. Nationaal en internationaal werden tal van artiesten beloond voor hun artistieke kwaliteiten met een Edison, die met trots thuis op de schoorsteenmantel kon worden gezet. Jarenlang was het Godfried Bomans die het programma mocht presenteren, maar ook Wim Sonneveld was vaak de opperstalmeester. In 1968 werd hij begeleid door Ina van Faassen, een toen bekende toneelspeelster. Denk wel dat er in die tijd een zeer beperkt aanbod aan televisiekanalen was en dus veel gezamenlijk werd gekeken. Sonneveld en van Faassen brachten die avond ondermeer een sketch waarin ze zich verplaatsen in de belangrijkste gastdame en gastheer van de Nederlandse televisie, namelijk Mies Bouwman en Willem Duys. Denk niet dat Wim Sonneveld de rol van Willem tot zich nam, nee hij was de nieuwe Mies Bouwman en Van Faassen werd Duys. Het was voor die tijd een vermakelijke opvulling van het programma terwijl we het anno 2017 zouden zien als een oudbollige optreden. Leuk werd het helemaal toen Leen Jongewaard het toneel betrad en samen met Sonneveld zich begaf op het pad van de zeer populaire televisieserie ´Ja zuster, nee zuster´ en het lied over de oude opa en ´in een rijtuigje´ ten gehore brachten. De toen 41-jarige jonge echte opa, Willy Alberti, bracht met Sonneveld trouwens een toen spiksplinternieuw duet over Amsterdam. In die tijd werden dergelijke showprogramma´s nog onderbroken voor een pauze. Het was net of je thuis in een schouwburg zat. Tijd voor een bezoek aan het toilet als wel een sigaretje, die uit het vaasje op de salontafel werd gehaald. Moeder zorgde dan voor de verfrissingen. Voor de pauze traden trouwens nog de Vlaamse zanger Will Tura, Ramses Shaffy, de Franse zangeres Barbara, de gitarist Manitas de Plata, de Amerikaanse zangeres Vicky Carr, Boudewijn de Groot en Nancy Wilson op, zowaar een pracht programma. Edisons werden trouwens uitgereikt aan Ramses Shaffy, de Damrakkertjes – een kinderkoor dat met veel succes vaak op de radio was te horen en menig lied tot het vinyl vertrouwde. Ook Boy Edgar en Boudewijn de Groot werden vereerd met een dergelijk beeldje. Boy, eigenlijk George Willem Fred, Edgar was een belangrijke Nederlandse jazzdirigent, pianist en tevens trompettist. Hij was tevens tijdens de Tweede Wereldoorlog een verzetsman die vele Joodse kinderen redde en was na de Oorlog gepromoveerd als arts op een onderzoek naar multiple sclerose. Na zijn overlijden in 1980 werd de Boy Edgarprijs in het leven geroepen en kan beschouwd worden als de meest belangrijke Jazzprijs in Nederland. In de map met herinneringen vond ik een knipsel terug inzake bovenstaand televisieprogramma waarin melding werd gemaakt van de traagheid waarmee het eerste deel van het Grand Gala Du Disque dat jaar gepaard ging. ‘Ondanks de kwinkslagen van Wim Sonneveld en Ina van Faassen verliep het programma tot de pauze uiterst traag. De zaal kwam maar moeilijk tot het nodige applaus.’ Klaarblijkelijk had het natje en het droogje in de pauze goed gedaan want de verslaggever had opeens een andere mening voor zijn lezers: ‘Na de pauze werd het echter een verrukkelijke toestand, wat hoofdzakelijk de verdienste was van The Four Tops, die de hele zaal meesleepten.’ Het was natuurlijk een topattractie voor die tijd dat deze formatie uit de stal van Tamla Motown geruime tijd op het toneel in Amsterdam hun grote successen ten gehore brachten. Edisons werden na de pauze nog uitgereikt aan Cuby and the Blizzards, Jean Ferrat, Willy Alberti, The Four Tops en The Beatles. De Edison voor de Beatles werd in ontvangst genomen door hun impresario Peter Brown. Op de maandag na de uitzending vond ik in het Nieuwsblad van het Noorden nog een kanttekening plaats op de radio- en televisiepagina’s, die ik destijds ook uitknipte. Ondermeer stond er in te lezen: ‘Er is in het verleden meermalen erg geschutterd bij het Grand Gala du Disque en de weerslag daarvan viel dan via de televisie in de huiskamer duidelijk waar te nemen. Dit keer geen spoor daarvan. Alles liep dank zij een strakke, en toch vloeiende, organisatie als een goed geoliede machine met Wim Sonneveld (handig, spits en nooit hatelijk) en Ina van Faassen, (een ideale, snel reagerende partner), als een onnavolgbaar duo. De expressieve Nancy Wilson en de Ofarims waren de hoogtepunten van de avond. Het programma kwam door de kleuren heel anders op je aan dan bij zwart-wit televisie. De kleuren waren in de close ups zondermeer, voortreffelijk. Op bepaalde ogenblikken, ik denk speciaal aan het optreden van Barbara, perfekt. Enkele malen deed zich een zweem van geel in de beelden voor, ook bij onverzadigde instelling van het toestel, wat vermoedelijk zal hebben samengehangen met de belichting.’ Zo hebben we de maand maart 1968 deels ook belicht en ga ik weer op zoek naar een ander onderwerp voor de volgende nostalgische column.
  22. Recentelijk werd ik weer eens geconfronteerd met een aantal vragen inzake het allereerste commerciële televisieproject dat Nederland kende. Het ging om uitzendingen vanaf het REM-eiland, voor de kust van Noordwijk, in de periode augustus tot ruim half december 1964. Een vrij korte periode maar als ik zo in mijn archief duik is dit het station dat procentueel gerekend de meeste aandacht van alle stations vanaf internationale wateren heeft gehad. Op zoek naar antwoorden op vragen, die ik kreeg voorgeschoteld, kwam er ook een groot aantal namen van betrokken personen voorbij, waarvan één even iets meer aandacht trok dan anderen. In gedachten zag ik de zwart/wit opnamen terug van de opening van REM TV. Het was niet alleen een film, waarin werd vertoond hoe het REM-eiland was gebouwd, maar ook een korte introductie van de toekomstige programma’s die zouden worden vertoond. De introductie geschiedde door twee omroepsters, die de nodige informatie verstrekten. Denk niet dat zij op het REM-eiland aanwezig waren, nee de opname was in Amsterdam vooraf op film vastgelegd en werd via gigantische projectoren afgedraaid. De namen waren trouwens Hetty Bennink en Marianne Bierenbroodspot. Samen met collega’s zou Hetty Bennink regelmatig terugkeren op REM-TV, dat je beperkt kon ontvangen via speciale ontvangstantennes. Bepaalde lieden gingen zodanig experimenteerden met het verbuigen van kleerhangers, dat ontvangst ook op die manier mogelijk werd in een klein deel van West- Nederland. Een collega, Sonja van Proosdij, ging na het uit de ether halen van het radio- en televisiestation - volgens de overheid een illegale project - werken voor de AVRO en zo zocht een ieder zijn of haar weg. Bij de TROS, dat ontstaan was als legale publieke omroep, waren ze maar wat blij dat men bepaalde programma’s, die succesvol waren bij de REM, konden voortzetten binnen hun eerst beperkte zendtijd als omroep. En Hetty Bennink ging mee als omroepster, want men dacht dat de jonge vrouw zeker een succes zou gaan worden als publiekstrekker en mogelijk nieuwe leden. Maar Hetty, die als free-lancer in dienst was van de kleine omroep, werd ook gevraagd om wat promotionele werkzaamheden te verrichten van de in opkomst zijnde politieke Boerenpartij van boer Hendrik Koekoek. De boeren, die veelvuldig in opstand kwamen inzake de in hun ogen onjuiste herverkavelingen, hadden vooral in Drenthe en Overijssel hard toegeslagen en vele potentiële leden gemaakt en dus een plek vergaard in de Tweede Kamer. Hetty werd ook daar free lance in dienst genomen voor promotionele doeleinden. Hetty Bennink (foto Archief Freewave Nostalgie) Maar was iedereen wel blij met de dubbele functie waarvoor ze had gekozen? Ik vond een bericht terug in de krant van 20 mei 1966 waaruit bleek dat men binnen de burelen van de TROS het helemaal niet fijn vond. Men berichtte: ‘Als schalks kijkende Hetty Bennink door de Haagse straten stapte, ging er een schok van herkenning door de menigte. “Kijk, daar gaat ze, de televisieomroepster ", fluisterden waakzame huisvrouwen in die emotionele dagen, toen de REM-zender zijn voorlopig einde definitief tegemoet ging.’ Dat was in december 1964. Anderhalf jaar later, had men ‘het gezicht’ van de REM en toekomstig van de TROS in de steek gelaten. Wat bleek was dat enkele dagen voor het bericht in de krant kwam de heren Vroom en Minderop van de directie van de TROS haar hadden meegedeeld dat zij niet meer terug hoefde te komen. “Wij stellen geen prijs op uw binding met de Boerenpartij", aldus destijds in een brief mr. J. H. Minderop. Hetty Bennink was destijds moeder van driejarige Robbie en was zeer verbolgen over het besluit van de leiding van de TROS. Een dag eerder, op dinsdag, was het haar op het kantoor van TROS-secretaris mr. Minderop aan het Noordeinde verteld. Ze reageerde met: “Ik was vooral pijnlijk getroffen door de agressieve toon waarop hij mij het nieuws meedeelde. Ik moest maar niet meer aan een job als TROS-omroepster denken, want ik had veel te veel te maken met de Boerenpartij. En de TROS wilde zich niet politiek binden vertelde hij mij.” In totaal heeft Hetty Bennink aan twee uitzendingen van de Boerenpartij in het kader van de Politieke Zendtijd op de televisie meegewerkt. De eerste werd even vóór de Provinciale Statenverkiezingen van dat jaar op het scherm gebracht. Hetty: “Ik was door de Boerenpartij en door de heer Koekoek persoonlijk benaderd met de vraag of ik zou willen meedoen aan een politieke uitzending. Ik vond die meneer Koekoek direct een aardige man. Hij wilde ook dat ik lezingen voor de partij ging houden. Hij had me voor allerlei werkzaamheden nodig, zei hij. En och, ik zag er geen kwaad in. Wél was één van mijn eisen, dat ik van tevoren de televisieteksten zou mogen zien. Nou, die handelden over open bestel in radio en televisie. En daar was ik, nog altijd TROS-aanhangster in hart en nieren, steeds een voorstandster van geweest. Ik kon er dus helemaal achter staan.” De tweede keer dat ze voor de Boerenpartij op het televisiescherm was te bewonderen was in de maand mei 1966 op een maandagavond. Met een zeer lieve glimlach en duidelijk articulerend bracht zij nog eens via het televisiescherm in herinnering, dat de Boerenpartij vrijheid in de ether wenste en dat de partij daarom zo gelukkig was met de TROS. Bennink over de uitzendingen destijds: “Voor die eerste uitzending hadden Koekoek en mensen van Atlas-film, waar de programma's werden gemaakt, bij voorbaat toestemming aan het TROS-bestuur gevraagd. Men ging akkoord. Ook met de tekst van deze tweede uitzending ben ik naar de heren geweest. Prof. Vroom, de voorzitter, zei: “O, dat is leuk zeg, dat geeft ons nog de nodige publiciteit ook." Dat was op een donderdag dat we bij de TROS net onze aspirant zendtijd hadden verworven. We hebben toen nog wat aan de tekst veranderd. Die was gemaakt op een moment, dat men nog niet zeker was van die ene uur televisie en drie uur radio, die men kreeg toegewezen.” Hetty Bennink stelde – na het aanhoren van het gegeven dat ze niet meer welkom was bij de TROS - dat ze er al een paar dagen een vermoeden van had dat er iets met haar stond te gebeuren. Na de onheilstijding van mr. Minderop, belde ze hevig gepikeerd prof. Vroom op, die het nog geen 24 uur daarvoor nog zo eens met haar was, maar die vervolgens antwoordde: “Nee, ik sta achter Minderop, ik kan niemand hebben die gelieerd is met een politieke partij." De TROS, voor velen destijds de ijveraarster voor openheid in het bestel, van wie men fluisterde, dat een belangrijk deel van de Boeren Partij-winst op haar rekening diende te worden bij geschreven, nam op onjuiste wijze afscheid van een van haar boegbeelden waaraan in de REM eiland periode veel was te danken. Hans Knot, 7 oktober 2017
  23. Niet lang geleden was kleindochter Femke bij Opa een paar uur op bezoek en maakten we gezellig muziek en kwam opeens ook de muziek van ‘heel vroeger’ in de cd-speler. Het betrof de dubbel cd met de liedjes uit de televisieserie ‘Ja zuster, nee zuster’ dat in de tweede helft van de jaren zestig van de vorige eeuw miljoenen kijkers aan de beeldbuis deed kleven. Het was in de tijd dat zwart-wit televisie nog ver boven kleurentelevisie stond als het ging op het aantal uren aan uitzendingen. Bovendien hadden we toen in Nederland slechts de keuze uit het programma-aanbod van Nederland 1 en Nederland 2. Uiteraard was Femke zeer nieuwsgierig wat voor spannende avonturen er dan werden beleefd in de serie en zo vertelde ik over zuster Clivia, de boze buurman, de opa en anderen die in de diverse verhalen voorkwamen. Een herinnering die mij bij stond was de de oude opa, gespeeld door Leen Jongewaard, eens werd beschuldigd van het loslaten van een leeuw toen men het circusterrein van Circus Boltini bezocht, maar uiteindelijk vrij uit ging omdat iemand anders de leeuw had doen ontsnappen. Verwend als de hedendaagse jeugd is met het kunnen terugzien van tal van televisieprogramma’s of het aanbod via forums als You Tube, was er natuurlijk de vraag of ze het ook mocht kijken. Helaas diende ik haar te vertellen dat er slechts korte fragmenten van de serie bewaard zijn gebleven omdat er vroeger een veel andere manier van opnemen en registratie was dat in de snelle wereld van internet en geavanceerde telefoons, waarmee je filmpjes kan maken. Dientengevolge was het vroeger ook allemaal veel en veel duurder en dienden Ampexbanden, waarop een aflevering was vastgelegd, na een tijd weer hergebruikt te worden voor de registratie van weer een ander programma. Voor de hedendaagse jeugd niet uit te leggen en te begrijpen. Op 18 mei 1968 werd de negentiende aflevering in de serie ‘Ja zuster, nee zuster’ uitgezonden en werden er bijna 7 miljoen kijkers geregistreerd. Het was de laatste aflevering dat televisieseizoen, dat altijd tegen de zomer destijds afliep en na de zomer zou het programma nog een keer terugkeren op het scherm om daarna geschiedenis te zijn, waar trouwens bijna 50 jaar later nog vaak over wordt verhaald. De opnamen van een fijne televisieserie, die op haar hoogtepunt stopte, zijn dan wel grotendeels gewist maar gelukkig bewaarde ik destijds de nodige aantekeningen en knipsels. Zo stelde regisseur Henk Barnard in een interview dat hij het jammer vond dat de stekker eruit ging want hij had nog best een jaartje willen doorgaan met de heerlijke teksten van Annie M.G. Schmidt en het gezelschap, waarmee hij de de daaraan voorafgaande twee jaren zo fijn mee had samengewerkt. Barnard destijds: “Het vormt een te grote belasting van Annie en trouwens, voor ons allemaal." Henk Barnard werkte destijds al 13 jaar bij de VARA-televisie. Aanvankelijk was hij floormanager, later werkte hij als regisseur van vrouwen- en kinderprogramma's en soms werd hij ingezet bij de productie van culturele programma's. Barnard was het ook die aanvankelijk Pipo de Clown op de beeldbuis bracht, een zeer succesvol kinderprogramma in de jaren zestig. “Ik wist dat Annie Schmidt al jaren geleden een dergelijke serie wilde schrijven. Ik heb het bijzonder fijn gevonden toen zij eindelijk door de VARA werd uitgenodigd. En wij hebben geluk gehad met de samenstelling van de cast. Succes kun je nooit tevoren voorspellen. Het is wel een succes geworden, dat wel. De kijkdichtheid is gemiddeld 75 procent geweest en vele avonduitzendingen halen dat niet en Annie heeft dus een enorme prestatie geleverd. Niet alleen door twintigmaal een goede tekst te leveren, maar ze schreef ook nog zestig liedjes, waarvan er minstens 4 de hitparade hebben gehaald." Het team van ‘Ja zuster, nee zuster’ was destijds terecht een beetje trots op die grote kijkdichtheid en de grote waardering. Tien jaar eerder, toen Annie M.G. Schmidt de serie van Pension Hommeles schreef, had zij eveneens succes maar in die tijd werden er nog maar weinig tot geen buitenlandse televisieseries aangekocht. In de tweede helft van de jaren zestig werd het publiek geconfronteerd met de beste serie-produkties die aan de markt waren en die werden gemaakt in landen waar de televisie destijds niet zo’n stiefkindje was als in Nederland. Dat ‘Ja zuster, nee zuster’ naast de concurrentie een dergelijk goed figuur sloeg was een extra compliment waard. Regisseur Barnard wilde destijds niet klagen, maar gaf wel toe dat voor een televisie-serie in bijvoorbeeld Duitsland een grote staf gereedstond, en dat hij het, behalve met de technici en de acteurs, maar diende te doen met een staf van twee mensen. 6,5 tot 7 miljoen kijkers voor ‘Ja zuster, nee zuster’ per uitzending. betekende dat er altijd wel een groot aantal naar de pen greep om hun oordeel te geven. Volgens de regisseur bevatte de stapel brieven na iedere uitzending vrijwel zonder uitzondering waardering. Een enkele maal viel er iemand over een plat woord, dat zou zijn gebruikt, iets waar men een halve eeuw later niet meer over valt, laat staan dat het opvalt. Henk Barnard: “Annie Schmidt schreef de werkelijkheid en sommige mensen willen die niet zien. Sommige buitenlandse produkties zijn zo gepolijst en gestileerd dat ze te ver van de werkelijkheid afstaan. Dan herkennen de mensen zich niet meer in de situaties op het scherm. Dat deugt volgens mij ook niet. Overigens vind ik dat men niet alle verantwoordelijkheid in onze schoenen mag schuiven. Als iemand schrijft dat hij niet wil hebben dat zijn dochtertje van vijf jaar bepaalde woorden hoort, dient hij gewoon de knop om te draaien. Wij hebben zeker een bepaalde verantwoordelijkheid, maar deze ligt toch in de eerste plaats bij het gezin." Barnard eindigde door te stellen dat aan ‘Ja zuster, nee zuster’ hij de prettigste herinneringen zou bewaren. Bovendien zouden volgens hem Zuster Clivia en Opa nog lang in de herinnering van de kijkers voortleven." En kijk, bijna 50 jaar later is er ruimte voor een historische column over het destijds zo populaire familieprogramma. Menno Dekker was als beginnend fotograaf aanwezig tijdens een van de vele liefdadigheidsuitzendingen die op de Nederlandse televisie werden uitgezonden en maakte de mooie serie foto’s die bij deze column is afgedrukt. Het was de zogenaamde ´Emmeractie´, waarvoor de opbrengst bestemd was voor het gehandicapte kind en welke actie plaatsvond op 9 mei 1969 in theater Carré in Amsterdam. Hans Knot, 14 oktober 2017
  24. Eind september 2017 werd het 50-jarig bestaan van BBC Radio One en BBC Radio Two uitgebreid gevierd middels tal van programma’s waarin niet alleen de prominenten voorbij kwamen maar ook de kleinere namen. Op BBC Radio 2 was op zowel 26 als 27 september een programma in twee delen te beluisteren waarin Johnny Walker de presentator was. Alle andere stemmen waren volgens mij voor even veel belangrijker, namelijk die van rond de 15 luisteraars die hun al dan niet ongezouten mening gaven over de programmamakers en de muziek die in de loop der jaren is gemaakt op BBC Radio Two. Als je 50 jaar radio beschouwt dien je daar zeker de tijd voor te nemen en dat had het productieteam achter dit programma zeker gedaan want vele mooie zinsnedes kwamen voorbij in de twee uren. Ik heb zeer geinspireerd naar tal van opmerkingen geluisterd waarbij allerlei – vooral muzikale – herinneringen naar boven kwamen. De voornamen van de stemmen die aan het woord kwamen werden op het einde van het eerste uur genoemd en de personen die waren geinterviewd kwamen uit alle delen van Groot Brittannië. Een stem herkende ik vrijwel direct bij het aanhoren van zijn verhaal omdat hij recentelijk nog Bob Lawrence had geïnterviewd voor het radiostation waarvoor hij werkt. Hij werd afgekondigd als Robert en we kennen hem als Robbie Owen van ondermeer The Voice of Peace. In het programma, het kon niet uitblijven, werd veelvuldig de naam van John Peel genoemd die eerst via Radio London in 1967 naam had gemaakt met de presentatie van The Perfumed Garden, een programma met afwijkende muziek als het aan veel luisteraars lag. Maar blij was ook een grote schare luisteraars die het gedurfde traject van Peel op de 266 meter zeer bewonderde. Nadat de BBC Radio One en Radio Two in september 1967 had geïntroduceerd en er een einde was gekomen aan de BBC Light Program stapten vele voormalige zeezenderdeejays de voordeur in van Bush House. Het betrof het hoofdgebouw van de BBC, en natuurlijk was John Peel ook van de partij, die ondermeer de progressieve muziek naar de luisteraars op de 247 meter, de toenmalige AM frequentie van Radio One, zou gaan brengen. David Christian (foto archief Freewave Nostalgie 12013) Het was tegen het einde van de jaren zestig van de vorige eeuw dat steeds meer radiostations het aandurfden gedeeltelijk af te wijken van het veel geliefde Top 40 format en zich gedurende enkele uren per week te richten op het meer progressievere werk uit de muziekwereld. De strijd die er tussen de diverse stations op die manier ontstond laaide steeds meer op in het daarop volgende jaar. Het was dezelfde BBC Radio One dat tegen het einde van 1970 iedere avond tussen 6 en 7 uur een programma bracht met de voor die tijd beste live groepen, zoals Uriah Heep, Emerson Lake and Palmer en The Wallace Collection. Vooral de laatste formatie was zeer opmerkelijk aangezien het om een Belgische groep ging. Op de zaterdagmiddag was er het programma Top Gear met als presentator John Peel, die toen al lange tijd beschouwd werd als de beste pleiter van de progressieve muziek. Op Radio London bracht hij veel muziek van vooral de West Coast van Amerika, waar hijzelf geruime tijd had gewoond. Bij herhaling noemde hij in zijn Perfumed Garden destijds dat een deel van zijn LP collectie nog niet gearriveerd was uit de Verenigde Staten maar dat, wanneer dat deel in Engeland zou zijn gearriveerd, het zeker snel een weg zou vinden naar de Galaxy, het zendschip vanwaar Radio London haar programma’s de ether in stuurde. Ook was hij op de zondagen te beluisteren via een programma met een speciale titel: ‘Sunday repeated on Wednesday’, Het was een programma dat er ook live uitging en dus een groot deel van de artiesten ook live optrad zoals Deep Purple, Humble Pie, Bloodwyn Pig en de formatie Yes. Maar de bewonderaars van progressieve muziek werden nog veel meer verwend en konden bijvoorbeeld afstemmen op de uitzendingen van Radio Geronimo. In de programmering van ’s avonds 11 tot ’s nachts 3 uur was het tijd om gehele LP’s met progressieve muziek uit te zenden. Het was een station dat in korte tijd enorm veel publiciteit kreeg en waarvan een aantal medewerkers een paar jaar later aan de wieg zou staan van Radio Seagull, destijds uitzendend vanaf de MV Mi Amigo van de Carolineorganisatie. Hier vind je de nodige informatie: http://www.radiogeronimo.co.uk/mmediareports.htm Het station was te beluisteren via de 205 meter en de krachtige zender van Radio Monte Carlo, waar men zendtijd had gehuurd. Men wilde op geen enkele manier een commercieel radiostation zijn en weigerde dus elke vorm van reclame in de programma’s. In plaats daarvan runde men een postorderbedrijf voor de verkoop van ondermeer posters en LP’s om het station in leven te kunnen houden. En natuurlijk dient een programma van Radio Luxembourg, uitzendend op de 208 meter, te worden genoemd. In nachtelijke uren was ‘Dimensions’ te beluisteren, dat door de Canadese deejay David ‘Kid’ Jensen werd gepresenteerd. Jensen kreeg in die tijd veel platen via relaties uit de VS toegestuurd en volgens zijn fanatieke volgers had hij zondermeer het beste programma. Anderen hadden toch wel problemen met de hoeveelheid aan fading die in de programmaontvangst van Radio Luxembourg zat. Dave Jensen was trouwens wel degene die als eerste het aandurfde uitgebreid aandacht te besteden aan een soloplaat van Neil Young met als titel ‘After the goldrush’. Hij was daarmee zo vroeg op de radio dat het nog drie weken zou duren alvorens de LP van Young in Engeland zou worden uitgebracht. Veronica had haar ‘Pearls before Swine’ momenten maar was slechts in de avonduren in een klein deel van Nederland te beluisteren. Ik was op de hoogte van het programma maar doordat ik in Groningen woon(de) was het nooit te beluisteren in de late uren van een dag. En dan was er nog een radiomaker in AVRO land die we niet mogen vergeten te noemen, namelijk Ad Visser. Hij had een progressief radioprogramma in de avonduren dat op 15 mei 1968 haar eerste uitzending had via het toenmalige Hilversum 3, dat door velen als nationaal popstation werd gezien. Maar tevens was er een groep mensen die men niet tot de luisterschare kon rekenen aangezien die Hilversum 3 zagen als het alternatief tegenover de zeezenders. Derhalve weigerden ze af te stemmen op het vergruisde popstation, dat eigenlijk als zodanig niet mocht worden genoemd. Het programma van Ad Visser heette ‘Super Clean Dream Machine’ en hield het vol tot de laatste uitzending op 29 september 1980. En bij Ad kon je dan ook terecht voor de meer progressievere muziek uit de laat jaren zestig zoals Country Joe and the Fish, the Jimi Hendrix Experience, het LP werk van The Byrds, the Fugs, Circus Maximus en veel meer. Er zijn luisteraars naar het programma van destijds van Ad Visser die nog steeds proberen te achterhalen welke muziek er werd gedraaid in vele programma’s. De reden is dat Ad Visser de gewoonte had vaak helemaal niets te vertellen over de gedraaide muziek. Kijk maar eens naar deze site: http://www.scdm.nl/laatste-nieuws Concluderend kan ik wel stellen dat het programma van Dave Christian, ondanks de late uitzenduren, op Radio Luxembourg mij het beste beviel en ik daar dan ook nog de nodige opnamen van heb bewaard. John Peel ben ik destijds niet zo blijven volgen hoewel dat vanaf de begin jaren negentig weer naar het positief beluisteren omsloeg. Gevolg was dan ook, nadat ik in de jaren zestig en begin jaren zeventig intensief single koper was, mede door mijn werk binnen de ziekenomroepen, ik vanaf de beginjaren zeventig me intensief heb gericht op het beluisteren en aanschaffen van het betere LP werk. En nog steeds, ondanks alle streaming mogelijkheden, heeft muziek vanaf een LP of CD nog steeds mijn absolute voorkeur. Hans Knot, 21 oktober 2017
  25. Recentelijk kreeg ik een vraag voorgelegd van een lezer inzake Dick Harris, wat ertoe leidde dat ik niet alleen het antwoord kon geven middels een duik te nemen in mijn archief maar ook om eens een nostalgische terugblik op deze vooral bekende televisieregisseur, uit de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw, te schrijven. Als je de gegevens op Wikipedia, waaraan iedereen kan meewerken, opzoekt dan lees je dat Dick Harris in 1927 in Den Haag is geboren en zijn artiestenleven een aanvang nam als goochelaar en jongleur, vervolgens muzikaal begeleider werd en uiteindelijk televisieregisseur, die zowel in ons land als het buitenland actief was. Zo is hij jarenlang persoonlijk adviseur en regisseur van Rudi Carell geweest. Wat vooral niet mag ontbreken is het vermelden dat hij de regisseur was van het programma van Rudi Carell uit 1964, waarmee een ‘Zilveren Roos van Montreux’ werd gewonnen. Carell was in deze show een soort van Robinson Crusoë waarbij de chimpansee ‘Vrijdag’ een rol van belang speelde, evenals een zeemeermin in de persoon van de toen beroemde zangeres Esther Ofarim. Ik heb me wel eens afgevraagd waarom sommige artiesten en mensen uit deze artistieke wereld zich anders willen voordien als ze zijn en/of waarom ze door anderen anders worden voorgespiegeld aan de medemens. In dit geval doel ik op het gegeven dat Dick Harris in Den Haag zou zijn geboren. In mijn archief vond ik aantekeningen terug uit een artikel dat ooit in de maand mei 1968 werd gepubliceerd in de kranten van de GPD, de Gemeenschappelijke Persdienst. Het artikel had betrekking op het gegeven dat Dick Harris net veertig was geworden. Rudi Carell en Dick Harris (Foto VARA archief) Volgens voornoemd artikel was hij al 23 jaar binnen de showbusiness actief en had hij op 17-jarige leeftijd zijn naam laten veranderen in Dick Harris. In werkelijkheid heette hij Dickie Hemmes en was hij geboren in Groningen. Het bleek dat zijn succes met ‘het Gouden Roos programma’ hem dermate veel positieve pluimen en reacties had opgeleverd dat in mei 1968 al werd gesproken over een eventueel internationaal succes als regisseur. Harris, die we al tegenkwamen als regisseur bij de activiteiten van RTV Noordzee, dat vanaf het REM-eiland in 1964 haar programma’s uitstraalde, vertelde in het interview waarom hij van naam was veranderd: “Ik heb in Duitsland gewerkt, veel in België, Italië en Scandinavië. Vandaar ook dat ik voor ‘Harris’ heb gekozen. Kijk, ‘Hemmes’ klinkt voor het buitenland te moeilijk. ‘Harris’ is veel meer internationaal. Ik heb die naam gepakt en hem maar gehouden ook.” Behalve de optredens in het binnen- en buitenlandse amusementsgebeuren waren er voor Dick Harris in de eind jaren vijftig van de vorige eeuw vrij spoedig engagementen bij de Nederlandse radio. Zo praatte hij diverse programma’s aan elkaar en was tevens in diverse programma’s voor kleuters te horen, terwijl ook lichte muziekprogramma’s op de Hilversumse radio zijn stem toebehoorden en wel via de VARA. Dick Harris en televisie werd het pas in 1961. De NTS begon met de eerste regisseurscursus. Harris werd door zijn werkgever naar deze eerste cursus gestuurd en de ontwikkeling ging zeer voorspoedig en Dick bleef drie jaren bij de VARA aan de slag. Vijfendertig programma’s waren in die periode uitgezonden onder zijn eindregie, waaronder 17 shows met Rudi Carrell. De naam van Dick Harris ging na de winst in Montreux de internationale pers in en bleef hangen bij de belangrijke mensen uit het vak. Harris stelde in mei 1968 echter (voorlopig) in Nederland te blijven en stelde zelf: ‘’Ik pionier graag. Vlak na die Zilveren Roos in Montreux werd in 1964 de REM opgericht. Ik dacht: dat is iets voor mij. Helpen opbouwen van een nieuw station en tevens een beetje pionieren, zoals ik altijd graag doe.” Dick Harris was practisch vanaf het begin van RTV Noordzee betrokken en zei daarover in 1968: “Enfin, je weet hoe het allemaal gelopen is. Ik ben bij de REM gebleven, van de oprichting tot de liquidatie." Niet veel later na het verdwijnen van RTV Noordzee, in december 1964, werd het vooral Duitsland als het ging om de werkzaamheden van Dick Harris. Men had de prestatie van het winnen van de Zilveren Roos niet vergeten en dus werden De Rudi Carrellshows er gretig afgenomen. De directie van de Duitse televisie had er echter bij bedongen dat Dick Harris de shows zou komen regisseren. Een kleine jaar lang bleef Dick Harris vervolgens in Duitsland hangen. In die tijd begon hij — naar eigen zeggen – pas zo’n beetje te begrijpen hoe het televisiewerk echt werkte. Maar hij bleef er niet lang hangen. De reden van zijn terugkeer naar Nederland had alles te maken met de start van een nieuwe omroep, de TROS, die was voortgekomen uit het RTV Noordzee project. Dick Harris daarover in 1968: “Ik dacht dan gaan we maar weer eens fijn pionieren bij de TROS. Maar niets is minder waar want de TROS draait gewoon mee, net als de andere omroepen. Er zijn echter alleen wat minder regisseurs. Hier moet ik zo ongeveer op alle terreinen wat doen. Krankzinnig, maar het is niet anders". Hoewel men in Hilversum regelmatig beweerde dat Harris op dat moment de enige TROS-regisseur was, die er echt iets professioneels van maakte, bleek de TROS-periode voor Harris toch niet zó geslaagd en leek hij in 1968 onzeker over zijn toekomst. “Ik weet nog niet wat ik ga doen. Per 1 augustus loopt mijn contract daar af. Misschien blijf ik — als ze me tenminste een nieuw contract willen aanbieden. - Aan de andere kant wil ik wel graag terug naar Duitsland. Ik heb een aanbieding uit Stuttgart maar ik weet nog helemaal niet voor welk soort programma's. Ik wil beslist graag terug naar Duitsland gaan. Duitsland en Nederland zijn op televisiegebied in geen velden of wegen met elkaar te vergelijken. Dat zou net zoiets zijn als Shakespeare tegenover de inhoud van ‘dé Lach’ te stellen. Ze hebben er meer geld, meer ruimte, meer mensen en meer tijd en dat alles is te brengen ónder de grote noemer: meer geld.” Over de televisie in Nederland stelde Dick Harris destijds dat het een heel vervelend iets was geworden: “Men is hier volkomen verstrikt geraakt in een enorme papierwinkel. Als je nagaat dat er bij de NTS zo’n 1700 mensen werken van wie er 1400 op het kantoor zitten. Dat slaat toch nergens op. Dat wil zeggen dat 300 man het programmawerk dienen te doen. Het komt hier voor dat een regisseur in vier weken tijd voor vijf programma’s dient te zorgen. Waanzin.” In Duitsland maakte hij er één programma per maand, maar dan ook goed. Andermaal Harris: “We hebben hier in Nederland genoeg capabele mensen. Ze werken hard, te hard omdat ze wel moeten. Snel kunnen werken als het nodig is heeft natuurlijk voordelen. Maar geef mij dan Duitsland maar.” Jarenlang bleef hij er fantastische programma’s produceren maar belastingproblemen in het land zorgde ervoor dat Harris vluchtte naar de Filipijnen. In 2010 kwam Dickie Hemmes in Den Haag, dat dan wel weer, te overlijden. Hans Knot, 28 oktober 2017
×
×
  • Nieuwe aanmaken...

Belangrijke informatie

Door gebruik te maken van deze website ga je akkoord met Gebruiksvoorwaarden, Privacybeleid en Richtlijnen.