Spring naar bijdragen

Doorzoek de gemeenschap

Toont resultaten voor tags 'hans knot'.

  • Zoeken op tags

    Voer tags gescheiden door een komma in.
  • Zoek op auteur

Soort bijdrage


Forums

  • Radio
    • Nederland
    • België
    • Verenigd Koninkrijk
    • Overige landen
    • LPAM (kleinvermogen AM)
    • Zeezenders
    • Radio Veronica
    • Radiovormgeving
    • Radiotechniek
  • Overig
    • MediaPages
    • Stamtafel
    • Help
    • Mededeling
    • Niet geregistreerde gebruikers

Blogs

  • Column
  • Nederland
  • Dossier
  • Recensie
  • België
  • Hitnoteringen
  • Testblog
  • Radio Erfgoed
  • Afspraken van Beheerders
  • Afspraken van Hitnoteringen
  • Blog van Radiotunes

Vind resultaten in...

Vind resultaten die bevatten...


Datum aangemaakt

  • Start

    Einde


Laatst bijgewerkt

  • Start

    Einde


Filter op aantal...

Geregistreerd

  • Start

    Einde


Groep


Website


Facebook


Twitter


Skype


Woonplaats


Interesses

  1. Recentelijk kreeg ik een vraag voorgelegd van een lezer inzake Dick Harris, wat ertoe leidde dat ik niet alleen het antwoord kon geven middels een duik te nemen in mijn archief maar ook om eens een nostalgische terugblik op deze vooral bekende televisieregisseur, uit de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw, te schrijven. Als je de gegevens op Wikipedia, waaraan iedereen kan meewerken, opzoekt dan lees je dat Dick Harris in 1927 in Den Haag is geboren en zijn artiestenleven een aanvang nam als goochelaar en jongleur, vervolgens muzikaal begeleider werd en uiteindelijk televisieregisseur, die zowel in ons land als het buitenland actief was. Zo is hij jarenlang persoonlijk adviseur en regisseur van Rudi Carell geweest. Wat vooral niet mag ontbreken is het vermelden dat hij de regisseur was van het programma van Rudi Carell uit 1964, waarmee een ‘Zilveren Roos van Montreux’ werd gewonnen. Carell was in deze show een soort van Robinson Crusoë waarbij de chimpansee ‘Vrijdag’ een rol van belang speelde, evenals een zeemeermin in de persoon van de toen beroemde zangeres Esther Ofarim. Ik heb me wel eens afgevraagd waarom sommige artiesten en mensen uit deze artistieke wereld zich anders willen voordien als ze zijn en/of waarom ze door anderen anders worden voorgespiegeld aan de medemens. In dit geval doel ik op het gegeven dat Dick Harris in Den Haag zou zijn geboren. In mijn archief vond ik aantekeningen terug uit een artikel dat ooit in de maand mei 1968 werd gepubliceerd in de kranten van de GPD, de Gemeenschappelijke Persdienst. Het artikel had betrekking op het gegeven dat Dick Harris net veertig was geworden. Rudi Carell en Dick Harris (Foto VARA archief) Volgens voornoemd artikel was hij al 23 jaar binnen de showbusiness actief en had hij op 17-jarige leeftijd zijn naam laten veranderen in Dick Harris. In werkelijkheid heette hij Dickie Hemmes en was hij geboren in Groningen. Het bleek dat zijn succes met ‘het Gouden Roos programma’ hem dermate veel positieve pluimen en reacties had opgeleverd dat in mei 1968 al werd gesproken over een eventueel internationaal succes als regisseur. Harris, die we al tegenkwamen als regisseur bij de activiteiten van RTV Noordzee, dat vanaf het REM-eiland in 1964 haar programma’s uitstraalde, vertelde in het interview waarom hij van naam was veranderd: “Ik heb in Duitsland gewerkt, veel in België, Italië en Scandinavië. Vandaar ook dat ik voor ‘Harris’ heb gekozen. Kijk, ‘Hemmes’ klinkt voor het buitenland te moeilijk. ‘Harris’ is veel meer internationaal. Ik heb die naam gepakt en hem maar gehouden ook.” Behalve de optredens in het binnen- en buitenlandse amusementsgebeuren waren er voor Dick Harris in de eind jaren vijftig van de vorige eeuw vrij spoedig engagementen bij de Nederlandse radio. Zo praatte hij diverse programma’s aan elkaar en was tevens in diverse programma’s voor kleuters te horen, terwijl ook lichte muziekprogramma’s op de Hilversumse radio zijn stem toebehoorden en wel via de VARA. Dick Harris en televisie werd het pas in 1961. De NTS begon met de eerste regisseurscursus. Harris werd door zijn werkgever naar deze eerste cursus gestuurd en de ontwikkeling ging zeer voorspoedig en Dick bleef drie jaren bij de VARA aan de slag. Vijfendertig programma’s waren in die periode uitgezonden onder zijn eindregie, waaronder 17 shows met Rudi Carrell. De naam van Dick Harris ging na de winst in Montreux de internationale pers in en bleef hangen bij de belangrijke mensen uit het vak. Harris stelde in mei 1968 echter (voorlopig) in Nederland te blijven en stelde zelf: ‘’Ik pionier graag. Vlak na die Zilveren Roos in Montreux werd in 1964 de REM opgericht. Ik dacht: dat is iets voor mij. Helpen opbouwen van een nieuw station en tevens een beetje pionieren, zoals ik altijd graag doe.” Dick Harris was practisch vanaf het begin van RTV Noordzee betrokken en zei daarover in 1968: “Enfin, je weet hoe het allemaal gelopen is. Ik ben bij de REM gebleven, van de oprichting tot de liquidatie." Niet veel later na het verdwijnen van RTV Noordzee, in december 1964, werd het vooral Duitsland als het ging om de werkzaamheden van Dick Harris. Men had de prestatie van het winnen van de Zilveren Roos niet vergeten en dus werden De Rudi Carrellshows er gretig afgenomen. De directie van de Duitse televisie had er echter bij bedongen dat Dick Harris de shows zou komen regisseren. Een kleine jaar lang bleef Dick Harris vervolgens in Duitsland hangen. In die tijd begon hij — naar eigen zeggen – pas zo’n beetje te begrijpen hoe het televisiewerk echt werkte. Maar hij bleef er niet lang hangen. De reden van zijn terugkeer naar Nederland had alles te maken met de start van een nieuwe omroep, de TROS, die was voortgekomen uit het RTV Noordzee project. Dick Harris daarover in 1968: “Ik dacht dan gaan we maar weer eens fijn pionieren bij de TROS. Maar niets is minder waar want de TROS draait gewoon mee, net als de andere omroepen. Er zijn echter alleen wat minder regisseurs. Hier moet ik zo ongeveer op alle terreinen wat doen. Krankzinnig, maar het is niet anders". Hoewel men in Hilversum regelmatig beweerde dat Harris op dat moment de enige TROS-regisseur was, die er echt iets professioneels van maakte, bleek de TROS-periode voor Harris toch niet zó geslaagd en leek hij in 1968 onzeker over zijn toekomst. “Ik weet nog niet wat ik ga doen. Per 1 augustus loopt mijn contract daar af. Misschien blijf ik — als ze me tenminste een nieuw contract willen aanbieden. - Aan de andere kant wil ik wel graag terug naar Duitsland. Ik heb een aanbieding uit Stuttgart maar ik weet nog helemaal niet voor welk soort programma's. Ik wil beslist graag terug naar Duitsland gaan. Duitsland en Nederland zijn op televisiegebied in geen velden of wegen met elkaar te vergelijken. Dat zou net zoiets zijn als Shakespeare tegenover de inhoud van ‘dé Lach’ te stellen. Ze hebben er meer geld, meer ruimte, meer mensen en meer tijd en dat alles is te brengen ónder de grote noemer: meer geld.” Over de televisie in Nederland stelde Dick Harris destijds dat het een heel vervelend iets was geworden: “Men is hier volkomen verstrikt geraakt in een enorme papierwinkel. Als je nagaat dat er bij de NTS zo’n 1700 mensen werken van wie er 1400 op het kantoor zitten. Dat slaat toch nergens op. Dat wil zeggen dat 300 man het programmawerk dienen te doen. Het komt hier voor dat een regisseur in vier weken tijd voor vijf programma’s dient te zorgen. Waanzin.” In Duitsland maakte hij er één programma per maand, maar dan ook goed. Andermaal Harris: “We hebben hier in Nederland genoeg capabele mensen. Ze werken hard, te hard omdat ze wel moeten. Snel kunnen werken als het nodig is heeft natuurlijk voordelen. Maar geef mij dan Duitsland maar.” Jarenlang bleef hij er fantastische programma’s produceren maar belastingproblemen in het land zorgde ervoor dat Harris vluchtte naar de Filipijnen. In 2010 kwam Dickie Hemmes in Den Haag, dat dan wel weer, te overlijden. Hans Knot, 28 oktober 2017
  2. Dit keer neem ik U in een tijdsmomentje mee naar de maand juni 1973. In het gebouw van Tweede Kamer in Den Haag werd er eerder dat jaar, op 18 april, een hoorzitting gehouden waarbij tal van bekende Nederlanders hun woordje deden tot behoud van de zeezenders. Dezelfde dag trok er een enorme menigte, vooral jongeren, vanaf het Malieveld door de straten van Den Haag richting de Tweede Kamer om te demonstreren voor het behoud van Radio Veronica en de andere actieve zeezenders. Eerder al was er in 1971 een actie geweest onder het motto: ‘Veronica blijft als U dat wilt’ en al vrij snel na de happening in april 1973 bleek dat er weinig hoop was dat de zeezenders zouden mogen blijven uitzenden zonder dat de medewerkers strafbare feiten konden plegen. Met andere woorden er zat een wijziging van de wetgeving aan te komen. Reden genoeg om actie te ondernemen vonden zowel de directie van Radio Veronica als die van Radio Noordzee. Het was in die tijd voor velen een kwestie vergelijkbaar als die met de Rolling Stones en The Beatles een tiental jaren eerder. Je was voor het ene radiostation en niet voor allebei. Wat betreft de voorkeur voor een radiostation in 1973 viel bij mij de keuze al een paar jaar op Radio Noordzee en haar Engelstalige zusje RNI. Ik vond dat er veel meer leven in de brouwerij zat bij het beluisteren van de programma’s dan bij die van Radio Veronica. Dit kwam voornamelijk omdat de internationale service van RNI totaal live vanaf boord werd uitgezonden en dat een deel van de programma’s van Radio Noordzee ook live werden gepresenteerd door een team dat ook verantwoordelijk was voor de nieuwsvoorziening vanaf het zendschip MEBO II. En het waren niet zo maar jonge kerels die de programma’s van de Nederlandse service presenteerden. Een groot deel van hen had een gedegen opleiding gehad binnen een van de beste scholen op dit gebied destijds, de ziekenomroep Lucas van het gelijknamige ziekenhuis in Amsterdam. Daar hadden ze wel geleerd wat productiewerk was; hoe ze prachtige jingles konden maken en welke presentatiestijl het beste gevolgd kon worden. Bovendien had men een schat aan kennis inzake instrumentale muziek die voor productiedoeleinden kon worden ingezet. Beide voornoemde radiostations zetten zich vervolgens in te komen tot een grote schare luisteraars die zich in de toekomst als lid wilden beschouwen van of de VOS, de latere VOO, dan wel de Stichting RTV Noordzee. Prachtige jingles werden er voor de actie geproduceerd terwijl in de startweek van de actie een lied werd voorgesteld, dat elk uur werd gebruikt in de uitzendingen van de Nederlandstalige service. Het was het nummer ‘Geef Ons Een Kans’ - Radio Noordzee Koor met Peter Holland als lead-vocalist (Elf Provinciën). Op de b-kant van de single waren jingles van Radio Noordzee terug te vinden. Op 22 juni werd de actie vanaf de Noordzee met live programma’s begeleid en vier dagen later werd het duidelijk dat de wet tegen de zeezenders er zeker zou komen daar de leden van de Tweede Kamer hadden besloten dat het Verdrag van Straatsburg zou worden ondertekend. Aangezien Jacob Kokje en ikzelf eerder dat jaar, in de maand mei, de RNI dubbellp, die deels in samenwerking met medewerkers van RNI was geproduceerd, ten doop hadden gehouden, lagen er al de nodige contacten ten burele van John de Mol sr. Vrij snel werd duidelijk dat men een ledenwerfactie wenste op te zetten onder het motto ‘Radio Noordzee Hou em in de lucht’. Men wilde dit gaan doen met inzet van particulieren als ook een eigen promotieteam en winkeliers. Jacob kwam met het idee via de telefoon om gezamenlijk ook mee te gaan doen aan deze werving. En zo kregen we de beschikking over een heus pakket aan promotiemateriaal bestaande uit posters, de welbekende ‘Hou em in de lucht’ stickers en inschrijflijsten voor mensen die zich bereid voelden zich in te schrijven als lid voor de periode 1973/1974 van de Stichting RTV Noordzee, die als postbusadres 338 in Bussum had. In een begeleidende brief was instructie te vinden evenals dat werd aangegeven in hoeverre de administratie diende te worden bijgehouden als ook hoe de ingehaalde gelden dienden te worden overgemaakt naar de Stichting RTV Noordzee. Als ik me zo herinner na vele decennia zijn we destijds ondermeer 2 discotheken in het Groninger Winschoten in geweest. Het was de discotheek van Royal York en die met de mooie naam Just Fancy. De laatste was vernoemd naar een van de grote hits van de formatie The Ro-d-ys, die uit Oude Pekela in de directe omgeving van Winschoten, afkomstig was. Een van de voormalige leden van de groep had die discotheek opgericht. In die discotheken en later in Groningen hebben we een ontelbare hoeveelheid stickers uitgedeeld, maar zover ik kan herinneren hebben we geen lijsten bijgehouden, noch gelden geïnd. Het was de snelste manier om zoveel mogelijk mensen de mogelijkheid tot lidmaatschap onder aandacht te brengen. En wees eerlijk inschrijven in een swingende discotheek lijkt niet verstandig. De actie van het promotieteam van Radio Noordzee, ondersteund door het programmateam van het station en vele vrijwilligers, had echter niet het resultaat dat men verwacht had. Niet meer dan 35.000 Nederlanders hadden zich als lid aangemeld waardoor het indienen van een licentieaanvraag er niet werd gedaan en er na 31 augustus 1974, toen de allerlaatste uitzending van Radio Noordzee werd uitgezonden via ondermeer de 220 meter middengolf, geen sprake meer was van ‘Hou em in de lucht’. En de stickers en posters die over waren kregen een plek op de slaapkamer muur. Hans Knot, 11 november 2017
  3. Ik neem je mee naar de jaren zestig van de vorige eeuw om stil te staan bij het afscheid van een toen al decennia lang belangrijke presentator die ooit aan de wieg stond van een radioprogramma dat speciaal werd gemaakt voor zieken en gehandicapten. Reeds in 1945 was het programma al te horen via Radio Herrijzend Nederland en in 1946 werd het ingelijfd door de KRO met de initiator als presentator. Radioziekenbezoek de Zonnebloem met Alex van Wayenburg. Hij was van mening dat er binnen de Nederlandse samenleving veel meer aandacht diende te worden gegeven aan zieke en gehandicapten en niet alleen het programma werd tot dit doel gebruikt. Op 17 januari 1949 werd de ‘Stichting De Zonnebloem’ opgericht en de luisteraars werden opgeroepen lokale intiatieven te ontplooien middels de doelstellingen van de Stichting. Als gevolg daarvan werden overal in Nederland plaatselijke comités opgericht, waarvan de deelnemers zich vooral gingen inzetten voor bezoeken aan zieken en gehandicapten en tevens andere activiteiten gingen verzorgen. In 1964 werd besloten de Stichtingsvorm vaarwel te zeggen om de organisatie in verenigingsvorm voort te zetten waarbij gerekend kon worden op ondersteunende leden, die met een jaarlijkse bijdrage voor de nodige financiën zorgden. Het aantal leden, evenals het aantal vrijwilligers, nam toe, zodat steeds meer activiteiten konden worden georganiseerd. Een van de initiatieven, naar voorbeeld van soortegelijke reizen georganiseerd vanuit het Rode Kruis, was het aanschaffen van een hotelschip die kon worden ingezet voor reizen met zieken en gehandicapten. Financiering werd mogelijk door massale deelname van de Nederlanders die via radio en televisie werden aangespoord te doneren. Inmiddels is in 2006 het schip vervangen door een eveneens ‘De Zonnebloem’ genoemde boot, waarop jaarlijks 2850 gehandicapte mensen een korte vakantie genieten. Vermeld die te worden dat de Nationale Vereniging de Zonnebloem een enorm grote organisatie is met meer dan 40.000 vrijwilligers. Men heeft rond de 1200 plaatselijke comités die of op eigen initiatief werken of samenwerken met anderen. Ongelovelijk is het aantal bezoekjes dat jaarlijks afgelegd wordt bij mensen die gehandicapt zijn en moeilijk nog buiten huis kunnen komen: meer dan 1 miljoen bezoeken. Terug naar Alex van Wayenburg en 1968 want op 1 juli van dat jaar verliet hij de KRO en dus ook de presentatie van zijn radioprogramma, om vervolgens op pensioen te gaan. Voor het programma ‘Radioziekenbezoek de Zonnebloem’ betekende dat destijds een gevoelige klap. Alex van Wayenburg was immers de Zonnebloem, die hij 23 jaar daarvoor op poten zette en waarop hij bijna een kwart eeuw zijn zeer persoonlijke stempel drukte. Hij was zelf vaak in zijn leven ernstig ziek geweest en daarmee was hij de aangewezen persoon om een radioprogramma voor de zieken te maken. En daarbij had hij zich altijd laten leiden door de gedachte dat niet gezonde en/of gehandicapte medemens niet geïsoleerd mocht worden. Via zijn programma diende een gemeenschapsgevoel te worden bijgebracht aan de luisteraars. In november 1930 trad Alex van Wayenburg als de eerste echte omroeper bij de toen jonge Katholieke Radio Omroep in dienst en bleef dat tot het begin van de Tweede Wereldoorlog in mei 1945. Vrijwel vanaf het begin van zijn loopbaan bij de KRO verzorgde hij eenmaal in de week een ziekenprogramma van een half uur. Hij was het niets eens met de bezetter, zoals vele voormalige omroepmedewerkers, en staakte dus alle activiteiten voor de radio. Tijdens de de oorlog kwam hij in een minder prettige periode terecht, Zo viel hij van het dak van zijn woning en liep daarbij een schedelbasisfractuur op. Niet veel later na gedeeltelijke herstel kreeg hij een ernstige infectie dat bijna zijn dood betekende. Jarenlang had hij tijd tot diepnadenken en besloot te komen tot het oprichten in 1945 van het Zonnebloem programma. Zoals gemeld niet via de KRO maar eerst via Radio Herrijzend Nederland. Samen met Wim Quint verzorgde hij via dit station, dat eerst in zuidelijk Nederland actief was, een half uur durend radioprogramma voor zieken en gehandicapten. In 1946 functioneerden de omroepen van voor de Tweede Wereld Oorlog weer redelijk als voor die wrede tijd en ging het programma door via de uitzendingen van de KRO. In 1948 kreeg hij ondersteuning van Joke Eikhoudt, die zijn rechterhand werd tot en met zijn pensionering in 1968. Het Radioziekenbezoek was driemaal in de week (maandag van elf tot half twaalf, donderdag en vrijdag van elf tot twaalf uur) te beluisteren. In totaal zijn er inclusief de 107 uitzendingen voor Herrijzend Nederland bijna vijfduizend van dergelijke programma’s de ether ingegaan (luisterdichtheid tussen de kwart en een half miljoen). De tweeduizendste uitzending, die in december 1959 plaats vond, werd gevierd met een klankbeeld over Hellen Keller, een Amerikaanse vrouw die ondanks haar blindheid, doofheid en spraakhandicap (doofblindheid) een voorvechster was van ‘eigen validiteit’ van de fysiek of geestelijk misdeelden, zoals het destijds werd geformuleerd. Allerlei acties werden er georganiseerd door de Zonnebloem, zoals gebedsacties, inzamelingen voor financiering van hoofdtelefoons, maar bovenal het leggen van contacten. Een bepaald opzet van zijn programma heeft Van Wayenburg nooit nagestreefd. In een interview stelde hij destijds: “Het programma is met zijn tijd meegegroeid, en dat kan ook niet anders, omdat de actualiteit altijd in de Zonnebloem een woordje meesprak. Maar de Zonnebloem. heeft nooit zijn improviserende karakter verloren. De mensen dienen niet te denken dat ik ooit met een netjes uitgetikte of geschreven tekst heb gewerkt. De Zonnebloem is altijd live uitgezonden behalve de speciale buitenopnamen dan. Vroeger waren die ook rechtstreeks, maar daar zijn we vanaf gestapt.” Die programma's, die waren opgenomen in ziekenhuizen of sanatoria, duurden twee tot drie uur aan opnametijd en daarvan werd vervolgens een samenvatting van 20 minuten gemaakt. Van Wayenburg andermaal destijds: “Bandopnamen en montage zijn dan onontbeerlijk.” Gelukkig voor de Zonnebloem stopte Alex van Wayenburg op 1 juli 1968 alleen zijn radiowerk. Na zijn pensionering zou hij als hoofdbestuurslid nog veel werk voor de stichting verrichten. De leiding van de Zonnebloem kwam vervolgens in handen van de toen 26-jarige Wil van Neerven uit Stevensbeek in Noord- Brabant, die in mei 1967 als assistent van Van Wayenburg in dienst van de KRO was gekomen. Alex van Wayenburg vond namelijk dat de jongeren wel eens zijn werk mochten gaan doen bij de Zonnebloem. ‘Ik heb er zelf ook altijd met enorm veel plezier aan gewerkt. Het heeft eigenlijk mijn hele leven gevuld. Elke uitzending was telkens weer nieuw, alsof het mjn eerste programma was. Er is er geen een, waarvan ik echt spijt heb gehad. " Nog tot en met 1977 bleef Alex van Wayenburg binnen het hoofdbestuur van de Vereniging Zonnebloem actief. Op 3 maart 1980 kwam hij in Baarn te overlijden en verloor Nederland een radiopionier van het eerste uur. Bronvermelding: interview Van Wayenburg in de GPD kranten uit juni 1968 Archief: Freewave Nostalgie Zestig Jaar KRO, uit de geschiedenis van een omroep, 1985. Internetsite Stichting de Zonnebloem. Hans Knot, 18 november 2017
  4. In deze nostalgische column ga ik ver terug in de tijd. In de maand april 1963 was het drie jaar geleden dat Veronica voor het eerst in de ether was gekomen en in de weken vooraf werd er in tal van kranten andermaal positief bericht over de activiteiten van het radiostation. Aangenomen mag worden dat de journalisten, die Veronica destijds in het zonnetje hebben gezet, dit hebben gedaan op uitnodiging van de leiding van Radio Veronica. Allereerst maar eens naar de ‘Haagse Post’ van 13 april 1963 waarin het platenteam werd voorgesteld onder leiding van de toen 32-jarige Tony Vos: “Het is mijn taak onze tijd zo goed mogelijk te verkopen aan de sponsors. Dat betekent dat we onze programma’s zodanig aanpassen aan de smaak van het publiek, dat heel het land binnen een half uur iets naar zijn zin heeft kunnen beluisteren. Nu, dat doen we niet, want dat is godsonmogelijk.” Vos ging in de tijd vooral door het leven als een bekend jazzmusicus en smalend werd onder de jazzliefhebbers wel gesteld dat Tony Vos ‘de Zangeres Zonder Naam’ mocht opzetten op de draaitafels van Radio Veronica. Vos: ‘De persoonlijke voorkeur geldt niet meer als je hier de voordeur achter je hebt dichtgeslagen.’ Bij de studio van Veronica werden in die dagen gemiddeld 500 brieven per besteldag door de PTT afgeleverd. In de ochtenduren werden dezen gesorteerd door een gepensioneerde zeeman, die ‘Oom Piet’ door het personeel werd genoemd. Daarna bracht hij ze naar de diverse platendraaiers, die ervan overtuigd waren dat ze met hun populariteit die van de zuilen zouden gaan overtreffen. ‘De Haagsche Post’: ‘Wat de jongeren betreft werd daarvan het sprekend bewijs geleverd door populariteitsverkiezingen, waarin de eerste drie plaatsen werden ingenomen door Veronica programma’s, al komen we nog steeds protesten tegen, daar storende reclame 10 tot 15% van de zendtijd is.’ Tineke vragende over de luisterpost stelde ze triomfantelijk: “We komen deze maand óók aan de miljoenste brief van de luisteraars toe”. Er werden ook door steeds meer grotere en bekende bedrijven gebruikt gemaakt voor het kopen van de reclamezendtijd op het station, waarvan een groot deel in die dagen werd opgenomen, al dan niet in een gesponsord programma, bij het Productiebedrijf van Benny Vreden, dat gevestigd was in Loosdrecht. Vreden in ‘de Haagsche Post’: “Wij zijn eigenlijk een muzikaal reclamebureau, we specialiseren ons dus op de jingles, waarmee de programma’s beginnen en eindigen. We gaan praten met het bureau of het bedrijf dat ons de opdracht gaf, en dan proberen we onze programma’s zoveel mogelijk aan de bestaande campagnes aan te passen.” Vreden’s jingles en commercials, destijds tot stand gekomen met behulp van lang niet altijd freelancers, gezien ook een groot deel van de medewerkenden in vaste dienst was bij één van de omroepen, deelden hun bekendheid met andere reclamespots gemaakt door ondermeer het productiebedrijf van Thijs Chanowski. De journalist van de ‘Haagse Post’ eindigde tot slot met informatie rond de toen 22-jarige dienstplichtige soldaat 41.01.07.193, die het 3 jarig bestaan niet kon meemaken wegens dienstplicht: “Ik moet poetsen, ik zou liever de plaat poetsen.” Afsluitend schreef dezelfde journalist dat Joost de Draayer inmiddels een historisch document aan het schrijven was met als titel: ‘Het logboek van een piraat’, met als ondertitel: ‘de avonturen van een niet zeewaardig mens’. Na zijn diensttijd gaat hij, ook al gesponsord, naar New York om reclamepsychologie te studeren. Hij hoopt hier terug te keren als commerciële televisie een feit is.’ Een ander uitgebreid artikel verscheen op zaterdag 27 april 1963 van de pen van Han J.A. Hansen, in ‘de Volkskrant’, waarbij de kop voorlopig alles zeggend was voor het station: ‘Radio Veronica buiten schot van dit kabinet.’ Het bleek dat de voorlopige conclusies van de departementale juristen zouden blijven liggen totdat een volgende regering aan de macht was. Minister Korthals, destijds verantwoordelijk voor het Ministerie van Verkeer en Waterstaat, had in december 1962 aan de Tweede Kamer meegedeeld dat wettelijke maatregelen tegen Radio Veronica in voorbereiding waren. De juridische problemen waren echter te ingewikkeld gebleken om een waterdichte regeling te construeren voor een direct en effectief ingrijpen tegen exterritoriale radiostations. En dus hadden de deskundigen de regering geadviseerd te wachten, want een aanpassing van een wetsbepaling, waarbij het exploiteren van zendinrichtingen, ook buiten het eigen grondgebied, diende te worden getoetst aan internationale afspraken als wel er dan ook tegelijkertijd een wijziging van het Wetboek van Strafrecht diende te worden geregeld. ‘De Volkskrant’: ‘Op het ministerie van Justitie is men al tijden doende om het wetboek op dat punt te laten aanvullen, onafhankelijk van een eventuele regeling tegen de piratenzenders.’ Verder ging men in op de goede handelshanden van Dirk Verweij en zijn broeders, bijgestaan door een aantal aandeelhouders: ‘Zijn eigen vistuig in de ethergolven zorgde voor een rijke buit. De laatste jaren maakt Radio Veronica, naar verluidt, een omzet van ongeveer 8 ton per maand met de verkoop van zendtijd. Het aanvankelijke gokje van de Hilversumse kousenhandelaar groeide uit tot een formidabele onderneming. Fiscaal voldoet hij aan de verplichtingen. De totale exploitatiekosten worden geschat op ongeveer 60.000 gulden per maand. Ingewijden zeggen, dat de aandeelhouders jaarlijks acht maal hun geïnvesteerde kapitaaltje kunnen opstrijken.’ De journalist van ‘de Volkskrant’ vroeg zich af waarom er dan geen wetsvoorstel werd gemaakt, waarin opgenomen dat het bedrijven van activiteiten aan land voor een zeezender strafbaar kon worden gemaakt. Immers wist iedereen dat de programma’s in Hilversum werden opgenomen en werd wijds in krantenartikelen gesproken hoe de bevoorrading vanuit de haven van Scheveningen plaats vond. ‘Ingrijpen aan die zijlijn zou een spaak kunnen betekenen aan het Veronicawiel.’ Hij had zijn contacten in Den Haag daarover vragen gesteld maar kreeg een ontkenning te horen: ‘Voor het algemene rechtsgevoel zou het een onbevredigende en kromme redenering zijn als men zou zeggen: “Ik kan niet rechtstreeks ingrijpen, daarom pak ik haar maar van een zijlijn.” Dat zou het beginsel van een behoorlijke rechtstoepassing ernstig aantasten.’ Een volgende keer meer over dit onderwerp. Foto en illustratiemateriaal: Max Lewin collectie. Hans Knot, 09-12-2017
  5. Ik blik vandaag terug naar de maand januari 1969 toen één van de minst gefotografeerde vrouwen van de Nederlandse omroepen, KRO medewerkster Ellen Bijl, in de spotlights werd gezet middels een verhaal in de kranten van de GPD en zo konden bijvoorbeeld lezers van het Leids Dagblad of die van het Nieuwsblad van het Noorden meer gewaar worden over de vrouw achter de naam die men zo vaak had gehoord via een aantal programma´s die door de KRO werden uitgezonden. Ellen Bijl was in 1969 27 jaar en had blond kort haar. Verder was ze volgens de journalist in kwestie lekker hip gekleed met haar bruine sportkousjes en wat dat betreft echt wel een uitzondering in de KRO-studio's. Maar een bewijs ervan is er niet te vinden in het toch aardig grote archief van Freewave Nostalgie en ook andere geraadpleegde bronnen geven geen resultaat. Alleen is in het Delpherarchief een exemplaar van een krant terug te vinden waarbij de afgedrukte foto totaal ondefinieerbaar is. De samenstellers van het prachtige gedenkboek van 60 jaar KRO noemen niet eens haar naam. Ellen was destijds werkzaam op de afdeling lichte muziek van de KRO radio en werd een van die opvallend harde werksters genoemd. ledere week produceerde zij drie programma's, te weten ´P.M.´, ´Vliegende schijven´ en ´In antwoord op uw schrijven´. Deze drie programma´s werden in 1969 altijd op de zaterdag uitgezonden en hadden een totale tijdsduur van zes uur. Volgens Bijl, die een enorme muziekkennis bleek te hebben, was ´In antwoord op uw schrijven´ het gemakkelijkste om te produceren. Over de muziekkeuze voor bovenstaand programma stelde Ellen Bijl destijds: “Het is of de duvel er mee speelt, maar iedereen vraagt bijna hetzelfde — De Heikrekels, Heintje, Gert en Hermien Timmerman. Merkwaardig is ook dat de aanvragen zelden of nooit uit de randstad Holland komen, maar altijd uit de provincie. En vergeet hierbij ook niet het Hoesrepertoire. Soms vragen de mensen mij platen te draaien die nog niet eens in onze discotheek zijn opgenomen." Ellen Bijl werkte in 1969 al bijna negen jaar bij de KRO. Ze startte, vlak na haar eindexamen MULO, op de typekamer. Daar begon ze aanvankelijk met het uittikken van de teksten voor het programma ‘De Zonnewijzer’, maar dat hing haar al snel de keel uit. Ongeveer drie jaar heeft ze daar desalniettemin gezeten. Toen kwam ze bij de muziekafdeling terecht. Alles wat er uit kwam op het gebied van de lichte muziek luisterde ze braaf af. Andermaal destijds Bijl: “Ik ben wel niet zo'n dolle liefhebster van De Heikrekels, maar het hoort nu eenmaal bij je vak." En er kwamen in die tijd nogal wat nieuwe platen uit: per week 30 l.p.’s en 50 kleine plaatjes, de weloverbekende singles. “Daarvan zijn er twintig bruikbaar, de rest is vuilnis. Ik luister ze allemaal af op kantoor. Dat is dan misschien wel eens vervelend voor mijn collega's, maar ik kan er ook niets aan doen: iedereen moet zijn programma's maken, al kan ik me dan wel voorstellen dat, als ik al om half negen aan de gang ben, mensen met een ochtendhumeur weleens de pest in krijgen.” Thuis luisterde Ellen Bijl destijds nog zelden naar muziek, alleen nog een enkele keer naar wat goede oude klassieken, zoals Mendelssohn en Vivaldi. Andermaal destijds in de GPD kranten: “Soms denk ik wel eens: ik ben helemaal niet zo muzikaal, ik heb alleen maar een bepaalde feeling voor mijn vak en bovendien is het mijn hobby." Uiteraard werd haar gevraagd of ze misschien een vervolg in haar loopbaan zag bij een programma van de KRO op televisiegebied. “Ze hebben me wel eens gevraagd script-girl te worden, maar ik heb er geen draad zin in. Dan kan ik weer opnieuw beginnen en bovendien verlies ik dan mijn zelfstandigheid en die is me veel waard. Ze hebben me ook wel eens voor omroepster gevraagd, maar dat is helemaal niets voor mij. In de eerste plaats heb ik een geweldige microfoon-angst, in de tweede plaats weet ik wel iets leukers te verzinnen dan andermans teksten op te lepelen. Ik schrijf ze liever zelf." Het programma ‘In antwoord op uw schrijven’ leverde Ellen Bijl per week rond de zeshonderd brieven op. En die las ze inderdaad allemaal door. “Je blijft gillen als je ziet wat er soms in die brieven staat. Ik krijg soms velletjes lang alle huwelijksmoeilijkheden van mensen voorgeschoteld. Daar kun je dan uiteraard niets aan doen. Vrij veel post komt ook uit gevangenissen. Ook in België heeft dit programma kennelijk grote luisterdichtheid. Daar vragen ze maar drie dingen: ‘De Klokkebaaien’, Will Tura en Bobbejaan Schoepen. En iedereen vraagt verder altijd hetzelfde. Daarbij heb ik gemerkt dat het de mensen helemaal niet om die ene plaat te doen is, maar voornamelijk om het horen noemen van hun eigen naam.” Een frappant voorbeeld haalde ze ook nog even naar boven: ”Pas geleden had ik 160 aanvragen voor ‘Mamma’ van Heintje, maar ik bleek achteraf maar 159 namen genoemd te hebben. Mooi dat die ene vergeten schrijver zich meldde en schreef: ‘die plaat interesseert me niet, die heb ik toch in mjjn eigen kast, maar waarom heeft u mijn naam niet genoemd? Daar was het mij om te doen.’ En dat vond ik nu een onbegrijpelijke zaak.” Eerder al schreef ik in ander verband over haar activiteiten: Zie ook mijn column van 13 januari 2016 https://www.internetradiocafenl/blogs/entry/404-hans-knot-vliegende-schijven-programma-voor-gelegerde/ Na haar pensioen genoot presentatrice Ellen Bijl nog enkele jaren waarna zij op 8 maart 2013 is overleden. Via Radio 5 werd er kort stil gestaan bij haar heengaan en werd ondermeer gememoreerd dat zij jarenlang medepresentator van ‘Drie tussen de middag’ samen met Hans van Willigenburg was geweest. Ook presenteerde zij samen met Edwin Rutten het KRO programma ‘Ontbijtshow’. Zij deed daar de verslaggeving. Verder was zij betrokken bij het bekende programma ‘Theater van het Sentiment’. De veelzijdige Ellen Bijl deed ook de muzieksamenstelling van programma’s als ‘Licht te verteren’ en ‘IJsthee’. Ellen Bijl is 71 jaar geworden (31 mei 1941 – 8 maart 2013). Hans Knot, 25-11-2017
  6. Eerder in 2017 beschreef ik de eerste moeilijke maanden van de in het najaar van 1965 van start gegane derde radionet, onder de naam Hilversum 3. Daaruit bleek dat de meerderheid van de omroepen nauwelijks nieuwe programma ideeën goed kon doorvoeren omdat er vanuit Den Haag door het ministerie van CRM nauwelijks geld ter beschikking was gesteld om het toekomstige station, dat de concurrent van de zeezender Radio Veronica diende te worden, tot een succes te maken. Uit het in dat verhaal geschetste programmaoverzicht van de diverse omroepen bleek heel duidelijk dat over enige vorm van concurrentie totaal niet gesproken kon worden. Een latere grote tegenstander van Radio Veronica en andere zeezenders was mr. Harry van Doorn, tevens de latere minister van CRM, die in 1974 de zeezenders mede de nek zou omdraaien door invoering van de zogenaamde anti-zeezenderwet. De zogenaamde wet die geen wet was, maar een aanpassing van de bestaande wetgeving. Maar hij had in 1974 wel succes daar het populaire Veronica als ook de door velen beminde Radio Noordzee uit de ether verdwenen. Vlaamse luisteraars hadden meer geluk door het in de ether blijven van hun Radio Mi Amigo. Maar al veel eerder liet mr. H.W. van Doorn van zich horen en wel in de tijd dat hij voorzitter was van de Katholieke Radio Omroep, kortweg de KRO. In september 1965 maakte hij namelijk bekend, dat zijn omroep, vaak tot de conservatieve zuilen gerekend, open en positief stond tegenover het eventuele toekomstige nieuwe bestel. Dit, omdat deze plannen, mits ze mochten doorgaan, dezen meer waarborgen bood voor geestelijke vrijheid en eenheid in verscheidenheid. Minister Vrolijk, van CRM, had daarvoor aangegeven, dat een meer Open Bestel de weg voor de omroepen naar meer vrijheid mogelijk maakte. Van Doorn voegde eraan toe dat de omroepen eindelijk wisten waar ze enigszins naar toe gingen: “Er is eindelijk een tijd gekomen, dat men zich kan gaan wijden aan de eigen taak, namelijk het maken van programma’s, zonder dagelijks teveel tijd aan activiteiten kwijt te raken door tegen de stroom in te moeten roeien.” Maar de vraag of KRO-voorzitter Van Doorn destijds blij was met de komst van Hilversum 3 was alleen maar negatief te beantwoorden gezien hij het helemaal niet goed vond dat minister Vrolijk het positieve sein had gegeven voor de opstart van Hilversum 3. Immers een gedegen luisteronderzoek over de toen bestaande radionetten Hilversum 1 en 2 waren dan wel aangekondigd maar resultaten waren, tot op dat moment, totaal niet bekend. Van Doorn: “Had men zo’n haast een licht platenpallet erbij te hebben? Is dit wegens Veronica? Nu een derde net nog slechts een maand op zich laat wachten is het tijd nog eens met nadruk te pleiten voor coördinatie tussen alle drie radiostations in Hilversum”. Daarbij uiteraard doelend op de uitzendingen van Hilversum 1, 2 en de toen toekomstige Hilversum 3. Hij haalde daarbij aan dat de financiering van slecht één uitzending van het Radio Philharmonisch Orkest meer kostte dan de financiering van Hilversum 3 in de periode van de opstart tot en met 31 december 1965. Helaas stelde hij dit zonder het verder te onderbouwen. Hij vroeg zich daarbij tevens af of de regering het werkelijk betreurde dat er voor Hilversum 3 er zo bitter weinig geld beschikbaar was. “Juist door de beperkte financiële toezegging is men op Hilversum 3 slechts in staat alleen iets simpels te brengen, bijvoorbeeld platenprogramma’s. Op die manier heeft de regering voorkomen dat er op dit nieuwe radiostation al te serieuze praat kan komen, zodat dit radiostation geheel niet kan concurreren met Radio Veronica.” Bovenstaande uitting van Harry van Doorn is me nooit duidelijk geworden want van echt serieuze programma’s bij Radio Veronica is volgens mij nooit sprake geweest. Men had slechts tot doel de luisteraars te verpozen met amuserende programma’s vol met vrolijke muziek. En in vergelijking wat er destijds via de Hilversumse omroepen werd gebracht dient het voor velen een verademing te zijn geweest. Van Doorn kondigde tevens aan dat de KRO het niet over zich heen zou laten komen en zeker geen kleurloze programma’s op Hilversum 3 zou gaan brengen. Van Doorn wilde dus duidelijk wel concurrentie tegen de hem zo gehate indringer binnen de Nederlandse radio industrie, tevens gevestigd in het hart van Hilversum, Radio Veronica. Maar ook op het gebied van de televisie waren er toch wel ontwikkelingen te noemen in de maand september 1965. Heden ten dage kijken we er niet meer van op, sterker nog, gaan we denken of het niet een onsje minder kan met al die goedbedoelde kookprogramma’s op de televisie. Op de dag dat ik deze column schreef was er in de middag een dame op MAX die ons leerde hoe we komkommer dienen schoon te maken en wortels te snijden. Of we in een kinderklasje zaten werd de boodschap veel te uitgebreid aan de kijker overgebracht. Zendtijd verknoeien is gelijk aan eten laten aanbranden. Is het voor MAX niet duidelijk dat men vooral te maken heeft met een ouder publiek die al decennialang weet hoe een heerlijke maaltijd te bereiden, uitzonderingen daargelaten? Maar het was andere koek in september 1965 want er werd aan de kijker bekend gemaakt dat ‘de heer Kuijper’, afkomstig uit Purmerend eens per maand op de donderdagmiddag op het televisiescherm zou gaan komen om kookles te gaan geven. Compleet met fornuis, zo werd beloofd, zou hij het spiedend oog van de camera de cursus ‘creatief koken’ gaan geven. Hij zag het als een persoonlijk beleven van de kookkunst: “Daar bedoel ik niets moeilijks of hoogdravends mee, alleen maar dat elke vrouw haar eigen specialiteit in deze kunst kan bereiken. En dat met gewone recepten!" En dat is waar hij van uit ging in zijn tv.-lessen: de gewone ingrediënten, die iedereen in het gegeven jaargetijde kon kopen. Deze vormden de basis van het bijzondere dat ervan gebakken (of gekookt of gestoofd) kon worden. De heer Kuijper was jarenlang journalist geweest en vervolgens leraar Nederlands, maar koken vormde toch zijn alleroudste bezigheid. Het begon met recepten verzamelen. Zoals andere jongens van zijn leeftijd postzegels of suikerzakjes verzamelden, zo legde Bennie Kuijper meerdere mappen aan met recepten met een totaal van meer dan 20.000 en er bevonden zich voor die tijd al vele antieke recepten onder, waarbij zelfs de tijd van de Romeinen in ons land werd bereikt. De padvinderij bracht hem in contact met de praktijk: buiten op een houtvuur, en de jammerlijke mislukkingen van het begin vormden slechts even zovele aansporingen tot opnieuw proberen, tot het lukte. Hij was dan ook van plan veel te delen met de kijkers door in het eerste programma destijds te stellen dat in zijn uitzendingen totale recepten vrij te geven. Verder stelde hij: “Ik zal mij steeds aan de tijd van het jaar aanpassen en telkens datgene wat besproken wordt ook geheel toebereiden. In 20 minuten kan heel wat lekkers gemaakt worden, wanneer tenminste het voorbereidende werk gedaan is". En zo kwam Ben vervolgens eens per maand in beeld op de televisie met zijn goed bedoelde koopadviezen voor de huisvrouw. Klaarblijkelijk was de keuken nog steeds het domein voor moeder de huisvrouw, zoals ik het zelf destijds in het ouderlijke huis altijd beleefd heb, hoewel wij, als kinderen daadwerkelijk betrokken werden bij het aanrechtgebeuren. Het leidde tot het gegeven dat, na vertrek uit het ouderlijke huis, je met de grondbeginselen en meer van lekker koken bekend was en dus eventuele gasten heerlijke gerechten kon voorschotelen. Oh ja, de eerste uitzending van het kookprogramma van Kuijper was op 23 september 1965 op de televisie te zien. Hans Knot, 6 januari 2018 Foto Henk Bouwman en Harry van Doorn (archief ICCE Soundscapes Universiteit Groningen)
  7. Ik neem je mee terug naar 1 maart 1969. In krant van die dag in Groningen stonden tal van advertenties op het gebied van amusement. Zo probeerde het toen bekende uitgaanscentrum Beijering in Vlagtwedde onze aandacht te trekken met optredens van de Heikrekels en Howard Carpendale. In Roden was het mogelijk in ‘Onder de Linden’ naar de Buffoons te gaan. Verder traden ondermeer in het noorden op: the Motions, Blues Dimension, Oscar Harris and the Twinkle Stars en verscheen Ruud van Broekhoven in De Berenkuil aan de Grote Markt als deejay. Maar een hele groep andere Groningers had het voornemen die avond van een concert te gaan genieten in de Korenbeurs aan de Vismarkt in Groningen. Het in die tijd als progressieve jongerencentrum omschreven Provadja, onderdeel van een landelijk netwerk van groeperingen die zich bezighielden met het organiseren van alternatieve bijeenkomsten, had voor die dag een lange manifestatie bedacht te houden vanaf 4 uur in de middag in voornoemde Korenbeurs in Groningen. Meer dan duizend enthousiaste Groningers waren aanwezig bij de manifestatie, die de geschiedenis is ingegaan als ‘Rovers Return’. Wat de aanwezigen niet direct hebben gemerkt is dat er in de loop van die betreffende zaterdag tal van kleine irritaties zich voordeden tussen de organisatie en de beheerder van de Korenbeurs, zichzelf de beursmeester noemende heer D. Visser. Zoals zo vaak met festiviteiten van deze aard was er enige uitloop maar mede door gekonkel dat gedurende de gehele dag plaats had gevonden vond Visser dat de afgesproken eindtijd van de happening ook definitief de eindtijd diende te zijn, namelijk 12 uur middernacht. En toen ging het licht aan en vond Visser het wel genoeg en dus voor hem tijd om naar huis te gaan. Verontwaardiging bij het publiek want de belangrijkste act van Rovers Return was een optreden van de Britse formatie Fleetwood Mac. Visser had namelijk niet alleen het grote licht aangedaan maar ook de elektriciteitstoegang tot de geluidsinstallatie van Fleetwood Mac afgesloten. Het was de tijd van de eerste samenstelling van de Britse formatie, die al een top tien hit in Nederland had gehad voordat ze in welk ander land hadden gescoord. Laten we maar rustig stellen: met dank aan Radio Veronica destijds. Ter opfrissing even titels van songs die al waren doorgebroken: ‘Need your love so bad’, ‘Albatros’ en ‘Man of the world’. In ieder geval toen Visser de lichten had aangedaan en vervolgens de geluidsinstallatie had afgesloten stond de Britse bluesgroep, zoals ze destijds nog werd ingedeeld, volledig onwennig op het podium in een onwezenlijke sfeer. De maandag erna was in de krant te lezen dat vervolgens horden mensen, te midden van kapotte pilsflessen, bassist John MccVie met een aantal stevige vloekgeluiden hadden gehoord vanwege de anticlimax van het festival. Solo gitarist was destijds Peter Green, die de zaal toeschreeuwde dat, wanneer het zou toegestaan zijn, de groep nog een nummer zou spelen terwijl hij tevens de excuses namens de hele formatie aanbood. Gelukkig was Visser verstandig en sloot de geluidsinstallatie weer aan waarna nog een nummer kon worden gespeeld, hoewel duidelijk was te zien dat John McVie er eigenlijk geen zin meer in had. Tijdens het festival was er trouwens een lichtshow verzorgd door Bunk Bessels, die af en toe de Korenbeurs in een toverachtig toneel plaatste. Even terugkomend op de eerder gememoreerde conflicten tussen de beursmeester en de organisatoren van Provadja Groningen kan worden gesteld dat laatstgenoemden erop hadden aangedrongen de pils uit plasticbekers te laten drinken en geen flesjes te verkopen daar men tijdens eerdere festival daar de nodige problemen mee had gehad. Visser besliste echter anders en inderdaad was er, een half uur voor het begin van het optreden van Fleetwood Mac een ernstig voorval in de Korenbeurs daar een aantal van de aanwezigen nogal gevaarlijk met lege flesjes begon te gooien. Waarschijnlijk omdat een zekere Aimee direct werd ingezet om op te treden, werden ernstige ongelukken voorkomen. Ze trad dan ook op met ontbloot bovenlijf. Voor die tijd was het helemaal niet zo gek dat er tijdens zo’n festival rechercheurs in burger aanwezig waren om vooral het gebruik van drugs en zedenovertreding in de gaten te houden. Ook zij genoten van de kleurendia’s verzorgd door Bunk, waarbij af en toe ook voor die tijd pornografische plaatjes voorbijkwamen. Opmerkelijk tijdens het festival was het optreden van de uit Roden afkomstige Michel Bellinga. Gestoken in een witte coltrui en een rode smoking liet hij het publiek al dan niet genieten van accordeonmuziek met als doel aan te tonen dat er ook jeugd was die niet alleen van beat- en bluesmuziek hield. Bunk verraste het publiek ook met de vertoning van een song van Dylan, Don’t look back, geprojecteerd op een van de muren van het gebouw, waarbij hij vertelde dat hij deze opname had gekregen via Ringo Star. Een echt Gronings tintje, tijdens het festival waar f 6,50 entree diende te worden betaald, was trouwens het optreden van de formatie Solution die haar eenjarig bestaan dat weekend vierde, ondermeer met een jamsessie met andere muzikanten. De Groninger popscene had in ieder geval weer iets om over te praten en of Visser nadien belaagd is door ontevreden bezoekers kan helaas niets worden vermeld. Wel dat Fleetwood Mac een wereldgroep zou worden en decennialang zou optreden ondermeer met het nummer ‘Don’t stop now!’ Hans Knot, 13 januari 2018
  8. hans knot

    Hans Knot: Communicatie in 1969

    Tijd om maar eens nostalgisch te duiken naar het onderwerp ‘communicatie’ in het begin van het jaar 1969. In de daaraan voorafgaande jaren waren er volop problemen geweest in de gemeente Groningen aangaande de nieuwbouw van een aantal telefooncentrales waardoor een groot aantal aanvragen voor een telefoonaansluiting op wachtlijsten kwam. Dan weer waren er problemen met de eventuele aankoop van grond en vervolgens waren er problemen van technische aard die een versnelde uitbreiding van het telefoonnet in de weg stonden. Niet te vergelijken met heden ten dage waarbij eenieder, die een telefoon wenst, gewoon direct naar een winkel kan stappen om er een aan te schaffen. Begin januari 1969 was het dan eindelijk zover dat er meer aansluitingen mogelijk werden in de noordelijke wijken de Paddepoel en Selwerd. De PTT-leiding, toen nog alleenheerser op het gebied van telefonie, had het nieuwe gebouw feestelijk door Burgemeester J. J. A. Berger van Groningen willen laten openen door het in dienst stellen van de apparatuur. Toen het gezelschap bij het gebouw aankwam was er behoorlijk veel lawaai binnen omdat de nieuwe installatie al was aangezet en er dus niet sprake kon zijn van een officiële indienststelling van de nieuwe centrale. Foto: Productie telefoontoestellen (foto archief Heemaf) Sigaren en glazen drank werden uitgeserveerd en onderwijl werd besloten dan maar te beginnen met deel 2 van de officiële bijeenkomst, namelijk het in dienst stellen van de 30.000ste aansluiting in het telefoondistrict Groningen door het draaien van het nummer van de gelukkige toekomstige bezitter. Het leek allemaal een beetje een opgezet spel want het was niet zomaar een Groninger maar een vooral in de voetbalsport bekende Groninger Chris Eimers. Hij was enkele weken daarvoor komen wonen in een nieuw groot flatgebouw aan de Castorstraat in de Paddepoel. In het Nieuwsblad van het Noorden was op 5 januari 1969 een korte samenvatting van deze feestelijke opening te lezen waarin gemeld werd dat het er even op leek of er niemand thuis was want pas na drie keer de bel te laten overgaan was de telefoonhoorn opgenomen. Niet door de door griep gevelde Eimers maar door zijn vrouw: ‘de hartelijkheid van het gesprek leed er overigens niet onder’. De burgemeester sprak de hoop uit dat Eimers weer beter zou zijn voor de later die week te spelen wedstrijd, die grote belangstelling in de dagbladpers kreeg: Ajax-Benfica. Toen mevrouw Eimers stelde dat ze dacht van wel, mede daar haar man een echte fan van Ajax was, stelde Burgemeester Berger ad-rem dat hij een grote fan van GVAV was. Hier betrof het de eerdere naam van FC Groningen. Verder was te lezen dat Ir. F. W. van der Haer, de directeur destijds van het Telefoondistrict Groningen, later in de middag, nadat het officiële gedeelte van de ingebruikname van de telefooncentrale voorbij was, nog naar de Castorflat was gegaan met een feestelijke taart en bloemenstruik. Toen hij de hal van het immense gebouw betrad kwam net uit de lift burgemeester Berger, die buiten het protocol om, besloten had zelf even een boeket naar de zieke voetballer te brengen. Maar hoe zat het toch met het overdadige lawaai dat men aantrof bij het betreden van het nieuwe gebouw aan de Magnoliastraat? Volgens Ir. Van der Haer kwam dit door het zogenaamde ‘ratelen van de kiezers’. Maar er waren in die tijd meer technische ontwikkelingen op het gebied van de telefonie te melden want nadat er 17.000 verschillende draadjes waren verwerkt, begon in dezelfde week in januari 1969 de toen nieuwe telefooncentrale van de Rijksuniversiteit deels te werken. Allereerst was de centrale, in het souterrain van het Academiegebouw aan het Broerplein, verbonden met alle toestellen in het betreffende gebouw. In de daarop volgende weken werden alle gebouwen van de diverse instituten en de laboratoria, uitgezonderd de gebouwen van het Academische Ziekenhuis (het huidige UMC), aangesloten op het nieuwe eigen telefoonnet van de Rijksuniversiteit. Vanaf dat moment waren alle universitaire diensten en complexen telefonisch bereikbaar onder nummer 19111. Op deze centrale, die op dat moment de grootste bedrijfscentrale in Noord-Nederland was, werd het mogelijk 9000 telefoontoestellen aan te sluiten. De verwachting destijds was dat men tot 1985 daarmee ruimte genoeg zou hebben op de nieuwe centrale. In de beginperiode werden er 3000 toestellen geplaatst en kwamen alle individuele abonnementen in gebruik binnen de verschillende gebouwen van de universiteit te vervallen. Een opsteker want op die manier konden 140 particulieren snel aan een aansluiting en nummer worden geholpen. De nieuwe centrale had rond de 6 miljoen gulden gekost en was voor die tijd uitgerust met tal van moderne snufjes. Zo was er voor het eerst een doorkiessysteem en hadden dus alle 3000 bureautoestellen in de universiteit een eigen nummer bestaande uit vier cijfers. Door er twee keer een 1 voor het betreffende nummer te plaatsen was het toestel voor elke abonnee van buiten bereikbaar, zonder tussenkomst van een van de telefonistes. Zo waar een enorme vooruitgang voor die tijd. Wanneer de betreffende persoon bij het telefoonnummer niet binnen tien seconden de telefoonhoorn opnam om een gesprek te voeren dan werd men automatisch doorverbonden met de centrale post in het Academiegebouw. De centrale was trouwens dag en nacht ‘bemand’. Uiteraard was het voor een buitenstaander ook mogelijk het hoofdnummer te draaien en te vragen naar een bepaalde persoon, waarvan men het telefoonnummer niet wist. Via de toen nieuwe centrale werd het ook mogelijk gebruik te maken van een bepaald alarmeringssysteem. Als bijvoorbeeld de centrale verwarmingsketels zouden uitvallen was dit te zien door het flikkeren van bepaalde lampjes op de bedieningstafel. De centrale stond er niet zomaar want er was door medewerkers van de PTT en Philips meer dan anderhalf jaar gewerkt aan de voorbereidingen. Zo was er liefst 28 kilometer kabel gelegd tussen de universitaire gebouwen ondermeer in Haren en de destijds nieuwe wijk De Paddepoel. De technische hoogstandjes bleven zich begin 1969 opvolgen want het werd ook bekend dat diverse politiekorpsen in Nederland interlokaal radiocontact zouden krijgen. De toenmalige minister van Binnenlandse zaken had namelijk besloten dat de proefnemingen in Kennemerland zouden worden uitgebreid tot de regio's Rotterdam-Den Haag, Arnhem en Utrecht. Indien de ervaringen gunstig zouden zijn – zo stelde minister H.J.K. Beernink – zou ook Groningen een overkoepelend radionet krijgen, waarbij het destijds in aanbouw zijnde hoofdbureau aan de Rademarkt als centrale alarmpost zou gaan functioneren. Voor nu onvoorstelbaar maar er waren verlangens bekend gemaakt ook de brandweer en GGD aan te sluiten op het eventuele nieuwe net zodat niet voor verschillende meldnummers gekozen diende te worden. De politiekorpsen in Haarlem en zeven naburige gemeenten werkten sinds oktober van 1968 met één gemeenschappelijk onbemand relaisstation. Op de bureaus waren vaste mobilofoonposten, waardoor het mogelijk werd dat de verschillende korpsen met elkaar in verbinding konden treden. Elk korps afzonderlijk was in staat via het oude mobilofoonnet radiocontact te maken met de patrouillewagens, die tevens konden overschakelen op het gemeenschappelijk net. Overigens had de Politie Verbindingsdienst wel problemen door het gebrek aan beschikbare frequenties waarop de verbindingen konden worden uitgevoerd. Noodgedwongen week men uit na een hoge golflengte van 460 megahertz. Men was in staat een gebied met een middellijn van zestig kilometer te bestrijken. Met deze toen nieuwe zendapparatuur probeerde men de snelheid van het politieoptreden te bevorderen. De behoefte aan interlokaal radiocontact deed zich in het bijzonder gevoelen bij opsporingsacties, verkeersregeling, ordehandhaving en bij buitengewone gebeurtenissen. In totaal waren er vijftien relaisstations nodig om geheel Nederland te bestrijken. De laatste stap destijds naar een landelijke samenwerking van regio's zou het gebruik van straalzenders zijn, waardoor het mogelijk werd de verschillende gemeenschappelijke netten onderling te koppelen. Een halve eeuw later is bovenstaand allemaal nostalgie van de bovenste plank. Hans Knot, 20 januari 2018.
  9. hans knot

    Hans Knot: Pete Felleman deel 2

    Vorige week was deel 1 te lezen van de nostalgische column waarin ik je mee terug nam naar de ontstaan historie van Tuney Tunes evenals de populariteit van VARA-presentator Pete Felleman in de jaren vijftig van de vorige eeuw. Onderdeel was een teruggevonden interview uit april 1948, van de hand van Frits Versteeg, waarvan deze dag het tweede gedeelte. Zeg Pete, nu moet je de lezers eens iets over je zelf vertellen. Postzegels heb ik nooit verzameld. Op mijn twaalfde was ik al een verwoede aanhanger van Nat Gonella, Joe Danniëls, Billie Cotton en dergelijke. Dat waren de jazzmusici voor mij bij uitstek; totdat mijn zuster een plaat mee nam van Louis Amstrong. Ik weet het nog goed het was "I'm ding dong daddy". Die plaat heb ik grijsgedraaid en toen hield ik van echte jazz. Vanaf dat moment volgde ik alles wat vanuit Amerika uitkwam op de voet en ik ben zodoende heel wat aan de weet gekomen. Juist door deze intensieve bestudering heb ik enorme bewondering gekregen voor de musici als Woody Herman, Harry James, Stan Kenton e.d Nu je zelf zo de hele dag in de muziek zit zal je wel een bepaalde voorkeur hebben. Wat zijn je favoriete solisten? Ik heb een heel rijtje: hier komen ze, trompet Louis Amstrong en Charlie Shavers. Trombone Dickie Wells en Jay Higginbotham. Clarinet Edmond Han en Joe Marsela. Op sopraansax natuurlijk Sidney Bechet en voor altsax is mijn keuze Benny Carter. Tenorsax Charlie Venturo, Illinois Jacquet en Eddie Miller. Piano Eddy Heywood en Milt Buckner. Maar ... there'll never be another Fats! Drummers: Big Sid Catlett en George Wettling. Gitaristen Teddy Bunn en Floyd Smith. Voor bas Oscar Pettiford en Eddie Safrinski. Op de vibraharp tenslotte Lionel Hampton, Red Norvo en Milt Jackson. En laat ik Ernie Felice en Joe Mooney's accordeon niet vergeten. Door hen heb ik mijn jarenlange vooroordeel tegen dit instrument laten vallen. Pete zijn vocalisten zijn Art Lund en Peggy Lee voor de zgn. ballads en Louis "Satchmo" Amstrong en Billie Holiday voor swing stuff. Pete wat denk je van New Orleans? De bakermat van de jazz dreigt thans vermoord te worden door een groep van fanatici, die deze spontane muziek aan allerlei voorschriften willen binden. In hun ijver te bewijzen dat hun New Orleans style de enige is, gaan ze gewoonlijk niet verder dan al het andere af te breken ... Overigens wordt The Crescent City Jazz met de meeste "terug naar de natuur" propaganda à la Bunk Johnson, een heel slechte dienst bewezen Aan ons is het Pete en de VARA te bedanken voor de uitstekende serie uitzendingen "Swing and Sweet from Hollywood and 52nd Street." Een lang leven zij hen beschoren. Dat was het interview van de Tuney Tunes uit april 1948 met Pete Felleman. Op de voorlaatste regel staat het goed. Het programma heette inderdaad "Swing & Sweet", en niet omgekeerd "Sweet and Swing". Een echt lang leven was het programma overigens niet beschoren. Al in 1951 veranderde de naam in "LP Parade". Als zodanig stond dit programma naast de Hitparade die Felleman in 1949 op de Nederlandse Radio introduceerde (Bostyn, Knot en Tillekens, 2000). De "LP Parade" had meerdere rubrieken, variërend van "Combo Classics" tot "Live Sessions". "Hier kon ik alles in kwijt'', zei Felleman achteraf in een vraaggesprek (Kuyper, 1997). Vanaf 1953 was hij werkzaam in de platenbranche — vooral Motown — en richtte hij het blueslabel Chess op. In de jaren zestig produceerde en presenteerde hij televisieprogramma's voor de AVRO rond zangeres Sarah Vaughan, trompettist Miles Davis en Archie Shepp. Zijn radio-come-back maakte Felleman in 1985 toen hij de muziekprogramma's "Soul van Pete Felleman" en "Jazz van Pete Felleman" ging maken voor de VPRO-radio. In 1992 werd hij op het North Sea Jazz Festival beloond met een "Bird Award" voor — in de woorden van het juryrapport — zijn "grote verdiensten voor de jazzmuziek." Op 16 februari 2000, overleed Pete Felleman. Pete Felleman werd 78 jaar oud. In de NRC schreef Henk van Gelder ondermeer de volgende toepasselijke volzinnen naar aanleiding van het programma Swing & Sweet: "Felleman groeide door zijn goed gedocumenteerde aankondigen, zijn bronzen bariton en zijn voorliefde voor bloemrijke alliteraties ("een voortreffelijk voorgedragen vers vol vurig verlangen") als snel uit tot een radio-coryfee die zijn stem op on-Nederlandse wijze kon laten swingen. Hij bereidde zijn uitzendingen altijd met grote precisie voor; tot op de seconde vulde hij de hem toegemeten tijd, met als extra stelregel dat er nooit twee platen in eenzelfde toonaard direct achter elkaar zouden worden gedraaid." Bronnen: Bostyn, Jean-Luc, Hans Knot en Ger Tillekens (2000), De prehistorie van de hitparade. Over Billboard's uitvinding van de hitparade en hoe die de Lage Landen bereikte. In: Soundscapes, januari 2000. Cornelissen, Igor (1997), "Kom bij Felleman niet aan met onzinverhalen, hij ontzenuwt ze." Vijftig jaar Pete Felleman. In: VPRO-Gids, 22, 1997. Gelder, Henk van (2000), Pete Felleman (1921-2000). Bronzen radiostem. In: NRC, 16 februari 2000. Kuyper, Amanda (1997), "Pete Felleman geeft jazz een stem." In: NRC, 6 juni 1997. Hans Knot, 10 februari 2018
  10. Al eerder heb ik uitgebreid gepubliceerd over de speciale uitzendingen vanaf een schip, Zo vroeg ik me af: Klassieke muziek en zeezenders, gaat dat samen? Ja, zeker wel. Ooit liet de violist Theo Olof — het boegbeeld van de stichting Nederland Muziek die voor de komst van een klassieke-muziekzender ijverde — zich ertoe verleiden om op verzoek van de VPRO-radio aan boord van een zendschip te stappen. Het is de geschiedenis ingegaan als Radio Stereo Petat en het Comité Nederland Muziek. Het was maandag 9 april 1973 dat een gehuurde boot, de MV Morgenstern, de zee op ging om te worden ingezet voor deze speciale uitzendingen van de ‘piraat’ Stereo Patat. Vreemd genoeg werd deze sportvissersboot in de eind jaren zeventig echt ingezet voor de uitzendingen van een zeezender, Radio Delmare. Het hele verhaal, door mij gepubliceerd in 1995, kun je via de volgende link nog eens lezen: http://www.icce.rug.nl/~soundscapes/VOLUME01/Radio_Stereo_Petat.shtml Het blijkt echter dat de VPRO zich eerder heeft ingelaten met de uitzendingen van een piratenzender en wel in de maand april 1971. De bewoners van de Nieuwmarktbuurt, destijds een van de saneringswijken van Amsterdam, hadden een eigen radiozender illegaal in stelling gebracht tegen de massale sloopplannen die het gemeentebestuur van Amsterdam had bekend gemaakt. De naam van het radiostation was Radio Sirene en programmamakers van de VPRO hebben destijds in de avond van vrijdag 9 april het geluid van het radiostation in het toen populaire programma ‘VPRO Vrijdag’ gedurende een kwartier laten meelopen. Radio Sirene maakte gebruik van een frequentie op de middengolfband, vlak naast de 192 meter van Radio Veronica. Toen de uitzendingen de betreffende avond werden beëindigd werd tevens bekend gemaakt dat men vrijdagmiddag 16 april weer zou zijn te beluisteren. Wel werd aangegeven dat de uitzending niet langer dan een kwartier zou duren om de kans te worden uitgepeild door de Radio Controle Dienst te verkleinen. De initiatiefnemers wilden de zender niet alleen voor zichzelf gebruiken maar stelden tevens anderen, die zich tegen de gemeentelijke plannen wensten te verzetten, het gebruik van de zender beschikbaar. Verder meldde men dat in de uitzendingen aankondigingen zouden volgen van allerlei acties die door de buurtbewoners zouden worden georganiseerd. Regelmatig kwamen de gebeurtenissen rond de Nieuwmarktbuurt destijds in het nieuws. Niet alleen was een groot aantal lege panden door krakers, afkomstig uit het gehele land, in bezit genomen maar ook de reguliere bewoners traden soms op een militante manier op. Ondermeer werden werknemers van het Gemeentelijke Energie Bedrijf van Amsterdam bij herhaling weggestuurd toen ze van plan waren de elektriciteit in de gekraakte panden af te sluiten, zodat oneigenlijk gebruik kon worden voorkomen. Maar ook de slopers, waarvan door de gemeente werd gemeld dat men spoedig met de afbraak van panden kon beginnen, werden in de uitzending duidelijk gemaakt dat ze niet welkom waren. Bovendien werden er in de wijk allerlei spandoeken opgehangen met duidelijke teksten: ‘Slopers niet welkom’, ‘Levensgevaarlijk voor slopers’ en ‘Slopers gaan de gracht in’. Ter voorkoming dat slopers ongehinderd hun gang konden gaan, werd in de uitzending van Radio Sirene aangekondigd dat spoedig patrouilles, bestaande uit buurtbewoners, de straat zouden opgaan om slopers te verhinderen aan de slag te kunnen gaan. Maar daar bleef het ook niet bij want er werd op een aantal daken van de Nieuwmarkt buurt een felle sirene geplaatst die bij dreigende komst van de slopershamers zoveel lawaai maakte dat er door vele bewoners werden gewaarschuwd en een grote afscherming tegen de werklieden kon worden gevormd. De plannen van de gemeente tot een grootschalige sloop van panden in de betreffende wijk had ondermeer te maken dat er ruimte diende te worden gecreëerd voor de aanleg van de Metro en een nieuwe autoweg in onze hoofdstad. Een fragment van het programma van Radio Sirene op de 193 meter was trouwens, mede dankzij de medewerking van de VPRO, dezelfde avond in het NOS Journaal te horen. Vier jaar later waren er hevige rellen toen tot afbraak van vele panden werd begonnen ten bate van de aanleg van de Oostlijn van de Amsterdamse Metro en het NOS Journaal bracht de beelden: https://nos.nl/video/2026691-terugblik-rellen-nieuwmarkt-1975.html Hans Knot, 31 maart 2018
  11. We gaan naar een opmerkelijke aanklacht die op 14 maart 1967 door een 44-jarige scheepselektricien, De Jager afkomstig uit Rotterdam, werd ingediend tegen de toenmalige minister van Cultuur, Mevr. Marga Klompé. Wat was namelijk het geval? De Nederlandse regering had niet lang daarvoor de weg vrijgegeven voor het invoeren van reclame via de televisie, toen nog in zwart/wit. Volgens De Jager was er duidelijk sprake van huisvredebreuk doordat de reclame ongevraagd bij zijn gezin de huiskamer binnenkwam. Dat was dan ook de reden dat hij had besloten een klacht in te dienen bij de verantwoordelijke mensen, met als hoofddader de minister van Cultuur. Hij was van mening dat hij als televisiebezitter gekend had moeten worden in de beslissing reclame op zijn beeldbuis te brengen. Het argument van het omdraaien van de knoppen, zodat niets meer te zien zou zijn, ging voor hem niet op. Hij beriep zich op het gegeven dat het telkens in en uitschakelen van de televisie, als er weer een blok reclame de kamer werd in geslingerd, de slijtage van het televisietoestel zou bevorderen. Uiteraard sprongen diverse journalisten op dit onderwerp want het was – zeker voor die tijd – opmerkelijk dat men op deze manier de publiciteit zocht. De Jager stelde verder dat niemand van de bezitter kon eisen tijdelijk de televisie uit te zetten als de STER weer voorbijkwam. Wel had hij een idee dat hij graag wenste te delen. Hij was namelijk van mening dat vanuit de organisatie, die de reclameblokken beheerde en uitzond, de televisiebezitters die verschoond wensten te blijven van de reclame financieel in staat gesteld dienden te worden een apparaatje te kopen. Dit zou aan hun toestel kunnen worden gekoppeld waarbij het toestel automatisch zou worden uitgeschakeld als de reclameblokken zouden worden geprogrammeerd. De reden van de aanklacht was volgens de scheepselektricien nodig om via de rechtelijke macht een uitspraak af te dwingen, die hem erkende als bezitter van een televisietoestel. Het in het bezit hebben van een dergelijk toestel gaf, volgens hem, ook het recht mee te bepalen wat hij voorgeschoteld zou krijgen. Wel voegde hij eraan toe dat het afdwingen van een gerechtelijke uitspraak hij zo lang mogelijk zou uitstellen, zodat er ruimte zou zijn voor de STER en de overheid om serieus op zijn voorstel in te gaan. Het bleek dat De Jager in 1963 al was begonnen met het benaderen van de regering en het Parlement, maar dat deze pogingen hem niets hadden opgeleverd, zo gaf hij in 1967 grif toe. Ook stelde hij dat de aangifte en de eventuele gevolgen daarvan het laatste was wat hij zou ondernemen als het om de reclame op de televisie zou gaan. Als reden dat hij al vier jaar met de actie bezig was, en de enige in zijn soort bleek te zijn, deed hij af door te stellen dat hij eenmaal was begonnen met het initiatief en dat het laf zou zijn om er niet mee door te gaan. Hij stelde tevens dat hij de enige televisiebezitter in Nederland was die vocht voor de rechten die zijn bezit, het televisietoestel, hem bood. In 1963 had hij daadwerkelijk al een paar keer de kranten gehaald middels de oprichting van een coöperatieve vereniging van televisiebezitters, waarbij hij wilde dat de televisiebezitter inspraak kon krijgen op de programma’s die hij wenste te zien. Omdat we het toch nostalgisch over de televisie hebben ook maar even een kijkje nemen in de maand mei 1968, dus een jaar nadat De Jager voor het laatst zijn kritiek in diverse kranten liet optekenen. We dienen ons in gedachten wel even te verplaatsen naar dat jaar. Natuurlijk is de hedendaagse jeugd tot en met verwend door allerlei speeltjes waarmee ze beeld en geluid op welke plek dan ook kan horen en zien. In 1967 was er slechts de mogelijkheid om Nederland 1 en Nederland 2 te bekijken, waarbij het aantal uitzenduren zeer gelimiteerd was en zeker alles nog in zwart/wit werd uitgezonden. Kleurentelevisie op experimentele basis, dus zo nu en dan, werd pas eind augustus 1967 realiteit toen op de Firato in Amsterdam deze mogelijkheid voor het eerst voor ons in Nederland werkelijkheid werd. Wel dient er aan te worden toegevoegd dat inwoners in grensstreken gelegen in de buurt van Duitsland en België de mogelijkheid hadden iets meer aan televisiesignalen te kunnen ontvangen, mits men in het bezit was van een gedegen ontvangstantenne voor betreffende televisiestations. De ontwikkelingen op televisiegebied boden echter veel meer mogelijkheden. In de VS was men veel verder met het verspreiden van televisiesignalen en in ons land werd bijvoorbeeld wel gesproken over eventuele bekabeling of gezamenlijke ontvangst via Centrale Antenne Systemen (CAS), maar de officiële wetgeving belemmerde daadwerkelijk een gezonde ontwikkeling. En dus kwam in mei 1968 de oplossing van betere televisieontvangst en de keuzemogelijkheden voor ontvangst van buitenlandse stations ter discussie. Ook in de Tweede Kamer waren er voorstellen ingebracht waarin versoepeling van de wetgeving ter sprake kwamen. Het diende echter ter discussie worden gebracht om te kunnen overgaan tot een eventuele wetswijziging. Het kwam er echter niet van omdat de speciale Kamercommissie, die zich met omroepzaken bezighield, uitstel van discussie had gevraagd om op die manier met de Minister van Cultuur uitgebreid te kunnen praten over de laatste technische ontwikkelingen op ontvangstgebied. Was er andermaal sprake van een remmende factor waarbij de toenmalige politieke partijen de weg wilden afsnijden voor de invoering van het CAS-systeem? Men kon zich zelfs al gaan afvragen of op langere termijn het Centrale Antenne Systeem niet achterhaald zou zijn. Er waren voor die tijd al de nodige technische proeven geweest waarover in twee PTT-rapporten, destijds de verantwoordelijke organisatie voor eventuele verspreiding van kabelsignalen, optimistisch was gerapporteerd. In een van beide rapporten schatte men de landelijke invoering van het CAS, in 1964 door koningin Juliana in haar troonrede reeds aangekondigd, toen op vijf tot tien jaar. De kosten raamde men in 1964 op 100 miljoen gulden. In het rapport van 1967 zou realisering vijfmaal zo veel aan financiering vergen. Wel stelde men tevens dat de CAS landelijk geregeld binnen 10 jaar even noodlijdend zou zijn als de radiodistributie (draadomroep) in 1967 al was. En dan was er al de nodige publiciteit over de eventuele toekomst van de satelliettelevisie. Met vele satellieten in de ruimte wordt heden ten dage niet nagedacht hoe het allemaal mogelijk was maar als we de tijdklok terugdraaien naar bijvoorbeeld het jaar 1963 dan was het slechts mogelijk gedurende 20 minuten per etmaal via de enige televisiesatelliet (Telstar) ontvangstmogelijkheden te creëren, mede omdat deze in een baan om de aarde draaide. In 1967 was de ontvangstmogelijkheden al veel verder ontwikkeld en was het mogelijk 24 uur per etmaal eventueel televisie via een satelliet de huiskamer in te brengen. Dit was mogelijk geworden doordat de satellieten op een bepaalde hoogte ten opzichte van de aarde werden neergezet, een positie waarbij ze ‘vast stonden’. Maar daarmee was nog lang niet de mogelijkheid voor regelmatige ontvangst mogelijk. De uitzendingen, die er werden uitgestraald via de satellieten in 1967 konden alleen door de grote ontvangstations in Engeland en Frankrijk worden opgepikt, die de beelden eventueel relayeerden tegen forste betalingen. Wel werd er al gewerkt aan de ontwikkeling waarbij het in de toekomst mogelijk zou kunnen worden directe ontvangst te krijgen via een eigen antenne, waarbij de gedachte was dat slechts een extra versterker nodig zou zijn voor het binnenbrengen van goede signalen in de huiskamers. Maar was Nederland wel tevreden met de eventuele toewijzing van de exploitatie van de CAS aan de Casema, zoals de plannen vanuit de regering duidelijk maakten? Deze onderneming was een dochteronderneming van de Nozema (Nederlandse Omroep Zender Maatschappij), die weer voor 60% in handen was van het staatsbedrijf PTT en voor het overblijvende percentage in handen van de toenmalige omroepverenigingen. Uiteraard rees daarbij de vraag wie de meeste touwtjes in handen zou krijgen en wie ging uitmaken welke programma’s al dan niet zouden worden doorgegeven via de CAS. En natuurlijk was het voor vele Nederlanders, die de druk van de toenmalige regeringen meer dan zat waren en liever een democratische vorm van bestuurders zouden zien, de vraag of er geen sprake zou zijn van censuur. Uiteindelijk zou het nog een aantal jaren duren voordat uiteindelijk in de begin jaren zeventig van de vorige eeuw werd overgegaan tot het voornoemde kabelsysteem en druppelsgewijs televisiesignalen vanuit het buitenland konden worden ontvangen. Tot diep in de jaren tachtig duurde het totdat we uiteindelijk konden gaan spreken van echte ontvangst van satelliettelevisie, hoewel daar ook de nodige discussie, verboden en wetgeving aan voorafgingen. Hans Knot, 3 maart 2018
  12. In de jaren vijftig en zestig bracht de televisie voor veel Nederlanders de wereld in hun huiskamer. Het medium maakte hun belevingswereld groter en de echte buitenwereld kleiner. De televisie werd een venster op de wereld en de wereld werd, zoals vaak wordt gezegd, een ‘global village’. De uitzendingen van de Eurovisie — denk aan het songfestival — speelden daarbij een belangrijke rol. Tegen die achtergrond bespreek ik hier de eerste vijftien jaar van de Eurovisie. Dit zal gebeuren in drie nostalgische columns, waarvan deel 1 vandaag. Na de Tweede Wereldoorlog maakte een groeiend aantal Nederlanders op prettige wijze kennis met het omringende buitenland. Een kleine avant-garde van schrijvers, journalisten en acteurs had Ibiza al snel ontdekt. Maar ook de gewone man en vrouw konden — zij het meer indirect — kennismaken met het leven in andere delen van Europa als Zuid-Frankrijk en Spanje. In populaire liedjes werden latere vakantiebestemmingen als Mallorca al vroeg bezongen. In de Bruna-pockets van Havank konden de lezers via de avonturen van de Schaduw kennismaken met de aantrekkelijke kanten van het leven in Parijs en Cannes. Maar, tot de invoering van de vakantie met behoud van loon — officieel pas in 1966 — en de opkomst van het autobezit — in 1963 beschikte nog slechts 15% van de arbeiders over dat vervoermiddel — moesten veel Nederlanders het daarmee doen. Totdat het jonge medium van de televisie het buitenland ontdekte en met bewegende beelden binnenskamers bracht. Vooral de uitzendingen van de Eurovisie wekten bij de kijkers een nieuw gevoel voor de bredere geografische en culturele context van omringende landen en plaats van hun eigen land in Europa en van Europa in de wereld. In documentaires over de geschiedenis van de televisie in Europa wordt geregeld teruggegrepen op de eerste officiële internationale Eurovisie-uitzending die ooit heeft plaatsgevonden. Vreemd is dat niet. Opmerkelijk is wel dat in dat verband steevast de beelden worden getoond van de kroning van Koningin Elisabeth II van Engeland op 2 juni 1953. In werkelijkheid ging het hier helemaal niet om een officiële uitzending. De rapportage over de kroning van de Britse vorstin was slechts een eerste aanzet tot de definitieve Eurovisie-uitzendingen, waarvan de officiële start plaatsvond in 1954; dat is dit jaar dus 64 jaar geleden. De ceremonie in Londen werd destijds overigens slechts bekeken door de inwoners van Engeland, Frankrijk, Nederland en West-Duitsland, tenminste voor zover men daar al in het bezit was van een televisietoestel. Want een televisietoestel was in die tijd iets wat nog slechts weinigen tot hun huisraad konden rekenen. Maar, het was toch wel een hoogtepunt te noemen, die gedenkwaardige tweede dag van juni 1953. Gedurende 6,5 uur werden er liefst 21 camera's ingezet om een zo'n mooi mogelijk plaatje de huiskamers in te brengen. Exacte cijfers zijn niet bekend, maar gissingen uit die tijd spreken over rond de 100.000 gezinnen die in Frankrijk, Nederland en Duitsland naar de plechtigheid zouden hebben gekeken. De vraag ligt voor de hand waarom er wel in die landen werd gekeken en niet in het tussenliggende België. Een antwoord op die vraag is snel gegeven, want België was technisch nog helemaal niet klaar voor het uitzenden dan wel ontvangen van televisiesignalen. De introductie van de televisie als medium had daar namelijk nog niet plaats gevonden. Maar, zoals al gesteld, er was geen sprake van een officiële Eurovisie uitzending. Zelfs de term "Eurovisie", die later door de Britse journalist en latere perschef van de BBC, George Campey, werd geïntroduceerd, was nog nooit gevallen. Uiteraard was er aan de "experimentele" uitzending van de kroning een tijd van voorbereiding voorafgegaan. Dat waren merendeels kleinschalige technische experimenten. Op 27 augustus 1950, bijna drie jaar eerder, zorgden Britse technici ervoor, dat de viering van het eeuwfeest van de onderzeese telefoonverbinding tussen Frankrijk en Calais ook rechtstreeks was te volgen via de beeldschermen in ongeveer 500.000 Britse gezinnen. Het initiatief om een verbinding met het vaste land van Europa te maken, kwam van Britse zijde en dat lijkt op zich verwonderlijk. Maar, in de tijd dat het Europese vasteland op het punt van de televisie nog in haar kinderschoenen stond, was in Engeland het derde lustrum van het nieuwe medium al in zicht. In 1936 was er in Engeland immers al sprake van reguliere televisie-uitzendingen. Het succes van deze verbinding was zowel voor de Fransen, waar ontvangst van televisiesignalen tot dan toe alleen voorbehouden was aan de bewoners van Parijs en omgeving, als de Engelsen een grote stimulans om door te gaan met experimenten op het gebied van de internationale televisie. Die experimenten waren ook nodig, want er waren genoeg problemen die om een oplossing vroegen. Een ingewikkeld technisch probleem was bijvoorbeeld dat er in de diverse landen verschillende beeldlijnsystemen werden gehanteerd. In Engeland hanteerde de BBC als vanouds het zogenaamde 405-lijnen systeem, terwijl in Frankrijk het 819-lijnensysteem werd gebruikt. Nederland en een aantal andere belangrijke Europese landen hanteerden het 625-beeldlijnensysteem. De technici kwamen op een bepaald moment met de oplossing via de constructie en de introductie van de zogenaamde "lijnenvertalers". In het begin een zeer ingewikkeld apparaat dat het mogelijk maakte de beelden over en weer zichtbaar te maken tot in de huiskamer. Daarbij kwam nog een tweede probleem en wel het overbrengen van twee geluidssignalen. Allereerst diende natuurlijk het signaal te worden overgezonden van het "live-gebeuren", ofwel het signaal dat op de plek van opname werd geproduceerd. Maar daarbij, en dat had men voorheen nog niet uitgeprobeerd, diende ook het commentaarsignaal (vaak vanuit het ontvangende land zelf in de moerstaal ingesproken) te worden ingevoegd voordat het signaal via de uiteindelijke zender voor transmissie naar de kijkers ging. Maar ook dit probleem werd door de technici op betrekkelijk korte termijn kundig opgelost. Een televisieverbinding tussen Parijs, Lille, Dover en Londen was de volgende uitzending die plaatsvond. Ook die keer was er een gelegenheid om experimenten uit te proberen. Een commissie bestaande uit vertegenwoordigers uit Engeland en Frankrijk was in het leven geroepen voor de organisatie van een Frans-Britse week in de maand juli 1952. Na afloop van de festiviteiten werd de commissie echter niet opgeheven en bedankt voor de gedane activiteiten. Uit de commissie ontstond namelijk een permanente werkgroep, waarin niet veel later ook vertegenwoordigers uit Nederland, Duitsland en zelfs België werden opgenomen. De Europese Radio Unie, opgericht in 1950 door omroepen uit enkele Europese landen, ondersteunde deze werkgroep en zag het als dé mogelijkheid voor goede samenwerking op het gebied van de ontwikkeling van de televisie in West-Europa. Begin 1954 vond de eerste vergadering plaats van een programmacommissie bestaande uit vertegenwoordigers van enkele landen, waarbij namens de EBU (European Broadcasting Union, zoals de nieuwe naam van de overkoepelende organisatie inmiddels luidde) actief gewerkt diende te worden aan de administratieve en juridische ontwikkeling van de Europese televisie. De commissie stond onder leiding van de Zwitserse voorzitter Marcel Bezençon. De Zwitser was tevens directeur-generaal van de Zwitserse omroep. Eén van de eerste beslissingen was het invoeren van een "televisieweek", waaraan alle zitting hebbende landen zouden deelnemen. De planning was dit te doen in de week van 6 juni 1954. Op die bewuste dag vond de eerste officiële Eurovisie-uitzending plaats: een verslag van het bloemencorso in Montreux. Dezelfde dag was er zelfs nog een tweede uitzending vanuit Rome die in Groot-Brittannië, Frankrijk, Duitsland, Italië, Nederland, België en Zwitserland, volgens de archieven van de EBU, in rond de miljoenen huiskamers werd bekeken, waarbij een totaal van 50 miljoen kijkers zou zijn geteld. Voor die tijd wel een heel hoog aantal. Deze eerste officiële uitzenddag van de Eurovisie was mede mogelijk geworden door het gebruik van een netwerk aan verbindingen, bestaande uit bijna 6.000 kilometer aan verbindingskabels en uiteraard door de inzet van straalverbindingen, die een rechtstreeks contact mogelijk maakten tussen 46 verschillende tv-zenders en 80 relais-stations, zowel in Groot-Brittannië als op het vaste land van Europa. Naar het noorden toe was vanuit Londen een verbinding gelegd met Glasgow, terwijl Rome het zuidelijkste punt van ontvangst was van deze Eurovisie-uitzending. Verbindingen waren er ook via Londen en het Kanaal naar Rijssel (Lille) in Frankrijk. Hier was voor die dag het technisch centrum ingericht vanwaar het signaal naar het zuiden, Parijs en Rome ging en richting het noorden waren er onder meer verbindingen met Brussel en Lopik. Via de zender in Lopik werd het voor 8.500 Nederlandse gezinnen mogelijk deze eerste Eurovisie-uitzending te zien. Dit getal is gebaseerd op het aantal tot op dat moment in ons land verkochte ontvangsttoestellen. Het was het begin van een groot aantal Eurovisie-uitzendingen. In juni 1954 volgden nog uitzendingen van onder andere internationale kampioenschappen atletiek in Glasgow, het optreden van Circus Elleboog in Amsterdam en op de legendarische 16de juni 1954 de openingswedstrijd van het Wereldkampioenschap Voetbal, dat in dat jaar werd gehouden in Zwitserland. Uiteraard waren de vele kijkers in Europa verbaasd dat het mogelijk was om televisiesignalen over dergelijke afstanden rechtstreeks te ontvangen. De grootste blijdschap was er echter bij de betrokken technici. Hun experimenten hadden vruchten afgeworpen en de eerste Europese uitzending was een succes geworden. Tal van ingewikkelde problemen waren vooraf opgelost. Daar komt bij dat er ook een uitgebreide infrastructuur nodig was van relaiszenders. Immers, door het gebruik van het UHF-signaal of het VHF-signaal, kon het televisiesignaal niet verder komen dan de optische zon. Door de kromming van de aarde bereikten de signalen achter de horizon niet langer het aardoppervlak. Aan een internationale uitzending kon men dus pas gaan denken na het bouwen van een keten van straalzenders. Pas dan was het mogelijk het signaal van plek naar plek over te brengen. Op afstand van vijftig kilometer van elkaar werd een keten van relaiszenders geplaatst, waarlangs het signaal werd doorgegeven. Het liefst op zo hoog mogelijke plekken gesitueerd, bleken deze relaiszenders de oplossing van het transmissieprobleem. In de daarop volgende twee jaren waren er andermaal diverse uitzendingen, waarvan een aantal met name genoemd mag worden. Een daarvan betreft bijvoorbeeld de Olympische Winterspelen in het Italiaanse Cortina D'Ampezzo in 1956, waar het Russische ijshockeyteam met een gouden medaille verrassend de fakkel in die tak van sport van Canada overnam. Vermeldenswaard is ook het sprookjeshuwelijk van Prins Reinier en Prinses Gracia van Monaco, in die dagen een romantisch gebeuren van de eerste orde. In de categorie "dramatiek" valt de uitgebreide verslaggeving van een mijnramp in Marcinello in augustus 1956. Het was het soort onderwerpen dat in die tijd bij grote delen van de bevolking sterk aansloeg. Ze werden ook verslagen op een manier die daarbij paste. Het model was het bioscoopjournaal, waarin een keurige verslaggever in welgekozen bewoordingen het publiek deelachtig maakte van de gebeurtenissen. Hoogdravende intellectualiteit en overdreven sentiment werden vermeden. Romantiek en inlevingsgevoel stonden voorop. Filmsterren, royalty, folklore en rampen en niet te vergeten sport vormden de belangrijkste ingrediënten van de uitzendingen. Tot ver voorbij de culturele revolutie van de jaren zestig zou dit het model blijven van de Eurovisie-uitzendingen. De komende twee weken meer over de eerste 15 jaren in de geschiedenis van de Eurovisie. Foto's archief Soundscapes Hans Knot, 10 maart 2018
  13. In de jaren vijftig en zestig bracht de televisie voor veel Nederlanders de wereld in hun huiskamer. Het medium maakte hun belevingswereld groter en de echte buitenwereld kleiner. De televisie werd een venster op de wereld en de wereld werd, zoals vaak wordt gezegd, een "global village". De uitzendingen van de Eurovisie — denk aan het songfestival — speelden daarbij een belangrijke rol. Tegen die achtergrond bespreekt ik de eerste vijftien jaar van de Eurovisie. Vandaag deel 3. Als je voorafgaande informatie in deel 1 en 2 van deze nostalgische terugblik goed beschouwt, kan worden gesteld dat de Eurovisie in haar eerste tien jaar zich behoorlijk heeft ontwikkeld. In 1964 had Eurovisie een net met een totale lengte van 75.000 km. Hiervan bestond 12.000 uit kabel en 63.000 uit straalverbindingen. De uiteinden van de west-oost verbinding waren op dat moment Belfast in Ierland en Sijeme in het voormalige Joego-Slavië, terwijl Helsinki en Palermo de uiteinden vormden van de noord-zuid verbinding. Had men in 1954 de beschikking over 80 relais-stations, tien jaar later was dat aantal gegroeid tot over de 1.500. De meeste zendtijd aan één en hetzelfde item werd besteed aan het overlijden van Paus Johannes XXIII en de verkiezing van zijn opvolger: 24 uur. Een enorm aantal uren voor die tijd. Veel daarvan was overigens pure wachttijd. Echt nieuws was er pas, toen de witte rook kringelend boven het Vaticaan verscheen om aan te geven dat de kardinalen een nieuwe paus hadden gekozen. In 1964 was er trouwens de eerste verbinding met Azië, toen tal van verbindingen per satelliet werden gemaakt voor de verslaggeving van de Olympische Spelen, die in de zomer in Japan werden gehouden. In de jaren 1965 en 1966 waren er ook vele Eurovisie uitzendingen. Zo werd in 1965 onder meer aandacht besteed aan de inauguratie van de Amerikaanse president Johnson, de begrafenis van Sir Winston Churchill, de Wereldkampioenschappen schaatsen in Oslo, het bezoek van de Paus aan de Verenigde Naties en de diverse lanceringen en landingen van ruimtevaarders in Amerika. Het jaar daarop bleken de toppers van andere aard te zijn: het huwelijk van onze eigen prinses Beatrix, het wereldkampioenschap wielrennen op de weg in Duitsland, een folklore-festival in Dublin en het Billy Smart Kerst Circus. Beschaafd vermaak, sport en vorstenhuizen voerden nog steeds de boventoon, maar ook de veranderende wereld liet zich niet langer buitensluiten. In 1965 baarde de Britse popzanger Dave Berry met zijn door Ray Davies geschreven nummer ‘This Strange Effect’ de nodige opzien op het songfestival. Bij het huwelijk van Beatrix in 1966 kon de hele wereld de rook zien die de rookbommen van de Provo's boven de straten verspreidden. Ook het volgende jaar zou de jeugdcultuur zich via de Eurovisie laten gelden, niet alleen op het songfestival — dat met het liedje ‘Puppet on A String’ werd gewonnen door Sandy Shaw, maar ook via de uitzending ‘Onze Wereld’. Liefst twee jaar lang werd de uitzending van 25 juni 1967 voorbereid. In dit programma werd voor het eerst programmaflitsen uit diverse landen uitgezonden, die moesten leiden tot één totaalprogramma. Onder de titel ‘Our World’ werd het programma tussen acht en tien uur in de avond, West-Europese tijd, uitgezonden. De items werden aangeleverd door omroepen uit Afrika, Australië, Europa, Canada, Japan, Mexico en de VS. Het idee tot deze uitzending werd voor het eerst naar voren gebracht door vertegenwoordigers van de BBC. Doel van het programma was vooral items te brengen waarbij menselijke prestaties op lichamelijk en geestelijk gebied naar voren dienden te komen. Ook in dit programma wist de jeugdcultuur van de jaren zestig door te dringen. Een opvallende bijdrage werd namelijk geleverd door de Beatles, die voor de gelegenheid het nummer ‘All Your Need Is Love’ schreven en met een bont gezelschap van vrienden en bekenden uitvoerden. Een speciale commissie werd opgericht die tot realisatie van de plannen moest komen, met als zetel Géneve. Uiteindelijk was het Bush House in Londen de plek waar alles werd gecontroleerd. De ontvangst van alle signalen en het schakelcentrum waren daar, evenals twee andere studio's vanwaar de items tot een totaalprogramma werden geregisseerd. Liefst tienduizend man werkten aan de uitzending mee, daarbij gebruik makend van anderhalf miljoen kilometer van het intercontinentale telefoonnet en van 160.000 kilometer aan kortegolf verbindingen. Uiteraard waren de communicatiesatellieten ook een belangrijke schakel tijdens de uitzending. Voor de verbinding tussen de landen aan beide zijden van de Atlantische Oceaan werd de Early Bird ingezet. Voor de gebieden rond de Stille Oceaan werd gebruik gemaakt van de toenmalige Intelsat 2 en de ATS-1. In Londen werd het gesproken gedeelte zo nodig tegelijk vertaald in het Engels, Frans en Duits. Een tegenvaller was dat op het allerlaatste moment van voorbereidingen de landen binnen de OIRT (Intervisie) zich terugtrokken, dus geen uitzendingen vanuit en naar de kijkers in de landen van het voormalige Oostblok. Maar 1967 stond ook garant voor de uitwisseling van de eerste kleurenuitzending van de Eurovisie. Vanaf de Firato, de tweejaarlijkse tentoonstelling over radio en televisie in Amsterdam, werden in september de eerste kleurenbeelden overgebracht. Ook hier gingen natuurlijk weer de nodige problemen aan vooraf, immers werd er nog steeds gewerkt met diverse lijnen-systemen en had dit vooral invloed op de overdracht van kleurentransmissie. Gevolg was dat een oplossing diende te worden gevonden, hetgeen alleen mogelijk was als het ene systeem qua kleur overzetbaar was in het andere systeem. Er werd een speciale werkgroep in het leven geroepen die met een oplossing kwam. Een schakelschema werd er gemaakt waardoor omzetting vooraf gebeurde, en dat zowel geschikt was voor zwart-wit als voor kleurentransmissie. Het jaar 1967 was goed voor in totaal 617 Eurovisieprogramma's met een totale duur van 812 uur. Enkele daarvan waren reeds in kleur te ontvangen. Sport en nieuwsitems bleven de boventoon voeren in het aanbodpakket. Nieuwjaarsdag 1968 werd, zoals gebruikelijk, geopend met het Nieuwjaarsconcert vanuit Wenen, maar een maand later was er al 38 uur aan uitzendingen vanuit Grenoble, alwaar de Olympische Winterspelen werden gehouden. Alle transmissie gebeurde toen al in kleur. Later dat jaar zou dit ook het geval zijn met de verslaggeving, in de maand oktober, van de Olympische Zomerspelen in Mexico. Een maand eerder werd daarvoor de Atlantic 3 per stuwraket de ruimte ingeschoten. Direct na de start stortte de stuwraket en de satelliet neer. Men ondersteuning van andere satellieten kon toch nog 65 uur, waarvan een deel in kleur, vanuit Mexico worden uitgezonden. Hetzelfde jaar bracht ook het einde van de Praagse Lente en de Russische bezetting van Tsjecho-Slowakije. In maart 1968 was president Antonin Novotny in dat land afgetreden en vervangen door Ludvik Svoboda. Partijvoorzitter Alexander Dubcek begon een politieke en culturele hervorming onder de noemer van een ‘socialisme met een menselijk gezicht’. Het land leefde op. maar in de nacht van 20 op 21 augustus trokken troepen van het Warschaupact het land binnen en maakten een einde aan de hervormingen. Uiteraard werd er door de OIRT geen beelden van de invasie aangeleverd. Dankzij een aantal illegale televisiestations in Tsjecho-Slowakije werden er beelden aan de Oostenrijkse televisie geleverd, waardoor de rest van de wereld toch op de hoogte kon worden gehouden van de situatie in het land. In 1968 werd ook een begin gemaakt met de dagelijkse uitwisseling van nieuwsitems in kleur. Voor de uitzending van de verschillende programma's maakte de Eurovisie al die jaren gebruik van bestaande nationale zenders. Speciale eigen Eurovisiezenders waren dus niet beschikbaar. Uiteraard had men wel de beschikking over een eigen schakelcentrum, dat de geschiedenis inging onder de naam ‘Centre Internationale de Contrôle Technique’, dat gevestigd werd in Brussel. Zoals eerder gesteld is het administratief centrum van Eurovisie gezeteld in Genève. Tegenwoordig schieten er duizenden satellietsignalen per dag over de aardbol. Ze gaan via tal van satellieten, die inmiddels allen een vaste positie in een baan om de aarde hebben, probleemloos van uitzendlocatie rechtstreeks dan wel via kabelnetten, de huiskamers in. Het songfestival is een institutie en de liedjes zijn een genre apart geworden. Het is vanzelfsprekend om grote sportgebeurtenissen overal ter wereld live te kunnen volgen. Aan elk militair conflict tussen naties gaat bijna automatisch gepaard met een mediaoorlog, waarin de partijen voor het oog van de wereld hun lezing geven van de gebeurtenissen. Niemand die zich ooit druk zal maken hoe dit mogelijk is, want het is immers allemaal zo normaal dat we kunnen schakelen tussen dertig of meer kanalen op de beeldbuis. Toch is het soms goed om eens bij stil te staan hoe het, in de beginjaren van de televisie, toen de wereld nog groter was, allemaal is ontwikkeld. Dit artikel is gebaseerd op diverse artikelen en interne rapporten van de NOS en verder archiefonderzoek in het Nationaal Audiovisueel Archief te Hilversum en het Archief van het Freewave Nostalgie Magazine in Groningen. Hans Knot, 24 maart 1980
  14. Voor vele 65-plussers zal zijn stem zeker nog in het geheugen liggen, voor anderen zal zijn naam misschien iets zeggen maar voor velen is hij totaal onbekend maar toch kan hij gezien worden als een van de groten in de eerste decennia van de radiogeschiedenis van de Nederlandse radio. Bijna een halve eeuw geleden nam hij afscheid van de Wereldomroep, alwaar hij werkzaam was. Het was 13 juni 1969 en hij besloot daarmee een loopbaan binnen de Nederlandse omroep, die 42 jaar besloeg. En je zou kunnen zeggen dat daarmee Weitzel, die op 12 mei van dat jaar 65 was geworden, een van de laatste der Mohikanen van het eerste uur van de radio was geweest, want hij was echt nog de enige man die vanaf het eerste uur binnen de Nederlandse radio nog actief was. Hij was in zijn jeugd onrustig en wist eigenlijk niet wat hij eventueel na zijn middelbare school, de HBS-tijd, wilde gaan doen. Volgens eigen zeggen lummelde hij wat rond en was van mening dat er wel helemaal niets van hem terecht zou komen. Een baantje als omroeper had hij tijdens de middelbareschooltijd niet in gedachten, sterker nog een dergelijke baan bestond nog niet. In een interview met een journalist van de Gemeenschappelijke Persdienst aan het einde van zijn prachtige loopbaan stelde Guus Weitzel: “Er is een analogie tussen radio en jazz, mijn grote hobby’s in mijn jeugdjaren. Radio-enthousiastelingen werden later professionals (zoals ik) en vele latere beroepsjazzmusici speelden in amateurbands. Dat was ook met het bouwen van radiotoestellen het geval — amateurs bouwden de eerste van deze apparaten en later maakte de handel er zich meester van.” Vervolgens nam hij de allereerste pionier op transmissie van radiosignalen in Nederland als voorbeeld: “Neem de legendarische Idzerda, de man die de allereerste radio-uitzendingen ter wereld verzorgde. Ik kende hem goed en kwam via de vereniging voor radiotelefonie, waarvan we beiden lid waren, met hem in contact. Die radioconcerten van hem, daar was ik vaak bij. Dan werd er soms muziek afgedraaid van een beroemde amateurjazzband uit die dagen, de Queens Melodists, een studentenband uit Den Haag, waarin Theo Uden Masman en Melle Weersma zijn begonnen. In die tijd moest je na een poosje uitzenden een kwartiertje stoppen om de zender te laten afkoelen. In een van die afkoelingsperiodes stonden Idzerda en ik op het balkon van de mooie zomeravond te genieten. Toen zei Idzerda ineens tegen mij dat dit soort uitzendingen leiden en verzorgen echt iets voor mij zou zijn. Later, toen ik omroeper was, heb ik vaak aan zijn profetische woorden teruggedacht!” In 1927 werd de Nederlandse Omroepvereniging opgericht, dat was in dezelfde tijd dat de HDO van Idzerda van naam veranderde in ANRO. De NOV maakte zich per advertentie bekend en in die annonce las Guus Weitzel dat mr. Cohen de Boer secretaris van het bestuur was en hij kende deze persoon. De telefoon was snel het volgende object van belang: Weitzel andermaal: “Ik vertelde hem, dat ik wel iets van radio afwist en vroeg of hij mij kon gebruiken.” Wel voegde Weitzel eraan toe dat salaris hem niet direct iets interesseerde maar dat hij gewoon lekker bezig wenste te zijn: “Ik mocht bij hem langs komen en bij dat bezoek zag ik in een hoek van de kamer een enorme stapel post liggen. Allemaal brieven als reactie op de advertentie.” Het gesprek dat volgde was kort maar met resultaat want Weitzel hoorde van De Boer dat hij geen tijd had gehad al die sollicitaties uit te zoeken en vervolgens bood hij aan het voor De Boer te gaan doen. Gevolg was de start van een lange loopbaan bij de radio. Hij werkte in die eerste week zo hard, dat het afgesproken maandsalaris van 50 naar 75 gulden werd gebracht, een voor die tijd geweldig bedrag. Ook de eerste keer dat Weitzel echt ging omroepen herinnerde hij zich nog goed op het einde van de loopbaan: “We zonden rechtstreeks uit vanuit een cabaret, waar een Roemeens strijkje stond te spelen. Erg boeiend was het niet en daarom werd mij gevraagd of ik de nummers maar wilde aankondigen, dan ging de rest van het opname personeel maar een boulevardje pikken.” Na de uitzending belde mr. Cohen hem op en kreeg hij te horen, dat het omroepen voortaan zijn vaste werk zou worden. Een korte periode later was er een fusie tussen de NOV en de ANRO. Het was het jaar 1928 dat op die manier de AVRO ontstond. En dus trad Guus Weitzel bij deze nieuwe omroep in dienst en ging hij voor het eerst op kamers wonen in Hilversum. Overdag zat hij op het AVROkantoor, dat in Amsterdam destijds was gevestigd en ’s avonds reisde hij samen met Willem Vogt waar hij hielp bij het aankondigen van de uitzendingen. Weitzel: “Geleidelijk aan ging ik dat omroepen steeds meer doen, tot het in 1930, toen het zendtijdbesluit werd afgekondigd, mijn dagtaak werd. Vaak stond ik in die tijd de volle 16 uur achter de microfoon. Tussen 1935 en 1940 was het een grote periode voor de AVRO. We begonnen toen ondermeer met ‘De Bonte Dinsdagavondtrein’, en die kondigde ik met een hele rist andere programma’s, die topics van de dag waren, aan. Ik was destijds even beroemd als Colijn en Mengelberg.” In de oorlogsjaren waren er geen uitzendingen van de bestaande omroepen en werd de sfeer met de collega’s ook anders. Voorheen was er een zeer scherpe verhouding want als AVRO-medewerker mocht je niet al te veel VARA-vrienden hebben want dat was niet goed voor het imago van de AVRO en de medewerker zelf. Andermaal Weitzel: “Toen pas leerde je als man van de AVRO je collega's van de VARA en de NCRV kennen. Gedurende de oorlogstijd dachten we naar een eenheid te werken. We dachten aan een nationale omroep. Ik had daarover ook de mond vol en daardoor raakte ik met de AVRO, die net als de andere zuilen vocht om na de bevrijding terug te komen, gebrouilleerd. Anno 1969 bekijk je die zaak natuurlijk anders. Ik voor mij vind het een zeer goed ding, dat de zuilen terug zijn gekomen. Zeg nu zelf, waar ter wereld vind je een voorlichting via de omroep, variërend van uiterst rechts tot uiterst links, als in ons zuilensysteem?” In andere landen werd destijds met jaloersheid naar ons omroepsysteem gekeken want waar was een dergelijke verdeling nog meer. Vaak waren in andere landen nationale omroepen, zoals in Engeland met de BBC, die alleen macht had en van bovenaf werd gedirigeerd. Een systeem dat totaal ondenkbaar was in Nederland met politieke partijen die alle richtingen uit gingen. Maar in het jaar na het einde van de Tweede Wereldoorlog trok Weitzel, samen met een aantal andere collega’s naar de Wereldomroep om daar zijn kunnen te tonen. Weitzel destijds tegen de journalist van de GPD: “Aanvankelijk bestond er tussen mij en de AVRO een scherpe verhouding. Maar de tijd heeft alle wonden genezen en strijkt alle plooien strak. Ik verkeer met de AVRO en alle andere omroepen in een beste verstandhouding. We zijn nu allemaal collega’s van elkaar. Bij de Wereldomroep kwam ik, na wat administratief werk te hebben gedaan, geleidelijk aan ook wat meer voor de microfoon. In 1948 vroeg Herman Felderhof of ik een verslag wilde maken van de opening van het hengelsportseizoen.” Reportagewerk bleek volkomen nieuw voor Weitzel maar al vrij snel vielen zijn bijdragen goed in de smaak en kreeg hij een prachtige opdracht. “Vrijwel direct daarna voer ik mee met de vloot van Urk en daarna volgde een grote opdracht, het verslaan van de inhuldiging van koningin Juliana. Sinds die tijd heb ik zo'n 2500 radioreportages gemaakt.” Op een dag diende Guus Weitzel in te vallen in het koopvaardijprogramma van de Radio Nederland Wereldomroep: “Vanaf die eerste keer boeide mij die hele materie enorm. Het werd een ware hartstocht voor me. En dat sloeg aan. De luisteraars voelden in mij een oprechte interesse. Het ‘schip van de week’, heb ik tot op de dag van vandaag onder mijn hoede gehouden”, aldus Weitzel in zijn afscheidsinterview destijds in 1969. August Wilhelm Philip Weitzel, zoals de officiële naam van Guus was, kwam in november 1989 op 85-jarige leeftijd te overlijden. Toegevoegd nog enkele opmerkingen. Tijdens de Tweede Wereldoorlog had hij een leidende functie bij de genazificeerde Nederlandsche Omroep. Dat kwam hem na de bevrijding aanvankelijk op een straf te staan, maar in hoger beroep werd hij gerehabiliteerd toen hij kon aantonen het nodige verzetswerk te hebben gedaan. Hij werkte vervolgens bij Radio Herrijzend Nederland alvorens weer bij de AVRO aan de slag te gaan. Over de reportage met de Urkse vloot op het IJsselmeer kan vermeld worden dat dit gebeurde aan boord van de M.S. Juliana en daar dus ook de zenderapparatuur was opgesteld. In Urk was er ondermeer een optreden van een zangkoor. De foto’s betrekking hebbende op de uitzending zijn uit de collectie ‘Paul Snoek’, ondermeer werkzaam geweest als Hoofd Technische Dienst Nederlandse Radio Unie. Een collectie nu in bezit van de auteur van dit artikel. Hans Knot, 24 februari 2018
  15. In de historische column van dit weekend ga ik in gedachten weer eens op bezoek in de pittoreske Scheveningse havens, waar ik zo vaak ben geweest in de jaren zeventig en als het even kan zo om de twee jaren een bezoekje breng. Het was voor vele radiofans in de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw een plek om te zijn. Immers werden vandaaruit ondermeer Radio Veronica en Radio Noordzee bevoorraad. Recentelijk stuitte ik in de archieven op een oude krant van 24 februari 1971 waarin een verhaal is terug te vinden over een ontevreden schipper, de toen 37-jarige, C.J. de Ridder afkomstig uit Urk. Hij had zijn schip, de ‘Linda’, al bijna een jaar liggen in de haven van Scheveningen en hem was al een paar keer door een ambtenaar van de Havendienst erop gewezen dat het afmeren van een schip in de haven van Scheveningen bijna onmogelijk was zonder de vergunning, waarin duidelijk omschreven werd dat het betreffende schip werd ingezet voor bepaalde activiteiten die te maken hadden met handel gericht op Scheveningen en Den Haag. Omdat De Ridder totaal niet reageerde op het verzoek van de ambtenaar om te vertrekken en elders een ligplaats te zoeken, kwam in de derde week van februari, in de holst van de nacht, een sleepboot - die dienst deed voor Rijkswaterstaat- op last van de gemeente Den Haag, de kotter ‘Linda’ uit de Scheveningse haven wegslepen. Volgens een woordvoerder van de Dienst had De Ridder geen vergunning om er zijn schip af te meren en verbleef hij er dus illegaal. In eerste instantie werd de ‘Linda’ ingezet, zoals vele schepen actief vanuit Scheveningen, voor het vissen op de Noordzee, maar werd ook voor andere doeleinden ingezet. Eerder die maand werd bekend dat het beslag op de MEBO I, dat in 1970 werd ingezet voor de bevoorrading van de MEBO II van Radio Nordsee International, nog immer aan de ketting lag in de haven van Scheveningen. Het beslag was gelegd in opdracht van de Panama Overseas Shipping Company, een onderneming opgezet door ir. Heerema. Deze maatschappij stelde nog een vordering te hebben op MEBO Ltd, de moedermaatschappij achter RNI en eigendom van de Zwitsers Meister en Bollier. Details werden niet vrijgegeven. Heerema was, ondermeer met vriend Kees Manders, verantwoordelijk voor een poging tot kaping van het zendschip van RNI in de maand augustus 1970. Manders had ook een vordering op de Zwitsers maar die zou met beide heren tot een regeling zijn gekomen. In de tweede week van februari 1971 werd bekend gemaakt dat RNI, dat eind september 1970 met uitzendingen was gestopt, spoedig weer een serie testprogramma’s wenste uit te zenden om daarna te beginnen met uitzendingen in het Nederlands en het Engels. Hiertoe werd de Exploitatie Maatschappij Noordzee N.V. opgezet, waarvan de muziekuitgeverij Basart een van de vennoten was. Als streefdatum voor de start van RNI in 1971 werd aangegeven dat deze tussen 20 februari en 1 maart zou komen te liggen. Daar het zendschip, zij het met een beperkte bemanning, nog steeds in internationale wateren voor Scheveningen voor anker lag, diende er dus met bepaalde regelmaat te worden bevoorraad. Hiervoor maakte de onderneming gebruik van boten van een aantal scheepseigenaren uit Scheveningen, maar ook van het schip van De Ridder. Voordat het schip ‘Linda’ werd weggesleept had de schipper gedurende twee weken met regelmaat de MEBO II bevoorraad, iets was de havenautoriteiten ook was opgevallen. Via een wel heel grote omweg kwam de ‘Linda’ vanuit Scheveningen in de Laakhaven in Den Haag terecht. Het schip werd van Scheveningen via Hoek van Holland en de waterweg naar Rotterdam, via binnenwateren, naar Den Haag gesleept. Als reden gaf de directeur van de Havendienst, Mr. W.C.A. Riem Vis, aan dat De Ridder geen vergunning had activiteiten vanuit Scheveningen te verrichten. De sleeptocht werd in de nacht van 23 februari gedaan om de scheepvaart in de binnenwateren zo weinig mogelijk te hinderen en om geen opzien te baren. Ook vond men het niet nodig de eigenaar, die om half 1 in de nacht het schip had verlaten, op voorhand te informeren. Riem Vis destijds: “Hij is al lang genoeg gewaarschuwd. Hij wist dat dit zou gebeuren als hij voor de twintigste van deze maand niet vertrokken was. Wij vinden het dan niet nodig hem te verwittigen. Hij heeft trouwens ook nooit iets van zich laten horen.” In de ochtenduren deed De Ridder aangifte bij de politie wegens diefstal van de ‘Linda’. Ook hierop reageerde Riem Vis: ‘Diefstal, dat is geen diefstal. Het is het verplaatsen van een vaartuig, dat volgens een verordening mag. Hij zal wel de kosten moeten betalen.” De kosten werden destijds trouwens op rond de 2000 gulden geschat. Achteraf had De Ridder die nacht de boot van Rijkswaterstaat wel in de omgeving zien varen maar had hij niet door met welk doel: ‘Als ik geweten had dat even later ze mijn bootje zouden kapen, was ik erbij gebleven en hadden ze nog een grote rel mee kunnen maken. Maar ze zijn nog niet met me klaar. Dat stiekeme gedoe lust ik niet. Ik heb een advocaat ingeschakeld om de zaak voor me te redden.” Een woordvoerder van de gemeente Den Haag stelde dat de overtallige schepen in de haven van Scheveningen al meerdere malen onderwerp van gesprek waren geweest en dat de situatie in de haven steeds chaotischer werd en dus ingegrepen diende te worden om de schepen, waarvoor wel een vergunning was, een ligplaats te kunnen geven. Het is daar razend druk en als deze sportvissers, die niet in de haven thuis horen, er maar hun gang gaan wordt de chaos steeds groter.” De Ridder was het met deze verklaring niet eens en stelde dat Scheveningen een vrije haven was en dat ieder schip, goedgekeurd door de scheepvaartinspectie, daar mocht komen. De gemeente Den Haag ging echter uit van het standpunt dat de haven allereerst bestemd was voor Scheveningers en dat men diende aan te tonen dat men zich met handel of visserij bezig hield. Wel waren er rond die tijd vele jachten die door een besluit uit het verleden er tevens een ligplaats hadden. Hoe het uiteindelijk is afgelopen is niet duidelijk want na die enkele berichtjes in februari 1971 is er niets meer van Schipper De Ridder en zijn ‘Linda’ vernomen. Hans Knot, 7 april 2018 Foto MEBO I in Scheveningen haven. (Leen van Oeveren)
  16. Wat een feest was het in 1971 toen het bekend werd dat begin maart er een nieuw Nederlandstalig radiostation haar uitzendingen zou beginnen in combinatie met een Engelstalig zusje. De uren overdag zouden door de internationale en Nederlandse deejays worden gedeeld en er waren al enige testuitzendingen te beluisteren met ondermeer de stem van Karel Prior. Wat deed die presentator daar toch was de grote vraag, hij was immers ook verbonden aan de AVRO en het programma ‘Cosa Nostra’. Hij beloofde dat we binnenkort meer zouden horen van Radio Noordzee, na te hebben verteld dat we luisterden naar een testuitzending. Prior was echter ook actief voor de eigenaar van het nieuwe Nederlandstalige station, de onderneming Strengholt uit het Gooi. Het nieuws rond het nieuwe station kwam druppelsgewijs naar buiten en al vrij snel bleek dat er nog een tweetal bekende namen uit het Nederlandstalige deejaycircuit hun activiteiten bij het nieuwe station zouden voortzetten, dit nadat ze een lange tijd ervoor Radio Veronica na interne problemen hadden verlaten. Jongeren onder de lezers dienen er wel rekening mee te houden dat in 1971 er niet zo veel op de radio was te beluisteren als het om popmuziek ging. We hadden Radio Luxembourg, dat nog een paar Nederlandstalige uurtjes had, Hilversum 3 dat slechts deels popmuziek uitstraalde en Radio Veronica dat op dat moment, ondanks geen landelijke bedekking, de meeste jongeren aantrok. Felix Meurders. Foto: Hans Knot De bekende stemmen waren Jan van Veen en Joost den Draaijer die dan ook voor de openingsuren zorgden op Radio Noordzee. Wekelijks was er tevens op zaterdagmiddag, vanaf 1 uur de Radio Noordzee Top 50 te beluisteren en die zo was geprogrammeerd dat het programma een uur eerder van start ging dan de Zaterdagmiddaggebeurtenis op Radio Veronica, die altijd met de Top 40 begon. De eerste weken was het programma op Radio Noordzee in presentatie van Joost den Draaijer. Op zich ook weer vreemd daar op de vrijdagmiddag hij was te beluisteren bij de NOS met de Nationale Top 30. Er werd zo hier en daar in de geschreven pers het nodige gemeld over deze dubbelrol en openlijk werd er afgevraagd of de leiding van de NOS wel kon accepteren dat een van hun sterpresentatoren ook nog eens voor een zeezender actief was. De eerste Top 50 was op Radio Noordzee te beluisteren op 21 februari en bracht ‘Nothing Rhymed’ van Gilbert O’Sullivan op de eerste positie, een lijst die je via de volgende link kunt zien: http://home.planet.nl/~elber875/RNITop50_1971_02_21.html Van Kooten zelf, zoals Joost den Draaijer officieel van achternaam heet, trok zich van alle kritiek niets aan en ging rustig iedere vrijdag naar de studio in Hilversum om daar, beladen met een stapel singles en een doos sigaren, de uurtjes vol te kletsen. Maar na een aantal weken werd het duidelijk dat hij niet langer viel te handhaven op de vrijdag bij de NOS en dat er een nieuwe presentator zou komen in de persoon van de toen 24-jarige Felix Meurders, afkomstig uit Zuid-Limburg, op een steenworpafstand van de Limburgse hoofdstad Maastricht. De laatste vrijdag van de maand maart 1971 hoorden de luisteraars, die in de middag afstemden op de uitzendingen van Hilversum 3, plots een andere stem als die van Joost. De kranten die vielen onder de gemeenschappelijke persdienst (GPD) meldden er op 14 april van dat jaar het volgende over: ‘De top 30-fans horen sinds korte tijd hun favoriete programma op Hilversum 3 niet meer presenteren door Joost den Draaijer. Zijn stem is — om in het jargon van de discjockey te blijven — een ‘gouwe ouwe’ geworden op dat station. Deze Nederlandse radiopionier op zee kon het kennelijk niet langer harden op het land en hij vertrok naar Radio Nordsee. Al twee weken praat Felix Meurders het vaderlandse hits aan elkaar en het is de bedoeling, dat hij dat voorlopig blijft doen.’ Het bleek dat Meurders al eerder de aanbieding had gekregen het programma over te nemen maar dat hij toch zo de nodige belemmeringen zag, die hij eerst wenste te overdenken alvorens een antwoord te geven. Hij was van mening dat het een heel moeilijk programma was om te presenteren omdat je telkens elke week praktisch dezelfde platen diende te draaien behalve als er een paar hitjes vervangen werden door nieuwkomers. Volgens Meurders kon je snel in verveling geraken met bijvoorbeeld de grapjes die je in het programma vertelde. Dat was echter niet de enige reden van twijfel want ook de luisterdichtheid van de Top 30 was voor hem een probleem. Hij stelde dat de enorme hoeveelheid aan luisteraars voor hem een psychisch probleem vormde. Het was anders dan de andere programma’s, die hij destijds als een routinier presenteerde. We hoorden hem bijvoorbeeld op de zaterdagavond bij de KRO als presentator van het sportprogramma ‘Goal’ en bovendien had hij destijds al enige tijd een eigen programma, de Felix Meurdersshow, op Hilversum 3. Daarbij komt ook nog eens dat de Nederlanders, die niet tevreden waren met datgene dat de reguliere omroepen brachten, hun luistergenot zochten bij Radio Veronica, Radio Noordzee en de Nederlandstalige uitzendingen van Radio Luxembourg. Het was bij dit laatste station dat Felix Meurders ook door velen werd beluisterd want hij presenteerde op de 208 ‘Muziek voor Eva’. Je kunt rustig stellen dat Felix Meurders, die decennialang niet van de radio is weg te denken, een snelle carrière maakte. Het was in 1968 dat hij aan een regionale deejaycompetitie meedeed en de winnaar werd van rond de 60 kandidaten. Vervolgens werd hij meteen benaderd door Peter Koelewijn om programma’s te gaan presenteren voor Radio Luxembourg. Het was Ad ’s Gravenzande trouwens die Felix Meurders naar Hilversum haalde. Hij werd er bekend als ondermeer ‘Felix, the big bird on three’. Uiteraard luisterde Meurders in 1971 ook naar de andere, eerdergenoemde, radiostations en hem destijds gevraagd wat hij leuk vond bij de concurrentie werd het volgende geantwoord: “Naar de radio luister ik vooral beroepshalve en voor de lol in mijn auto. De Allen West-show op RNI, dat vind ik toch wel fantastisch. Je kan gewoon horen, dat die lui ernaar verlangen om in de uitzending te komen. Die worden als honden uitgelaten. De hele dag kunnen ze op dat schip jingles maken en dat moet er in de uitzending dan ook uit. En dan wordt alles ook nog op een heel relaxte manier gepresenteerd. Je kunt merken dat ze daar de hele dag in de goede sfeer zitten; dat is bij ons geheel anders zo van alles komt op zijn tijd.” Wel dat was 1971 en ja je kunt rustig stellen dat voor Felix Meurders alles op zijn tijd is gekomen met een prachtige loopbaan via de radio maar ook via de VARA en het televisieprogramma ‘Kassa’. Hans Knot, 14 april 2018
  17. In deze historische terugblik neem ik je mee naar de laatste week van januari 1969. Het was de tijd dat de Draadomroep voor ons in Huize Knot verleden tijd werd, zoals op vele andere plekken in de stad Groningen en elders in het land. Luisteren naar bepaalde radiostations diende in de toekomst puur alleen via de transistorradio te gebeuren, wat op zich geen probleem was. Alleen was het niet zo goed gesteld met de favoriete radiostations. Radio Caroline had al bijna 10 maanden verstek laten gaan doordat de beide zendschepen van dit radiostation wegens niet nakomen van betalingen van hun ankerplaatsen waren weggesleept. Ze werden in de Amsterdamse Houthaven aan de ketting gelegd. Het geluid van een andere zeezender, Radio Veronica, was mede door slechte frequentie en laagvermogen zender, gedurende de winterse dagen slechts enkele uren per dag echt goed te ontvangen in het noordoosten van Nederland. En in de avonduren was het luisteren in de fading naar de programma’s van Radio Luxembourg. Ook werd de radio af en toe afgestemd op de middengolf om enigszins overdag, waar mogelijk, te luisteren naar AFN Bremerhavn, een radiostation van The American Forces Radio gericht op de in Bremerhavn gelegderde Amerikaanse soldaten. Maar goede radio was het om zeker regelmatig op af te stemmen. Op 29 januari 1969 verscheen er het bericht in de kranten dat de programma’s van Hilversum 3, vaak door de overheid bestempeld als het popstation dat als alternatief dienst diende te doen ten opzichte van Radio Veronica, meer zendtijd zou krijgen. Vanaf 1 mei 1969, zo werd bekend gemaakt, zou Hilversum 3 eventueel dagelijks tot middernacht zijn te beluisteren en dus een drastische uitzenduitbreiding krijgen. Tot die bewuste datum was Hilversum 3 slechts tussen 9 uur in de ochtend en 6 uur in de avond te beluisteren. De uitbreiding was niet alleen bedoeld voor in de avond maar ook in de ochtend, want op 1 mei zou men vanaf 7 uur in de ochtend actief zijn. Het persbricht maakte verder melding dat het de bedoeling zou zijn om het popkarakter van Hilversum 3 tot zes uur ’s avonds te handhaven en zelfs te versterken. Het gaf me toen alle reden tot nadenken en bijna een halve eeuw later beginnen mijn ogen nog te knipperen bij het lezen van deze vorm van desinformatie. Ik probeer het geen stokpaardje te laten worden maar wil toch nog eens teruggrijpen op de programmering van wat zo vaak het popstation Hilversum 3 werd genoemd. Daarvoor ga ik terug na de willekeurige vrijdag- en zaterdagprogrammering 1969, dus 48 jaar geleden op Hilversum 3. De vrijdag bracht ons om 9 uur de VARA met Eddie Beckershow. Een voormalige Veronicadeejay die als een van de eersten de overstap naar de publieke omroepen maakte. Hij werd om 11 uur gevolgd door VARA collega Felix Meurders die in dat jaar zijn eerste stappen in Hilversum maakte nadat hij al voor Radio Luxembourg had gewerkt. Van 12 tot 14 uur was vervolgens op de vrijdagmiddag de VPRO, die het recht tot het uitzenden van de Top 30 had, dit in presentatie van Joost den Draaier. Allemaal nog aannemelijke kost maar waarom een Top 30 op de vrijdagmiddag, een tijdstip dat velen aan het werk of naar school waren? Maar dan om 14.00 uur de AVRO met het programma Lynx of Los, het staat me bij dat we het dienden te zoeken in de lichte amusementshoek als het ging om dit programma. Als ik duik in diverse archieven is er van dit programma niets bewaard gebleven laat staan dat er iets is terug te vinden over het presentatieteam. Ik zal er voor naar Hilversum dienen af te reizen om in oude edities van de AVRO Bode te duiken om erachter te komen meer informatie te krijgen over Lynx. De uren daarna bracht deze omroep ‘Muziekboetiek’, het AVRO Radio Journaal met nieuws in het kort en afsluitend tussen 5 na 5 in de middag en zes uur het programma ‘Zingende Boogie’, een speciaal programma voor de automobilist. Inspirerende muziek voor de teenager was op dat tijdstip wel te vinden op Radio Veronica dat tussen 4 en 6 uur de Rob Out show programmeerde. De willekeurige zaterdag, in 1969, begon op Hilversum 3 om 9 uur met het programma Djinn, dat werd gemaakt door medewerkers van de KRO. Een programma vol amusement en een fleurtje actualiteiten en een bedenksel in 1965 van Leo Nelissen, die in 1968 de overstap had gemaakt naar de NOS. Djinn werd in eerste instantie gepresenteerd door Martha Doyle en Donald de Marcas, waarbij de eerste de ontdekker was van Hans van Willigenburg, die een lange KRO carriere zou gaan maken ondermeer als medepresentator van het zaterdagochtendprogramma. Misschien vanwege de luie zaterdagochtend, sinds enkele maanden hoefden we op de zaterdagochtend niet meer te werken, zijn er vlagen van dit programma bij gebleven. Leo Nelissen (foto database Beeld en Geluid) Halverwege de zaterdag had je dan het programma Skivatoon dat door de NOS werd uitgezonden en je op de hoogte bracht van de nieuwste LP’s in het lichte genre. En wat zo vaak voorkomt als je zoekt in de archieven van Beeld en Geluid, er wordt geen zoekresultaat gevonden op de titel van dit programma, dat tot 13 uur duurde, waarna de versnipperde zendtijd werd overgenomen door de NCRV. Eindelijk popradio? Ik kan me er persoonlijk niets van herinneren even als het gaat om de inhoud van ‘Four a clock tea’, dat een uur duurde want om 17 uur, na het ANP Nieuws was het tijd voor ‘Hier en Nu de Wekelijkse Sportshow’, dat de zaterdag voor Hilversum 3 tot de zendtijduitbreiding per mei 1969 zou blijven afsluiten. Een programma dat niet werd overgeslagen al was het alleen maar om te horen hoe AVC of Sportclub Genemuiden het er weer vanaf hadden gebracht in hun Zaterdag Voetbal Klasse. Af en toe kwam er dus een popplaatje voorbij op de zaterdagen. Maar dan de plannen voor de avondprogrammering, zoals die per 1 mei 1969 diende in de gaan. Men wilde allereerst de sterkte van de zender op de 240 meter handhaven, eventueel zelfs versterken. Men had het plan opgevat om op het ‘popstation’ Hilversum 3 in de avonduren een schema te gaan hanteren dat vergelijkbaar was met het derde programma van de BBC Radio. In september 1967, met de komst van BBC Radio 1 etc. en het einde van de BBC Home Service, was een herindeling van programmering geweest en kreeg BBC Radio 3 in de avonduren een mengelmoes aan programma’s, waaronder praatprogramma’s, klassieke muziek en ruimte voor uitzendingen van mini-zendgemachtigden. Ruimte voor de gebruikelijke uitzendingen van de politieke partijen was er ook en dus leek het de omroepen in Hilversum het mooi een dergelijk schema ook in Nederland in te voeren. De plannen voor de uitbreiding van zendtijd inzake Hilversum 3 werden vervolgens door omroepvertegenwoordigers aan minister Marga Klompé, destijd verantwoorderlijk voor CRM, voorgelegd. Zij stemde in, mits de omroepen in 1969 de extra zenduren zelf zouden betalen. De omroepen gingen in principe direct accoord met de voorwaarden. Dan lag er nog het probleem dat er intereferentie zou kunnen onstaan door de uitzendingen op die van een Hongaars station die dezelfde frequentie was toegewezen. Deze veronderstelling bleek. na een door medewerkers van de NRU (Nederlandse Radio Unuie) gepleegd onderzoek, niet waar te zijn. Dit hield tevens in dat reeds in februari 1969 Hilversum 3 gedurende alle uitzenduren op hoogvermogen zou blijven uitzenden via de 240 meter en dat er geen verlaging in vermogen na 17.00 uur meer zou plaats vinden. Of alle veranderingen van invloed zouden zijn op de beluistering van het ‘popstation’ Hilversum III kun je de antwoorden zelf wel raden. Tevens is het de vraag of de uitbreiding in zendtijd er inderdaad al in de maand mei 1969 zou komen. Het zou in ieder geval nog enkele jaren duren voordat we echt Hilversum III als een volwassen popstation zouden gaan beluisteren, maar daarover een andere keer meer. Hans Knot, 02-12-2017
  18. Komende 14de augustus 2017 is het exact 50 jaar geleden, dat er een (gedwongen) einde kwam aan het bestaan van de Engelstalige zeezender Radio London. Eén van de radiomakers van het station werd later heel bekend. John Peel werd als John Robert Parker Ravenscroft geboren op 30 augustus 1939, in Heswall, Cheshire, en hij werd opgeleid op de lagere openbare school in Shrewsbury en deed zijn dienstplicht in de Royal Artillery. Daarna werkte hij bij Townhead Molen in Rochdale, Lancashire, voordat hij naar Amerika verhuisde. Zijn eerste baan in de VS was bij de Dallas Cotton Exchange, maar zijn liefde voor de blues bracht hem tot het maken van een gastoptreden op een lokaal radiostation, WRR. Toen de Beatles succes kregen in Amerika kwam ook het succes voor John Peel, want hij was niet alleen Engelsman, maar hanteerde een typisch accent dat in Liverpool, waar ook the Beatles vandaan kwamen, werd gebruikt. Hij werd eerst door KLIF in Dallas ingehuurd als Beatles expert en kreeg vervolgens een volledige job bij KOMA in Oklahoma City, waarna KMEN in San Bernardino zijn derde werkgever werd. Hij huwde er maar zag vrij snel de vergissing van dit besluit in en besloot snel naar Engeland terug te keren. In de VS had hij al gelezen over het succes van de zeezenders en via een buurman van zijn moeder kwam hij in contact met Radio London. Op basis van zijn ervaring op de Amerikaanse radio, werd John onmiddellijk een baan aangeboden en vanaf maart 1967 werkte hij op het zendschip Galaxy Zoals gebruikelijk kreeg de nieuwste deejay altijd twee programma’s. Overdag invallen voor de deejay die op verlof was, en de uren tussen middernacht en 2 uur. Tijdens het werken in Amerika had John, die op Radio London de naam John Peel aannam, zeer bewust de "underground" muziek gevolgd. Het was het hippie tijdperk en tientallen nieuwe groepen waren in opkomst. John besloot om het beste van deze nieuwe muziek in te passen in zijn ‘late night-programma’ met de naam Perfumed Garden. Het was hèt programma om naar te luisteren en , 50 jaar nadat de laatste Perfumed Garden werd uitgezonden, staan wij er bij stil via een Nederlandstalige versie van ‘The Last Perfumed Garden’. De Nederlandstalige versie volgt geheel hetgeen John Peel 50 jaar geleden tijdens de Last Perfumed Garden allemaal vertelde aan zijn luisteraars, de muziek die hij ten gehore bracht als ook het voorlezen van een hoofdstuk uit Winnieh the Poe. Een uniek document dat het uitzenden waard is. Het programma kan door diverse lokale- en internetradiostations gratis worden uitgezonden. Het programma heeft een lengte van zes uur en dient van middernacht tot zes uur in de ochtend te worden uitgezonden op maandag 14 augustus. Ieder programma-uur heeft de lengte van 59 minuten zodat er ruimte is voor 1 minuut aan eigen uitingen. Meldt U aan via HKnot@home.nl voor toezending van de programmafiles. Vriendelijke groet Oeds Jan Koster en Hans Knot
  19. hans knot

    foto´s radioday deel 1

    De foto´s door Paul de Haan en mij genomen tijdens de RadioDay gisteren in Harlingen staan inmiddels on line. Ook een bezoek aan de sleepboot Holland is in beeld gebracht.
  20. Van de Golden Radio NL server Ook deze is met Paul Peters en Ton Vogt (Hans Knot) 06-07-1984 10.00-11.00 Radio Lago 94 MHz. De Klassiekers, Ton Vogt en Paul Peters
  21. de redactie

    Hans Knot: Pension Hommeles

    Maar weer eens een terugblik in de kelders van de radiogeschiedenis waarbij een artikeltje tevoorschijn kwam uit de krant van 4 oktober 1957. Nee, het ging niet over een programma gericht op ‘Wereld Dierendag’, maar over de opvolger van een populaire radioserie van de VARA, ‘De Familie Doorsnee’. Deze radiostrip had een zo groot succes beleefd dat de directie van de omroepvereniging besloten had ook een televisiestrip te gaan maken onder de naam ‘Pension Hommeles’. Voor deze serie, zo berichtte de krant, werd Annie M.G. Schmidt andermaal ingehuurd, evenals Cor Lemaire en Wim Ibo, waarbij de laatste - evenals bij 'de Familie Doorsnee’ - als presentator zou gaan fungeren. Men meldde tevens dat in deze muzikale comedie, die telkens op een zaterdagavond werd geprogrammeerd, ruimte werd gemaakt voor een nieuwe quiz: ‘Weet je wel wat je waagt’ van Theo Eerdmans en zijn assistente Maud. Pension Hommeles was de eerste Nederlandse televisieserie en ging over de dagelijkse belevenissen van de vaste bewoners van een pension, in een tijd waarin niet vluchtig met het leven werd omgesprongen. Dit leidde natuurlijk tot een typisch Hollandse sfeer van personen en gebeurtenissen, waarin het publiek zich herkende. En gekeken werd er zeker naar het nieuwe programma en het kon worden gerekend tot de meest populaire televisieprogramma’s van de jaren vijftig van de vorige eeuw, waarbij het in de categorie ‘amusementsprogramma’s’ de absolute eerste plaats bereikte. En veel van de voor de serie geschreven songs waren vervolgens bij herhaling te beluisteren in de diverse VARA radioprogramma’s. En natuurlijk – zoals ook de buurtkinderen in die tijd deden – werd er door velen veelvuldig de zaterdagavond doorgebracht bij buren of vrienden, die wel in het bezit waren van een televisietoestel en op die manier gezamenlijk de wekelijkse belevenissen van ‘Pension Hommeles’ konden meemaken. En uiteraard werd, over van alles wat die avond was gebeurd, achteraf goed doorgesproken met anderen, die het ook hadden gezien of aan de niet-kijkers, die ook wel op de hoogte wensten te worden gehouden. Als je de 65 plussers van heden ten dage vraagt naar de populaire televisieprogramma’s van die tijd dan staat voornoemd zaterdagavond comedie-programma vooraan in het geheugen. Toch heeft het programma niet een jarenlange uitzendperiode beleefd. Het nam een aanvang in oktober 1957, terwijl de laatste aflevering plaats vond op 5 april 1959. De producer van het programma, Wim Ibo, had er voor gezorgd dat de grote sterren van het toneel uit die tijd in de serie een rol gingen spelen. Hier een indruk van de namen van toen: met als vaste personen Mieke Verstraete, Kees Brusse, Mimi Kok, Maya Bouma, Donald Jones, Henk van Ulsen. Maar ook de namen van de gastspelers mochten er zijn: Ank van der Moer, Mien Duymaer-van Twist, Sara Heyblom, Dini de Neef, Cruys Voorbergh, Ko van Dijk, Guus Oster, Herbert Joeks, Ko Arnoldi. De regie van ‘Pension Hommeles’ was in handen van Erik de Vries, ook wel ‘mister televisie’ genoemd, terwijl Cor Lemaire verantwoordelijk was voor de muziek, die werd uitgevoerd door ‘Kamer Kwartet’. En een televisieprogramma kon ook in die tijd niet zonder decor, waarvoor Fokke Duetz was ingehuurd. Op de volgende site is een overzicht te vinden van alle 16 afleveringen, waarbij een klik op de individuele afleveringen een mooi overzicht geeft in foto’s van ‘Pension Hommeles’: http://beeldengeluidwiki.nl/index.php/Pension_Hommeles Donald Jones speelde een de rol van een van de vaste bewoners van ‘Pension Hommeles’ als Dinky, een zwarte Amerikaanse theologiestudent die hielp in het pension. Dinky, was de speelse, vrolijke, flamboyante aanwezigheid tussen de tobberige en geremde Nederlanders. Dinky zong en danste, lachte veel, was altijd vrolijk en meestal verliefd. Bijvoorbeeld op Klaartje Binnendijk, het meisje voor wie hij het bekendste liedje uit de serie zong: ‘Ik zou je het liefste in een doosje willen doen.’ De scène waarin Jones dit liedje zong, in het tweede seizoen van de serie, was een van de klassieke momenten in de Nederlandse televisiegeschiedenis. Jones, op de vloer van de gang van het pension, met Roekie Arons in zijn armen, zingend, op de jazzy muziek van Cor Lemaire, met een zwaar Amerikaans accent: “Ik zou je het liefste in een doosje willen doen En je bewaren, heel goed bewaren Dan laat ik jou verzekeren voor anderhalf miljoen En telkens zou ik eventjes het deksel open doen En dan strijk ik je zachtjes langs je haren Dan lig je in de watten en niemand kan erbij Geen dief die je kan stelen, je bent helemaal van mij Maar alleen om de eendjes wat eten te geven Maar als je dan vlucht, raak ik jou toch niet kwijt Want ik vind jou altijd, ja, ik vind jou altijd Ik zou je het allerliefste in een doosje willen doen En dan telkens even kijken, Heel voorzichtig even kijken, telkens even kijken en een zoen Ik zou je het liefste in een doosje willen doen En dan telkens even kijken, Heel voorzichtig even kijken, telkens even kijken Je mag er wel eventjes uit, elke dag Een uurtje dat mag, ja een uurtje, dat mag Je mag dan nog wel naar het Vondelpark even Maar alleen om de eendjes wat eten te geven Maar als je dan vlucht, raak ik toch jou niet kwijt Want ik vind jou altijd, ja, ik vind jou altijd Ik zou je het allerliefste in een doosje willen doen En dan telkens even kijken, Heel voorzichtig kijken, telkens even kijken en een zoen.” Enkele jaren geleden werd de serie op DVD uitgebracht maar is helaas niet meer leverbaar. Het eerder gememoreerd onderdeel van Theo Eerdmans is nooit opgenomen in het totaal programma maar kwam later vanaf verschillende locaties uit het gehele land op de televisie. De Millers zorgden in eerste instantie voor de muzikale begeleiding, maar werden in de vierde uitzending vervangen door The Ramblers. In totaal werden er 20 uitzendingen verzorgd in 1957 en 1958 waarna het werd vervangen door een ander programma van Theo Eerdmans: ‘Je neemt er wat van mee’, waarover een andere keer meer. Dank aan: SeniorPlaza.nl, Nederlands Theater Archief en annie-mg.com Door Hans Knot, 26 april 2014
×
×
  • Nieuwe aanmaken...

Belangrijke informatie

Door gebruik te maken van deze website ga je akkoord met Gebruiksvoorwaarden, Privacybeleid en Richtlijnen.