Spring naar bijdragen

Doorzoek de gemeenschap

Toont resultaten voor tags 'hans knot'.

  • Zoeken op tags

    Voer tags gescheiden door een komma in.
  • Zoek op auteur

Soort bijdrage


Forums

  • Radio
    • Nederland
    • België
    • Verenigd Koninkrijk
    • Overige landen
    • LPAM (kleinvermogen AM)
    • Zeezenders
    • Radio Veronica
    • Radiovormgeving
    • Radiotechniek
  • Overig
    • MediaPages
    • Stamtafel
    • Help
    • Mededeling
    • Niet geregistreerde gebruikers

Blogs

  • Column
  • Nederland
  • Dossier
  • Recensie
  • België
  • Hitnoteringen
  • Testblog
  • Radio Erfgoed
  • Afspraken van Beheerders
  • Afspraken van Hitnoteringen
  • Blog van Radiotunes

Vind resultaten in...

Vind resultaten die bevatten...


Datum aangemaakt

  • Start

    Einde


Laatst bijgewerkt

  • Start

    Einde


Filter op aantal...

Geregistreerd

  • Start

    Einde


Groep


Website


Facebook


Twitter


Skype


Woonplaats


Interesses

  1. Zelf ben ik niet iemand die veel telefoneert de laatste jaren, mede door gehoorproblemen. Daar tegenover staat dat ik heel veel mensen op de meest mogelijke momenten bezig zie met hun mobiele telefoon, waarop je tal van mogelijkheden hebt om te kunnen communiceren tegen vaak een redelijk laag bedrag. De providers zijn alom aanwezig met reclame op radio en televisie, langs de weg op de speciale reclameborden en in de kranten en tijdschriften, terwijl ze ook met grote regelmaat via de sociale media voorbijkomen om hun producten te promoten. Dat was wel andere koek een halve eeuw geleden toen er slechts de P.T.T. garant stond voor een telefoonverbinding via een zogenaamde vaste aansluiting. Een bakelieten telefoon voorzien van een draaischijf, vaak gehangen aan de muur in een gang of aangesloten op een plek vlakbij een bureau. Het was nog niet de tijd van digitale doorverbinding, die was nog ver weg. Bij mijn toenmalige werkgever in de jaren zestig van de vorige eeuw had je nog een telefoniste die de verbindingen legde met de toestellen binnen het E.G.D., dat stond voor Elektriciteitsbedrijf voor Groningen en Drenthe. Dit gebeurde echt nog via het inpluggen van een stekker in een gat in haar schakelpaneel, waarmee het toestel van bijvoorbeeld de algemeen hoofddirecteur De Vries begon te rinkelen. Pas jaren later zou een mooie installatie worden geplaatst in een ander gebouw waarbij de mogelijkheden van doorverbinden op een veel simpeler manier kon worden gedaan door de telefonistes Marianne Koper en Henny van Lothum. Het telefoneren was in die tijd ook niet goedkoop. Had je bijvoorbeeld contact nodig met iemand in Engeland dat diende je het gesprek zo zakelijk en kort mogelijk te houden want voordat je het wist was het budget voor je wekelijkse aanschaf van vleesproducten er door. Vier gulden voor een minuut interlokaal buitenland was heel normaal. Vergelijk het maar eens met de huidige prijzen. Maar er was ook goed nieuws, want in 1970 werd in de maand september bekend gemaakt dat het lokale tarief voor telefoneren in je regio in januari 1971 naar 10 cent per belletje werd gebracht. Maar wat was lokaal? Dat varieerde per district. Was je woonachtig in de stad Groningen dan kon je (zie kaartje) behoorlijk ver ongeremd voor 10 cent bellen, bijvoorbeeld ook naar Smilde. Daar tegenover stond als je in het district Assen woonde dat je niet voor hetzelfde bedrag met familieleden in bijvoorbeeld Delfzijl kon telefoneren. De grenzen voor het zogenaamde lokaal bellen lag voor elke gemeente weer anders. Het kaartje was dan ook alleen geldig voor de inwoners van de stad Groningen. Telefoneren is een gemeengoed geworden terwijl het niet alleen veel vaker wordt gedaan maar ook nog eens stukken goedkoper is geworden. En nee, je hoeft mij niet te bellen. In september 1970 werd er trouwens ook de verwachting uitgesproken dat de ontwikkelingen op video technisch gebied dermate groot waren dat op toen korte termijn de introductie kon gaan plaats vinden van een cassette videorecorder voor huiselijk gebruik. Sony was in Japan al ver met de ontwikkeling van de U-Matic recorder voor professioneel gebruik, die in 1971 op de markt kwam. De video cassetterecorder, zo werd bekend gemaakt, zou geschikt gaan worden voor het opnemen en weergeven van zowel kleuren- als zwart-wit programma’s en konden op elke willekeurige televisie worden aangesloten. Technici van de Philipsfabrieken uit Eindhoven hadden gemeld dat de experimenten een hele mooie beeld- en geluidskwaliteit hadden gegeven, dat hoop gaf voor een spoedige entree op de consumentenmarkt. Men streefde er naar de cassette klein te houden, ter grootte van een pocketboek. Het was het plan dit als standaard te aanvaarden en verder te ontwikkelen. Net als bij bandopnameapparaten was het de bedoeling dat een opname gewist kon worden, waarna de banden opnieuw gebruikt konden worden. Als speelduur van een band gokte men in eerste instantie op een tijdslengte van 60 minuten. Ook streefde men er naar een afstemeenheid in te bouwen in de recorder zodat men het programma van het ene televisiestation kon opnemen, terwijl men naar een ander programma zat te kijken. En inderdaad kwam eind 1971 de eerste video cassetterecorder van de lopende band en was de productie van de Philips N 1500 gestart. Compleet met afstemeenheid en weergavemogelijkheid voor een 1972 prijs van rond de f 2200,--. Daar diende dan wel maanden lang voor gespaard te worden alvorens tot aanschaf kon worden overgegaan. Resultaten bleken bij lange na niet optimaal en het zou tot in de tweede helft van de jaren zeventig van de vorige eeuw duren alvorens de betere machines in de verkoop gingen. Het was op dinsdag 15 september 1970 dat ik aantekeningen maakte over het snel inluisteren naar Hilversum 3 en de regionale omroepen. Dat laatste was natuurlijk veel beperkter dan wat anno 2020 wordt geboden via de regionale omroepen. Dat kwam omdat er veel minder actief waren en bovendien er een zeer beperkte zendtijd was. Maar eerst even de VARA dinsdag, waar ik enige tijd, hoewel beperkt, die dag naar luisterde. Tussen de middag op Hilversum 3 was het Kees van Maasdam met ‘Een opvallend vrolijk gevarieerde visite’. Een programma dat het in mijn oren niet verdiende langer dan 20 minuten naar te luisteren. Rond 3 minuten na 2 in de middag keerde ik dan terug op Hilversum 3 en de VARA Dinsdag om vervolgens bijna een uur te genieten van Eddy Becker, die van Veronica weer naar de publieke omroepen was overgestapt. Om goed vier uur was het tijd voor Herman Stok. Altijd goed voor vermaak in ‘Mix’, 120 minuten rijp en groen op alle toeren. Daarna schakelde ik kort over naar de RONO, de regionale omroep voor Noord en Oost. Met informatie uit Stad, Streek en Gewest via een half uur durende uitzending. Daarna was er ruimte voor het Gelders en Overijssels programma. Was wat het toch een vreemde tijd met zuinigheid alom als het ging om het verlenen van zendtijd en een schaarste aan informatie dat verstrekt kon worden via de regionale omroepen. Hans Knot, 30 mei 2020
  2. Zeer recentelijk zag ik nog een oude opname van de voor Ierland uitkomende zangeres Dana, die in 1970 het Eurovisie Songfestival won met het nummer ‘All kinds of everything’. Aandoenlijk voor velen had het jonge zangeresje het door miljoenen bekeken Eurovisie Songfestival op haar naam geschreven. Jackie Smith en Derry Lindsay waren verantwoordelijk voor de compositie gezongen door Dana Rosemary Scallon, zoals de volledige naam van Dana is. Bij de inhuldiging werd het Dana op de bewuste zaterdagavond in maart 1970 opeens allemaal iets te veel. Hangend tussen een paar stevige landgenoten, omstuwd door fotografen en met een bezorgde moeder, grootmoeder en overgrootmoeder achter haar aandribbelend, moest ze kort na het winnen van het 15de Eurovisie-songfestival weggedragen worden naar haar kleedkamer, omdat ze dreigde flauw te vallen. Telling van stemmen gebeurde met stemmen van jury’s van deelnemende landen en eigenlijk was het niet verwonderlijk dat de jonge Ierse zangeres het allemaal te veel werd. Optimale spanning was er rond de uitslag. Plots kreeg ze liefs 9 punten toebedeeld van de jury uit België wat uiteindelijk de doorslag gaf. In totaal kreeg ze 32 punten toegewezen terwijl de tweede plaats was voor Engeland met 26 punten. Het was Mary Hopkin met het nummer ‘Knock, knock who’s there en Duitsland werd derde met 12 punten. Dit via de zangeres Katja Ebstein met het nummer ‘Wunder gibt es immer wieder‘. Het 15de Eurovisiesongfestival werd trouwens gehouden op zaterdag 21 maart in het Amsterdamse Congresgebouw. Reden was dat onze Lenny Kuhr in het jaar daarvoor een van de gelijk geëindigde winnaars was met het nummer ‘De Troubadour’. Het was een te grote druk voor de in Noord Ierland geboren Dana toen de enorme groep fotografen en filmers op het toneel verschenen. De meest vreemde capriolen werden hierbij gemaakt om een mooi plaatje van de 17-jarige zangeres te kunnen maken. Trouwens er dient vermeld te worden dat Dana werd begeleid door het Metropole Orkest onder leiding van Dolf van der Linden. Ze had trouwens een heel korte reactie toen haar een microfoon voor werd gehouden: “Ik ben zo blij”, was het enige dat ze duidelijk kon zeggen. De voor Engeland uitkomende Mary Hopkin was trouwens helemaal niet verbaasd over de zege van Dana want ze stelde dat, toen ze Dana met haar lied voor de eerste keer hoorde, al zeker wist dat de Noord-Ierse zou gaan winnen voor Ierland. Wie niet zo tevreden was met de overwinning van Ierland was de delegatie van Duitsland, want men vond het liedje maar ‘zo zo’. Misschien hadden ze een groter succes voor Katje Ebstein verwacht maar uit diverse verslaggevingen over het evenement blijkt dat de Duitse groep op het feest, dat na de uitreiking van de prijzen plaats vond, nauwelijks waren te zien. Ik zou het bijna vergeten dat Nederland in 1970 ook vertegenwoordigd was. Op de thuiswedstrijd traden de drie zussen Patricia, Bianca en Stella Maessen, beter bekend als The Hearts of Soul op met het nummer ‘Waterman’. Trouwens voor de Nederlander Lion Kleerekoper, die voor Luxemburg deelnam en slechts zeven punten van de diverse jury’s kreeg, was het een totale teleurstelling. Hij stelde: “Waardeloos, belachelijk, onmogelijk, volstrekt onbegrijpelijk." Relativerend voegde hij er aan toe dat het belangrijkste was dat ruim 400 miljoen mensen in Europa zijn optreden hadden gezien en dat zoiets de kans van je leven is, vooral als je pas aan het begin van je carrière staat. Met zowel Dana als David is alles vooral goed gekomen. Dan had je nog de muziek was ikzelf beslist niet van houd maar er een hele grote groep volgers zijn die na allerlei festival gaan om de Nederlandstalige artiesten te horen en te zien. Soms gebeurde dat op plekken in 1970 waar men het eigenlijk niet gewend was zoals in het hoge Noorden. In Groningen was er rond die tijd wel een aantal goedlopende discotheken maar voor de ‘hoempa hoempa muziek’ dienden ze het elders te zoeken. Zo kon het gebeuren dat in maart 1970 menig Stadjer (zoals de Groningers ook wel genoemd worden) op weg ging naar het Drentse Roden om naar bar-dancing De Heerd te gaan. Er werd door de formatie ‘De Specials’ een feest gevierd omdat hun toenmalige carnavalslied ‘De Spaanse Vliegenier’ de Veronica Top 40 had gehaald. Ze kwam binnen op de 39ste plaats. Slechts drie weken stonden ze in de lijst met als hoogste positie de 31ste plek. Maar de groep had nog een reden om feest te vieren daar hun toen nieuwe elpee ‘Sexselters’ was uitgekomen. Op de hoes zat een nogal zwoele dame in hurkhouding en de liederen op de elpee hadden nogal dubbelzinnige teksten. Sommige songs waren eigen teksten, anderen vertalingen zoals ‘Ik heb hem’, dat van origine ‘Je t’aime moi non plus’ was. Maar ook ‘Ome Sjakkie’ werd bezongen en tevens ‘De fluit’. Volgens overlevering was het vooral een avond vol muziek, lol en drank. Ik ben blij er niet bij te zijn geweest, want nog immer is het ‘smaken verschillen’. Hans Knot, 16 mei 2020
  3. Het heeft toch altijd voor mij en vele leeftijdsgenoten een nostalgisch genot terug te denken aan het gebruik van de Draadomroep. Het kastje op een plankje bij ons in de kapsalon met daaronder een bakelieten knop. Vier lijnen waren er op te ontvangen waarbij Hilversum 1 en Hilversum 2 via de eerste lijnen waren te horen en de andere twee onder meer werden gebruikt voor een variabel aanbod aan regionale radio, in ons geval destijds van de RONO, en programma’s uit België, Duitsland en Engeland. Zondagmiddag verbleef ik vaak in de salon, die gelegen was aan de voorkant van de woonkamer aan de Korreweg 105 in Groningen. Wel waren er voorwaarden gesteld door de ouders. “Op zondag luister je, als we thuisverblijven, naar het Belcanto concert van de BRT. Pas als je dat hebt gedaan mag je laat in de middag luisteren naar Alan Freeman en zijn programma ‘Pick of the Pops’. Tussendoor werd dan nog even afgestemd op Hilversum om de voetbaluitslagen van Frits van Turenhout aan te horen. Het voordeel van de Draadomroep, boven het geluid van de in de woonkamer aanwezig radio, was dat je praktisch verzekerd was van storingvrije geluiden. Signalen die werden verspreid via dunne kabels, misschien is het woord ‘draad’ beter te gebruiken. Maar zoals zo vaak kwam aan iets moois een einde. Het was in januari 1973 dat in de media werd aangekondigd dat de draadomroep een aflopende zaak zou zijn. Er werd aan gememoreerd dat de toenmalige regering enkele jaren eerder, na een langdurig politiek touwtrekken, het voorstel door de Tweede Kamer kreeg om op termijn deze vorm van radiosignaalverspreiding af te schaffen. Er kan rustig worden gesteld dat in januari 1973 al in heel veel plaatsen in Nederland de luidsprekers, afstelknoppen en kabels in de huizen en winkels inmiddels waren weggehaald. Nog tot 31 december 1974 werd het mogelijk, daar waar nog apparatuur aanwezig was, de signalen van de draadomroep te ontvangen. Ook in de stad Groningen, waar op dat moment nog draadomroep functioneerde, was het eind van 1973 ook stilte via dit systeem. Toenmalig technisch adjunct-directeur F. H. Robertus van het Telefoondistrict Groningen vond het, desgevraagd, jammer dat de draadomroep ging verdwijnen omdat de kwaliteit van het geluid uitstekend was, zeker sinds de toepassing van het systeem ‘Stappen 58’. Deze benaming stond voor de aanduiding ‘standaardaansluitpunten '58’, een systeem dat bestond uit de aansluiting via telefoonkabels. In het kort kwam het hier op neer, dat vóór 1958 het blokkabel- of ringkabel-systeem werd gebruikt: via kabels langs de muur. Dit systeem was vooral in gebruik in de oudere wijken van Groningen. Het toenmalige nieuwe systeem werd tussen 1958 en 1968 in de nieuwere wijken aangebracht, terwijl in de Martinistad na 1968 totaal geen nieuwe aansluitingen meer werden gerealiseerd. Hierdoor kan worden gesteld dat in de wijk Vinkhuizen nooit aansluitingsmogelijkheden zijn geweest, terwijl dit in de wijken De Wijert en Corpus den Hoorn wel het geval was. In de laatste twee genoemde wijken bleef de Draadomroep dan ook tot het bittere einde te beluisteren. In een aantal andere buurten en straten werd geleidelijk tot liquidatie overgegaan. Zo werden in het voorjaar van 1973 een kleine duizend aansluiting afgestoten. Bewoners van de Verlengde Hereweg, Merwedestraat, Sumatralaan, Celebesstraat. Violenstraat, Witte de Withstraat, Prinsenstraat, Nieuwe Kijk in ’t Jatstraat en Korreweg raakten hun aansluiting kwijt. Er bleven in de stad Groningen daarna nog een 2700 hoofdaansluitingen met ongeveer duizend nevenaansluitingen over. Robertus meldde tevens dat het blokkabelsysteem op dat moment al helemaal was afgebroken. Deze aansluitingen waren vaak al van slechte kwaliteit. Voor een deel dateerden ze zelfs al van voor de oorlog, toen de draadomroep nog een zaak van de gemeenten (in Groningen zat de centrale in het gebouw van Openbare Werken aan het Zuiderdiep) en van particulieren was. Verhoudingsgewijs waren er in het noorden van Nederland altijd meer aansluitingen dan elders, mede door de slechte ontvangst van signalen die via steunzenders werden ontvangen op de normale radiotoestellen. De draadomroep, zoals in een ander artikel al eens beschreven, begon in de jaren twintig van de vorige eeuw in de Zaanstreek, waarna voor in de vooroorlogse jaren er een explosieve groei was waar te nemen. Het derde kanaal van de draadomroep in de jaren zestig en begin jaren zeventig van de 20ste eeuw, merendeels gevuld met klassieke muziek, was eigenlijk een voortzetting van de programma’s die werden verzorgd door particuliere soortgelijke omroepsystemen, die in handen waren van voornamelijk plaatselijke zakenlieden in de elektriciteits- en loodgietersbranche. Er waren in 1973 een hoop mensen die het speet dat de draadomroep verdween. Maar voor het merendeel bleek de oplossing te vinden bij de transistorradio, die je mee kon nemen naar buiten, in het park en het strand en naar andere locaties. Dit alles met een licht verlies aan kwaliteit maar om de draagbaarheid dus toch veel aantrekkelijker. En daarmee werd, bij het verdwijnen van de Draadomroep, deze vorm van radiosignaaloverdracht, een stuk jeugdsentiment waar bijna 50 jaar later toch nog bij kan worden stilgestaan. Zie ook: http://www.icce.rug.nl/~soundscapes/VOLUME01/Curves_van_de_draadomroep.shtml http://www.icce.rug.nl/~soundscapes/VOLUME03/Radio_door_een_draadje.shtml Hans Knot, 25 april 2020
  4. Allereerst liep het voetbalseizoen ten einde en was er een ware strijd tussen de vertegenwoordigers van de Nederlandse Radio Unie en de sectie Betaald Voetbal van de KNVB. Het sectiebestuur had namelijk verboden dat op deze beslissende zondagmiddag verslaggeving van de verschillende wedstrijd tot beïnvloeding van de spelende teams kon leiden en verbood daardoor aan de verslaggevers van de NRU de stadions van de diverse wedstrijden voor rechtstreekse reportages te betreden. Zo was het onmogelijk dat er verslaggeving rechtstreeks vanaf de perstribunes van de wedstrijden PSV—Feijenoord, Ajax—ADO, Xerxes/DHC—DOS en NAC— Fortuna '54 kon plaats vinden. Ook de thuisspelende clubs hadden van het sectiebestuur van de KNVB bericht ontvangen dat het hun verboden was de N.R.U. medewerking te verlenen aan de rechtstreekse reportages. En toch bracht de sportredactie van de Nederlandse Radio Unie verslaggeving via het toen reeds meer dan een jaar bestaande zondagmiddagprogramma ‘Langs de Lijn’. Dit programma was in korte tijd populair geworden en trok telkens enkele honderdduizenden luisteraars en werd uitgezonden via Hilversum 3, toen nog het meest beluisterde net van de publieke omroepen. De leiding van het programma had de verslaggevers opdracht gegeven om te doen of er niets aan de hand was en zich op weg te begeven naar de diverse stations. Daar aangekomen kregen ze alsnog te horen dat door de KNVB rechtstreekse uitzendingen vanuit de stadions verboden waren. Wim Hoogendoorn was de verslaggever die was gestuurd naar het Ajax-stadion. De reportagewagen bleef buiten het stadion en Wim liep met grote regelmaat van het veld naar de wagen om de luisteraars zoveel mogelijk op de hoogte te kunnen houden van de gebeurtenissen in het veld. De normaal ter beschikking gestelde telefoonlijnen voor de verslaggevers waren door de besturen van de clubs geblokkeerd voor gebruik. De verslaggeving bij de topper PSV – Feijenoord verliep moeizamer dan bij Ajax – ADO. Leo Pagano was de verslaggever en in de rust van de wedstrijd was er ruimte voor een kort verslag van buiten het stadion. Na afloop van de wedstrijd was er meer ruimte en mocht bij vanaf de tribune een nabeschouwing geven. In die tijd was er nog geen Studio Sport in het middagprogramma op de televisie maar was er het programma ‘Monitor’, waarin ondanks de waarschuwingen van het sectiebestuur van de KNVB aan de NRU en de NTS (Nederlandse Televisie Stichting) het op de een of andere manier mogelijk was geweest enkele live beelden richting de kijkers in Nederland uit te zenden van het slot van PSV tegen Feijenoord. In het stadion van Ajax was inmiddels via transistorradiootjes bekend geworden dat Feijenoord de wedstrijd had verloren, waardoor Ajax de bewuste middag het kampioensfeest kon gaan openen. Zoals gebruikelijk destijds bij zo’n kampioenschap stroomden honderden supporters direct na de wedstrijd het veld op om de voetballers te huldigen en op de schouders te nemen. Er was dus sprake van een grote verliezer de betreffende laatste zondag van de voetbalcompetitie 167/1968 en wel het bondsbestuur van de KNVB. Men had de reportages niet kunnen verhinderen en diende nog een pittige strijd aan te gaan met de directie van de NRU inzake de verslaggeving in het daarop volgende voetbalseizoen. Ondertussen werd in Vaticaanstad een beslissing genomen die velen aldaar als zeer onprettig hebben ervaren. Er was namelijk besloten dat Radio Vaticana elke week een half uur durend programma gevuld met popmuziek ging uitzenden. Wel was er besloten het te laten bij alleen Italiaanstalige songs maar bijvoorbeeld liederen met een protestinhoud zouden niet worden geweerd door de makers van Radio Vaticana. Zelfs een lied ‘God is dood’ kwam uit de radiospeakers. Leider van het programma, waarvan al enkele proefopnamen waren gemaakt voordat het positieve besluit viel, meldde dat het programma de ether zou ingaan onder de titel: ‘Geestelijke waarden in liederen van deze tijd.’ Het betrof een Italiaanse priester, Pellegrino, en verder meldde hij eind mei dat vanaf 9 juni 1968 het half uur durende pop muziekprogramma een vast onderdeel van de wekelijkse programmering ging worden. Doel van de invoering was volgens hem Radio Vaticana meer binnen de werkelijkheid van het dagelijkse leven te brengen. Hans Knot, 11 april 2020
  5. Vandaag deel 3 aan herinneringen in het jaar 1971, een column langer dan normaal en die in het teken staat van Tom Collins. Op de radio had iedereen in 1971 zo zijn eigen favoriete station, waarbij Radio Luxembourg het in de avond won bij velen en verder Radio Noordzee en Veronica overdag nog steeds meer luisteraars haalden als het door de regering in de strijd geworpen Hilversum 3. Vele nieuwe deejays waren er bij gekomen dat jaar met de start van de Nederlandstalige afdeling van Radio Noordzee. Anderen zouden zich blijven hechten aan hun favoriete deejays op Radio Veronica. De lange aan een kant stille en aan de andere kant drukke deejay Tom Collins, was bij velen geliefd en anno 2020 hebben we het met andere radiovrienden nog vaak over zijn goede programma’s. Iedere doordeweekse morgen was hij te beluisteren op de 192 meter. Tom, die officieel Ton Droog heet, leeft de laatste jaren een teruggetrokken leven en wilde in 1999, op de grote Veronica reünie, slechts betrokken zijn bij de productie van enkele promotiespots mits daar verder niemand anders bij was dan technicus Ad Bouman. Op de vele feestelijke avonden verscheen hij echter niet. In de loop der jaren was hij ook moeilijk te interviewen. Ik heb diverse malen gepoogd hem te strikken maar, o­ndanks dat hij zich altijd weer vriendelijk opstelde, was het antwoord iedere keer weer ‘nee, geen behoefte’. In mijn behoorlijk groot archief over de afgelopen 60 jaar aan muziek en radiohistorie, zijn duizenden interviews terug te vinden met o­ngelofelijk veel mensen. Het blijkt dat ik niet alleen was met de mislukte pogingen. Slechts twee interviews met Collins zijn terug te vinden, waarvan enkele hoogtepunten. Beiden zijn meer ‘een gesprek tussen collega’s van Veronica’, waarbij – o­ndanks dat hij eigenlijk helemaal niet over zichzelf wenste te praten – Tom het één en ander over zichzelf vertelde. ‘Ja voor Veronica heb ik ook als deejay gewerkt bij Radio 227. Veronica is té gek’. Tja reclame voor eigen huis kan niet beter. De gesprekken werden met Tom gevoerd door Lex Harding en Will Luikinga, soms bijgestaan door commentaar van Juul Geleick’. Tezamen met onder meer Lex Harding en Jos van Vliet had Collins bij Radio 227 gewerkt op de MV Laissez Faire. Een station gericht op Nederland, dat verankerd lag voor de Britse kust. Reden was de aanwezigheid van een zusterstation, Radio 355, dat commercieel het gewin uit Engeland diende te halen. Toen de Britse overheid inzag dat er een wet tegen de zeezenders diende te komen, besloten de Amerikaanse eigenaren van Radio 227 de knop om te draaien. De huur op het zendschip, dat ze gebruikten, was op 6 augustus verlopen en men had geen zin om het nog eens te verlengen en dus werden de uitzendingen beëindigd, ver voor de andere op Engeland gerichte zeezenders hun activiteiten staakten . Zowel Van Vliet als Harding vonden vrijwel direct een baan bij Radio Veronica. Op een dag besloot Jos van Vliet de Veronica organisatie te verlaten en meldde dat hij wel een vervanger voor hem wist in de persoon van Tom Collins. Lex kreeg de opdracht Tom te bellen maar bereikte hem niet. Twee maanden later kwam er weer een probleem met een van de personeelsleden, waaruit de aanstelling van Collins alsnog volgde. Het probleem bestond uit de zeeziekte die één van de nieuwslezers constant overkwam en dus diende er voor vervanging te worden gezorgd. Het bleek om Hans Mondt te gaan, die een aanstelling als presentator aan land zou krijgen. Collins had zoal de nodige ervaring op het andere zendschip, gelegen voor de Britse oostkust. Daar had je eigenlijk alleen problemen als er stevige oostenwind was, maar ook dat had hem niet van slag gebracht. En voor de kust van Nederland, zo bleek later, was het ook geen probleem: ‘Ik dacht dat ik wel tegen de storm kon en het baantje leek me ook best aardig. Inderdaad kon ik goed tegen de storm, want zelfs bij windkracht twaalf had ik geen centje pijn’. Er waren meer van de bemanningsleden die tegen het slechte weer konden. Zo is het verhaal van zendertechnicus José van Groningen legendarisch dat hij, bij windkracht 11, rustig aan dek ging staan – zijn collega’s o­ndertussen aanschouwend hoe zij hun maaginhoud leegden – om o­ndertussen een kop met heerlijke vette soep te nuttigen. Over zijn tijd op zee herinnerde Collins zich dat hij eigenlijk een vreemde eend in de bijt was. Zo ruimde hij steeds de boel, door hem en anderen gemaakt op, hetgeen men aan boord van de Norderney nogal vreemd vond. Hij kreeg er de nodige opmerkingen over maar is er nooit ‘onder de mand vandaan gezongen’. Een speciaal ritueel die men aan boord als een soort van inwijdingsplechtigheid soms diende te o­ndergaan. Collins: ‘Ze hadden dan een heel verhaal over een matroos die zo vals zong, dat je binnen een minuut o­nder de mand vandaan moest kruipen, waar je daarvoor eerst eronder moest kruipen aan dek. Praktisch iedereen die nieuw aan boord van de Norderney was, moest dit o­ndergaan. Zodra de betreffende persoon o­nder de mand zat stond de gehele bemanning erom heen en ging een paar putsen met water over de mand en haar inhoud. Kleddernat kwam de persoon eronder vandaan en dan heette het dat hij er o­nder vandaan was gezongen.’ Was de studio aan boord van de Norderney in de jaren zeventig van de vorige eeuw goed geoutilleerd zo was het in de jaren zestig behelpen geblazen volgens Collins: ‘Er waren wel een paar van die recorders, maar die hadden ze op een paar houten kastjes gezet en die stonden midden in het vertrek. Er stond een losse meter met koperdraad vastgebonden. Echt behelpen. Alles was geschilderd in een sombere grijze kleur en het geheel was eigenlijk een beetje sfeerloos. We hebben er later wel voor gezorgd dat het allemaal een beetje gezelliger werd. Wekenlang hebben we staan te schilderen en is het eigenlijk wel een gezellig hok geworden.’ Collins gaf grof toe dat bij het harde werken zichzelf van de positieve kant was tegengekomen. Als een man met twee linker handen, zo stelde hij, had hij leren aanpakken, waarbij hij het voor zichzelf niet voor mogelijk had gehouden wat hij zoal bij elkaar had geknutseld. Zelfs het bouwen van een complete versterker hoorde, volgens hem, tot zijn werkzaamheden……….en ‘hij deed het ook nog’. Hij liet nog het één en ander los over de studio aan boord van de Norderney: ‘In die tijd waren er geen pick-ups. Alles ging op de recorders en als je een programma life moest maken, wat wel eens voorkwam, zat je daar voor het blok. Uit oude programmabanden zat je platen te knippen die niet waren ingesproken, zodat ze konden worden hergebruikt. Ook werd een instrumentaaltje op die manier opgezocht, voor gebruik als tune. Al die dingen werden op aparte bandjes gezet en op volgorde gelegd. De technicus wist dan precies de volgorde van het opleggen en afspelen van de bandjes op de twee aanwezige AKAI recorders.’ En er dient natuurlijk wel aan toegevoegd te worden dat noodprogramma’s vaak voorkwamen bij slecht weer, als er dus geen nieuwe programmabanden door de tender, Ger Anne, aan boord gebracht konden worden. Collins over die omstandigheden: ‘Je maakte je programma o­nder in de slingerende studio, waar iedereen zich constant moest vasthouden en bandjes moest opleggen. Het is altijd gelukt, maar vraag niet hoe. Als zo’n programma van een uur klaar was, had je gelijk voor de gehele dag genoeg. Gelukkig waren er een paar technici die, als Radio Veronica ’s nachts na één uur uit de lucht was, af en toe platen uit de banden knipten, omdat ze geen zin hadden om naar bed te gaan. Anders was het helemaal een puinhoop geworden.’ Later kregen men complete banden aangeleverd vanuit de studio in Hilversum met daarop de nieuwste platen. Deze werden vooral gebruikt voor in het zondagmiddag programma ‘Sport uit Zee’, dat tussen half vijf en vijf uur eruit ging op de 192 meter. Collins: ‘Tegenwoordig (1971) hebben ze twee pick-ups staan, recorders en cartridges machines. En als er iets aan de hand is met de banden kun je een uitstekend programma maken aan boord. Er is een prachtig mengpaneel en zelfs een heerlijk compleet bankstel. En bovendien is er beneden ook een ijskast en televisie, die er eerder ook niet waren.’ Over zijn tijd aan boord vertelde Tom dat voornamelijk er perioden waren van een week aan boord en een week verlof aan land. De langste periode aan boord was elf dagen lang. En met hard werken was een dergelijke periode zo weer om. In totaal heeft Tom over een periode van elf maanden aan boord gewerkt en eigenlijk elke dag plezier en pret gehad: ‘Ze zeggen dat de Scheveningers o­ntzettend stugge mensen zijn, maar ’s avonds, als we een borreltje namen, kwamen de verhalen los en bleken het gewoon eindeloze kerels te zijn, die al vanaf het begin (1960) op de Noordzee zaten voor het station. Zij zijn niet zo vaak in de belangstelling als o­ns maar hebben wel alle rottigheid aan boord van het zendschip meegemaakt. Dingen, waar wij vaak helemaal niets van weten omdat ze het gewoon voor zichzelf houden.’ Dat er voor elkaar gezorgd werd aan boord bleek iedere maandag weer, voorafgaand aan de dinsdag, de aflos dag van het personeel. Vaste prik was het dat op de maandag aan boord van de Norderney alles overhoop werd gehaald en grondig geboend, zodat de nieuwe ploeg in een schoon nest terecht kwam. De grappen en grollen, die we kennen uit de vele verhalen van deejays van de diverse stations zijn overbekend, maar Tom heeft wel een heel speciale als herinnering. Op een dag was hij van plan te gaan slapen en ging dus naar zijn hut toe. Het bleek dat deze geheel leeg was gemaakt. Kussen, dekens en matras waren nergens te vinden. Het enige dat er lag was een brandbijl in zijn kooi. En dus werd het zoeken door het gehele schip alvorens echt naar bed gegaan kon worden. Tom vertelde dat hij, na zijn tijd als nieuwslezer op de Norderney, eerst het programma ‘Ook Goeiemorgen’ had gepresenteerd, een plek die was vrij gekomen nadat Eddie Becker in 1969 had besloten zijn werk bij de zeezender op te zeggen om het geluk achtereenvolgens te zoeken bij de publieke omroepen VARA en de NCRV. Op het moment van het betreffende interview uit 1971 presenteerde Tom Collins een programma ter vervanging van 'Sliep uit'. Tom zelf over dit programma: ‘Het is goed werk. Je krijgt veel reacties … fanmail als je het zo wilt noemen. Ik lees altijd alles, maar ik ben wel eens nonchalant in het beantwoorden van verzoekjes. Dat komt door het enthousiasme. Je bent lekker bezig met het programma; de technicus ziet het ook lekker zitten en het komt er allemaal fijn op (op de band) en dan vergeet je wel eens dat ‘die en die’ dat plaatje willen horen.’ Tom Collins had zo zijn voorkeuren van te draaien muziek. Het liefste ging hij het werk, dat genoteerd stond in de Veronica Top 40 uit de weg, daar dit in vele andere programma’s op het station veelvuldig voorbij kwam. Wel stonden zijn oren open voor nieuw werk en datgene wat over kwam uit Amerika. Ook het betere Nederlandstalige werk, zoals Liesbeth List, viel voor hem te pruimen om in zijn programma op te nemen. Toch viel er wel eens van af te wijken. Tom: ‘Ach de Zangeres Zonder Naam, dat draai ik wel. Ik vind het aardig en ik weet dat ze erin gelooft en soms ook wel Corrie en de Rekels, maar het heeft niet mijn voorkeur.’ Als er echter een plaat was, die hij minder goed vond, dan durfde hij deze wel te draaien maar zei het ook gewoon in het programma. Rustig en warm, zo kwam hij bij velen over. Bij lange na niet de over enthousiaste deejay, zoals sommige van zijn collega’s konden zijn. Ook daar had hij, denk ik, zo zijn reden voor: ‘Een deejay is geen platen aan elkaar kletsende robot. De mensen weten donders goed wat wel en niet lekker is. Wat schiet ik er mee op als ik tegen beter weten in voor de microfoon sta te krijsen… dit is een geweldig plaatje en ik meen er o­ndertussen geen donder van.’ Met andere woorden had Tom duidelijk geen zin om de luisteraars te bedonderen en kreeg hij, zoals algemeen bekend, bij Radio Veronica, de kans om zijn eigen mening op een rustige manier uit te dragen. Erg opmerkelijk is de verklaring van Collins in dit interview uit 1971 dat hij nog een ‘blauwe maandag’ bij Radio Luxemburg heeft gewerkt. Daar moest hij alle teksten, voorheen geschreven en gecontroleerd, vanaf papier voorlezen. Het was hem te vervelend, waarna hij maar snel besloot om zijn geluk bij Radio Veronica te zoeken. Wat voor een opleiding had Tom eigenlijk gedaan om bij het toen populairste station van Nederland in dienst te treden? Wat denk je van een horecadiploma en een kappersdiploma gericht op de dames? Het is niet bekend of hij beide diploma’s dan ook heeft uitgeprobeerd bij zijn vrouwelijke collega’s aan de Utrechtseweg in Hilversum, waar destijds de studiogebouw van Veronica was gevestigd. Het zou natuurlijk kunnen dat hij bij Tante Erna, de koffie en snack mevrouw, zijn diensten heeft aangeboden. Tom werkte in het programma ‘Sliep uit’ voornamelijk samen met Juul Geleick waarmee hij, volgens eigen zeggen, een zeer goede band had en er tijdens het programma altijd een goede wisselwerking was. Heel belangrijk om tot een goed totaal programma te komen. Tom Collins werd ook om zijn favorieten gevraagd als het ging om de presentatoren die Nederland rijk was in die tijd. Ook op die vraag ging hij niet zijn eigen mening in de weg staan: ‘Duys moet ik niet zo, Pim Jacobs ook niet. Ik vind die mensen niet echt. Mies Bouwman wel, dat is een tof wijf. Het kan me niet schelen of ze een paar duizend piek voor een televisie-uitzending krijgt. Ze doet haar werk goed en ze is het waard.’. En op de vraag of hij voor speciale programma’s op de Nederlandse publieke radio thuis zou blijven was het antwoord ‘géén één’, terwijl er op het gebied van televisieprogramma’s slechts één overbleef en wel ‘Hadimassa’ van de VPRO. Lex Harding kwam terloops ook nog even aan het woord in het eerste interview en meldde over zijn collega: ‘Het is een aardige jongen, die Tom, maar hij moet af en toe wel wat zeggen. Soms heeft hij de gewoonte op de vergaderingen drie weken lang zijn kop dicht te houden. En soms ziet hij ook drie weken lang te zwetsen over waarom ‘dit en dat’ hem niet zint.’ In het algemeen was Collins in die dagen nog lang niet tevreden over zijn vak als deejay. Hij vond dat deejays kritischer aan het werk moesten gaan en scherper in woord moesten worden, daar dit de eerlijkheid zou bevorderen. Het moest echter niet te ver worden doorgevoerd anders zou het ‘een maniertje’ worden. Gek genoeg voegde hij er meteen aan toe ‘Je moet natuurlijk wel beleefd worden, dat doe ik ook altijd!’. En met die opmerking sloeg hij de spijker precies op zijn kop. Hans Knot, 4 maart 2020
  6. In de afgelopen decennia ben ik ze bewust dan wel onbewust tegengekomen en dan doel ik op de instant gehouden huisjes en winkeltjes die de 60 plusser onder ons een heerlijk gevoel geven van nostalgie. Of het komt omdat ikzelf afkomstig ben uit een gezin waar het ging om kleine middenstand, maar ook de immer voortgang in nostalgische gevoelens naar boven te halen kan dit goede gevoel geven. Mijn ouders waren kappers en ondanks dat de kapperszaak meer dan vijftig jaar geleden, wegens gezondheidsredenen, werd gesloten, komen de herinneringen uit die tijd met regelmaat boven. Dat komt misschien ook wel dat ik met regelmaat nog per fiets het oude pand voorbij ga. Een kapsalon in het straatkantdeel van een woonhuis op een stoep waarbij ieder pand wel een middenstandsbestemming had. Een slager, bakker, drogist, kapper, horlogemaker, pennenwinkel en kruidenier. Niets is er vijf decennia later meer van over. Maar toch zie ik in gedachten de winkels zo weer voor me met de daarbij behorende reclame-uitingen. Mijn vrouw Jana begeleidde mij al weer twintig jaar geleden naar Den Bosch waar een tentoonstelling werd gehouden als herinnering aan een katholiek familiebedrijf dat actief was onder de naam ‘De Gruyter’, U weet wel van het snoepje van de week en andere voordelen. Op de tentoonstelling kwam ik in gesprek met een persoon die mij, na ruim 30 jaar, herkende als de zoon van zijn toenmalige kapper. Het was de voormalige bedrijfsleider van De Gruyter aan het Floresplein in Groningen. Vrij uitgebreid hebben we toen gesproken over de vele groenteboeren, kruidenierswinkels, kappers en meer in de wijk. Velen gericht op hun eigen geloofsgenoten in de tijd dat kerkgang nog bloeiend was. De bedrijfsleider roemde mijn ouders omdat mensen vanuit allerlei geloofsrichtingen op een gelijkwaardige manier werden behandeld, iets dat klaarblijkelijk niet overal in de buurtwinkeltjes werd gedaan. Het reizen naar Den Bosch had als bedoeling de historie te beschouwen van een familiebedrijf dat landelijk bekend was geweest maar helaas ten onder was gegaan. Over de filialen in Groningen schreef ik eerder een ander artikel: https://www.focusgroningen.nl/groningen-van-toen-deel-23/ Winkeltjes van toen kun je overal in Nederland gelukkig nog vinden en zoals al gesteld zijn wij ze, tijdens onze korte tripjes door Nederland, vaak tegengekomen. Ik wil er een paar noemen. Tijdens een wandeling met vrienden in Oud Blaricum stonden we een paar jaar geleden plotseling voor een prachtig mooi oud huisje wat een soort van tabaks- en snoepwinkel was geweest en gebleven als museumobject. Ook op Terschelling heb je - halverwege het eiland – een winkeltje dat ik altijd als gesloten heb aangetroffen maar dat gevuld is met huishoudelijke zaken uit grootmoeders tijd. In 2016 hadden we een weekend Nijkerk gepland in het prille voorjaar. Zondag met diepe stilte voor de kerkgang. Om 12 uur, dan wel midden op de dag, stroomde de kerk in Barneveld, waar we probeerden een kop koffie te drinken tijdens onze fietstocht, leeg maar ook de koffiekopjes bleven leeg. We besloten door te fietsen en gingen richting het gehucht Terschuur waar een prachtige oldtimer mij lokte. Het bleek een Mercedes te zijn die als laatste eigenaar Alfred Heineken had gehad en in handen was gekomen van ‘The Old Crafts and Toy Museum’ in Terschuur. Zoek het maar eens op via google en ga eens op bezoek want een wereld gaat er voor je open. En dan recentelijk waren we een paar dagen in Leeuwarden met als doel ‘ontspannen, van elkaar genieten, Fries Museum bezoeken en meer ontdekken. Wandelend door de binnenstad kwamen we ook voorbij ‘Museum de Grutterswinkel’. In dit pand, dat voornamelijk origineel – inclusief woongedeelte – bewaard is gebleven, tal van uitingen op het gebied van kruidenierswaren. Maar ook aandacht aan de opkomst van de zelfbedieningen. Een perfecte uitstalling van kruidenierswaren uit de jaren vijftig en zestig van de vorige eeuw. Verdwenen producten maar ook die al weer jaren in een ander jasje zijn gestoken. Vrijwilligers vertellen vol liefde over de tijd van toen maar stellen zich ook open voor de verhalen van de bezoekers,. Naast het winkelgedeelte is er ook ruimte voor het woongedeelte. Een trap naar beneden leidde ons naar de kelder, waarbij mijn vrouw zich meteen thuis voelde in de kelder van haar oma, decennia geleden en ikzelf in onze eigen kelder aan de Korreweg in Groningen in de jaren vijftig en zestig van de vorige eeuw, toen er geen koelkast was maar groenten en fruit werden gewekt in de glazen potten. Alle hulpmiddelen in die kelder brachten mij geheel terug in de tijd. Verder is in het pand een woongedeelte op de bovenverdieping ingericht. Het is een soort van achterhuis waarbij het duidelijk wordt hoe klein een jong gezin destijds leefde met de baby in een wiegje aan het voeteneinde van de ouders in de bedstee. En ook het ‘huske’ is in de oude toestand in het pand gehandhaafd gebleven. Als je in de buurt bent in de omgeving van Leeuwarden de moeite waard van een bezoekje Aan de Nieuwesteeg: https://grutterswinkel-leeuwarden.nl/ Trouwens 100 meter links om de hoek is de Sonnema historische winkel, je weet wel van de echte Berenburg. Een leuke wandeling naar de Oostersingel is aan te raden om ook nog ’t Andere Museum’ te bezoeken waar tal van items worden belicht. Het is gevestigd in een 19de - -eeuws pakhuis en een woonhuis, dat ooit werd gebouwd naar idee en in opdracht van de koopman Hajonides van der Meulen. Vele jaren later kwam het in particuliere handen waarbij tal van verzamelingen, deels samengebracht in een stichting, worden tentoongesteld. Naast vele oldtimers, dinky toys, een mini trein circuit, herinneringen aan de Vrij Metselaars, kantklossen en is er ook een prachtige verzameling oude radio’s te zien. Leeuwarden doen ook dit andere museum bezoeken. https://museumpakhuiskoophandel.nl/het-andere-museum/ Hans Knot, 28 maart 2020
  7. Minister Klompé was een van de eerste vrouwelijke ministers van Nederland en tevens een minister waar je tegenop keek. Een boegbeeld in de toenmalige regering. Ze was als Margaretha Albertina Maria Klompé in 1912 geboren en in de eind jaren vijftig en de begin jaren zestig van de vorige eeuw actief als minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen. Na de toen lopende regeerperiode vroeg ze om niet andermaal benoemd te worden maar wenste ze, als lid van de KVP (Katholieke Volks Partij), zitting te gaan nemen in de Tweede Kamer. Na een aantal roerige jaren binnen de Nederlandse politiek werd in 1966 het kabinet Zijlstra, na de val van het kabinet Cals, actief. Andermaal kreeg Marga Klompé een ministeriële functie en wel die voor Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk. In die functie had ze onder meer te maken met de introductie van de reclame op radio en televisie binnen de publieke omroep, via de STER, de Stichting Ether Reclame. Je kunt je niet voorstellen, in de tijd van de ruime sociale media van heden ten dage, dat in de jaren zestig het amper voor kwam dat iemand zich wenste af te zetten tegen de besluitvorming van een individuele minister. Het was de tijd dat de kabinetten vooral bestonden uit in zwart uitgedoste staatslieden, waar een ieder tegenop keek. Grappen en grollen, zoals vrijwel dagelijks in de media en sociale media over de regeringsleden worden gemaakt, kwamen bijna niet voorbij. Televisie, zoals nu wordt gebracht, is ook totaal niet te vergelijken met het gebrachte in 1966. Uitzenduren waren beperkt, er was sprake maar van twee televisienetten en reclame werd in eerste instantie op zeer beperkte wijze de huiskamer binnen gebracht. Toch was bij lange na niet iedereen tevreden en binnen de gezinnen en vriendenkring werd wel gemopperd maar toch ook begrepen dat men eigenlijk niet om die reclame heen kon. Dit mede ter verkoming dat de kijk- en luisterbijdrage, die regelmatig diende te worden afgedragen op het postkantoor, niet tot huizenhoge prijzen zou stijgen. En toch waren er mensen die zich openlijk gingen afzetten tegen een minister. In dit geval was het de toen 44-jarige scheeps- elektricien L. de Jager die vond dat de komst van reclametelevisie een duidelijk geval was van huisvredebreuk. Gevolg was dat De Jager een klacht indiende tegen de verantwoordelijke personen die de reclameactiviteiten toegang hadden verschaft binnen de Nederlandse huisgezinnen. Volgens De Jager was dat destijds in de eerste plaats de toenmalige minister van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk werk, mej. dr. M.A.M. Klompé. Hij was namelijk van mening dat hij als radio- en televisiebezitter vooraf gekend had moeten worden in de beslissing reclame via zijn radio en zijn beeldbuis binnen de vier muren van zijn huis te brengen. Daarbij stelde hij duidelijk binnen zijn aanklacht dat het argument van het omdraaien van de knoppen, als men iets niets wenste te horen of te zien, in deze niet opging. Want, zo stelde De Jager, betekende het in- en uitschakelen van een televisietoestel (afstandsbedieningen waren er nog lang niet) dat deze handeling de slijtage van het betreffende toestel enorm zou bevorderen. En dus kon van niemand deze bij herhaling voorkomende actie worden geëist. Wel kwam hij met de gedachte dat er wel een andere oplossing kon zijn. Hij stelde voor dat de leiding van de STER die televisiebezitters, die van de vervuilende reclame verschoond dienden te worden, financieel in staat gesteld dienden te worden een apparaatje aan te schaffen en te installeren, dat het televisieapparaat automatisch zou uitschakelen als er weer een blok aan reclamespots in aantocht was en tevens weer zou aanschakelen bij een impuls, die direct na het reclameblok zou worden uitgezonden. De heer De Jager heeft inderdaad een aanklacht destijds ingediend om gerechtelijk een uitspraak af te dwingen die hem zou erkennen als bezitter van een radio- en televisietoestel. Volgens hem gaf zijn eigendomsverklaring hem het recht mee te bepalen wat hij al dan niet voorgeschoteld kreeg. Het bleek niet de eerste instantie die hij met zijn problemen met de komst van de reclame had ingeschakeld. Het bleek dat hij al in 1963 begonnen was met het benaderen van de leden van de regering en Tweede Kamerleden. Maar ook daar heeft hij nooit succes kunnen boeken. Voornoemde poging richting minister Klompé was destijds zijn laatste poging want hij vond bijna geen medestanders die de strijd tegen de reclame met hem wensten in te zetten. Inmiddels zijn we bijna 55 jaren verder en kunnen we reclamevrij televisie kijken en onze eigen ‘radio programma’s’ samen stellen zonder te worden beheerst door niet gewenste reclame. Hans Knot, 21 maart 2020 Afbeelding: Marga Klompé (foto Collectie Spaarnestad Photo / W.P. v.d. Hoef / Wikipedia)
  8. Ook in 2020 andermaal een Boekenweek, een achtdaagse periode waarin het boek centraal staat. Een Boekenweek werd trouwens voor het eerst in 1932 georganiseerd. Mijn vrouw en ik verheugen ons altijd op die eerste dag om uitgebreid de tijd te nemen om bij onze favoriete boekhandel in Groningen een blik te werpen op het aanbod dat nieuw op de markt is en tevens hier en daar nog een boek in onze boodschappenmandjes te laten glijden dat al eerder is uitgekomen. Van der Velde aan het A-Kerkhof in Groningen is voor ons de ultieme boekwinkel met kundig personeel, dat warmte uitstraalt voor het boek maar zeker ook voor de klant. Als zogenaamde veellezers komen wij er vaak en gaan er nooit met lege handen weg. Zo ook niet aan het begin van de Boekenweek 2020, waarbij we beiden een diversiteit aan boeken uitzochten. De bovenverdieping bij boekhandel van der Velde is deels ingericht voor reisboeken, wetenschappelijke literatuur, anderstalige boeken maar ook een aparte hoek voor geschiedenisboeken. Eén van de boeken waar mijn ogen op vielen was ‘Meer Nostalgie’, geschreven door mevrouw G.T. Rovers. Op de voorkant van het boek wordt vermeld dat het een uitgave is van ‘Historisch Karakter’. Prachtig mooi uitgevoerd met vele niet eerder geziene foto’s dacht ik dat het een perfecte aanvulling kon zijn op mijn collectie boeken over de periode 1950-1990 en dus besloot ik een exemplaar mee te nemen. Enthousiast begon ik op zondag aan dit 148 pagina’s dikke boekwerk, gedrukt op mooi stevig papier. Iedere column is niet langer dan 1 pagina en telkens voorzien van een naastliggende fotopagina. De niet genummerde pagina 148 is tenslotte door G.T. Rovers gevuld met een dankwoord. Ze heeft het over geweldige samenwerking en dat iedere column, die ze geschreven had, gelezen werd en waar nodig gecorrigeerd werd door de hoofdredacteur van TROS Kompas, Edger Hamer. Verderop in het dankwoord bedankt ze Rob van Rossum, die alle teksten vakkundig door heeft geplozen. Je denkt dan dat dit historische boekwerk staat als een huis. Maar wat een teleurstelling. Ik wil dit graag illustratief belichten via de inhoud van drie columns, die ik in het boek aantrof. Op pagina 79 gaat het over de opkomst van de videorecorder, die inmiddels ook al weer lang uit de winkels is verdwenen en dus duidelijk nostalgisch is geworden. Ze vermeldt de opkomst van de Sony U-Matic in 1971 (De VO 1600) en stelt dat door de torenhoge prijs deze machine vooral door de semiprofessionele markt werd gebruikt. De U-Matic was echter totaal niet voor huiselijk gebruikt gefabriceerd maar voor de professionele markt. Daarna stelt Govers dat in de decennia erna er een ware videorecorder oorlog uitbrak. Decennia zijn nog altijd meerdere tientallen jaren. Echter kwamen de door haar bedoelde merken en types allemaal in de jaren zeventig van de vorige eeuw op de markt. De Betamax in 1975, de JVC VHS in 1976 en de Philips V2000 in 1979. Pagina 85 dan maar, de eerste Nederlandse Hitparade. Als het tot Veronica komt dan heeft de schrijfster het over 1965 en de Nederlandse Hitparade, die volgens haar in 1966 werd omgedoopt tot de Top 40. Vanaf de eerste week van 1965 is er al sprake van een Top 40 als ondertitel. In een eerdere periode had Joost de Draaijer wel een eigen hitlijstje onder de noemer ‘Voorlopig Nederlands Platen Elftal’. Ook stelt de auteur dat het ging om de piratenzender Veronica. Duidelijk dient te zijn dat Veronica als zeezender geen enkele wetgeving heeft overtreden en er dus ook geen sprake van het woord ‘piratenzender’ kan zijn. Tevens stelt ze dat in 1966 de Alarmschijf werd toegevoegd evenals de Tipparade. Andermaal een misser want de eerste Alarmschijf werd uitgezonden op 1 november 1969 terwijl de allereerste Tipparade van dezelfde datum was in de presentatie van Rob Out. Tenslotte heb ik de column ‘Anti-Veronica wet’ gekozen om deels te belichten. Het gaat over de opkomst en neergang van de Nederlandse zeezenders. Ten eerste was het geen anti-Veronica wet. Maar een wijziging in de Nederlandse wetgeving, die de geschiedenis is ingegaan als de anti-zeezenderwet. Volgens de auteur werd de Borkum Riff van Veronica vanaf 1964 door de Norderney vervangen, omdat het eerste schip te klein werd bevonden. Klaarblijkelijk is er te snel gesurft op internet bij het schrijven van het boekwerk want het was vanaf november 1964. Rovers meldt verder dat in 1965 met het Verdrag van Straatsburg een wet werd aangenomen die het illegaal uitzenden vanaf zee verbood. Totdat in september 1974 de wetswijziging via aankondiging in de Staatscourant was afgekondigd was er sprake van eventueel illegaal uitzenden. Het Verdrag van Straatsburg was geen wet, daarvoor dienden alle regeringen van landen, die het Verdrag hadden ondertekend, hun eigen wetgeving aan te passen. Volgens de auteur ontsprongen in 1965 Radio Veronica en Radio Noordzee de dans omdat er binnen de politiek in Nederland verdeeldheid was over het eventueel invoeren van een wetswijziging. Wel Radio Noordzee begon in februari 1970 onder de naam RNI pas haar uitzendingen. Zoals al door mij gesteld een prachtig uitgevoerd boekwerk met vele niet eerder vertoonde foto’s, maar betreffende de betrouwbaarheid en nauwkeurigheid van de teksten dienen grote vraagtekens te worden gezet. Hans Knot, 14 maart 2020
  9. Gelijk aan de vorige column valt nu ook de naam van Felix Meurders, die behoorlijk veel aandacht kreeg in de krantenkolommen in april 1971 aangezien hij de stoel van Joost de Draaier, die naar Radio Noordzee was vertrokken, had ingenomen. Was het de vorige keer de aandacht omdat hij het VPRO programma van Joost had overgenomen, deze keer gaat het om de wekelijkse presentatie van de ‘Daverende Dertig’ op Hilversum 3. Meurders vertelde destijds dat hij wel een paar nachtjes had geslapen alvorens een besluit te nemen om de presentatie van de wekelijkse show op vrijdagmiddag voor zijn rekening te nemen. Ondanks dat de toen 24-jarige Limburger De hitlijst al een paar keer had gepresenteerd tijdens een vakantie van Joost, was het nemen van een beslissing best moeilijk te noemen. Meurders destijds: “In feite zijn het praktisch iedere week dezelfde dertig platen die je dient aan te kondigen en dan dien je ook nog eens op te passen dat je grapjes niet onleuk over gaan komen. Natuurlijk verschijnt er wel eens een nieuw plaatje en verschuift er het nodige in de lijst per week, maar toch blijft het een iedere week ongeveer dezelfde hoeveelheid muziek.” Bovendien vond hij dat de grote hoeveelheid luisteraars, die de Daverende Dertig wekelijks trok, een psychische belasting was. Het was de 2de april 1971 dat het programma onder voornoemde naam de eerste keer de ether inging. Meurders had al de nodige ervaring met de presentatie van onder meer het programma ‘Muziek voor Eva’ op de Nederlandstalige afdeling van Radio Luxembourg en enkele programma’s die via de BRT in Vlaanderen waren uitgezonden. Maar na al een paar weken te hebben geluisterd naar de nieuwe presentator bleek Joost door mij niet gemist te worden op Hilversum 3 en werd Felix destijds alras een nieuwe favoriete presentator aldaar. In Azië o­ntstond in 1971 een nieuwe staat, dat vanaf 1947 tot de onafhankelijkheidsverklaring o­nderdeel was van Pakistan. Bangla Desh was daarmee een feit. Voordat het in handen van Pakistan kwam was het o­nderdeel van de grote Britse Indische Rijk. De regionale leider van de toenmalige deelstaat van Pakistan, Mujib ur Rahman, had al jaren lang gepleit voor een o­nafhankelijk Oost Pakistan. Het was een deel van het land, dat economisch ver achterbleef met andere delen van het land. Bovendien had men te maken met een grote overbevolking. Hij riep de 27ste maart uit voor een dag van algemene stakingen om alsnog de Pakistaanse regering te overtuigen van het nut van een o­nafhankelijkheid. De Pakistaanse regering besloot meteen in te grijpen wat leidde tot een grote aanval, in de nacht van 25 op 26 maart, op Dacca, de hoofdstad van oost Pakistan. Dit leidde tot een korte, maar heftige, burgeroorlog waarbij vele slachtoffers vielen. Honderdduizenden inwoners vluchtten naar het buurland India. Rahman riep in een radio-uitzending op tot de vorming van een vrijstaat, maar hij werd gearresteerd. Er werd een voorlopige regering in ballingschap gevormd, die vanuit India zou gaan functioneren. Pas op 6 december 1971 zou, nadat er een enorm grote oorlog was o­ntstaan tussen India en Pakistan, de staat Bangla Desh een feit, toen India het als officiële staat erkende. Een groot aantal landen volgde direct het voorbeeld van India. En George Harrison zorgde dat er veel geld in het laatje kwam door met tal van artiesten ‘The Concert for Bangla Desh’ te organiseren. Het voorbereiden van een artikel in deze wekelijkse serie vergt tijd, maar het is tevens een leuke periode waarin tal van archiefstukken en artikelen worden doorgenomen. Zo kwam ik een ingezonden brief tegen die ik gedateerd heb op 15 november 1971. Het gaat over de toenmalige nieuwe LP van John Lennon, waarop Paul Broers uit Rotterdam reageerde op een eerder verschenen recensie. Let wel de genoemde titels waren toen net nieuw! Hij schreef: ‘Zo werd onder meer geschreven dat niet duidelijk was waarover ‘Jealous Guy’ was geschreven. Luister maar eens naar het nummer ‘Mother’ dan wordt het een stuk duidelijker. Verder werd gemeld dat ‘Oh my love’ het enige positieve nummer op de nieuwe LP is. In Imagine is John trouwens ook erg positief over zijn politieke opvattingen. Volgens mij is hij een echte P.S.P.’er’. aldus de schrijver. Op de achtergrond, tijdens het schrijven, draait ‘The Best of Them’ met natuurlijk de zang van Van Morrison. Even kijken in mijn collectie wat er nog meer van ‘Van the Man’ is. Veel, maar is er ook iets bij uit 1971? Jazeker een LP geproduceerd door Ted Templeman en Van zelf op Warner Bros. Tempelman had ik in de jaren zestig al hoog zitten met het werk dat hij o­nder meer met The Association (‘Windy’, ‘Along comes Mary’ en ander prachtige nummers) opnam. Op deze LP stond de kassarinkelaar ‘Wild Night’, die het als single direct goed aansloeg in Amerika. De VS was eigenlijk toen al het nieuwe thuisland geworden en had daar een eigen ranch gekocht. Zelf vind ik ‘Old old Woodstock’ het mooiste nummer op de lp, die trouwens op cd versie nu de collectie siert. Maar Van was toen ook al in staat zijn muziekvolgers te laten genieten van Van’s eigen soul middels het nummer ‘You’re my soul’. De titelsong kwam en komt nog erg jazzy over. Meest tegenvallende nummer, zo mag na 49 jaar na verschijnen van de lp wel worden gezegd, is in mijn oren het nummer ‘Moonshine Whiskey’. Trek hem nog maar eens uit de kast, of koop ‘Tupelo Honey’ gewoon zelf voor je collectie. Maar de muziek uit o­ns eigen Holland vierde ook o­nder de noemer ‘Hollands Glorie’ feest. ‘Een karavaan’ (Herman Lippinkhof) ging voorbij vol met smartlappen. ‘Manuela’ (Jacques Herb) natuurlijk voorop, terwijl de Kermisklanten nog een staartje meenamen met hun ‘Ode aan Manuela’. Uit toen nog de stal van Johnny Hoes vertelde de Zangeres Zonder Naam welke 4 raadsels ze had opgedaan in de kazerne met het liedje ‘Het Soldaatje’. Vader Abraham wist het toen al voor o­ns allen (‘Jij en ik blijven bestaan’), terwijl Ellie en Rikkert Zuiderveld o­ns al in de Kauwgomballenboom wilden hebben. ‘Mira’ werd bezongen door Cock van der Palm en als we niet in de karavaan wilden dan konden we altijd nog ‘In de metro’ met Johnny en Rijk. In de volgende lange column neem ik je mee naar een van de betere Nederlandse presentatoren van weleer, Tom Collins. Hans Knot, 7 maart 2020
  10. Terugdenkend aan elk willekeurig jaar doet ook direct weer een eerste herinnering oproepen aan een bepaalde gebeurtenis, die je het meeste heeft geschokt dan wel verheugd. In dit geval is het een schokkende gebeurtenis geweest. Zoals gebruikelijk werd op de zaterdagavond, die bewuste keer op 15 mei 1971, geluisterd naar het programma van de KRO, ‘Goal’. Een programma over de voetbalwedstrijden van de zaterdag en de prognoses voor de daarop volgende dag. Presentatoren waren Felix Meurders en Theo Koomen en de productie was in handen van George Thor. Het zijn dan van die kleine, minder belangrijke dingen, die naar boven komen. Ik luisterde vaak op mijn slaapkamer op de tweede verdieping van een flat aan de uiterste westelijke rand van Groningen. We waren net terug gekomen van de verjaardagspartij van mijn oudste zus Rika en als fervent voetballiefhebber zat ik gekluisterd te luisteren via mijn Blaupunkt wereldontvanger naar de uitzending van de KRO. Plotseling werd door Felix Meurders het programma o­nderbroken. Dit om live over te schakelen (met gebruik van een transistorradio op het mengpaneel van de KRO) op het programma van RNI. Het bleek dat een felle brand aan boord van het zendschip woedde die was veroorzaakt, zo bleek later, door het plaatsen van wat men zei dat het een bom kon zijn. Een verhaal dat elders al is beschreven en het een brand was veroorzaakt door in brand gestoken in olie gedrenkte doeken. U begrijpt het al ik neem u andermaal mee in zijn herinneringen Het jaar 1971, waarin gelukkig ook positieve dingen gebeurden. Het was het jaar dat de Europa Cup voor Landskampioenen andermaal werd gewonnen door een Nederlandse club, het jaar daarvoor nog in handen gekomen van het Rotterdamse Feyenoord. Maar in 1971 kwam de eer toe aan het team van Ajax, dat o­nder leiding van Rinus Michaels en zijn assistent Grijzenhout, de titel binnenhaalde. Namen als Piet Keizer, Gerry Mühren, Nico Rijnders, Ruud Krol, Arie Haan, Johan Cruijff, Wim Suurbier en Dick van Dijk waren gemeengoed als er werd gepraat over voetbal. Maar wat is er eigenlijk gebeurd met andere spelers als Wever, Kalderon, Sondergaard en Suurendonk? Natuurlijk hebben zij het geluk gehad te mogen spelen in een gouden team, maar doorgebroken zijn ze echter niet zoals hun voornoemde collega’s. Ajax had in 1969 ook al in de finale gestaan maar verloor toen van AC Milan. In 1971 werd de finale gespeeld in het Wembley station in Londen tegen het Griekse Panathinaikos. Deze ploeg had de finale bereikt o­nder leiding van de vermaarde Hongaar Puskas. Met 2-0 ging Ajax als winnaar naar huis. Na 5 minuten in de eerste helft scoorde Dick van Dijk terwijl vlak voor het einde van de wedstrijd het Arie Haan was die voor de 2-0 zorgde. Het zou tevens Michels zijn afscheid worden van Ajax, daar hij een superaanbod kreeg van de FC Barcelona om daar als trainer aan de slag te gaan. De eerste in een lange rij van Nederlandse trainers voor deze ploeg. Ajax had zich, door de overwinning, automatisch geplaatst voor de finale van de Wereldbeker maar de leiding van Ajax besloot de ploeg, om medische redenen, terug te trekken. In Afrika was het rumoerig met name in Uganda alwaar de in 1925 in Koboko geboren Idi Amin via een staatsgreep aan de macht kwam. Een gedegen schoolopleiding had de man niet gevolgd en op 19-jarige leeftijd trad hij toe tot The British King’s African Riffles. In dienst leerde hij wat strijd is, o­nder meer in Burma. Hij vocht daar in Britse Dienst tegen de Japanse bezetters. Vanaf 1961 trad hij in dienst van het Ugandese leger om trapsgewijs omhoog te stijgen tot bevelhebber. Daarmee begon ook zijn machtswellust. Hij wist bevriende officieren zo ver te krijgen mee te doen aan een staatsgreep en benoemde zichzelf tot het nieuwe staatshoofd. Wat daarop volgde was een burgeroorlog waarbij vele landgenoten o­nder het bloedige regime van Idi Amin zouden sterven. Op 17 maart 1971 verscheen in de dagbladpers de mededeling dat Joost de Draaier de VPRO, waar hij onder meer werkzaam was, ging verlaten. Reden was dat hij teruggekeerd binnen de commerciële radiowereld, actief vanaf internationale wateren en wel als programmaleider bij het toenmalige nieuwe Radio Noordzee, een project waar het Strengholt concern achter schuil ging. Met ingang van 1 april 1971 stopte derhalve het programma van Joost, dat iedere donderdagmiddag tussen 12 en 13 uur was geprogrammeerd. Het uur werd daarna overgenomen door Felix Meurders. Tussen 13 en 14 uur werd een nieuw programma ingevoerd, de Joe Blow Show met als presentatoren Wim Noordhoek en Jan Donkers. In dat programma werd veel aandacht besteed aan de minder hitgevoelige muziek dat wekelijks op de platenmarkt verscheen. Tevens was er vaak aandacht voor de zogenaamde ‘witte platen’, producties die niet via de reguliere platenmaatschappijen verschenen en feitelijk illegaal in de winkel – vaak van onder te toonbank – werden verkocht. Herinneringen aan Hilversum III in 1971, waarover volgende week meer. Hans Knot, 29 februari 2020 Afbeelding: Felix Meurders (foto Menno Dekker)
  11. Het was in 1964 dat het idee ontstond bij de Canadese tak van Coca Cola Ltd., in samenwerking met het reclamebureau McCann-Erickson, om gebruik te gaan maken van popartiesten om hun product onder de aandacht te brengen van de jonge radioluisteraars. Als eerste artiest werd gekozen voor de jonge Canadese zanger Bobby Curtola die ‘Things go better with Coca Cola’ inzong. Ondanks dat vele Canadese radiostations het weigerden te draaien op de radio werd het toch een succes. Curtola werd een soort van reclamepaal voor de bottelmaatschappij en verscheen door het hele land voor promotieactiviteiten. Het succes van de acties met Bobby Curtola was reden genoeg voor de moedermaatschappij om het groots te gaan aanpakken. Vele zeer bekende artiesten werden bereid gevonden op hetzelfde thema een commercial in te zingen van ongeveer 90 seconden, die wereldwijd werden verspreid. Ook kregen radiostations de zogenaamde musical beds ter beschikking die te gebruiken waren bij de al overbekende spelletjes op de radio. Radio Veronica had bijvoorbeeld in 1971 in de zomer de zogenaamde ‘Hittip Toto’ lopen waarbij de versie van The Fortunes als ‘musical bed’ werd gebruikt door Lex Harding. Terugkerend naar het eerste idee om de soft drink via ingezongen commercials door een artiest als promotiemateriaal te gebruiken was Curtola niet de enige afkomstig uit Canada want in de volgende 12 maanden werden andere popartiesten uit dat land bereid gevonden ook mee te doen. Voor ons in West Europa totaal onbekende namen als ‘J.B. and the Playboys’, ‘Jack London’, ‘David Clayton’ en ‘Thomas and the Shays’ werden ook bereid gevonden de ultieme smaak via hun zang te promoten. Zoals al gemeld waren er veel artiesten die in de VS en later wereldwijd aan dit project meededen, met als eersten Roy Orbinson, The Four Seasons en The Surpremes. Bijna geen grotere namen waren toen mogelijk om de reclamecampagne op superscherp te zetten. En het succes van de eerste Canadese artiest in deze campagne leidde destijds tot meer. Zoals bekend heeft Canada een Engelstalig deel als ook een Franstalig deel, wat automatisch betekende dat er ook Franstalige commercials dienden te komen om de softdrink te promoten. Hiervoor werden onder meer ‘Cesar and the Romains’, ‘Les Baronets’ en ‘Les Cailloux’ ingehuurd. De grootste naam in de Franstalige campagne was echter die van Petula Clark. Ontzettend veel versies van het thema werden ingezongen en als er weer een nieuwe hit formatie aan het firmament verscheen van enige potentie dan waren de mensen van het reclame bureau er als de kippen bij om andermaal een nieuwe versie op te nemen. Vaak kwam het voor dat er met een bepaalde groep meerdere versies werden vastgelegd, zoals bij die van de Britse groep The Fortunes. Op You Tube zijn er volop ‘Coca Cola it’s the real thing’ spots te scoren. En dan is er nog het verhaal van Bill Backer, creatief directeur voor de Coca-Cola account van het voornoemde McCann Erickson reclamebureau. In januari 1971 vloog Backer naar Londen om Billy Davis, de muziekdirecteur van de Coca-Cola account, te ontmoeten en radiocommercials te schrijven met twee succesvolle Britse songwriters, Roger Cook en Roger Greenaway. Het was de bedoeling dat Britse artiesten de nieuwe commercials zouden gaan inzingen en er zelfs een single versie werd gepland met The New Seekers. De zware mist in Londen dwong het vliegtuig te landen op het vliegveld bij het Ierse Shannon. Voor het uitstappen werden de passagiers geadviseerd in de buurt van het vliegveld te blijven voor het geval de mist optrok. Sommigen van hen waren woedend over hun accommodatie. De volgende dag zag Backer enkele van de meest woedende passagiers in het luchthavencafé. Samengebracht door een gemeenschappelijke ervaring, waren velen op dat moment aan het lachen en het delen van verhalen over snacks en flessen Coca-Cola. Op dat moment zag Bill Backer een fles cola in een heel nieuw licht en begon hij een fles Coca-Cola te zien als meer dan een drankje dat honderd miljoen mensen per dag opfrist in bijna elke uithoek van de wereld. Dus begon hij de bekende woorden, 'Laten we een cola nemen', te zien als meer dan een uitnodiging om te pauzeren voor een verfrissing. Ze waren eigenlijk een subtiele manier om te zeggen: 'Laten we elkaar even gezelschap houden'. En Backer wist dat ze over de hele wereld werden gezegd zoals hij daar in Ierland zat. Dus dat was het basisidee: om Coke niet te zien zoals het oorspronkelijk was ontworpen - een vloeibare verfrisser - maar als een klein beetje gemeenschappelijkheid tussen alle volkeren, een universeel geliefde formule die zou helpen om ze gezelschap te houden voor een paar minuten. Toen hij eindelijk in Londen aankwam, vertelde Backer aan Billy Davis en Roger Cook wat hij had gezien in het café op de luchthaven. Nadat hij zijn gedachten had geuit over het kopen van een cola voor iedereen in de wereld, merkte Backer dat Davis's eerste reactie helemaal niet was wat hij had verwacht en vroeg hem: "Billy, heb je een probleem met dit idee?" Davis onthulde langzaam zijn probleem. "Nou, als ik iets kon doen voor iedereen in de wereld, zou het niet zijn om ze een cola te kopen." Uiteindelijk werd het toeval op het vliegveld van Shannon volgens overlevering de bron voor de compositie van ‘I’d like to buy the world a coke’ en werd er een speciale versie voor The New Seekers gecomponeerd, maar hun manager stelde dat de groep geen tijd had om de song op te nemen. Davis liet een groep studiozangers het nieuwe liedje ‘I'd Like to Buy the World a Coke’ opnemen. Ze noemden zichzelf The Hillside Singers en wel om zich te identificeren met het beeld dat werd vertoond tijdens de promotiefilm. Binnen twee weken na de release van de Hillside Singers opname stond het in de nationale hitlijsten. Twee weken daarna kon Davis alsnog de New Seekers overtuigen om de tijd te vinden en hun versie van ‘I'd Like to Teach the World to Sing (in Perfect Harmony)’ op te nemen, de nieuwe titel voor de liedversie van ‘I'd Like to Buy the World a Coke’. Hij nam ze mee naar de studio op een zondag en produceerde de plaat die een Top 10 hit werd, gevolgd door de Hillside Singers' versie als nr. 13 in de pop hitlijst van Engeland. Het nummer werd opgenomen in een breed scala van talen en verkocht meer bladmuziek dan enig ander nummer in de toen voorgaande 10 jaren. De Coca-Cola Company schonk de eerste 80.000 dollar aan royalty's, die schrijvers en uitgevers van het lied hadden verdiend, aan UNICEF in het kader van een overeenkomst met de schrijvers. Het betekende een eeuwige bekendheid van de song waar, bij het aanhoren van de eerste tonen, vrijwel iedereen mee begint te zingen dan wel te neuriën. Zo, tijd voor een Zero Coke voor mij! Bill Backer over de commercial Met dank aan The CocaCola Company Archive. Hans Knot, 1 februari 2020
  12. Mag ik U uitnodigen de knop anno 2020 om te draaien en in een tijdscapsule plaats te nemen. Ik ben namelijk van plan u mee terug te nemen naar een jaar, dat we liefst 54 jaar geleden beleefd hebben. Hoe jong waren we toen, waar hielden we ons mee bezig en waar woonden we? Wat weten we nog uit die tijd en hoe hebben we het een en ander beleefd. Ik ga proberen in het verhaal uw geheugen op te frissen naar de tijd van toen, 1965. Zoals u van mij gewend bent geef ik geen chronologische opsomming van het nieuws maar ga heen en weer het jaar door en zo begin ik deze nostalgische terugblik over het jaar 1965 in het prille begin van de maand september toen er danig veel consternatie ontstond betreffende het niet goed functioneren van een bepaald aangeboden middel in het Rutgers Huis in Amsterdam. Velen in ons land en in het buurland België lagen de herinneringen aan het Softenondrama, waarbij vrouwen die zwanger waren een atoxisch slaapmiddel was uitgereikt wat leidde tot misvormde baby’s, nog fris in het geheugen. Duidelijke missers vanuit de farmaceutische industrie, waarbij waarschijnlijk de fout was gemaakt het toen nieuwe middel niet uitputtend lang te testen op bruikbaarheid in de daarvoor geschikte laboratoria. Het té snel op de markt brengen van het middel leidde tot alle bekende rampzalige gevolgen. In september 1965 kregen verscheidene vrouwen, die in het Rutgers-Huis in Den Haag waren geweest en een anticonceptie pil hadden gevraagd, er een uitgereikt in de vorm van een in Italië vervaardigde ciclo farlutal pil. In plaats van niet in verwachting te raken, na inname van de pil waren diverse vrouwen, na inname, toch in verwachting geraakt. Uit een brief aan getroffene vrouwen blijkt hoe de betrokken personen werden benaderd. In een korte persverklaring werd vanuit het Dr. J. Rutgershuis, zoals de instelling volledig heette, meegedeeld dat ‘de pillen zo volledig mogelijk waren teruggenomen en aan de fabriek werden teruggestuurd.’ Vreemd genoeg was het niet de dagbladpers – die er met nog geen woord over had gerept – maar het toenmalige weekblad ‘Wereld Kroniek’, die op de problemen inging op de pagina ‘Wekelijks Kontakt’ waarin de lezer onderwerpen kon inbrengen, waarna onderzoek werd gedaan en tot publicatie werd overgegaan. Aangenomen mag dan ook worden dat één van de lezers voornoemde mededeling – die ze per post had ontvangen – had doorgestuurd aan de redactie van deze rubriek. De redacteur, Victor Land, nam destijds telefonisch contact op met de in de brief genoemde personen, maar dezen waren niet bereid meer gedetailleerde gegevens te verstrekken. De toenmalige Amsterdamse vrouwenarts, dr. L.I. Swaab, destijds vaak als woordvoerder van de N.V.S.H. op de voorgrond, zei wel het een en ander over de kwestie te hebben gehoord, maar vertelde tevens dat – zo ver het hem bekend was – het middel door de N.V.S.H. niet verstrekt was aan vrouwen in Nederland. Ook werd de Amsterdamse vrouwenarts Kroning door Victor Land benaderd. Kroning had zich in diverse publicaties bij herhaling afgezet tegen het verstrekken van bepaalde anticonceptiemiddelen, wegens tal van min of meer ernstige bijverschijnselen. Kroning vertelde dat er uit zijn praktijk enkele gevallen bekend waren van vrouwen die het middel ciclo farlutal als oraal anticonceptiemiddel was verstrekt en desondanks toch zwanger waren geworden. De pil, zo was inmiddels ook duidelijk geworden, zou niet voldoende de ei-barsting tegen gaan en menstruatiestoornissen veroorzaken. Het was trouwens niet de eerste ‘pil’ die niet goed werkte; een Belgisch farmaceutisch product was het Italiaanse middel voorgegaan en ook uit de distributie gehaald. En dan te bedenken dat in sommige publicaties, die nu nog via internet openbaar zijn, het middel ciclo farlutal als perfect ovulatieremmer wordt aangeprezen. In oktober 1965 werd in Rotterdam voor de 18de keer ‘de Femina’ georganiseerd, een manifestatie gericht op de consument. Uit geheel Nederland, en ook uit het buitenland, stroomden de bezoekers het Ahoy complex weer binnen om zich te verlekkeren aan een groot aanbod dat de producenten te bieden hadden. Aan van alles was gedacht, waaronder ‘speelgoed stad’, ‘demonstratie apotheek’, de deeltentoonstelling ‘Comfortabel Wonen ‘65’, een doe het zelfcentrum, een schoenherstellers werkplaats en tenslotte een bijna doorlopende modeshow, die was ingesteld op het wolwinterseizoen. Voor de vrouw een prachtig rustgevende en tevens opwindende dag. Even uit het gezin een dagje voor zichzelf om de jongste ontwikkeling van het dagelijkse leven te kunnen zien en proeven. De recensies van de dag - en weekbladpers waren andermaal lovend. Al eerdere afleveringen van Femina waren grote successen gebleken. Bij de 18de editie werd vooral de ‘Speelgoedstad’, die de gehele glazenzaal van Ahoy vulde, geprezen. De samenstellers van dit onderdeel waren er in geslaagd een droomwereld neer te zetten die tegelijkertijd ook een miniatuur van de werkelijkheid was. Bovendien was de Speelgoedstad alles anders dan statisch; vol mechaniek en beweging. Naast de vele vrouwen waren ook anderen, waaronder kinderen en ouderen onder de vele bezoekers, die niet uitgekeken raakten op al het speelse goed. Een novum voor de Femina in 1965 was ongetwijfeld de ‘demonstratie apotheek’, waarin men de nijvere assistenten op de vingers mocht kijken bij het met de hand bereiden van diverse medicijnen, iets wat in die tijd deels gebruikelijk was. Kunnen we ons bijna niet meer voorstellen nu een groot deel van de medicatie aangeleverd wordt vanuit een centraal verdeelcentrum in het land aan onze persoonlijke apotheek, waarbij het zelfs persoonsgebonden en gesealed, een totaal pakket bij de apothekersbalie kan worden afgehaald. Bij de ‘schoenmakerswerkplaats’ werd duidelijk getoond dat men op weg was naar de totale omwenteling van een oud ambacht, door middel van de invoering van de voor die tijd moderne machines. Bij de inrichting van de afdeling ‘Comfortabel Wonen ‘65’ was geen detail over het hoofd gezien, wat inhield dat men voor alle vragen, wensen en problemen bij de voorlichters terecht kon. Van de gebrachte informatie, die op een begrijpelijke manier werd overgebracht, straalde de professionaliteit en tevens openheid uit. Een ieder kon, van het gebrachte, duidelijk wat opsteken. En over ‘Doe het zelf’ gesproken was het duidelijk dat, bij een tekort aan gediplomeerde vaklieden, er naar gestreefd werd de consument zoveel mogelijk zelf, op een gemakkelijke manier aan de hamer en zaag te krijgen. En uiteraard lag een exemplaar van het tijdschrift ‘Doe het zelf’ voor de bezoeker klaar, met de belofte bij het nemen van een abonnement, een stuk gratis gereedschap te kunnen bemachtigen. Hans Knot, 25 januari 2020
  13. In de nostalgische column van vorige week haalde ik al de nodige herinneringen op aan het jaar 1972, waarbij in het laatste deel van de column onder meer aandacht voor een van de satirische programma’s uit die tijd, Hadimassa van de VPRO. Maar het was niet het enige programma dat aandacht trok in dat genre, want ook was er bij een andere omroep een dergelijk programma waar een halve eeuw later nog met veel plezier door velen aan wordt teruggedacht. Want wees nu eerlijk bij de vraag wat er naar boven komt als ik de woorden: ‘het is uit het leven gegrepen’ je voorschotel? De NCRV had in die tijd op Nederland 2 het programma ‘Farce Majeur’, waarin met de nodige kwinkslagen de politieke en maatschappelijke zaken aan de tand werden gevoeld. In een vroeg interview, nadat de serie voor het eerst werd uitgezonden, stelde tekstschrijver Alexander Pola: ‘het programma is niet links en niet rechts. Het is modern, kun je beter zeggen. Maar het is beslist niet een beperkt programma, zoals gesuggereerd werd omdat er geen vrouwen in meedoen.’ En wees nu eerlijk, kijk je ook niet eens een oud fragment terug op het internet? Vreugde was het ook om weer een aflevering te kunnen zien van ‘De Versierders’, met Roger Moore en Tony Curtis in de hoofdrollen. Als ik heden ten dage een aflevering van de serie – die nog wel eens langs komt op de diverse satellietkanalen – zie, begrijp ik niet dat ik er ooit wat aan heb gevonden. Gemaakte Britse humor met quasi stuntelig acteerwerk. Absolute topper voor de Nederlandse producties was in 1972 ‘De Kleine Waarheid’, waarin Willeke Alberti de hoofdrol speelde. Op 26 december 1971 ging de eerste aflevering er uit en liefst 26 weken lang zat een groot deel van het Nederlands volk gekluisterd aan, wat nog steeds wordt gezegd, de mooiste dramaserie die er ooit voor de Nederlandse televisie is geprogrammeerd. Het script verhaalde het leven van Marleen Spaargaren, een meisje dat in Amsterdam werd geboren en opgroeide in een burgerman gezin. Al vanaf haar jeugd probeerde ze het burgerlijke te ontvluchten, en kwam daardoor regelmatig in conflict met (met name) haar vader. Jacobus Spaargaren was ambtenaar bij de Stadsbank van Lening, en was als de dood dat hij niet voor vol werd aangezien door de buurt. Marleen ontvluchtte haar ouderlijk huis al op jonge leeftijd, en toen haar vader kwam te overlijden nam ze de zorg op zich voor haar broer Eppo, die meer aandacht nodig had als een gemiddeld kind van zijn leeftijd. Het verhaal gaf een goed beeld van het leven van de 'gewone' Amsterdammer aan het einde van de 19de eeuw. De serie werd een gespeelde versie van het gelijknamige boek geschreven door Jan Mens. En midden in de week in 1972 keken horden kijkers naar het programma ‘Mik’ op de KRO televisie. Dorpse amusement waarin de hoofdrollen waren weggelegd voor Gait Jan Kruutmoes en Drika. Humor en zang gebracht in een ‘Veluwe’ accent, in een programma dat eerst een radioversie kende als ‘De Boertjes van Buuten’. ‘Gait Jan Kruutmoes’ was Kees Schilperoort, terwijl Annie Palmen de rol van ‘Drika’ voor haar rekening nam. Een andere hoofdrolspeler van ‘Lubbert van Gortel’, die neergezet werd door Henk Jansen van Galen. Daarnaast kunnen nog André Carell, Piet Ekel en Pierre van Ostade genoemd worden. Liefst 125 afleveringen van ‘Mik’ werden er uitgezonden. Uiteraard kennen we Kees Schilperoort ook van het KRO en later Veronica programma ‘Raden maar’, dat tevens immens populair was in die tijd. Afbeelding: Noorderstation Groningen 1960 (foto archief familie Knot) Dan, zoals beloofd, weer een verdwenen stukje Groningen, waarmee ik U naar terug wil nemen. Op zondagen, in de tweede helft van de jaren vijftig en de eerste periode van de jaren zestig van de vorige eeuw, was het altijd met het hele gezin Knot even bij ‘Opoe en Opa Knot’ langs gingen. Dit gebeurde op de zondagen en vaste prik was dan het koffiedrinken in hun bejaardenflatje. De koffie, die werd geschonken, was een mengelmoes van pruttelkoffie die de hele week als ‘restjes’ was opgespaard en op zondag werd opgekookt met melk. De grootouders woonden in de noordelijke stadswijk, die toen geen bepaalde naam had, aan de Johan de Witstraat. Slechts twee woonblokken verder had je de spoorbaan die leidde naar onder meer Delfzijl met daarachter het wijdde veld. Op dergelijke dagen hadden we als kleinkinderen soms, als het mooi weer was of wanneer we goed op elkaar pasten, de mogelijkheid een half uurtje buiten te spelen in de omgeving van de Johan de Witstraat. Wel daar was nogal wat te zien voor de opgroeiende jeugd. Naast de remise van het Openbaar Vervoer (de trolleys en de bussen) was er een station, het zogenaamde ‘Noorderstation’, een naam die tot en met 1972 in gebruik is geweest en in 1973 werd veranderd in Station Noord middels een nieuw gebouw. In 1879 werd door de toenmalige minister van Verkeer en Waterstaat besloten dat er een verbinding zou komen tussen de stad Groningen en Delfzijl, echter niet middels een rechtstreekse verbinding maar via een omweg met stopplaatsen als Sauwerd, Bedum, Stedum, Loppersum en Appingedam. Er diende daarvoor ook een station worden gebouwd, dat in eerste instantie gepland werd bij de doorsteek van de Moesstraat naar de toenmalige weilanden. Later werd op dit besluit teruggekomen en werd het station gepland aan het toenmalige Studentenpad. Het zou enige jaren duren alvorens de spoorbaan richting Delfzijl was voltooid en in juni 1884 werd er een noodstation neergezet in de vorm van een houten loods. Enkele maanden later werd het latere ‘Noorderstation’ opgeleverd. Twee dingen die ik even wil benadrukken. De treinen die destijds daar reden waren voornamelijk blauw van kleur en heetten de Blauwe Engel. In 1972 werd een groot deel van het zogenaamde rijdend materiaal in Nederland vervangen door de overbekende gele treinstellen. Voor het station zie ik in gedachten meteen weer een telefoonhokje. In die tijd waren de cellen grijs van kleur en bovenin was in het glas het woord ‘telefooncel’ in blauw aangebracht. De treinen reden als het ware op de rails voorbij langs de toen nog ‘nieuwbouwhuizen’ van de Van Oldebarneveldlaan. Overgangen voor het spoor waren er genoeg. Ouderwetse overgangen, waarvan deels de spoorbomen met de hand werden bediend. Je vond ze bij de Kerklaan, de Moesstraat en de Asingastraat. En dan heb ik het slechts over de overgangen in het noordelijke stadsdeel van de Martinistad Groningen. Om tussen Moesstraat en het station nog een overgang te creëren voor de vele wandelaars, die naar de nieuwbouw achter het Noorderstation wilden, de zogenaamde ‘Studentenbuurt’ dan wel de ‘Driehoekbuurt’, werd door de leiding van de NS besloten dat er een voetbrug moest worden geplaatst. De brug kwam direct naast het station, een brug die in 1926 werd gebouwd in Duitsland. Als je deze overging kwam je terecht bij enkele nieuwbouwstraten maar ook bij het gebied van ‘Het Noorden’ een plek waar ’s winters, mits het goed had gevroren, een natuurijsbaan werd aangelegd. Leuk was het altijd weer met een hand vol steentjes de loopbrug te bewandelen en ze één voor één naar beneden te gooien. Volgende keer meer rond deze opmerkelijke buurt in Groningen. Hans Knot, 18 januari 2020 Afbeelding: Farce Majeur (foto Jack de Nijs / Anefo / Wikipedia)
  14. Onlangs zaten we te kijken naar een verslag van de Nederlandse Kampioenschappen Afstanden voor Schaatsen, dat dat weekend werd verreden in Heerenveen. Pas als je ouder wordt begin je te begrijpen dat er in een mensenleven heel veel kan veranderen. Niet alleen met jezelf en de personen in je directe omgeving, maar ook met bijvoorbeeld de beleving van de sport, het vaker denken aan mensen die er vroeger nog wel waren in het leven. Met betrekking tot het schaatsen en Nederlandse successen denk ik vaak terug aan de tijd van Ard en Keessie in de jaren zestig. Beperkte verslaggeving in zwart/wit en Bob Spaak als commentator. Broer Jelle en ik waren geheel verslaafd aan het volgen van de wedstrijden schaatsen en wensten zoveel mogelijk informatie in te winnen om een mooi geheel te krijgen met onze eerder verkregen tabellen van EK en WK wedstrijden, die we via radio en televisie hadden gevolgd. We regelden via Harry Hesselink, die zowel bij het Dental Depot Groningen als het Nieuwsblad van het Noorden actief was, toegang tot de archieven van de voornoemde krant, die waren gevestigd aan het Gedempte Zuiderdiep in Groningen. Nee, het was niet zo gemakkelijk als heden ten dage om via het digitale krantenarchief iets op te zoeken. Je diende in grote leggers, per maand samengevat, op zoek te gaan naar uitslagen. Vele zaterdagen zaten we tussen de stoffen leggers om alles uit te zoeken en met een kladblok naast ons alles wat er werd gevonden op te schrijven. En dan ging je via Jaap Eden, via Broekman naar Ard en Keesie. Uiteraard met vele andere grote en vooral kleinere successen er tussen in voor de Nederlandse afvaardigingen naar de diverse kampioenschappen, die alleen werden gehouden op natuurijs in die decennia waarin we zochten naar uitslagen. Soms waren er momenten dat we niets vonden en des te heerlijk was het als er toch weer een aardig aantal tijden, die waren gereden, werden teruggevonden. Tijden die uiteraard niet waren te vergelijken met de tijden die heden ten dage op de snelle indoor ijsbanen worden verreden. Tijden waren destijds vooral afhankelijk van de weersomstandigheden en bovendien kwam het een groot aantal malen voor dat een geplande kampioenschap niet doorging, dan wel werd verplaatst, vanwege de weersomstandigheden. Het kwam zelfs voor dat de wedstrijden, verreden op buitenbanen, na een beperkt aantal deelnemers, werd stil gelegd om de overtallige hoeveelheid water van de baan te verwijderen. De jeugd van nu is dit totaal niet te verklaren dat dergelijke maatregelen destijds waren te nemen. Uiteraard wordt de drang naar nostalgie, al dan niet bewust aangedreven, groter en ook in het geval van nostalgie denk je soms met verdriet, maar vooral met een grote knipoog, terug aan de tijden van ‘toen’. Inderdaad ‘toen’ want de tijdperk omschrijving is niet exact te geven daar bij elke andere gedachte naar nostalgie je nooit direct in dezelfde periode terecht zal komen. Laten we maar eens kijken hoe ons kijkgedrag was naar de televisie in 1972. In het begin van het jaar dreigde er trouwens een, in die tijd, zeer populaire serie, te gaan verdwijnen. Het werd door miljoenen kijkers in dertien landen altijd met veel vreugde bekeken en dan hebben we het over de Britse televisieserie voor het hele gezin genaamd: ‘Please Sir’. Het ging over de belevenissen op een gemiddelde school, waar zoal het een en ander gebeurde en na jaren van succes hadden bepaalde vaste spelers geen zin meer om hun rol nog langer te vertolken en wilden de tekstschrijvers ook wel eens wat anders. Zo was het er het probleem van ‘Duffy’, die in de serie een 15-jarig jongentje was, maar in het dagelijkse leven een vader uit een huisgezin met twee kinderen. Na lang overleg kwam veel later in 1972 het goede bericht dat de serie als nog was gered. Men had twee nieuwe tekstschrijvers gevonden in de personen van John Esmond en Bob Larbey en bovendien kreeg de serie een nieuw jasje. Men ging werken vanuit twee verhaallijnen. De eerste volgde nieuwe leerlingen in de oude klas terwijl de tweede verhaallijn de oude leerlingen ging volgen in de maatschappij. Deze laatste ging ‘Fenn Street Gang’ heten en alle voormalige leerlingen keerden wekelijks terug in hun favoriete koffieshop en werd er verhaald over hun nieuwe leven. Duffy ging in het leven verder als schilders knecht. De actrice Penny Spencer, die in de eerdere serie de rol van seksbom van de klas, genaamd Penny, speelde, keerde niet terug omdat ze elders een vervolg op haar loopbaan zocht. Wel kwam de rol van Penny in handen van Carol Hawkins en als Penny werd ze boetiekhoudster. En zo had een groot aantal spelers een nieuwe rol en anderen keerden niet terug. Ach, en dan waren de rollen voor de sullige conciërge en de geduld loze leraren in de nieuwe serie bij lange na niet zo leuk als eerder. Ik ben na een aantal afleveringen, na het begin van de nieuwe opzet, afgehaakt hoewel terwijl ik dit schrijf de herkenningsmelodie van het London Weekend Orchestra direct door mijn hoofd gaat. Maar we keken destijds ook vol genot naar andere televisieprogramma’s. Het aanbod was aanzienlijk minder als wat er nu over ons wordt verspreid maar op de één of andere manier keek je met veel meer fascinatie naar de programma’s. Hadimassa werd op vrijdagavonden geprogrammeerd door de VARA op Nederland 1. Het was een satirisch programma dat werd gemaakt met als hoofdrolspelers Wim de Bie en Kees van Kooten. Ze werden uitstekend bijgestaan door Ton van Duinhoven, ook bekend als het typetje in de reclame destijds van het snoepketen ‘Jamin’. Kooten en de Bie waren in 1970 benaderd door Dimitri Fränkel Frank om slechts één scène te schrijven voor het nieuwe programma maar deze éénmalige medewerking liep uit de hand hetgeen tot gevolg had dat men drie seizoenen lang een groot succes was. Ook Annemarie Oster en Ton Lensink waren van de partij. Eigenlijk kon je spreken van ‘welvaart satire’ dat werd gebracht. In het programma, dat in 1972 haar einde bereikte, werd ook volop gezongen hetgeen destijds leidde tot het uitbrengen van de LP Hadimassa. Een aflevering van het programma uit 1970 werd destijds ingestuurd naar het Televisie Festival van Montreux. Nadat het programma in 1972 was stopgezet besloten Kooten en de Bie de overstap te maken naar de VPRO waar ze tal van successen hadden in de daarop volgende decennia. Volgende week meer herinneringen aan 1972. Hans Knot, 11 januari 2020. Afbeelding: Wim de Bie en Kees van Kooten in Hadimassa (1970) (foto Beeld en Geluidwiki)
  15. Vandaag is het boek 100 jaar radio van Hans Knot gepubliceerd. Vol met historische verhalen die het ons geliefd medium belichten. Via www.mediacommunicatie.nl kun je een overzicht van de hoofdstukken zien, maar ook een idee van hoe een hoofdstuk eruit zien. Bovenal hoe het boek is te bestellen www.mediacommunicatie.nl
  16. Het was in de maand maart 1967 dat een flink aantal luisteraars van Swinging Radio England en Radio Dolfijn toch wel nieuwsgierig waren in hoeverre de werkzaamheden voortgang hadden aan het zendschip van beide radiostations, de Laissez Faire. Het was in een zware storm in de problemen geraakt waarbij onder meer de zendmast was afgebroken. Op Radio Dolfijn was op dat moment het programma van Lodewijk den Hengst bezig, die niets van de problemen merkte en gewoon een programma aan het presenteren was. Het signaal kwam echter niet verder dan het zendschip gezien de gebroken mast. Reparatie was noodzakelijk in een haven en zo werd er gekozen voor die van Zaandam. Een van de nieuwsgierigen was destijds Ehard Goddijn, die op 12 maart 1967 een bezoek bracht aan het zendschip en daarvan verslag deed in onder meer het Benelux DX-Club blad van de maand april dat jaar. Laten we eens zien wat hij destijds had te melden. ‘Ik was in de gelegenheid een bezoek aan de Laissez Faire te brengen omdat het voor een reparatie aan de mast in Zaandam lag. Echter, toen ik er aan kwam bleek de mast al gerepareerd te zijn. Alleen de tuidraden dienden nog gespannen te worden. Ik had een lang gesprek met de Engelse radiotechnicus Bob Gittus. Wel dient vermeld te worden dat ik eerst, vanwege de douane, niet aan boord mocht. Tijdens het gesprek met Gittus kwam er een deejay van Britain Radio (nu dus Radio 355) langs en hij vroeg of ik de studio van Radio Dolfijn (nu Radio 227) wenste te zien. Nadat de voornoemde technicus nog wat zinnen met de deejay wisselde kreeg ik permissie om aan boord te gaan. En zodoende kreeg ik interessante dingen aan de weet. De twee Continental zenders met een E.R.P. van 55 kW worden gevoed door twee generatoren van respectievelijk 180 kVa en 250 kVa. Beide zenders zijn door middel van een scheidingsfilter aan één antenne gekoppeld. Dit systeem is uniek te noemen voor middengolf gebruik. Het uitgestraalde vermogen van elke zender is ’s winters slechts 27 kW, omdat de impedantie van de zendantenne door de grote zoutafzetting en de sterkere wind veranderd is. Wanneer men ’s winters toch met een E.R.P. van 55 kW zou werken zou er vonkoverslag optreden. Binnenkort gaat men weer met 55 kW aan vermogen werken. De zenders zijn gebouwd volgens het systeem van schermroostermodulatie. Om de juiste modulatie-diepte te krijgen wordt een laagfrequent vermogen van maar liefst 6 kW door de l.f. versterker aan de eindbuis van de zender toegevoegd. Het inwendige van beide Continental zenders kon ik helaas niet te zien krijgen, omdat de zenderkasten door de douane verzegeld waren. Er is op het radioschip Laissez Faire een speciale studio ingericht voor de nieuwsuitzendingen en het opnemen van de advertentiespots. 75% van deze spots worden namelijk aan boord opgenomen. In de studio van Radio Dolfijn (227) beschikt men over verscheidene draaitafels, vele banden die in een soort carrousels zijn opgeborgen; twee taperecorders en de carrousels zijn zo geconstrueerd, dat met een druk op de knop elk gewenst bandje uit een groep van 15 bandjes tevoorschijn komt. Alle apparatuur is van het merk Collard. De belangrijkste sponsor van Radio 355 (ex Britain Radio) is Ted Amstrong. Elke dag betaalt hij 250 Pond voor zijn dertig minuten durende godsdienstige uitzendingen. Daarmee zal het nog wel even duren, voordat de Radio Europa gedachte door Radio 355 gerealiseerd zal worden. Uitzendingen in het Frans waren namelijk gepland voor de inwoners van Franstalig België’, aldus Ehard Goddijn destijds onder meer in het Benelux DX blad van de maand mei 1967. Met de laatste opmerking kan worden opgemerkt dat ikzelf inzake deze zogenaamde ‘Radio Europa’ planning slechts éénmaal iets heb vernomen en dat was in voornoemd artikel. Hans Knot, 9 november 2019
  17. Het gegeven dat ik al een halve eeuw publiceer over radio en aanverwante zaken betekent ook dat ik een gigantisch archief heb opgebouwd waaruit kan worden geput en is er ook een bepaalde drift om zoveel mogelijk met een ieder te delen. Natuurlijk zijn de tijden van toen indirect wel met die van nu te vergelijken maar aan de andere kan heeft die tijd qua ontwikkeling verre van stilgestaan. Ik wil graag weer een aantal onderwerpen van meer dan vijftig jaren geleden met U delen. Want ook in 1960 was de schaar en het flesje gluton al in aanslag om weer iets voor later vast te leggen. De geur van het plakmiddel komt zo weer naar boven. Zo bijvoorbeeld bij een oud recept, waarin het woord ‘Planta’ als een van de bereidingsmiddelen voorkwam, bracht mij tot de gedachte dat de in het recept gemaakte lekkernij voor of in 1960 werd gemaakt. Als je anno 2019 een grote Jumbo in gaat om boodschappen te doen, kom je ettelijke tientallen meters met glazen koelkasten tegen waarin vele soorten en merken boter, margarine, halvarine en andere smeerbare producten liggen uitgestald. Voor elk wat wils. In de jaren vijftig van de vorige eeuw was het aanbod veel minder in variatie en soorten. Roomboter werd in de kruidenierswinkel hoofdzakelijk nog uit de kuip verkocht. Verder was er een aantal merken margarine, en daar was de huismoeder mee tevreden. Ook toen al werd een groot deel van deze verbruiksmiddelen voor de keukenprinses al gemaakt bij Unilever. Vlak voor een nieuw decennium werd er besloten te proberen een nieuw product in de markt te zetten, waarbij Planta, dat al als margarine bekend stond, ook een vernieuwde versie zou krijgen zodat men er ook mee kon bakken en braden. Wel diende aan het product een zogenaamde Emulgator ME 18 te worden toegevoegd, en zo geschiedde. Planta was een product, de naam zei het al, dat geheel werd gemaakt op basis van plantaardige vetten. Maar de toevoeging van de Emulgator bleek toch niet zo’n succes als werd verwacht. Men had de toepassing van het middel, zoals toen al gebruikelijk was, op diverse dieren uitgetest, hetgeen geen negatieve effecten opleverde en dus kon het product in de markt worden gezet. Een reclamecampagne werd ingezet en vele huismoeders probeerden het product in de regio Rotterdam, waar het eerst te koop was, uit. Als vrij snel stonden de kranten vol over het schandaal uit de levensmiddelenindustrie. Diverse mensen, die inderdaad in aanraking waren geweest met het nieuwe Planta product, kregen plotseling rode bultjes en koorts, waarbij in eerste instantie werd gedacht aan een grootschalige uitbarsting van de mazelen. Al vrij snel werd bekend dat de uitslag vooral voorkwam binnen gezinnen die het nieuwe product hadden uitgeprobeerd. Het liep geheel uit de hand want meer dan 100.000 mensen werden ziek, vier personen kwamen te overlijden. Wel ging Unilever over tot compensatie en werd aan 8000 personen in totaal een bedrag van 1,25 miljoen gulden aan schadevergoeding uitgekeerd. Als gevolg van deze problemen werd het merk ‘Planta’ geheel uit de handel genomen, terwijl in bepaalde andere landen het product nog steeds – uiteraard in sterk verbeterde vorm, te koop is. Unilever was zo slim een soortgelijk product zonder problemen in de markt te zetten en zo wordt in een deel van de Nederlandse huishoudens al weer decennia lang in Brio het vlees gebakken. Het programma ‘Andere Tijden’ besteedde jaren geleden aandacht aan de epidemie. Het programma is helaas niet meer te zien maar wel heel veel achtergrond informatie te vinden via de volgende link: https://anderetijden.nl/aflevering/124/De-Planta-affaire In Zweden was een zevenkoppige commissie, aangesteld door de regering, diverse malen bijeen geweest en kwam in de maand juni 1961 met een voorstel bij de directie van de Zweedse staatstelevisie om in de toekomst geen buitenlandse televisieseries meer op de buis te brengen, waarin wreedheid een onderdeel van de inhoud bevatte. Dit om nadelige invloed op de jeugdigen te voorkomen. En als gevolg van dit verzoek werd de televisieserie Bonanza uit het programmaschema geschrapt. Ondertussen meldden de producers van de serie in de VS dat in de serie, in vergelijking met andere soortgelijke programma’s, juist weinig geweld voorkwam. In dezelfde periode begon men binnen de BBC zich op een andere manier te bemoeien met de toenmalige jeugd. Men was begonnen met een televisieserie waarin de kijkers seksueel werden voorgelicht, daarbij zich richtend op de doelgroep tussen 12 en 20 jaar. In Engeland was men al veel verder met de ontwikkeling van de televisie en werd er overdag al uitzendtijd voor dergelijke programma’s ingezet. Zo werden ten bate van het voorlichtende programma brieven gestuurd naar alle hoofden van de scholen met het verzoek op de uitzendingen af te stemmen en na afloop van iedere aflevering de gestelde vragen door deskundigen te laten beantwoorden. In het West Duitse Kiel werd rond die tijd een congres gehouden voor oogartsen en ook daar kwam het onderwerp ‘televisie’ ter sprake. Een van de adviezen, die werden geopperd, was dat bejaarde mensen, die televisie kijken, een speciale bril dienden aan te schaffen en dat voor andere leeftijdsgroepen het zeker ook aan te raden was. De speciale brillen zouden de kwaliteit van het beeld zwakker maken, doch verlichten tevens de omtrek. Bij het niet dragen van deze bril was er bij langdurige inspanning tijdens het televisiekijken sprake van kijken naar een klein beeldoppervlak, waardoor aanhoudende oogproblemen zouden kunnen ontstaan. Ook werd door deskundigen aangevoerd dat het heel onverstandig was de televisie tevens als verlichting van de donkere kamer te laten fungeren en het zeker te adviseren was genoeg andere verlichting te laten schijnen tijdens het televisiekijken. Door extra verlichting van de kamer was het op die manier ook niet nodig dicht bij het televisietoestel te kruipen, wat ook van slechte invloed was op de ontwikkeling van de ogen. Tenslotte viel er te melden dat vlak voor de zomer van 1961 Tom Manders met de leiding van de VARA een contract had ondertekend voor liefst 24 televisieshows, met elk een duur van een uur. De shows zouden over drie winterseizoenen worden verdeeld en op zaterdagavonden worden geprogrammeerd. In november dat jaar werd de eerste uitgezonden en werd de show telkens opgenomen in een zaal met publiek. ‘In elk programma zullen een vast team aan begeleiding, een vaste balletgroep en afwisselende gastartiesten Tom Manders, ofwel Dorus, begeleiden’, meldde het persbericht van de VARA. Hans Knot, 19 oktober 2019
  18. In de 60-er jaren van de vorige eeuw hadden onderzoekers, als het ging om radiobeluistering en meer, veel meer tijd nodig om een onderzoek af te sluiten en de gevonden resultaten openbaar te maken via de publicatie van een rapport vol bevindingen. Vaker niet meer dan twee A4’tjes. Zo dook ik uit het archief een berichtje op uit de maand december 1964 waarin als kop ‘Radio besteedt te weinig aandacht aan eigentijdse muziek’. Het taalgebruik destijds is ook afwijkend met tegenwoordig want het persbericht begon met: ‘De Nederlandse geluidsomroep schiet in ernstige mate tekort wat betreft aandacht voor de hedendaagse muziek.’ Het was een van de conclusies van een in december 1964 verschenen rapport van de Raad voor de Kunst dat de titel ‘symfonische repertoire van de Nederlandse geluidsomroep’ meekreeg. Een commissie ingesteld door voornoemde raad had hiervoor de programma’s onderzocht van de radionetten Hilversum I en Hilversum II in het seizoen 1961-1962. Het bleek dat beide netten gemiddeld 8.02% aan symfonische muziek binnen de totale zendtijd had verzorgd. In het rapport hadden de makers duidelijk gemaakt dat dit percentage aan de zeer lage kant was. Veertig procent van de muziek werd uitgezonden in de vier zomermaanden, die naar een verhouding geringe luisterdichtheid hadden. Opmerkelijk daar de zomer maar uit drie maanden bestond gelijk aan alle andere jaargetijden, maar dat in het rapport over vier zomermaanden werd gesproken. Ook had men geconstateerd dat op de zaterdagen,, als wel de zondagen, het minste aantal minuten aan symfonische muziek werd uitgezonden, terwijl de meeste minuten waren toebedeeld voor uitzending op woensdagen en donderdagen. Van de zendtijd voor symfonische muziek werd 21,37% besteed aan de toen hedendaagse muziek. De samenstellers concludeerden dat dit te weinig was, mede omdat juist de radio de publieke smaak, door gewenning zou kunnen beïnvloeden ten gunste van de eigentijdse muziek. Tenslotte gaf men het advies dat vooral Nederlandse producties op het gebied van symfonische muziek meer aandacht diende te krijgen dan de 2,98% die volgens het onderzoek het geval was. Het plaatsje Aarlanderveen in Zuid Holland, destijds in 1964 goed voor nog geen 1000 inwoners, kwam op 9 november dat jaar volop in het nieuws toen bekend werd dat een avonddienst van de Hervormde Gemeenschap in het dorp werd vervroegd en die avond om zes uur in plaats van zeven uur begon. De reden dat de leden van de Hervormde Gemeente Aarlanderveen eerder ter kerke gingen was om een lachebek uit het dorp, met de naam Linda Groot, die avond haar televisiedebuut ging maken. Op de woensdag ervoor had een camerateam van RTV Noordzee opnamen gemaakt op de boerderij waar Linda werkte. Later die dag had het team zich verplaatst naar de zaal van het dorpscafé, waar een opvoering plaats vond van het stuk ‘De Sukkel’, waarin Linda een rol in speelt. Eerder had zij daarover vertelt in de film ‘Mensen van Morgen’ van Kees Brusse. Toen bekend werd dat de televisie-uitzending die zondagavond zou gaan plaatsvinden is besloten de kerkdienst van de Hervormde Gemeente met een uur te vervroegen, zodat niemand de uitzending hoefde te missen. De Gereformeerde Gemeente paste destijds de kerkdienst tijd niet aan. Dominee W.J. Hoek achtte dit niet wenselijk mede omdat het merendeel van zijn gemeente beslist niet in het bezit was van een verderfelijk kijkkastje. Opmerkelijk was dat de dochter van de hoofdagent van politie in het dorp, het enige gereformeerde meisje dat een rol in ‘de Sukkel’ speelde, wist te vertellen dat er in Aarlanderveen in de dagen voor de uitzending via RTV Noordzee geen enkele REM-antenne meer te koop was. Onderstaande link verwijst naar de prachtige documentaire ‘Mensen van Morgen’. https://www.youtube.com/watch?v=UM8wRawJx4Y Het was toch wat, ik herinner mij een diefstal uit een kledingzaak in Beverwijk waar een huisvader, die totaal geen enkele wetsovertreding op zijn naam had, toch van diefstal werd beticht wegens het stelen van een eenvoudige metalen hanger, waar normaal broeken op hingen in de betreffende winkel. Achteraf gaf hij toe tot de diefstal te zijn gekomen daar zijn familie tot het moment van de diefstal verstoten waren geweest van ontvangst van RTV Noordzee, dat uitzendingen verzorgde vanaf het REM-eiland. Ten ore was gekomen dat deze kledinghanger op een bepaalde manier gedraaid functioneel kon worden gemaakt om de zwart-wit beelden van TV Noordzee de huiskamer binnen te laten komen. Ik vraag me af in hoeverre de mensen, die mijn wekelijkse column lezen, zelf die tijd hebben meegemaakt. Laat eens van je horen via hknot@home.nl. Hans Knot, 12 oktober 2019
  19. Massa’s mensen in de zaal, de een nog uitbundiger dan de andere. Hotels die al maanden van tevoren zijn volgeboekt en geldverslindende shows. Gedurende drie avonden een zogenaamde competitie, waarbij soms de vraag omhoog komt of wel de juiste deelnemers in de finale zitten. Teveel deelnemende landen en grote invloed door middel van het maken van keuzes door het kijkerspubliek. Zie daar in het kort het Eurovisie Songfestival zoals we het pakweg de laatste 20 jaren kennen. En daarbij komt ook nog eens dat vaak niet meer bijblijft welk land er bijvoorbeeld in 2010 heeft gewonnen. Vroeger was dat wel anders en bleven minimaal de drie eerste plaatsen in herinnering en werd je ook bij herhaling duidelijk gemaakt dat het winnende lied voorbij diende te komen in de diverse radioprogramma’s. Bovendien was het aantal deelnemende landen beperkt waardoor er een overzichtelijk geheel werd voorgeschoteld. Lang niet zoveel landen waren bijvoorbeeld in 1960 verbonden binnen de EBU, de Eurovisie, en ook lang niet alle verbonden landen konden een afvaardiging sturen wegens te hoge kosten. Ik vond in mijn archief een al jaren sluimerend persbericht waarin het nodige kenbaar werd gemaakt rond het songfestival in 1960, dat op dinsdag 29 maart werd gehouden in de Royal Festival Hal in Londen. Gewoon op een doordeweekse avond en wel vanaf 10 in de avond tot kwart over 11 Nederlandse tijd. Kenners die alles van de geschiedenis van het Eurovisie Songfestival bijhouden weten direct dat het de vijfde keer in successie was dat het liedjesfestival werd gehouden. Maar Londen als locatie, terwijl in 1959 onze eigen Teddy Scholten met het liedje ‘Een beetje…verliefd is iedereen wel een beetje’ had gewonnen? Aangezien Corrie Brokken in 1957 had gewonnen en Nederland in 1958 de organisatie in handen had, een songfestival dat vanuit Hilversum werd uitgezonden met Hannie Lips als presentatrice, werd anders besloten. De NTS, de overkoepelende organisatie van de omroepen in Nederland destijds, vond het een probleem op een zo korte termijn de wedstrijd twee keer te organiseren en bood de Engelsen de kans de organisatie over te nemen. De Britten behaalden in 1959 namelijk de tweede plaats met de song ‘Sing Little Birdie’ uitgevoerd door Pearl Carr en Teddy Johnson. Een aanbod dat graag werd aangenomen en zo werd dus Londen even voor een dag de hoofdstad van de Eurovisie via het Songfestival. De presentatie van de avond was niet, zoals de laatste jaren ‘gemaakt leuk’, maar zoals een festival betaamt met een presentatrice die niet probeerde het middelpunt te zijn. Het betrof Katie Boyle, die in de maand mei 1926 het levenslicht zag en in maart 2018 op 91-jarige leeftijd overleed. Boyle werd geboren in Florence en kwam op 20-jarige leeftijd naar Engeland. Katie was niet alleen model en speelde rollen in een aantal speelfilm maar trad ook in dienst als omroepster bij de BBC. Op die manier presenteerde zij in 1960, 1963, 1968 en 1974 het Eurovisiesongfestival. Zij werd in 1960 geregisseerd door Harry Carlisle. In 1960 deden 13 landen mee aan de Eurovisiesongfestival, drie meer dan in het daaraan voorafgaande jaar. Even een opsomming: België, Denemarken, Duitsland, Engeland, Frankrijk, Italië, Luxemburg, Monaco, Nederland, Noorwegen, Oostenrijk, Zweden en Zwitserland. Waarbij duidelijk werd dat Eurovisie vooral landen betrof in het westen. Voormalige Oostbloklanden zouden zich pas veel later aansluiten. De volgorde, waarin de liedjes van de deelnemende landen werden gezongen, werd een dag voor de uitzending via loting bepaald. Veel van de deelnemende landen vaardigden niet alleen de vocale artiest af maar ook een gastdirigent. Die landen die niet een eigen dirigent mee hadden kregen Eric Robinson toegewezen, die namens het gastland het orkest leidde. Gelijk aan de recentere Eurovisiefestivals was er ook een commentaarpost ingericht voor de Nederlandse Televisie Stichting, een plek die werd ingenomen door Piet te Nuyl jr. Maar naast de deelname van Rudi Carrell, die ‘Wat een geluk’ zong, waren de componisten Willy van Hemert en Dick Schallies aanwezig. Het orkest stond onder leiding van Dolf van der Linden. Het was voor de toen 25-jarige Rudi Carrell de eerste keer dat hij naar Engeland afreisde en tevens de eerste keer dat hij zich liet verplaatsen met behulp van een vliegtuig. Het Nederlandse team werd compleet door de aanwezigheid van Teddy Scholten, die – als winnares van het festival in 1959 – was genodigd de prijs aan de winnaar in Londen uit te reiken. Het bleek het lied ‘Tom Pillibi’, gecomponeerd door André Popp, met teksten van Pierre Cour, te zijn dat als winnend lied werd gezonden door Jacqueline Boyer. De puntenverdeling was destijds ook totaal anders. Het publiek had geen mogelijkheden mee te stemmen. De beperkte technische ontwikkelingen op communicatiegebied maakten dat ook onmogelijk. De jury’s van elk land mochten 10 punten uitdelen. De zangeres uit Frankrijk haalde 32 punten binnen, terwijl de zanger Bryan Johnson uit Engeland met de song ‘Looking high, high, high’ de tweede plek behaalde. En Rudi Carrell? Hij kreeg slechts 2 punten en wel van de jury van buurland België als ook die van Italië. Alleen hield hij de vertegenwoordiger uit Luxemburg achter zich. Die hadden zanger en radiopresentator Camillo Felgen afgevaardigd die slechts één punt kreeg toegewezen. Hans Knot, 5 oktober 2019 Afbeelding: Finale Nationaal Songfestival 1960 in Hilversum, winnaar Rudy Carrell met Annie Palmen (foto Nationaal Archief / Wikipedia)
  20. Recentelijk verscheen het boek over Rob Out, een biografie geschreven door Bert van der Veer. Een boek dat in mijn gedachten te fragmentarisch is geschreven en ontbreekt aan verbindende teksten tussen de diverse items die voorbijkomen, waardoor het onprettig lezen is. Wel wordt het geheugen inzake de tal van activiteiten waarbij Rob Out was betrokken, flink opgefrist. Al lezende dacht ik toch een aspect niet terug te vinden in het boek, dat ik graag in deze historische column met jullie wens te delen. Van zondag 14 tot zaterdag 20 maart 1965, namen de Beatles in het Oostenrijkse plaatsje Obertauern een aantal scenes op voor hun tweede speelfilm, die de titel Help! meekreeg. Van die locatie stammen onder meer de bekende ski-sessies. De zondag daarop werd er nog gefilmd in Radstadt en Salzburg. Bij een deel van die Oostenrijkse sessies was een bijzondere gast aanwezig: de Nederlandse deejay, de latere programmadirecteur en meer, Rob Out. Maar hoe belandde Out bij de opnamesessie? Een dag lang non-stop Beatles-muziek. Op 29 februari 1972 maakten de deejays van Radio Veronica op de 192 meter wereldnieuws door een dag lang non-stop Beatles-platen te draaien. Wie zich die schrikkeldag nog kan herinneren, weet dat Rob Out een echte Beatles-fan was. En, het was vooral deze deejay, die vol enthousiasme de hitsingles en LP-tracks presenteerde, afgewisseld met interviews en herinneringen. Rob Out was in die tijd al programmaleider bij Radio Veronica, de populaire zeezender voor de Nederlandse kust, en mede dankzij zijn inzet werd de Veronica Omroep Organisatie later de grootste omroep van Nederland. Afbeelding: "Paul McCartney zette Robert ook weer op de trein naar Nederland," aldus het bijschrift bij deze foto in de Wereldkroniek van 1965. De opnames van Help! Eén herinnering vertelde Rob Out, tenminste zover ik me herinner, echter niet tijdens die bewuste marathonuitzending in 1972. Tijdens de opnamen van een deel van Richard Lester's tweede speelfilm rond de Beatles, die de titel Help! meekreeg, in Oostenrijk, maakte hij een aantal dagen de Beatles van dichtbij mee. Daar kregen we toen dus niets over te horen. In mijn archief heb ik echter, mede dankzij de inbreng van Bert Bossink, een groot aantal knipsels dat betrekking heeft op het leven van de Fab Four, en recentelijk ontdekte ik daartussen een stukje uit de rubriek ‘Alleen voor Tieners’ van de pen van Skip Voogd. Daarin legde hij de connectie tussen John, Paul, George en Ringo aan de ene en Rob Out aan de andere kant bloot. Skip Voogd sprak destijds met Rob Out, zo'n week na diens terugkeer van een verblijf in Oostenrijk, waar hij vijf dagen met de Beatles doorbracht. Op dat moment waren de vier uit Liverpool druk bezig met de opnamen van de film Help!, die in augustus 1965 in de bioscopen zou komen. Robert Out, zoals Voogd hem volhardend bleef noemen, was een van de weinigen die achter de schermen mocht meegluren. Voogd vroeg dan ook hoe Robert in contact was gekomen met de Beatles, waarop Out met het volgende antwoord op de proppen kwam: "Ik weet het echt niet. Wel ben ik altijd een enorme Beatles-fan geweest en mijn vriendschap met John Lennon dateert uit de tijd waarin The Beatles nog volledig onbekend waren en speelden in ‘The Star Club’ in Hamburg. Ik was daar met vakantie en mijn vriendinnetje vertelde me dat er Engelse jongens waren, die zo enorm goed speelden en zongen." De eerste contacten van Out met de Beatles stammen kortom uit de vroege jaren zestig, de tijd dat de Beatles optraden in Hamburg onder de namen als ‘The Moondogs’ of de ‘Silver Beatles’. Er bestaan zelfs nog opnames uit die tijd, waaronder de single die in 1961 werd geproduceerd door Bert Kaempfert: "My Bonnie" / "The Saints" (Polydor NH 24-673). Daarop is de groep te horen als ‘The Beat Brothers’, die de begeleiding verzorgden van zanger Tony Sheridan. Op 5 januari 1962 werd de single ook in Engeland uitgebracht, ditmaal met de correcte vermelding van de groepsnaam (Polydor NH 66-833). Van die sessies werden in 1964 nog enkele andere singles alsmede een album uitgebracht en nog steeds zijn er tegenwoordig CD's en LP's in omloop met dit materiaal, die ten onrechte verkocht worden onder de naam ‘Beatles’ want er staan doorgaans maar een paar songs van de groep zelf op. De Beatles speelden overigens — en onder hun eigen groepsnaam — in de ‘Star Club’ van 13 april tot 31 mei 1962, en ook nog voor enkele weken in november en december van hetzelfde jaar. Dat plaatst de eerste ontmoeting van Out met de Beatles dus in 1962, en waarschijnlijk in het betreffende voorjaar. Het was John Lennon zelf, die toen na het optreden op Out afstapte en een gesprek aanknoopte. Lennon gaf grif toe, dat hij het enorm leuk vond ook iemand van een andere nationaliteit tegen te komen dan alleen maar dié Duitsers. Een van de opmerkingen die Lennon plaatste, wist Out zich achteraf goed te herinneren. Lennon merkte op: "Robert, geld om je iets aan te bieden heb ik niet, want we werken hier bijna voor niets. Maar als ik ooit nog eens beroemd wordt, dan klop je maar bij ons aan!" Wel, dat bleek niet nodig. Niet alleen Lennon, maar ook Out zelf boerde bijzonder goed. Rob Out's eerste contacten met de Beatles vonden dus al plaats in het prille begin van de jaren zestig. De groep maakte vanaf die tijd langzaam maar zeker furore in Engeland, maar het zou nog bijna twee jaar duren voordat met de rest van de wereld ook Nederland werd wakker geschud door het geluid uit Liverpool. Het beeld is bekend: jankende, hysterische meiden en ouders die verboden dat je net zo gekapt ging als de vier die alle kranten veroverden en niet weg waren te slaan uit de hitlijsten. Iedereen had het over John, Paul, George en Ringo en de Britse zeezenders hielpen daar driftig aan mee door hun platen veelvuldig te draaien. En toen ze eenmaal niet meer van de radio waren weg te slaan, had Rob Out inmiddels Radio Noordzee — REM-eiland — verwisseld om terug te keren voor een plaats achter de microfoon van Radio Veronica, waar hij onder meer het programma ‘Muziek Express’ presenteerde en dus ook de Beatles voorbij liet komen. Mede door het succes van de Beatles kwamen de herinneringen bij Rob Out weer boven en hij besloot — wie weet op briefpapier van Radio Veronica — een brief te schrijven naar de Beatles. Dit met de gedachte waarschijnlijk nooit meer antwoord te krijgen. Maar het viel anders uit. Spoedig had hij een brief van John Lennon terug, waarin deze Rob Out uitnodigde om eens langs te komen in Liverpool. Vrij snel constateerde Out daar dat de vier doodgewone jongens waren gebleven en dat de roem hen niet boven het hoofd was gestegen. Out later over de periode na die ontmoeting in Liverpool: "Ik ben ze na die ontmoeting in Engeland blijven schrijven en de antwoorden bleven komen, hoewel het soms wel heel lang duurde voordat er een brief terugkwam." Niet alleen John Lennon bleef overigens contact houden met Rob Out. Ook Paul McCartney wist hem te vinden. Het eerder gememoreerde bezoek aan Oostenrijk dankte Rob Out aan een uitnodiging van zijn kant. Andermaal Rob Out: "Hij haalde me van het station en loodste met door de enorme haag van schreeuwende teenagers en Paul vertelde me ook dat hij me niet was vergeten van de ontmoetingen in Hamburg en Liverpool. Over de film vertelde Paul me ook dat ze in het begin van de opnamen niet wisten waar ze aan toe waren. Ze wisten niets van skiën, maar moesten het van de regisseur leren om de film zo echt mogelijk te laten overkomen. Inmiddels skiën ze alsof ze het hun hele leven niet anders hebben gedaan." Rob Out, die na zijn bezoek aan Oostenrijk weer rustig aan de slag ging als part-time-presentator bij Radio Veronica en tevens zijn platenproductiemaatschappij ‘Stibbe-Basart’, runde in Amsterdam, vertelde in het interview met Skip Voogd, dat hij aan John Lennon had beloofd aan niemand iets te vertellen over de inhoud van de film, waarvan hij een gedeelte van de opnamen van zo dichtbij meemaakte. Wel had Lennon hem verteld dat de titelsong van de film nog pakkender zou zijn dan ‘Ticket To Ride’, de song die ten tijde van de opnamen wereldwijd overal hoog in de hitlijsten stond genoteerd. Wel had John Lennon, als cadeau voor de geheimhouding, aan Rob Out beloofd een proefpersing van Help! naar Hilversum te sturen, zodat alleen hij hem als een wereldprimeur zou kunnen draaien op Radio Veronica. Met hoeveel andere deejays John Lennon eenzelfde afspraak heeft gemaakt, is nooit duidelijk geworden. Rob Out lijkt zijn afspraak wel heel letterlijk te hebben genomen. Afgezien van zijn gesprek met Skip Voogd, heeft hij verder nooit in het openbaar iets over zijn Oostenrijkse bezoek aan de Beatles in 1965 verteld. Hans Knot, 28 september 2019
  21. Recentelijk luisterde is weer eens naar een van de prachtige programma’s uit New York van de ochtendburgermeester, Harry Harrison. Reden om nog eens een eerdere ode aan hem via de nostalgische column onder de aandacht te brengen. Op 19 maart 2003 nam Harry Harrison, na een periode van liefst 44 jaar radio-maken in de "Big Apple", afscheid van zijn omvangrijke luisterpubliek in New York en omgeving. Een deel van zijn laatste programma werd uitgezonden vanuit het Museum of Television and Radio in New York, en terecht. Harrison, die bij alle grote stations heeft gewerkt is een van de weinige toppers binnen de New Yorkse radiowereld die blijvend in de miljoenenstad heeft gewerkt. WMCA, WABC en WCBS — om maar drie stations te noemen — maakten van zijn talent gebruik. Na een periode van maar liefst 44 jaar radio-maken in de "Big Apple" nam Harry Harrison, die bij zijn radio-aanhang ook bekend stond als de "Morning Mayor", afscheid van zijn trouwe publiek. Harrison is altijd nauw met die stad verbonden geweest, al begon hij zijn radioloopbaan eigenlijk in zijn geboortestad Chicago, in de staat Illinois. Op 14-jarige leeftijd was hij gekluisterd aan bed als gevolg van een reumatische ziekte. Uur in, uur uit lag hij naar de radio te luisteren hetgeen het begin werd van zijn grote liefde voor deze vorm van amusement. Hij at als het ware alle teksten, die hij via zijn ontvanger hoorde, op. Toen hij eenmaal was opgeknapt, was hij verknocht aan de radio en benaderde hij de leiding van het station WJJD. Daar adviseerden ze hem om te solliciteren bij een educatief radiostation WBEZ, waarbij de contacten werden gelegd door de directeur van WJJD. Als we het over hebben over het Chicago van de jaren vijftig, zestig en zeventig van de vorige eeuw en het onderwerp radio, dan valt meteen de naam van WCFL. Een topstation waar Harry vervolgens aan het werk kon om nu en dan tijdens de zomervakantie als invaller programma's te presenteren. Die zomer duurde wel erg lang, want liefst acht maanden was Harry Harrison via WCFL bijna iedere dag wel te beluisteren. Daarna deed hij ook meteen televisiewerk en was hij programmadirecteur van een radiostation in Peoria (WPEO). Tevens was hij presentator van het ochtendprogramma, dat nummer één in de regionale luisterlijst was. Maar dan hebben we het al over het jaar 1958 en daar noemde hij zich al de ochtendburgemeester op de radio. Binnen zes maanden na zijn komst was het station al gestegen naar de eerste positie op de lijst van luistercijfers. Zijn grote, eerste stap maakte Harrison eind 1959 toen hij naar WMCA in New York vertrok. Hij was daarvoor door de leiding van dat station benaderd, aangezien ze nogal onder de indruk waren van zijn enorme successen bij WPEO. Bij WMCA presenteerde Harrison eerst een middagprogramma met daarin onder meer het item ‘Housewife Hall of Fame’. Op een slimme wijze werd iedere dag een vrouw, die op de een of andere manier iets bijzonders had gedaan, bijgeschreven in de Hall of Fame. Dat was natuurlijk een prachtige manier om de vrouwelijke luisteraars van New York naar WMCA te trekken, want er werd breeduit gepraat over de "onderscheiding". Niet de man, maar de vrouw kreeg de nodige aandacht in de beginjaren zestig van de vorige eeuw. Daarna werd Harrison natuurlijk onderdeel van The Good Guys, zoals WMCA het team van presentatoren op een bepaald moment ging noemen, hetgeen ook veelvuldig via jingles in de programma's was terug te horen op het station. In 1965 en 1966 verzorgde Harry Harrison twee keer een live-verslag vanaf het podium van de stadions, waar de Beatles in Amerika optraden. Net zoals een aantal andere deejays, die de erenaam van "Vijfde Beatle" claimde, kreeg ook Harry Harrison deze omschrijving toebemeten in de promospots. Over zijn tijd bij WMCA heeft Harrison zo zijn eigen herinneringen: "We hadden prachtige promoties op het station. We lieten allerlei plannetjes los op de luisteraars om ze zo veel mogelijk bij het station te betrekken. Maar ze moesten er wel wat voor doen. Verplaats je dan maar even naar het midden van de jaren zestig. We nodigden de luisteraars bijvoorbeeld gewoon uit voor een picknick, maar ze moesten er zelf achter komen waar we die zouden houden. In de programma's gaven we ze allerlei hints, waardoor ze er wel achter kwamen. Gevolg was dat er duizenden mensen op die happening afkwamen en er politie moest worden ingezet om de orde te handhaven. Bij WMCA werkte Harrison samen met andere toppers als B. Mitchell Reed, Johnny Dark, Dan Ingram en Jack Spector. En dat allemaal via een krachtige 50.000 Watts of Music Power en onder de bezielende leiding van programmadirecteur Joe O'Brien. Harrison zou het tot 1968 bij WMCA uithouden om vervolgens deel uit te gaan maken van een ander zeer prestigieus samengesteld deejayteam. WABC werd zijn werkgever, waarbij hij de ontbijtshow kreeg toegewezen. Het was programmaleider Rick Slar die met een probleem zat toen zijn ochtend-jock Herb Oscar Anderson — andermaal een grote naam in de Amerikaanse deejay-wereld — besloot op te stappen om elders emplooi te vinden. Daarop werd Harry Harrison ingehuurd om de lege plek in te nemen. Andermaal waren het de vrouwelijke luisteraars die vol bewondering zijn grappen en grollen aanhoorden en veelvuldig het station belden om toch maar even persoonlijk de stem van hun Harry te kunnen horen, zonder dat ze door hem via de radio tegelijk met al die andere vrouwen werden aangesproken. Een vast item in het programma was op de doordeweekse dagen Zipper Routine. Rond die tijd stemden liefst vier miljoen luisteraars dagelijks op zijn programma af. Tot eind 1979 bleef Harrison bij WABC. Het waren vooral de eindjaren zestig en de beginjaren zeventig van de vorige eeuw waarin WABC het topstation van New York was. Als je in die tijd in Nederland sprak over Top 40 Radio, vielen er doorgaans maar een paar namen van Amerikaanse radiostations, te weten KFRC, KLIF en WABC. In dat rijtje was WABC niet de minste en daar was Harrison deels verantwoordelijk voor. Hij wist in zijn programma de juiste balans te brengen, waarbij de jeugd aan het station werd gebonden als hét Top 40 station uit de regio. Tegelijkertijd werd niet alleen de jeugd maar vervolgens ook de ouders door zijn krachtige presentatie getrokken om vrijwel dagelijks af te stemmen op zijn show. Maar in de eindjaren zeventig veranderden de tijden en waren het vooral moeilijke jaren voor de stations die hun uitzendingen via de middengolf verzorgden. Tot verdriet van zijn luisteraars was in november 1979 zijn laatste show via WABC te horen. Vier maanden bleef het vervolgens stil rond de radioburgemeester van New York. One-liners. "Iedere dag zal als een dierbaar cadeau moeten worden uitgepakt," was de mening van Harry Harrison en derhalve was het vanaf maart 1980 vijf dagen per week plezier op WCBS-FM, waar hij een nieuwe werkgever vond. Samen met zijn speciaal samengesteld team was hij op maandagmorgen al om vijf uur te beluisteren en de andere dagen, tot en met vrijdag, vanaf half zes. In de show, die duurde tot negen uur in de ochtend, was er alleen maar aandacht voor oude muziek, aangevuld met nieuws, sport, het weerbericht en verkeersinformatie en bovenal ochtendglorie. Voor vele gezinnen maakte hij gewoon onderdeel uit van het ochtendritueel en zat hij als het ware aan bij de ontbijttafel. Ik noemde al even de slogan van "de dag uitpakken," maar Harrison had, zoals meerdere van zijn collega's uit die tijd, vaste one-liners die regelmatig in zijn programma's terugkeerden en die gezien moeten worden als een onderdeel van zijn persoonlijkheid. Bij een klein aantal deejays is dit hoogst irritant, bij de meeste is het niet storend en bij sommigen is het gewoon leuk. Harrison viel duidelijk in die laatste categorie. Andere slogans die hij gebruikte, waren bijvoorbeeld: "Stay well, stay happy, stay right here," dat bijna klonk als een verplichting om maar te blijven luisteren. Verder verleidde hij zijn luisteraars regelmatig met de zinsnede: "Harry Harrison wishing you the best... that's exactly what you deserve." Een gemiddelde inwoner van New York. Maar, wat is nu eigenlijk de reden dat de luisteraars al die decennia zo intens naar Harry Harrison hebben geluisterd? Zelf zei hij daar jaren geleden iets over in een interview: "Ik ben waarschijnlijk gewoon mezelf gebleven en ben gelijk aan de luisteraars gewoon een gemiddelde inwoner van New York. Ik breng een deel van mijn tijd door met mijn lieve familie. Ik ga naar de bioscoop, lees boeken en doe alles wat de gemiddelde mens ook doet. Bovendien praat ik daar ook vrijuit over in mijn programma's." Dat klopt waarschijnlijk wel: zijn gerichtheid op het doorsnee gezin was Harrison's grote kracht. Hij kon daarbij putten uit zijn eigen ervaringen. Morning Mayor Harrison heeft namelijk ook een eigen gezin, bestaande uit vrouw Pretty Patti en vier kinderen. Zijn grote hobby is het houden van honden, waarvan hij vele exemplaren bezit. Zo "gemiddeld" was Harrison echter ook niet, dat zijn bijdrage aan de wereld van de radio door de autoriteiten werd genegeerd. In 1997 besloot Rudolph Guilani, toen de echte burgemeester van New York, hem uit te nodigen en op 25 april kreeg Harrison, die in zijn loopbaan tal van onderscheidingen heeft ontvangen en bovendien duizenden artiesten voorbij heeft zien komen en persoonlijk heeft ontmoet, tot zijn grote genoegen de mooiste onderscheiding die hij ooit had kunnen ontvangen. De burgemeester riep namelijk vanaf dat moment de legendarische dag 25 april uit tot een jaarlijkse happening: The Harry Harrison Day. Harry Harrison is kortom wel gestopt, maar miljoenen luisteraars zullen een zeer goede herinnering overhouden aan deze uitstekende "Good Guy". Hans Knot, 14 september 2019
  22. Hij noemde zich de meest excentrieke persoonlijkheid van de flower power scene. Na het overlijden van John Lennon in 1980 presteerde hij zich als de enige scherp denkende overgebleven persoon ter wereld. Dan hebben we het over een excentriekeling - Mario Welsman uit Amsterdam - destijds officieel kapper van beroep. Sommige van de radiofans kennen hem nog van een incident op 17 september 1970, waarbij aangenomen dient te worden dat hij weer eens in de publiciteit wenste te komen. Maar ook kom ik terug op een geval van paleisvredebreuk gepleegd door dezelfde Mario Welsman. Dan heb ik het eerst over een incident op de Noordzee een paar mijl uit de kust van Scheveningen. Een paar week eerder was men aan boord van de MEBO II al verrast geweest door een vermeende poging tot kaping van het zendschip van RNI. Dit door nachtclub eigenaar Kees Manders en zijn kompaan Ir. Heerema. Een alom bekend incident onder de fans van RNI. Maar op die 17de september 1970, was er andermaal een panieksituatie te horen in de uitzendingen toen deejays de luisteraars vertelden dat een boot, die hen onbekend was, lag afgemeerd naast de MEBO II. Ook werd er weer over een vermeende kaping gesproken. Na enige minuten stopte de berichtgeving en kwam men er ook niet meer op terug in het programma. Andermaal enkele dagen later, op 23 september, werd er in een nieuwsuitzending gewag gemaakt dat er opnieuw problemen waren op het zendschip. De toen 29-jarige kapper Mario Welsman uit Amsterdam had in de haven van Scheveningen een boot gehuurd met opdracht naar het RNI zendschip te varen. Toen het schip bij de MEBO II was aangekomen vroeg Welsman toestemming aan boord te komen, hetgeen hem in eerste instantie werd geweigerd. Dit aanhorende zei hij tegen de kapitein zich daar niets van aan te trekken en dat hij het schip zou gaan kapen. Toen hij dan ook aan boord klom, werd hij onmiddellijk door bemanningsleden vastgegrepen en opgesloten in één van de hutten. Eerst vertelde de bemanning Mario dat, wanneer hij niet met de gehuurde tender zou teruggaan, hij overboord zou worden gegooid. De kapitein van de gehuurde boot, de Scheveningen 18, had echter geen zin de kapper mee terug te nemen en dus werd besloten Erwin Meister en Edwin Bollier, de eigenaren van het zendschip, die verbleven in het Grand Hotel in Scheveningen, te informeren. Meister zelf beloofde zo spoedig mogelijk naar het zendschip te komen om de overspannen man terug te brengen aan land. Meister belde met Tom van der Linden (die kortelings invalkapitein was geweest) en vroeg hem, tegen betaling, hem met zijn eigen schip naar de MEBO II te brengen. Tom, die later berucht zou worden als één van de duikers die op 15 mei 1971 een aanslag pleegde aan boord van het zendschip, ging akkoord met zijn eigen schip, de MV Redder, uit te varen met Meister. Na aankomst bij het zendschip werd er vervolgens in de hut van de kapitein een gesprek gevoerd met Mario Welsman. De kapper vertelde Meister dat hij geruchten had gehoord dat RNI spoedig haar uitzendingen zou stoppen. Ook vertelde hij dat hij zijn poging tot kaping had ondernomen omdat de MEBO II zo’n mooi schip was en dat hij het niet kon uitstaan dat het station uit de ether zou gaan verdwijnen. Het zou een slechte zaak zijn voor de miljoenen luisteraars en ook wilde hij niet dat de bemanning en deejays zonder werk zouden komen te zitten. Toen daar niet serieus genoeg door Meister op werd gereageerd deed Mario Welsman er nog een schepje bovenop. Hij vertelde Meister dat hij gemachtigd was te onderhandelen tot aankoop van het zendschip in naam van Freddy Heineken, multimiljonair en destijds eigenaar van de Heineken Brouwerijen. Ook toen vertelde Meister hem dat hij niet onder de indruk was van Mario’s verhalen en gaf hij opdracht aan de bemanning Welsman maar weer op te sluiten en te bewaken en hem bij de eerste de beste gelegenheid van boord te laten halen. Waarschijnlijk had Welsman op voorhand een verslaggever van de Telegraaf ingeseind en geïnformeerd over zijn plannen. Niet veel later werd namelijk door een journalist van die krant de MS Dolfijn gehuurd van de firma Vrolijk in Scheveningen om te kijken hoe de situatie er voor zou staan bij de MEBO II. Aangekomen bij het zendschip werd overeengekomen dat de journalist en dus ook de schipper van de Dolfijn de Amsterdammer mee terug zouden nemen. Onderweg naar de haven vertelde Mario aan de journalist, dat hij graag wat langer op de MEBO II was gebleven maar dat de deejays niet op hem gesteld waren. Een paar jaar eerder had Mario Welsman al de nodige publiciteit getrokken door een keten van zeer exclusieve kapperszaken op te starten in diverse steden in het westen van het land. De start van dit keten werd met een groots georganiseerd feest gevierd, waarbij vele belangrijke en beroemde Nederlanders werden uitgenodigd. Hij was het middelpunt van een gouden party en beweerde hofkapper te zijn van Koningin Elisabeth en dat vele groten der aarde, waaronder Farah Dibah, tot zijn cliënteel behoorden. Binnen een paar jaar waren alle tien winkels al weer gesloten. Maar Mario Welsman, de kapper met de gouden handjes, zoals hij zichzelf altijd graag noemde, was eerder in 1970 al uitgebreid in de publiciteit geweest toen eind januari een rechtszaak tegen hem werd gehouden in Amsterdam. Waarschijnlijk onder invloed van gedroogd gras en meer had hij in oktober 1969 besloten, omdat hij toch van mening was dat hij vanuit de hemel was gezonden om Amsterdam en ons land te verrijken, het Paleis op de Dam gewapend met goudverf, een schaar en meer te beklimmen. De dagbladpers meldde hierover dat in feite zijn tocht, die hem in de nacht van 10 oktober 1969 naar het Amsterdamse Paleis op de Dam voerde, wel halsbrekend, maar toch minder hemels was dan hij zich had voorgesteld. ‘Op weg via de gevel naar de machtige Atlas ­­- die met zijn door de tand des tijds wat aangevreten wereldbol boven op het dak van het paleis troont - kwam hij niet met zijn spuitbus vol goudverf en met zijn zakschaartje terecht bij de machtige torser, maar op de vensterbank van de slaapkamer van de dienstwoning van de heer A. Perfors, opzichter en administrateur van het Paleis op de Dam.’ Achteraf bleek dat Mario Welsman pech had gehad, want de heer Perfors werd wakker, greep de kapper bij de benen en vervolgens kwamen beiden in een stevige vechtpartij — en dat was toch een heel wat minder ludiek en hemels gebeuren dan wat Mario van plan was: namelijk Atlas en zijn wereldbol met goud gaan bespuiten. Het resultaat van de vechtpartij was dat de beheerder Perfors niet alleen goudverf in zijn gezicht kreeg gespoten door Welsman, maar ook een scheur in zijn pink die veel bloed opleverde maar ook een bezoekje aan het nabijgelegen ziekenhuis, waar een hechting plaats vond. Er was meer schade want ook een raam begaf het en al het rumoer rond de beklimming, Mario had zijn vaste fanclub meegenomen, zorgde er ook voor de politie snel ter plaatse was vanuit het Bureau Warmoesstraat. In die tijd werden dergelijke acties snel door de rechtbank behandeld, en werd het niet een kwestie van meer dan een jaar wachten tot een behandeling zou plaats vinden, zoals nu een halve eeuw later. Eind november 1969, dus een maand na het voorval, kreeg Mario Welsman een boete opgelegd van 75 gulden en werd hij bij verstek veroordeeld tot betaling. Op 27 januari 1970 kwam de huisvredebreuk andermaal aan de orde. Niet dat Mario er die keer wel was: maar zijn verklaringen, afgelegd bij arrestatie en verhoor, lagen keurig uitgetypt ter tafel van de politierechter mr. Ten Kroode. Daaruit bleek, dat Mario Welsman de Atlas en zijn wereldbol had willen bespuiten om op deze manier een gouden net over Amsterdam te leggen, een soort kosmisch net waarmee je zelfs het weer zou kunnen veranderen en waarmee je in ieder geval alle mensen tot goede gedachten kon brengen. En goud spuiten was volgens Mario daartoe het aangewezen middel. Hij wilde helemaal niet inklimmen bij meneer Perfors — dat ging gewoon vanzelf. Hij wilde de man ook helemaal geen pijn doen: dat ging ook vanzelf — of misschien wel door het breken van het raam, dat wist Mario helaas niet meer precies. Uit de verslagen bleek ook dat hij de toenmalige Koningin Juliana niets wenste aan te doen, mede getuige de uiting dat hij trouw was aan de Kroon. Hij had er nog aan toegevoegd dat hij bereid was dat hij alle geleden financiële schade wenste te vergoeden. In de nadagen van de Flower Power toonde de voornoemde Officier van Justitie zich door deze lieve woorden geroerd. Het idee van algehele bevolkingsverbetering vond hij prachtig maar om dit door middel van huisvredebreuk te doen, achtte hij een minder gelukkige zaak. Hij eiste dan ook 150 gulden boete subsidiair vijftien dagen gevangenis. De rechter betoonde zich nog milder en zo werd Mario bij verstek veroordeeld tot 100 gulden subsidiair tien dagen. Het schaartje en de spuitbus werden verbeurd verklaard en de vergoeding kon hij nog betalen daar het faillissement van zijn kapperszaken pas later inging. Hans Knot, 31 augustus 2019
  23. Luisteren naar Radio Noordzee was de naam van een report opgemaakt door het Nederlands Centrum voor Marketing Analyses NV, gevestigd aan het Sarphatipark in Amsterdam. Het werd opgesteld ten behoeve van de N.V. Exploitatie Maatschappij Radio Noordzee Internationaal i.o. te Hilversum. I.O. stond voor In Oprichting. Het rapport kwam uit op 21 juli 1971. Voornoemde organisatie had voorheen al twee keer eerder een onderzoek uitgevoerd naar het luisterbereik in Nederland van Radio Veronica, Radio Luxembourg, Hilversum III en Radio Noordzee. Als maatstaf voor het luisterbereik was gehanteerd het aantal personen van 15 jaar en ouder dat in zeven dagen voorafgaand aan de enquêtedatum naar de betreffende stations hadden geluisterd. De enquêteperiode van het eerste onderzoek liep van 13 t/m 19 maart 1971, dus vlak nadat Radio Noordzee met een Nederlandstalige service in de ether was gekomen. In die periode werden 1000 personen ouder dan 15 jaar ondervraagd. De tweede periode was van 6 tot en met 10 april 1971, waarna het derde onderzoek werd gedaan tussen 19 en 25 juni om de ontwikkeling in het luisterbereik te kunnen volgen. Mede was men benieuwd wat de aanslag op het zendschip van Radio Noordzee in opdracht van medewerkers van Radio Veronica tot gevolg had op de luistercijfers. In het voornoemde rapport, waarbij vermeld dient te worden dat bij de twee laatste onderzoeken telkens 500 personen werden ondervraagd, gaf het rapport destijds een vergelijkend onderzoek. Ik zal niet een uitgebreide analyse uit het rapport naar voren halen maar een korte samenvatting geven van de resultaten. Begin april 1971 lag het percentage van luisteraars boven de 15 jaar op 36%. De cijfers voor de andere radiostations lagen respectievelijk op 48% voor Veronica, 17% voor Radio Luxembourg en 63% voor Hilversum III. Eind juni bleek uit het onderzoek dat luisteren naar Radio Noordzee was gestegen naar 41% en Veronica enigszins terugliep naar 45%. Beide andere stations bleven constant vergeleken met het onderzoek uit april 1971. Het onderzoeksbureau had ook een berekening gemaakt geprojecteerd op de totale bevolking boven de 15 jaar van destijds en kwam tot de conclusie dat eind juni 1971 er een bereik was van 4 miljoen regelmatige luisteraars. Na de aanslag op het zendschip van Radio Noordzee steeg het aantal luisteraars tussen de 25 en 34 jaar extreem van 35% in begin april tot 52% eind juni. In de leeftijdsgroep 15 tot en met 24 jaar werd Radio Veronica in juni voorbijgestreefd met 71% aan Noordzee en Veronica dat in die groep op 64% uitkwam. Men had tevens berekend waar in Nederland de grootste groei aan luisteraars was gehaald getuige de cijfers van eind juni 1971. Grote winnaars waren de regio Oost en Zuid respectievelijk van 33 naar 46% en Zuid van 22 tot 38%. Ook kwam uit het onderzoek naar voren dat van de luisteraars naar Radio Noordzee men gemiddeld 4,9 van de 7 dagen per week wel eens op het station afstemde. Begin april stond dit percentage op 4,6 dagen. Opmerkelijke opkomst van Radio Noordzee in de regio Oost en Zuid. Hoe ging het dan met de ontvangst in de regio Oost destijds? Ik heb Herbert Visser bereid gevonden zijn ervaringen van destijds eens aan het papier toe te vertrouwen en hij kwam met de volgende eigen belevingen van destijds en heden ten dage. ‘Bij daglicht waren zowel Radio Veronica als Radio Noordzee prima te ontvangen in Zevenaar. Wel was Radio Noordzee sterker, maar dat was ook logisch. Radio Noordzee draaide op zo’n 20 kilowatt en bij Radio Veronica kwam er hooguit een halve kilowatt uit de antenne (Veronica stopte zo’n 7 a 8 kilowatt in de antenne maar er kwam nog geen halve kilowatt uit). Zodra het donker werd waren beide stations verdwenen op het kleine simpele Nordmende-transistorradiootje dat ik destijds had. Ik kon op dat simpele transistorradiootje vier jaar later ook naar Radio Delmare luisteren. Wel diende ik destijds allerlei toeren uit te halen zoals mijn ene hand op de radio en de andere op de verwarmingsradiator en dergelijke leggen, maar dan kon ik de uitzendingen van Radio Delmare redelijk hoorbaar volgen. En Radio Caroline op 192 kwam ook overdag goed beluisterbaar door, ondanks dat het zendvermogen van Radio Caroline in de jaren zeventig van de vorige eeuw maar twee kilowatt was (bron: Peter Chicago). De multiplexer aan boord van de Mi Amigo kon meer vermogen niet aan terwijl ook Radio Mi Amigo in de lucht was. Aan boord van de Ross Revenge stond een betere multiplexer; en in de periode dat ik daar aan boord was, stond Radio Monique te draaien op 23 kilowatt op 963 kHz en Radio Caroline met een kilowattje of 8 op de 558. Overigens is, Radio Caroline sinds september 1974 nooit zo goed te ontvangen geweest als nu op de 648 kHz Weliswaar waren de signalen overdag vanaf de Mi Amigo en zeker vanaf de Ross Revenge met de hoge zendmast sterker dan nu. Maar zodra het donker was kwamen de signalen door van de buitenlandse rechtmatige gebruikers van de frequenties en werden op bijvoorbeeld de 259 meter de signalen vanaf zee doorspekt met de signalen van de Hongaarse Staatsradio. Nu echter is het signaal op 648 kHz ook in de avonduren nog goed beluisterbaar. Dus heeft over de hele dag beschouwd Radio Caroline anno nu in de Benelux een betere AM-ontvangst dan toen Radio Caroline nog een zeezender was.’ Hans Knot, 24 augustus 2019 Afbeelding: Mebo II (foto Rob Olthof)
  24. Deze keer heb ik nog eens wat herinneringen uit februari 1957 opgedoken. Een deel van Nederland had nog geen of slechte televisieontvangst en dus werd er gezocht naar een geschikte plek om een televisietoren te plaatsen in een van de noordelijke provincies. Op 1 februari werd bekend dat het in ieder geval niet in Appelscha zou worden gebouwd, zoals in diverse berichten was gemeld. De Leeuwarder Courant bracht uiteindelijk het niet doorgaan: ‘De geprojecteerde televisietoren voor het noorden — vurige hoop voor bezitters van televisietoestellen in onze contreien — zal niet in Appelscha verrijzen, maar gebouwd worden op een meer oostelijk gelegen plaats, even over de Friese grens. Zeer waarschijnlijk zal de gemeente Smilde de toren krijgen.’ Oorspronkelijk zou de te Appelscha geprojecteerde televisietoren een hoogte van 200 meter krijgen. Hoger kon men daar niet bouwen, omdat Appelscha in de aanvliegroute van het vliegveld Eelde ligt. Een dergelijke hoogte zou echter niet voldoende zijn optimaal bereik van televisiesignalen te realiseren. De Rijksluchtvaardienst had wel geadviseerd de toren 5 tot 6 kilometer oostelijker van Appelscha te laten bouwen, waarbij men een hoogte van 300 meter kon toestaan. Hoewel het Friese college van Gedeputeerden en het gemeentebestuur van Weststellingwerf zich vol enthousiasme op de plannen hadden geworpen, mede met het oog op de recreatief aantrekkelijke uitzichttoren, en hoewel de PTT zijn toezegging gestand wilde doen, de toren in Appelscha te bouwen, indien men daarop stond — hadden beide colleges zich vervolgens spontaan met het plan van de PTT verenigd. Zij stelden zich op het standpunt, dat de toren allereerst ten volle moest voldoen aan de televisievoorziening in het noorden van Nederland. Wel werd besloten dat de FM-zender, die in Irnsum stond, tijdelijk zou worden ingericht als provisorische televisiezendstation. Op 2 februari, dus een dag later, werd in de dagbladpers melding gemaakt dat het nog wel twee jaren kon duren alvorens een televisietoren in het noorden van Nederland actief kon worden ingezet om te komen tot een breder en betere ontvangst in de noordelijke provincies: ‘Het voor Friesland zo pijnlijke besluit, de televisietoren voor het Noorden niet in Appelscha, maar waarschijnlijk in Smilde, te doen bouwen is, naar wij nader vernemen, uitsluitend genomen uit zuiver technische en wetenschappelijke overwegingen. Een toren in Appelscha zou namelijk ook met het oog op de toekomstige uitbreiding met kleurentelevisie, telefonie door middel van een straalzender, voor het gebruik van mobilofoons en dergelijke niet geschikt zijn geweest.’ De Drentse toren — een betonnen onderbouw met daarop een zogenaamde getuide stalen mast, die zich vrij kan bewegen — werd vervolgens op dat moment de hoogste in het land, daar de andere torens en masten een hoogte van tussen de 150 en 200 meter hadden, uitgezonderd later die van Lopik die boven alles uitstak. Deze werd in 1961 geopend en kreeg een lengte van 372 meter. Dan een herinnering aan een feestelijke ontvangst van Bill Haley op 5 februari 1957 waar het Londense Waterloostation het toneel was van een uitzinnige betoging van rock and rollers, ter ere van de aankomst van de Amerikaanse bandleider Bill Haley en zijn begeleidingsband de Comets. De plaatselijke autoriteiten hadden ongeregeldheden verwacht en had de jeugd, via radio en de dagbladpers, opgeroepen ‘de kerk ietwat in het dorp te laten’. Toch was desondanks de ontvangst ontaard in een ware veldslag van duizenden opgeschoten jongens en meisjes, die tenslotte een vrouwelijke politieagent in ernstige toestand in het ziekenhuis deed belanden en Bill Haley bijna in Adamskostuum deed verschijnen. Het bleek dat Haley en zijn gevolg gekozen hadden voor een overtocht met een van de grootste cruiseschepen uit die tijd want in het Algemeen Dagblad was te lezen: ‘Reeds bij de aankomst van de Queen Elizabeth in Southampton was het een gedrang van ongekende heftigheid geweest, maar daar hadden twaalf stoere politiemannen Haley in hun midden genomen en in zijn auto gestopt. Bij het Waterloostation had de toch niet zo ondermaatse Londense politie zogenaamde dichte arm-in-arm kordons gevormd. Men had bij de aankomst van de Amerikaanse pianist Liberace reeds een voorproefje gehad. Nochtans bleken de ordemaatregelen niet voldoende om de tierende menigte halfwassen in bedwang te houden. Mannelijke rock and rollers droegen geelrode linten in het knoopsgat, vrouwelijke dito’s hadden er hun jurken mee versierd, er waren spandoeken met welkomstleuzen en toen Haley met moeite in zijn auto was gestapt en kushanden wierp, keerde menige jeugdige bewonderaarster zich om en toonde, geborduurd over het zitvlak van haar spijkerbroek, het opschrift ‘I love Bill’. Het gedrang van de menigte was zo groot dat de politie ruim twintig minuten nodig had om een doortocht voor Haley te banen. Aanhangers van de zanger beklommen de auto, waarin hij zou worden gereden, waarbij ze rock and roll thema’s op het dak roffelden. Dan was er nog iets met een groot schip een dag later op 7 februari 1957. Het ging om de eerste reis van wat toen tot de nieuwe ‘Statendam’ was gedoopt. Duizenden mensen deden het schip, de bemanning en passagiers uitgeleide voor de eerste reis van de Statendam, eigendom van de Holland-Amerika-Lijn. De menigte was samengeschoold op de Wilhelminakade en omgeving in Rotterdam om, wat in de volksmond al het zeekasteel werd genoemd, het vertrek van de Statendam naar New York meer dan een feestelijk tintje te geven. De tocht met het schip was geheel volgeboekt In feite onderscheidde de inscheping der passagiers zich in niets van andere inschepingen uit die tijd. Onder de passagiers bevonden zich onder meer de hoofddirecteuren van de Holland-Amerika Lijn en van de werf Wilton Feyenoord, alsmede tal van zakenlieden. Een speciale gast was Jan Fekkes uit Rotterdam, jarenlang kampioen op de 5000 meter en was genodigd deze maiden trip mee te maken aangezien hij ook aanwezig was bij maiden trip van de originele Statendam in april 1929 en wel als twintig maanden jonge baby. Vijf jaar was Fekkes destijds in Amerika gebleven, maar in 1957 ging hij voorgoed met zijn vrouw en 28 maanden oude zoontje naar Amerika, wat toen de nieuwe wereld werd genoemd. Hij zou er gaan werken in de tuinbouw in Indianapolis. Aan boord was er muziek van het Trio van Pia Beck, die regelmatig tijdens de overtocht een optreden verzorgde. Na aankomst in Amerika zou het trio 5 weken lang in diverse plaatsen optreden. Op 25 april 1957 kwam ze terug in Nederland om vervolgens zowel op de Belgische als Britse televisie te verschijnen, waarna ze weer naar Scheveningen ging waar ze thuiswedstrijden ging spelen met haar Trio. Hans Knot, 17 augustus 2019. Afbeelding: Statendam (foto Vereniging de Lijn)
  25. Zo maar een paar korte verslagen uit februari 1957 uit Groningen. Twee clandestiene radiostations werden er op zondagavond de 10de februari opgespoord door de Groninger Politie, in samenwerking met ambtenaren van de P.T.T. De daders werden op heterdaad betrapt tijdens de uitzending. Volgens het Nieuwsblad van het Noorden, waarin destijds de berichtgeving was terug te vinden, was er eerst een pand aan de Bilitonstraat betreden. ‘Onder allerlei opvallende en soms zelfs lieflijke roepnamen, zoals ‘Madeliefje’, ‘De Smokkelaar’, ‘De Dankbaarheid’ en ‘De Molenwiek’, had de eigenaar al geruime tijd zijn ether-activiteiten ontplooid. Het Madeliefje werd echter realistisch als een lastige smokkelaar behandeld en zal — overigens tot veler dankbaarheid — zijn geestigheden voortaan op andere wijze moeten lanceren.’ De tweede ‘geheime zender’ werd ontdekt in de Nieuwe Ebbingestraat, op loopafstand van Madeliefje en deze kondigde zich nog geestiger aan als ‘Baron van Münchhausen’, en vroeger werd de naam Peter Pech’ gebruikt. Ook deze baron had de nodige pech, want ook hij zag zijn dure zendinstallatie in beslag genomen door de ambtenaren van de Opsporingsdienst van de P.T.T. In totaal werd er die zondagavond tegen drie personen van respectievelijk 32, 27 en 20 jaar, proces-verbaal opgemaakt en werd later de apparatuur verbeurd verklaard. In het Stadsparkpaviljoen in Groningen was er zaterdagavond 9 februari 1957 een door de Groninger Jazz Sociëteit georganiseerde jazz-avond, die natuurlijk meer door dans- dan door jazz-liefhebbers werd bijgewoond. ‘Na een kort inleidend woord door de voorzitter, de heer H. van Delden, werden al dadelijk alle registers opengetrokken, zowel door de musici als door de teenagers, die al van het eerste nummer af — en masse — hun hang naar een dansvloer demonstreerden en dezen dan ook tot op de vierkante decimeter verwoed schuifelden. Zij deden dit met het zelfbewustheid der prille jeugd, de dames compleet met vlechten en paardenstaarten (wij hebben vergeefs uitgekeken naar de vurige rock-and roll- kousen), de heren met een toepasselijk gemis aan hoofdhaar, een teveel aan kinbaard en kromme pijpjes’, aldus een verslag in de regionale krant. Afbeelding: Jenne Meinema en Cees Koorenhof (foto Groninger Poparchief) Overigens ging het er gezellig en ongedwongen toe en de uitvoerende musici kregen de bijval, die zij ongetwijfeld verdienden. Het waren allereerst Jenne Meinema (altsax). Jan Groenendal (trompet), Joop Verbeke (piano), Ludwig Eschweiler (bas) en Martin Vijver (drums), die in een hoog tempo new en old favourites aan het oor toevertrouwden. Het Nieuwsblad van het Noorden meldde dat vooral uitblinker Jenne Meinema zich in zijn vaak virtuoze improvisaties een uitstekend musicus vertoonde, die jazz aanvoelde. Ook in het samenspel tussen hem en trompettist Groenendal (‘Strike up the band’) waren dikwijls opvallend goede dingen te constateren. Verder speelde er nog een jeugdcombo met de jonge (en zeker wel iets belovende) Roel Hemmes op tenorsax, André van Dam (piano), Chris Peters (bas) en Piet Leeuw (drums). Roel Hemmes werd platenhandelaar maar speelde jaren lang ook op tenorsax en deed mee op een van de lp’s van Cuby and the Blizzards in de jaren zestig van de vorige eeuw. Maar er werd dat weekend ook gehandeld gericht op de toekomst, namelijk de Meikermis. In het Concerthuis aan de Poelestraat te Groningen werd de openbare inschrijving gehouden voor de Groninger Meikermis. Het was niet een snelle afhandeling want het duurde niet minder dan vier en een half uur voordat alle plekken waren toegewezen. De toenmalige Groninger wethouder Streuper opende om tien uur die zaterdagochtend met het voorlezen van de eerste inschrijving. De bijeenkomt duurde vervolgens tot half drie in de middag toen de laatste bieding werd behandeld. Het was inschrijving nummer 262 van een kermisexploitant die graag een plekje wenste op een van de pleinen waar de jaarlijkse Meikermis in Groningen plaats ging vinden. Een paar honderd exploitanten waren aanwezig en dat was veel meer dan in 1956. De Meikermis was in 1957 trouwens gepland voor de periode van 11 tot en met 19 mei. Verwacht werd dan ook dat te innen pachtgelden minstens 20.000 gulden hoger zouden zijn als in het voorgaande jaar. Dit hield tevens in, dat ook de samenstelling van de kermis die van het jaar 1956 ging overtreffen. Zo was er een exploitant van een achtbaan, die voor een plekje op de Vismarkt liefst 8000 harde guldens neertelde. Een eigenaar van een Balcospel, je weet wel met de grijpers proberen een object te scoren, betaalde 5379,-- gulden, ervan overtuigd dat dit bedrag zeer zeker fors zou worden overschreden tijdens de Kermisdagen. Hij had dan ook als enige dat jaar een dergelijk spel op de Kermis en hoefde niet te vrezen dat goklustige Groningers naar de concurrent zouden gaan. Voor de eetlustige bezoekers was er een keuze uit liefst 13 gebakkramen verspreid over de Vismarkt, Ossenmarkt en Grote Markt, terwijl bij vier kramen de destijds nog redelijk betaalbare palingen konden worden gekocht. Naast de gebruikelijke schiettenten en autoscooters mochten de kermisbezoekers in 1957 ook hun hart ophalen in een zogenaamde emotiebaan, waarin een reis ‘naar Mars’ gemaakt kon worden. Of het om een enkele reis ging of een retourtje werd niet bekend gemaakt. Hans Knot, 10 augustus 2019
×
×
  • Nieuwe aanmaken...

Belangrijke informatie

Door gebruik te maken van deze website ga je akkoord met Gebruiksvoorwaarden, Privacybeleid en Richtlijnen.