Spring naar bijdragen

Doorzoek de gemeenschap

Toont resultaten voor tags 'hans knot'.

  • Zoeken op tags

    Voer tags gescheiden door een komma in.
  • Zoek op auteur

Soort bijdrage


Forums

  • Radio
    • Nederland
    • België
    • Verenigd Koninkrijk
    • Overige landen
    • LPAM (kleinvermogen AM)
    • Zeezenders
    • Radio Veronica
    • Radiovormgeving
    • Radiotechniek
  • Overig
    • MediaPages
    • Stamtafel
    • Help
    • Mededeling
    • Niet geregistreerde gebruikers

Blogs

  • Column
  • Nederland
  • Dossier
  • Recensie
  • België
  • Hitnoteringen
  • Testblog
  • Radio Erfgoed
  • Afspraken van Beheerders
  • Afspraken van Hitnoteringen
  • Blog van Radiotunes

Vind resultaten in...

Vind resultaten die bevatten...


Datum aangemaakt

  • Start

    Einde


Laatst bijgewerkt

  • Start

    Einde


Filter op aantal...

Geregistreerd

  • Start

    Einde


Groep


Website


Facebook


Twitter


Skype


Woonplaats


Interesses

  1. Zo maar een paar korte verslagen uit februari 1957 uit Groningen. Twee clandestiene radiostations werden er op zondagavond de 10de februari opgespoord door de Groninger Politie, in samenwerking met ambtenaren van de P.T.T. De daders werden op heterdaad betrapt tijdens de uitzending. Volgens het Nieuwsblad van het Noorden, waarin destijds de berichtgeving was terug te vinden, was er eerst een pand aan de Bilitonstraat betreden. ‘Onder allerlei opvallende en soms zelfs lieflijke roepnamen, zoals ‘Madeliefje’, ‘De Smokkelaar’, ‘De Dankbaarheid’ en ‘De Molenwiek’, had de eigenaar al geruime tijd zijn ether-activiteiten ontplooid. Het Madeliefje werd echter realistisch als een lastige smokkelaar behandeld en zal — overigens tot veler dankbaarheid — zijn geestigheden voortaan op andere wijze moeten lanceren.’ De tweede ‘geheime zender’ werd ontdekt in de Nieuwe Ebbingestraat, op loopafstand van Madeliefje en deze kondigde zich nog geestiger aan als ‘Baron van Münchhausen’, en vroeger werd de naam Peter Pech’ gebruikt. Ook deze baron had de nodige pech, want ook hij zag zijn dure zendinstallatie in beslag genomen door de ambtenaren van de Opsporingsdienst van de P.T.T. In totaal werd er die zondagavond tegen drie personen van respectievelijk 32, 27 en 20 jaar, proces-verbaal opgemaakt en werd later de apparatuur verbeurd verklaard. In het Stadsparkpaviljoen in Groningen was er zaterdagavond 9 februari 1957 een door de Groninger Jazz Sociëteit georganiseerde jazz-avond, die natuurlijk meer door dans- dan door jazz-liefhebbers werd bijgewoond. ‘Na een kort inleidend woord door de voorzitter, de heer H. van Delden, werden al dadelijk alle registers opengetrokken, zowel door de musici als door de teenagers, die al van het eerste nummer af — en masse — hun hang naar een dansvloer demonstreerden en dezen dan ook tot op de vierkante decimeter verwoed schuifelden. Zij deden dit met het zelfbewustheid der prille jeugd, de dames compleet met vlechten en paardenstaarten (wij hebben vergeefs uitgekeken naar de vurige rock-and roll- kousen), de heren met een toepasselijk gemis aan hoofdhaar, een teveel aan kinbaard en kromme pijpjes’, aldus een verslag in de regionale krant. Afbeelding: Jenne Meinema en Cees Koorenhof (foto Groninger Poparchief) Overigens ging het er gezellig en ongedwongen toe en de uitvoerende musici kregen de bijval, die zij ongetwijfeld verdienden. Het waren allereerst Jenne Meinema (altsax). Jan Groenendal (trompet), Joop Verbeke (piano), Ludwig Eschweiler (bas) en Martin Vijver (drums), die in een hoog tempo new en old favourites aan het oor toevertrouwden. Het Nieuwsblad van het Noorden meldde dat vooral uitblinker Jenne Meinema zich in zijn vaak virtuoze improvisaties een uitstekend musicus vertoonde, die jazz aanvoelde. Ook in het samenspel tussen hem en trompettist Groenendal (‘Strike up the band’) waren dikwijls opvallend goede dingen te constateren. Verder speelde er nog een jeugdcombo met de jonge (en zeker wel iets belovende) Roel Hemmes op tenorsax, André van Dam (piano), Chris Peters (bas) en Piet Leeuw (drums). Roel Hemmes werd platenhandelaar maar speelde jaren lang ook op tenorsax en deed mee op een van de lp’s van Cuby and the Blizzards in de jaren zestig van de vorige eeuw. Maar er werd dat weekend ook gehandeld gericht op de toekomst, namelijk de Meikermis. In het Concerthuis aan de Poelestraat te Groningen werd de openbare inschrijving gehouden voor de Groninger Meikermis. Het was niet een snelle afhandeling want het duurde niet minder dan vier en een half uur voordat alle plekken waren toegewezen. De toenmalige Groninger wethouder Streuper opende om tien uur die zaterdagochtend met het voorlezen van de eerste inschrijving. De bijeenkomt duurde vervolgens tot half drie in de middag toen de laatste bieding werd behandeld. Het was inschrijving nummer 262 van een kermisexploitant die graag een plekje wenste op een van de pleinen waar de jaarlijkse Meikermis in Groningen plaats ging vinden. Een paar honderd exploitanten waren aanwezig en dat was veel meer dan in 1956. De Meikermis was in 1957 trouwens gepland voor de periode van 11 tot en met 19 mei. Verwacht werd dan ook dat te innen pachtgelden minstens 20.000 gulden hoger zouden zijn als in het voorgaande jaar. Dit hield tevens in, dat ook de samenstelling van de kermis die van het jaar 1956 ging overtreffen. Zo was er een exploitant van een achtbaan, die voor een plekje op de Vismarkt liefst 8000 harde guldens neertelde. Een eigenaar van een Balcospel, je weet wel met de grijpers proberen een object te scoren, betaalde 5379,-- gulden, ervan overtuigd dat dit bedrag zeer zeker fors zou worden overschreden tijdens de Kermisdagen. Hij had dan ook als enige dat jaar een dergelijk spel op de Kermis en hoefde niet te vrezen dat goklustige Groningers naar de concurrent zouden gaan. Voor de eetlustige bezoekers was er een keuze uit liefst 13 gebakkramen verspreid over de Vismarkt, Ossenmarkt en Grote Markt, terwijl bij vier kramen de destijds nog redelijk betaalbare palingen konden worden gekocht. Naast de gebruikelijke schiettenten en autoscooters mochten de kermisbezoekers in 1957 ook hun hart ophalen in een zogenaamde emotiebaan, waarin een reis ‘naar Mars’ gemaakt kon worden. Of het om een enkele reis ging of een retourtje werd niet bekend gemaakt. Hans Knot, 10 augustus 2019
  2. In deze aflevering zet ik een presentator van weleer in de spotlight. Karel Prior was een van de bekende gezichten — misschien beter gezegd ‘stemmen’ — uit de naoorlogse jaren van de Nederlandse radio. Daarnaast was hij als producer verantwoordelijk voor tal van succesvolle programma's op de radio en de televisie. In dit artikel een terugblik op een aantal opmerkelijke gebeurtenissen uit het leven van Karel Prior: zomaar enkele van de vele "prioriteiten" uit het rijke leven van een van de voortrekkers uit de Nederlandse radio- en televisiewereld van na de Tweede Wereldoorlog. Veel oudere radioluisteraars zullen zich nog de stem kunnen herinneren die bijna vijftig jaar geleden — om precies te zijn in februari 1971 — de eerste Nederlandstalige woorden uitsprak op Radio Noordzee. Bij herhaling klonk, gedragen door een prachtig stemgeluid, steeds maar weer dezelfde tekst: "Dit is Radio Noordzee met een proefuitzending ... U zult in de toekomst meer van ons horen. U gaat nu luisteren naar een non-stop muziekuitzending van Radio Noordzee." Die woorden werden destijds ingesproken door Karel Prior op een zogenaamde loop-tape. Prior overleed op 24 april 1997 — hij was toen 73 jaar oud — na een leven dat bijna geheel in het teken stond van de radio en televisie. Na de start van de Nederlandstalige service van Radio Northsea International (RNI) kreeg Prior in maart 1971 bij dat station zijn eigen programma. ‘Prioriteiten’, dat zich vooral op het oudere luisterpubliek richtte en dat ging iedere zondagmorgen de ether in. Voor de gemiddelde tiener en twen die in die tijd op het station afstemden, was Prior's mooie stem toen een nieuw geluid. Voor de meeste ouderen was er evenwel sprake van herkenning. Prior had op dat moment namelijk al een lang radioverleden achter de rug. Voordat hij, via zijn productiebedrijf Karel Prior Producties dat overigens net als de RNI-organisatie op de terreinen van het Strengholt-concern in Naarden was gevestigd, betrokken werd bij de uitzendingen van de Nederlandstalige uitzendingen van RNI, had hij al tal van werkgevers versleten. De in 1924 geboren Prior begon na de Tweede Wereldoorlog zijn radioloopbaan in Hilversum. In eerste instantie probeerde hij het als acteur en cabaretier, maar in 1947 stapte hij de omroep binnen als nieuwslezer en omroeper. Vanaf die tijd kent zijn loopbaan tal van successen en bijna even zovele werkgevers, waaronder de VARA, de NRU (de Nederlandse Radio Unie), de AVRO, de TROS en de NOS. Prior werd in 1952 door de leiding van de VARA gevraagd om het grote radio-amusement voor de zaterdagavond te gaan produceren. Hij toonde zich daarbij iemand met een goede neus voor talent. Voordat de televisie werd geïntroduceerd, werd de avonden gevuld met aantrekkelijke radioprogramma's voor het hele gezin. Geliefd waren daarbij de zogeheten ‘volkse typetjes’. Een daarvan was de draaiorgelman ‘Willem Parel’, die oorspronkelijk slechts een keer acte de préséance zou geven in het programma ‘VARA’s Showboat’. Prior was echter zo slim om deze act van Wim Sonneveld een vaste plek te geven in het programma. Terecht zo bleek, want de figuur van Willem Parel werd enorm populair. Prior was daarnaast verantwoordelijk voor nog een ander kassucces voor de VARA. Op 11 februari 1956 bracht hij het duo Tom Manders — in diens vaste rol van de zwerver Dorus — en de organist ‘meneer’ Cor Steijn samen in een aflevering van het programma ‘Showboat’. Gevolg was dat dit duo zowel via radio, als later de televisie, enorme successen zouden boeken. In 1957 maakte Prior de overstap van de VARA naar de AVRO. In die hoogtijdagen van de verzuiling was dat nog hoogst ongebruikelijk. De omroepen profileerden zich met een beroep op hun ‘overtuiging’ en Prior's daad werd bijna ervaren als een vorm van geloofsafval. De overstap maakte dan ook nogal wat publiciteit los. Prior trok zich er weinig van aan en maakte ook voor zijn nieuwe werkgever tal van succesvolle programma's. Hij was bij de AVRO onder meer verantwoordelijk voor het programma ‘Koek en Ei’ met Conny Stuart, Ko van Dijk, Joep Doderer en Johan Kaart. Dat bekende viertal was een andere reden waarom de overstap zoveel publiciteit opriep. Prior had de acteurs gewoon overgehaald om uit het VARA-programma ‘Mimoza’ te stappen om vervolgens bij de AVRO onder een andere programmanaam de successen voort te zetten. Prior verwierf daarnaast bekendheid als televisieproducer. Absolute toppers uit het zwart-wit tijdperk van de Nederlandse televisie zijn ‘De Weekend-Show’ met Rijk de Gooyer en Johnnie Kraaykamp en ‘Hou Je Aan Het Woord’, een taalkundig spelprogramma met onder meer Karel Jonckheere en Godfried Bomans — beide producten van Prior. Jarenlang hield hij het vol bij de AVRO en de TROS, totdat het tijdperk van de grote showprogramma's verleden tijd werd. Zijn liefde ging daarna weer uit naar de radio, waarvoor hij in de late jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw andermaal programma's ging maken voor de AVRO. Graag had hij, na het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd, dit werk voortgezet. De leiding van, de AVRO was het er echter niet mee eens en daarmee viel vervolgens een van de prachtigste stemmen van de Nederlandse radio niet meer te beluisteren. Prior zat altijd vol ideeën, maar was bij lange na niet bij iedereen geliefd. Sommige bestuurders hadden een uitgesproken hekel aan de man. Zo werd Prior in 1960 — hij werkte toen dus al zo'n drie jaar bij de AVRO — namens de gezamenlijke omroepen gevraagd om het Bevrijdingsprogramma op de televisie te regisseren. In die tijd discussieerden de vertegenwoordigers van de betrokken omroepen altijd uitgebreid vooraf of een bepaald item wel of niet in een programma mocht komen. Ook voor het betreffende Bevrijdingsprogramma, dat op 5 mei 1960 zou worden uitgezonden, zaten de vertegenwoordigers van de omroepen rond de tafel om de invulling van het feestprogramma rond te krijgen. Op dat moment stond de zangeres Corry Brokken hoog in de hitparade met haar versie van ‘Milord’, een Nederlandse bewerking van een chanson dat al eerder bekend werd in de uitvoering van de Franse zangeres Edith Piaf. Prior had het lied, dat overigens liefst zestien weken — nog steeds een nationaal record — de eerste plaats op de hitparade wist te behouden, in de uitzending opgenomen. De wrange tekst, die handelde over een prostituee, werd evenwel — vooral in christelijke kring — als aanstootgevend ervaren. Een kort citaat uit het liedje: "En als je eenzaam wordt, Moe van 't gelukkig zijn, Kom dan bij mij, Milord, Dan sluit ik het gordijn ..." Een vertegenwoordiger van de NCRV gaf te kennen, dat een lied met een dergelijke tekst beslist niet in het programma paste. Prior was woedend en gaf staande de vergadering zijn opdracht terug. Met het schrappen van de titel ‘Milord’, zo zei hij met een beroep op zijn deskundigheid, werd het werken als producer hem onmogelijk werd gemaakt. Prior's beslissing om de opdracht terug te geven, veroorzaakte nogal wat opschudding. Veel artiesten — met als woordvoerder de regisseur en tekstschrijver Wim Ibo — verklaarden zich solidair met Prior. Het was een van de eerste tekenen van de omslag van de jaren vijftig naar de jaren zestig. Voor Prior zelf had het muisje overigens nog een financieel staartje. Eerst waren het nog voornamelijk geruchten die achter de schermen de ronde deden. Maar begin juni 1960 — dus meer dan een maand nadat Prior besloten had zijn taken aan de gezamenlijke omroepen terug te geven — werd duidelijk dat het bestuur van de AVRO consequenties had verbonden aan Prior's weigering. Prior, die tot op dat moment een aanstelling had als hoofd amusement, werd gedegradeerd tot gewoon omroepmedewerker. Dit stond destijds gelijk aan degradatie vanuit schaal 13 tot aan de bodem van schaal 12. Deze gebeurtenis werd uitgebreid in de pers naar voren gehaald. In de kranten viel zelfs te lezen dat het Prior minimaal tweeduizend gulden op jaarbasis zou schelen. Let wel we hebben het over het jaar 1960. De AVRO was echter niet tot het uiterste gegaan. Zowel de NCRV als de VARA, beide eerdere werkgevers van Prior, hadden er bij de directie van de AVRO op gestaan dat de man op staande voet zou worden ontslagen. Dat de NCRV het ontslag van Prior had geëist, had puur te maken met de tekst van het liedje ‘Milord’ dat Prior wenste uit te zenden op de televisie. Bij de VARA speelden ook andere overwegingen een rol. Voor deze omroep vormde de gebeurtenis een prachtige gelegenheid om Prior terug te pakken voor wat ze nog steeds zagen als een geval van overlopen. Een salarisverlaging was een tweede optie. Men vond in VARA-kringen namelijk destijds al dat zijn nieuwe werkgever hem veel te hoog had ingeschaald. Dit probleem werd toen zelfs uitgevochten tot aan de toenmalige omroepcommissaris, professor Beel, toe. Die liet uiteindelijk weten, dat de AVRO goed zat op het punt van Prior's aanstelling in salarisklasse 13. Naar huidige maatstaven gemeten, stond de maatregel van de AVRO in geen enkele verhouding met het principiële standpunt van Prior. De hele gebeurtenis werpt tegelijkertijd een schril licht op de toestanden, die rond die tijd binnen de omroepen heersten. Hoewel de bestuurders er niet tegenop zagen om hun visie op de conflicten openbaar te maken via verklaringen aan journalisten, werd er binnenshuis besmuikter mee omgegaan. Ook dat riep weer de nodige irritatie op. Wordt vervolgd. Hans Knot, 27 juli 2019 Afbeelding: Karel Prior (foto Wikipedia / beeldengeluidwiki.nl)
  3. De maand juli is een zomermaand, een maand om vakantie te kunnen houden maar ook om het even rustig aan te doen. Nostalgisch neem ik je vanaf het laatste weekend in juni in vier delen mee terug in de tijd en ga het hebben over het eens zogeheten ‘heilig kastje’, dat in vele gezinnen een lange tijd centraal stond: de televisie. Vandaag deel 4. Het plan, dat de omroepen dienden te maken, stond trouwens los van de taken van de Pacificatiecommissie. De opdracht aan deze commissie had een veel wijdere strekking. Deze commissie werd onder meer geacht advies uitbrengen over de bezetting van een tweede televisienet. Behalve problemen, die verband hielden met de uitzendingen van reclameboodschappen, moest zij ook tal van andere zaken betreffende uitzendingen over het tweede net bestuderen, zoals de vraag of ook andere instanties, dan de bestaande omroepverenigingen, uitzendingen via dat net zouden moeten kunnen verzorgen. Afbeelding: Cartoon Opland Volkskrant Ook in wetenschappelijk kring bleek men zich in het jaar 1964 ernstige zorgen te maken over de televisie. Ditmaal ging het echter noch over reclame, noch over de kabel. Nee, het intellectuele niveau van de televisie liet te wensen over. Zo luidde tenminste de conclusie van een congres over "Televisie", dat in januari 1964 in Eindhoven werd gehouden. De bijeenkomst was georganiseerd door de Sociëteit Cultureel Centrum en omgeving, dat haar tienjarig bestaan vierde. Een forum, onder voorzitterschap van niemand minder dan Mr. J.M.L.Th Cals, constateerde dat intellectuelen slecht vertegenwoordigd waren bij de televisie, "... zowel voor als in de beeldbuis." Dat lag volgens de wetenschappers aan het verschil tussen het niveau van de intellectuelen en dat van het televisie-aanbod. Daarom viel er, zoals ze het zelf formuleerden, "nog steeds een aversie bij deze bevolkingsgroep te constateren om zich met de uitschakeling van hun rijke scala van menselijke functies en mogelijkheden in de categorie der 'simpele kijkers' te laten inschakelen." Simpel gezegd, het televisie-aanbod had te weinig intellectueel niveau. Het forum had daarvoor ook een oplossing bij de hand. Binnen de NTS en de omroepen zouden meer academici in dienst moeten worden genomen, "teneinde de graad van deskundigheid der geboden voorlichting ter verhogen." Het forum was wel zo goed om direct daarbij te waarschuwen om geen wonderen te verwachten. Het aannemen van meer wetenschappelijke medewerkers zou niet betekenen dat de intellectueel zijn bureaustoel zou inruilen voor een ligstoel: "Heel wat academici zullen bereid moeten zijn zich in de ogen van de clan in de televisie te deballoteren, alvorens de grondeloze diepte der aversie is bereikt. Immers er is geen toestel dat zo totaal van elk snob-appeal is gespeend als juist dit monument der gestegen welvaart. In zijn poging iedereen, ook de ongevormde, 'in' te doen zijn, ligt de oorzaak van zijn totale 'uit' zijn. Eerst wanneer het gehele scherm door doctorandi in bezit zal zijn genomen, zullen dezen ertoe overgaan zichzelf een toestel aan te schaffen," aldus het Forum tijdens het congres in Eindhoven. Ook dat soort geluiden viel kortom in 1964 nog te horen, al vormde het niet langer het centrum van het publieke debat over de televisie. Pas bij de entree van de TROS in het televisiebestel — denk aan de zogeheten "vertrossing" — zou dit thema weer naar voren komen. Maar zover was het nog lang niet. Hoe ging het verder? Voor de kust van Noordwijk werd begin juni 1964 het kunstmatig platform verankerd waarvandaan in het tweede helft van 1964 Radio Noordzee en niet veel later, vanaf 12 augustus, TV-Noordzee hun uitzendingen begonnen. De programma's werden niet via de kabel doorgegeven door de PTT en, ondanks hun kabelaansluiting, klommen veel bewoners van het Haagse Bezuidenhout weer het dak op om de speciale REM-antenne te installeren. Ze waren niet de enigen. In diezelfde maand zette de Pacificatiecommissie al haar activiteiten tijdelijk stil, zonder een rapport bij de regering op tafel te leggen. De leden van de commissie lieten minister Bot weten dat zij niet weer aan het werk zouden gaan voordat de bewindsman zijn standpunt over de REM duidelijk had gemaakt. Hun redenering was, zij onder druk van de komst van de REM, niet in vrijheid hun mening te kunnen vormen over de toekomst van de televisie en de eventuele invoering van reclame. Het kabinet moest eerst duidelijk laten zien wat het wilde en hoe het dacht over deze "piraterij" op radio en televisie. Wat niet letterlijk door de commissieleden werd gezegd, maar waar het eigenlijk wel op neer kwam, was dat men eigenlijk niet weer aan het werk wenste te gaan voordat zowel de REM als Radio Veronica, dat al vier jaar actief was vanaf internationale wateren, uit de lucht waren gehaald. De politiek, dat was duidelijk, zag het allemaal niet zitten — met uitzondering dan van de VVD. Daar was men positiever ingesteld op het punt de uitzendingen vanaf internationale wateren. Mevrouw Haya van Someren-Downer verklaarde bijvoorbeeld in een radio-uitzending, naar aanleiding van het besluit van de commissie, dat het een normale zaak was dat de uitzendingen vanaf zee werden verzorgd: "Iets wat in dit land niet wordt toegelaten, terwijl er blijkbaar toch behoefte aan is, dient men te legaliseren, zelfs als het illegaal buiten de grenzen gebeurt." Maar, de VVD had het niet voor het zeggen. De Nederlandse regering maakt snel een wetje, waarmee de uitzendingen werden verboden. De REM zou op 17 december gedwongen worden om haar uitzendingen te stoppen. De regering kon echter niet meer om de zaken heen en diende met een goed alternatief moeten komen. Men probeert het. Zo werd op 1 oktober 1964 het tweede net definitief toegewezen aan de zendgemachtigden. Verder werd de zendtijd officieel uitgebreid tot 52 uur per week. De reclame op de televisie kwam er ook. Aan het eind van 1964 werd dan toch het rapport gepubliceerd van de Pacificatiecommissie. Daarin adviseert de commissie om etherreclame toe te staan. Dat gebeurde uiteindelijk ook, al zou het kabinet Marijnen in 1965 nog over deze kwestie struikelen. En, ook de instelling van CAI's ging gedreven voort in Nederland. De antennes verdwenen massaal van de daken. Tot het aanleggen van een landelijk kabelnet, wat de regering honderden miljoenen guldens zou hebben gekost, is het overigens nooit gekomen. In 1965 verliet de overheid het standpunt dat uitsluitend de PTT hiervoor zorg moest dragen. Middels plaatselijke initiatieven kwamen er in het begin van de jaren zeventig van de vorige eeuw de eerste kabelnetten — de eerste werd, naar verluidt, in 1971 in Goirle in gebruik genomen — die zich vervolgens landelijk verspreidden. Tegenwoordig is Nederland het best bekabelde land ter wereld. Geraadpleegde bronnen De Volkskrant, jaargang 1964. Parool, jaargang 1964. Maandblad De Katholieke Werkgever, 1964, 2. NTS Infobulletin, 1964. Staatsbedrijf der Posterijen (1963), Telegrafie en Telefonie (1963), Vervolgrapport draadomroep: centraal antenne systeem. Den Haag: Staatsbedrijf der Posterijen, Telegrafie en Telefonie, 1963. Televizier, 7 november 1964. En verder diverse omroep- en overheidsdocumenten uit het Nederlands Audiovisueel Archief, Hilversum, en het Archief van het Freewave Nostalgie Magazine. Hans Knot, 20 juli 2019
  4. De maand juli is een zomermaand, een maand om vakantie te kunnen houden maar ook om het even rustig aan te doen. Nostalgisch neem ik je vanaf het laatste weekend in juni in vier delen mee terug in de tijd en ga het hebben over het eens zogeheten ‘heilig kastje’, dat in vele gezinnen een lange tijd centraal stond: de televisie. Vandaag deel 3. Vorige week eindigde ik met het gegeven dat de PTT — dat was wel duidelijk — deze zaak niet alleen zou aankunnen. Bij elkaar genomen ging het immers om een investering van enkele honderden miljoenen guldens — en dat in bedragen van 1965. Men hoopte daarom ook op samenwerking met verzekeringsmaatschappijen, pensioenfondsen en woningbouwverenigingen, waarmee collectieve contracten zouden kunnen worden afgesloten voor de aansluiting van hele woonblokken op het systeem. De toekomstige kosten van een collectief abonnement zouden dan niet al te hoog worden. De PTT-topman verwachtte dan ook dat zo'n abonnement als een meerprijs in de maandelijkse huurafdracht zou kunnen worden doorberekend. Om het publiek warm te maken voor zijn denkbeelden, was de PTT ook niet wars van verre visioenen. Opmerkelijk in dit verband is de vroege vorm van betaaltelevisie, die professor Bast in gedachten had. Hij was van mening dat het mogelijk zou zijn bij elk televisietoestel een soort van muntautomaat te plaatsen, waarbij bepaalde kanalen zouden kunnen worden bekeken. Hier moest dan extra voor worden betaald: "Een mooie manier om de lokale sport te bevoordelen, immers een plaatselijke distributiemaatschappij zou er toe over kunnen gaan wekelijks een voetbalwedstrijd van de plaatselijke vereniging, tegen betaling, te gaan uitzenden. Een soort van wasmunt kan dan het beeld voor de bewoners zichtbaar maken." De optimistische vooruitzichten van de PTT waren echter niet aan de regering besteed. Die had op dat moment ook wel andere zorgen aan het hoofd. De aarzelende houding van de overheid ten aanzien van reclame op beeldbuis, had geleid tot een aantal creatieve, particuliere initiatieven. Daarover was sinds eind 1963 ook al het een en ander in de pers geschreven. Veel hadden de journalisten daarbij besteed aan de plannen van een aantal Nederlanders om voor de kust van Noordwijk een kunstmatig eiland te verankeren. Dit eiland zou worden gebouwd in Ierland (Cork) en op het platform zouden zowel een radio- als een televisiezender worden geïnstalleerd. Het geheel zou worden geëxploiteerd onder de naam REM (voluit: Reclame Exploitatie Maatschappij). De onderneming zou weliswaar pas in september 1964 van start gaan. Maar aangezien de woordvoerder van de REM, Brandel, veelvuldig de publiciteit zocht en ook de diverse kranten de activiteiten van de REM nauwgezet volgden, werden ook de beheerders van de eerder voornoemde CAI's wakker geschud. De meeste van hen zagen de zenderuitbreiding evenwel niet zitten. Begin februari 1964 meldde een woordvoerder van een CAI, in één van de grote steden van de Randstad, al dat zijn onderneming de centrale antenne-installatie in de woningen beslist niet in orde wenste te brengen voor de ontvangst van de toekomstige "reclamezender" uit zee. Dat had overigens ook niet gekund, want het was nog onbekend op welk kanaal de nieuwe zender zou gaan uitzenden. Het was een vraag die Brandel niet wilde beantwoorden. En ook dat leverde weer stof op voor commentaren in de pers: "De chaos op het gebied van de antennes voor de televisie-ontvangst wordt met de dag groter. Niemand weet op welk kanaal de reclamezender in zee in de loop van de zomer zal gaan zenden. Gevolg is dat niemand de antenne thuis, of de centrale antenne-installatie, al gereed kan gaan maken voor ontvangst. Met andere woorden: hoe langer meneer Brandel wacht met het geven van het antwoord op de vraag die velen bezig houdt, des te kleiner maakt hij — zeker in de beginperiode — het aantal kijkers naar zijn betaalde zender." Maar Brandel en de zijnen kozen voor een speciale antenne, die extra moest worden gekocht en aangesloten dienden te worden in de op de antennemast. Via een reclamecampagne in de dagbladpers wist men toch later vele kijkers te trekken. Vrijwel dagelijks waren in die tijd ingezonden brieven, dan wel redactionele opmerkingen, te lezen over de toekomst van de CAI, de reclamezender en een eventueel Tweede Televisienet. Zo kwam er uiteraard commentaar op de weigering van de CAI-woordvoerder om de centrale antenne-installatie aan te passen, wanneer REM TV van start zou gaan. In diverse plaatsen in Oost-Nederland wensten de CAI's in het begin niet het signaal van Duitse stations over te zetten, waarna massaal protest uitbrak en men alsnog overstag ging. Daaruit, zo schreven de kranten, viel een les te leren: ‘Geen exploitant zal zich waarschijnlijk kunnen veroorloven de installatie te laten zoals zij is, en dus niet te zorgen dat zijn abonnees ook naar deze zender zullen kijken. Hij zou, gezien de ervaringen in het oosten van het land, het risico lopen dat de mensen, ondanks het verbod in hun contract zelf antennemasten op hun dak te mogen aanbrengen, dit toch zullen gaan doen. Daarna voor politieagent spelen bleek in het oosten van het land in de praktijk onuitvoerbaar. Gezien het gegeven dat er binnenkort ook beslist zal worden over een eventueel tweede net, zal de technische vakhandelaar het druk gaan krijgen met het aanleveren en plaatsen van twee nieuwe ontvangstantennes bij de verschillende gezinnen.’ En plotseling mengden de Katholieken zich, in maart 1964, andermaal in de discussie. Dit keer waren het de leden van het Katholiek Maatschappelijk Beraad die zich publiekelijk uitlieten over de vraag of "wel of geen reclame op de televisie" moest komen. Binnen het Katholiek Maatschappelijk Beraad waren allerlei andere Katholieke organisaties, zoals de Katholieke Werkgevers, de KNBTH, de Katholieke Middenstandsbond en de Nederlandse Katholieke Vrouwenbond, vertegenwoordigd. Er werd een soort compromis naar voren gebracht. Men achtte de toelating van reclame aanvaardbaar, mits het gebrachte televisieprogramma gevrijwaard bleef van commerciële invloeden. Het Bestuur van het Katholiek Maatschappelijk Beraad was tot deze conclusie gekomen naar aanleiding van een rapport, over de toekomst van de televisie, dat was samengesteld door een commissie binnen het Beraad: ‘.. een gemeenschappelijk standpunt kon worden geconcludeerd na diepgaand overleg, waarbij duidelijk de verschillende wijzen van benadering in de onderscheiden organisaties naar voren kwamen.’ Het KMB onthield zich evenwel van een standpunt over de meest wenselijke vorm van reclametelevisie. Diende er een onafhankelijke commercieel station komen, of diende reclame worden ingevoerd in de programma's van de bestaande omroepen? Op dat punt wrong de schoen natuurlijk het meest. Al in 1961 legden de omroepverenigingen in een geheime nota aan de regering hun ideeën voor over de eventuele invoering van reclame op de Nederlandse televisie vast. De nota werd in februari 1961 bij de Tweede Kamer ingediend. Het rapport was geheim, maar toch werd het in maart 1964 even aangehaald toen bekend werd dat minister Bot de Nederlandse Televisie Stichting (NTS) had gevraagd hem voor 15 juli van dat jaar een plan voor te leggen voor de invoering van de reclame op de televisie. Het verzoek was gekomen naar aanleiding van een oriënterend gesprek, dat op 25 maart van dat jaar plaatsvond met het bestuur van de NTS. De omroepbestuurders ontvouwden toen hun denkbeelden over de reclame in de televisie, maar deze bleken echter allerminst vast omlijnd. De minister gaf daarop zijn voorlopige reacties, zonder daaraan dwingende consequenties te verbinden. Minister Bot wilde vervolgens, dat de NTS met een nauwkeurig voorstel op tafel kwam. Daarin moest concreet worden aangegeven hoe volgens degenen die toen de televisie-uitzendingen verzorgden, reclameboodschappen in de televisieprogramma's konden en moesten worden geïncorporeerd. Het rapport zelf is altijd geheim gebleven. Er mag evenwel worden aangenomen dat het rapport het idee behelsde om een orgaan voor exploitatie van de reclame in het leven te roepen. In dit orgaan zouden, behalve de omroepen ook andere belanghebbenden, met name de tijdschriftuitgevers (NOTU) en de adverteerders (VEA), moeten zijn vertegenwoordigd. Het verzoek van Minister Bot leverde overigens nog een reactie op in de pers. Een woordvoerder van de NTS liet weten dat de organisatie, mede gelet op het feit dat de minister voor 15 juli 1964 antwoord wenste, haast had met de invoering van reclame op de televisie en bovendien snel wilde overgaan tot het oprichten van een tweede televisienet in Nederland. Hoogstwaarschijnlijk dient deze uitlating worden gezien als een gevolg van de angst dat het toekomstige REM-project daadwerkelijk vele kijkers zou kunnen wegtrekken bij de programma's die door de omroepverenigingen werden uitgezonden. Wordt vervolgd. Hans Knot, 13 juli 2019
  5. De maand juli is een zomermaand, een maand om vakantie te kunnen houden maar ook om het even rustig aan te doen. Nostalgisch neem ik je vanaf het laatste weekend in juni in vier delen mee terug in de tijd en ga het hebben over het eens zogeheten ‘heilig kastje’, dat in vele gezinnen een lange tijd centraal stond: de televisie. Vandaag deel 1 In het begin van de jaren zestig van de vorige eeuw beschikten nog maar weinig mensen in Nederland over een televisietoestel. De huisgezinnen die wel in het gelukkige bezit waren van zo'n apparaat, zaten evenwel dagelijks aan de beeldbuis gekluisterd. Veel viel er overigens nog niet te zien, want de zendtijd bleef beperkt tot een paar uur per dag. Bovendien was er — tot in 1963 — nog slechts een enkel televisiekanaal beschikbaar. Bewoners van de grensgebieden met België en Duitsland hadden meer geluk. Zij konden ook de beelden ontvangen van stations in de aangrenzende landen. Met de kabel werd dat ook voor de rest van Nederland mogelijk, maar dat zou nog even duren. Pas in 1964 rondde de PTT een proef af met de zogeheten draadtelevisie. Dat het allemaal zo lang duurde, had onder meer te maken met de politieke angst voor de commerciële televisie. Een experiment met de kabel. Het Amerikaanse Seattle was de eerste plaats ter wereld waar televisiesignalen door middel van een "draad" werden verspreid. We moeten daarvoor terug naar 1940 toen het L.A. Parsons, een pionier op het gebied van het experimenteren met de distributie van televisiesignalen, lukte om het signaal van KRSC TV Channel 5 op te pikken en opnieuw te distribueren via een kabel, en daar tien aansluitpunten te voorzien van het televisiesignaal. In Nederland, waar in de jaren vijftig praktisch in elk huis wel een radio of een ontvangsttoestel voor de draadomroep stond, waren er nog bijna geen televisietoestellen te vinden. Het hele televisiegebeuren stond nog in de kinderschoenen. Toch werd er nagedacht over de mogelijkheid van televisie over de kabel. In 1953 had de PTT met de Wet op de Draadomroep het monopolie verworven voor de aanleg, instandhouding, exploitatie en opruiming van draadomroepinrichtingen. Alle particuliere radiocentrales kwamen dat jaar in handen van het staatsbedrijf. Echt goed ging het echter niet met de draadomroep. De groei leek uit de markt en de stijgende welvaart maakte de gewone radiotoestellen voor iedereen toegankelijk. De PTT zocht dan ook naar mogelijkheden om de markt voor de draadomroep uit te breiden. Vijf jaar later, in 1958, ondernam het bedrijf in Den Haag een proef om televisieprogramma's via de bestaande draadomroepkabels door te geven. Vanwege technische problemen was dat experiment echter geen lang leven beschoren. In 1960 overhandigde het bedrijf een rapport aan de toenmalige minister voor Verkeer en Waterstaat, Korthals. De directie van de PTT bepleitte daarin de aanleg van een distributiekabelnet waarop in de toekomst televisiesignalen konden worden verspreid. Ook daarmee werd een proef gedaan. In het begin van de jaren zestig zou een aantal huizenblokken in een wijk van Den Haag, het Bezuidenhout, op experimentele basis de televisiesignalen via draadverbindingen aangeleverd krijgen. Het experiment kreeg de naam CAS mee, een afkorting voor Centraal Antenne Systeem. In 1963 was het zover. Op een gemeentelijke opslagplaats in de wijk werd een grote mast neergezet met de nodige ontvangstantennes en een bijbehorend verdeelstation. De straten werden opgebroken, kabels gelegd naar verdeelpunten en vandaar over de buitenmuren doorgetrokken naar de afzonderlijke huizen. De bewoners konden het tweede Nederlandse net, waarvoor de omroepen in datzelfde jaar een tijdelijke concessie kregen, meteen bekijken zonder een nieuwe antenne aan te schaffen. In de loop van de tijd bleek het mogelijk om via dit lokale net liefst zeven verschillende kanalen tegelijk door te geven. Niet alle kanalen werden overigens daadwerkelijk met programma's gevuld. Het ging voornamelijk om testsignalen om te zien hoever het toekomstig aanbod kon worden opgevoerd, mocht dat — zo werd erbij gezegd — noodzakelijk zijn. Toch werd de keuzevrijheid vergroot. De kijkers mochten voor het eerst zelf bepalen of ze niet liever omschakelen naar een buitenlands programma. De bewoners van het Bezuidenhout kregen bijvoorbeeld vanaf het begin van het experiment de mogelijkheid te kiezen voor de Duitse televisie en ze maakten van die mogelijkheid ook gretig gebruik. Vooral de grootschalige Duitse showprogramma’s lokten veel kijkers in de wijk — en later ook die van de aanpalende nieuwbouwwijk Mariahoeve — weg van de Nederlandse omroepen. Op 2 februari 1964, niet lang na de start van het experiment, openbaarde de PTT een rapport over het experiment, met als conclusie dat er voor de "draadtelevisie" in Nederland een grote toekomst leek te zijn weggelegd. Hoewel ook toen al de bekende "coax"-kabel in gebruik was en in de volksmond de term "kabel" al in zwang was, sprak men nog officieel steeds van "draadtelevisie". Een tijd later pas zou die benaming — toen er werd overgegaan tot de bekabeling van bijna heel Nederland — definitief veranderen in "kabeltelevisie". Afbeelding: Aanleg Bezuidenhout (foto Soundscapes Archief/Museum voor Communicatie? Den Haag was overigens niet de enige plaats, waar de kabel in die tijd ingang vond. Daarnaast waren er, ook al vanaf het begin van de jaren zestig, op diverse plaatsen in ons land zogeheten CAI's — Centrale Antenne Installaties — en GAI's — Gemeenschappelijke Antenne Installaties — in gebruik. Die voorzieningen maakten het mogelijk om een blok huizen te voorzien van slechts één ontvangstantenne. De ontvangen signalen werden dan met behulp van versterkers gedistribueerd naar de woningen in het betreffende woonblok of flatgebouw. De woningbouwverenigingen waren vaak verantwoordelijk voor de installatie en exploitatie. In 1964 waren op die manier in Noord- en Zuid-Holland al zo'n 200.000 huizen aangesloten op diverse CAI's. Een belangrijk motief voor de aanleg van de CAI's vormde de strijd tegen het "antennewoud" dat met de opkomst van de televisie op de daken van de Nederlandse huizen was verrezen. De onesthetische wirwar van masten en kabels was veel stadsbesturen een doorn in het oog. Bij aanleg van een CAI in een gebouw of een huizenblok werd er dan ook nauwlettend voor gezorgd, dat andere bestaande antennes werden verwijderd. Was eenmaal een CAI geïnstalleerd, dan werd vaak in het huurcontract vastgelegd dat de bewoner zelf geen nieuwe antennemast op het dak mocht bijplaatsen. Een neutrale opstelling. De PTT wilde de concurrentie met de CAI's wel aan. Het rapport dat het bedrijf in 1964 over het experiment uitbracht, sloeg dan ook een optimistische toon aan. Volgens het rapport maakten de ontwikkelingen op het gebied van de draadtelevisie het mogelijk om elke Nederlandse stad van enige omvang te voorzien van een eigen televisieomroep. Zo zouden via regionale televisiestations plaatselijke concerten, toneeluitvoeringen, sportwedstrijden en gemeenteraadszittingen worden uitgezonden. Tevens meldde men dat er, technisch gezien, ook mogelijkheden waren tot reclame-uitingen. Politiek bezien, waren dat netelige punten. De invoering van lokale omroepen en — al of niet in combinatie — van reclame, werd door de verzuilde publieke omroepen met argwaan bekeken. En dat gold ook voor de politieke partijen, waaraan die omroepen qua "overtuiging" waren gelieerd. Volgende week meer over die neutrale opstelling. Hans Knot, 29 juni 2019
  6. De maand juli is een zomermaand, een maand om vakantie te kunnen houden maar ook om het even rustig aan te doen. Nostalgisch neem ik je vanaf het laatste weekend in juni in vier delen mee terug in de tijd en ga het hebben over het eens zogeheten ‘heilig kastje’, dat in vele gezinnen een lange tijd centraal stond: de televisie. Vandaag deel 2 Vorige week eindigde ik met de mededeling dat de directie van de PTT de concurrentie met de op te richten CAI’s wel op een neutrale wijze wenste aan te gaan. Men dacht dit probleem te kunnen oplossen met een neutrale opstelling. De Volkskrant van 3 februari 1964 meldde bijvoorbeeld dat de grote baas van de PTT, Professor Ir. G. Bast, die steeds was opgetreden als de man achter het experiment met de draadtelevisie, had verklaard dat de PTT de handen geheel zou aftrekken van de feitelijke exploitatie van de draadtelevisie. Hij gebruikte daarbij zelfs een strengere formulering dan in het rapport was neergelegd. Daar heette het, dat de PTT "in principe zich alleen met de transmissie zal bezig houden." Ter verduidelijking zei Bast in de krant het volgende: "Wij zullen alleen voor het transport van de programma's zorgen, voor de rest willen wij er helemaal buiten blijven. Wij kunnen een groot aantal omroepmogelijkheden ter beschikking van het land stellen, maar het gebruik daarvan is verder niet onze zaak." Afbeelding: CAI Antenne Den Haag Niet iedereen was blij met die neutrale stellingname. Er werd zelfs daadwerkelijk over machtsmisbruik van het staatsbedrijf gesproken. De klare taal van professor Bast ging ook niet aan de leden van de Tweede Kamer voorbij. KVP (Katholieke Volks Partij) afgevaardigde Baeten, die tevens bestuurslid was van de KRO, zei: "Ik heb de indruk dat de directie van de PTT bekwaam manipuleert met technische mogelijkheden, zonder voldoende oog te hebben voor de juridische en culturele consequenties." Ook binnen de omroepen zelf heerste er de nodige ontstemming. De komst van de kabel met al haar keuzemogelijkheden, betekende voor hen dat ze met andere stations zouden moeten gaan concurreren om de kijkersgunst. Uit vrees daarvoor, richtten zij zich in hun kritiek onder meer op het punt van de auteursrechten. Dit omdat de omroepen toentertijd wel moesten betalen voor auteursrechten, terwijl de PTT tijdens de experimentele uitzendingen hiervan werd vrijgesteld — tenminste waar het ging om de uitzendrechten van buitenlandse programma's. Andermaal het Kamerlid Baeten, die in dit geval duidelijk twee petten op had: "Het doet op zijn minst vreemd aan dat de buitenlandse omroeporganisaties en uitvoerende kunstenaars bij relayeren van hun programma's door Nederlandse omroeporganisaties wél vergoeding van rechten en kosten ontvangen, doch dat zij door heruitzending door een staatsmaatschappij, via een oneigenlijk centraal antennesysteem, in het geheel niets ontvangen." Baeten was niet de enige, die het punt van de auteursrechten aangreep om de PTT te veroordelen. Ook het Kamerlid Kieft van de ARP (Anti Revolutionaire Partij) en tevens tweede voorzitter van de NCRV, klaagde, zonder in detail te treden: "Er is ontsteltenis in het buitenland en ik kan U zeggen dat het PTT-experiment in Europese kringen veel alarm heeft veroorzaakt." Maar Ir. Baten weerlegde die uitspraak meteen: "Er is geen ontsteltenis in het buitenland. Integendeel, er kwam een, speciaal aan ons experiment opgedragen televisieprogramma uit Duitsland met als titel Herzlich Willkommen. Zouden ze dan boos op ons zijn? Het is onzin dat de Nederlandse deelneming in de Eurovisie uitwisseling in gevaar zou komen door het centraal antennesysteem. De zaak van de auteursrechten is door de PTT juridisch verkend. Eigenlijk zou een uitspraak van de Hoge Raad nodig zijn." Tussen twee vuren. De regering — in die tijd het confessionele kabinet Marijnen (1963-1965) — achtte het evenwel niet opportuun om in deze discussie mee te gaan. Het televisiebestel vormde op dat moment een netelig punt van politieke discussie. Ook de overheid hield zich daarom liever even op vlakte. In de Tweede Kamer legde minister Bot, de toenmalige verantwoordelijke voor Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, uit dat de zaken niet zo scherp gesteld moesten worden: "Het staat helemaal niet bij voorbaat vast dat voor de programma's, die via dit systeem worden doorgegeven, auteursrechten moeten worden betaald. De praktijk in andere landen, zoals Amerika en Canada, Duitsland en België en hun bestaande regelingen, wijzen in een andere richting. Internationaal gezien is het ook zo dat men de zaak binnen de draadomroep niet zo ver wil doordrukken dat men er toe over moet gaan tot de invoering van de betaling van auteursrechten." De regering zat tussen twee vuren. Tegenover de weerspannige omroepverenigingen, stonden diegenen die maar al te graag via de kabel aan de slag wilden gaan. Zo lag er bij het voornoemde ministerie al een aanvraag van de Hagenaar Nijhoff, die via de draadtelevisie van de PTT in die stad reclame-uitzendingen wilde gaan verzorgen. Hij was de eerste en de minister verwachtte dat er drommen mensen zouden volgen: "Het is ook mogelijk eigen streekuitzendingen, voor bijvoorbeeld plaatsen als Amsterdam, Rotterdam en Utrecht te gaan maken. De plaatselijke middenstand zal graag gebruik gaan maken van deze toekomstige mogelijkheid de klanten te kunnen benaderen. In theorie zouden we zelfs de keuze kunnen gaan maken tot invoering van reclame via de televisie of de radio." Met die laatste opmerking verwees de minister indirect naar het Tijdelijk Televisiebesluit van 1956, waarin de toestemming tot het uitzenden van reclame op de televisie aan de minister was toegewezen. Maar of het er van zou komen, het verzorgen van lokaal dan wel regionaal gerichte televisie uitzendingen — al dan niet met reclame — was nog lang niet duidelijk. Er was al veel politiek getob geweest, onder meer naar aanleiding van de Nota Reclametelevisie uit 1961. Begin 1964 was Van Aartsen, de toenmalige minister van Verkeer en Waterstaat, nog druk doende om met een commissie, de zogenaamde Pacificatiecommissie, een rapport over dat onderwerp samen te stellen. Tot die tijd heerste er onzekerheid. En ook over de algehele invoering van het Centraal Antenne Systeem liet de overheid haar burgers in het ongewisse. De onzekerheid was groot en ook de directeur van de PTT geloofde niet in een snelle beslissing. Onder verwijzing naar het zogeheten Vervolgrapport Draadomroep (1963), zei hij: "We hebben vorig jaar al een tussenrapport gestuurd aan de regering en neem van mij aan dat het zeker niet voor de zomer van 1965 zal zijn, alvorens de politiek zo ver is gevorderd dat er een besluit kan worden genomen over de officiële intreding van draadtelevisie in ons land." Stoute dromen. Van haar kant zag het staatsbedrijf wel mogelijkheden in zo'n landelijk systeem van kabeltelevisie. De kosten, voor een totale invoering van deze vorm van distributie in de Randstad, werden bestempeld als "niet duur". De investeringskosten per aansluiting op een dergelijk net in grote steden, werden begroot tussen de honderd en honderddertig gulden. Andermaal professor Bast namens de PTT: "De belangstelling van het publiek is veel groter dan wij in onze stoutste dromen hadden durven verwachten. Die interesse zal alleen nog maar groter worden als eventueel ook streekuitzendingen, via de draad, kunnen worden doorgegeven. Nederland heeft het voordeel dat sinds enkele jaren een zogenaamde standaardaansluiting mogelijk is. Hierbij kan niet alleen het telefoonsignaal worden doorgegeven, maar kan het systeem ook worden gebruikt voor doorgifte van signalen van het toekomstige centrale antennesysteem. De PTT kan ongeveer honderdduizend woningen per jaar op een landelijk centraal antennesysteem aansluiten." De PTT — dat was wel duidelijk — zou deze zaak niet alleen aankunnen. Bij elkaar genomen ging het immers om een investering van enkele honderden miljoenen guldens — en dat in bedragen van 1965. Men hoopte daarom ook op samenwerking met verzekeringsmaatschappijen, pensioenfondsen en woningbouwverenigingen, waarmee collectieve contracten zouden kunnen worden afgesloten voor de aansluiting van hele woonblokken op het systeem. De toekomstige kosten van een collectief abonnement zouden dan niet al te hoog worden. De PTT-topman verwachtte dan ook dat zo'n abonnement als een meerprijs in de maandelijkse huurafdracht zou kunnen worden doorberekend. Wordt vervolgd. Hans Knot, 6 juli 2019 Deze column verscheen eerder in 2001 op www.soundscapes.info
  7. Meer dan 55 jaar geleden, in maart 1964, begonnen de uitzendingen van Radio Caroline vanaf het zendschip de MV Fredericia dat voor anker lag voor de kust van Engeland. Radio Caroline verliet de ether in maart 1968, toen financiële problemen een einde maakten aan de uitzendingen. Daarna volgde nog een aantal pogingen om het station nieuw leven in te blazen. Het vijfde en redelijk serieuze initiatief startte op zaterdag 26 januari 2002, toen Radio Caroline via de kabel in de huiskamers van Noord- en Oost-Nederland te horen viel. De opening werd feestelijk gevierd op het party-schip Regina Andrea in Harlingen. Hans Knot haalt herinneringen aan die dag weer naar boven door terug te gaan naar het verhaal wat hij de daarop volgende dag schreef. Voor Engeland was het de Ier Ronan O'Rahilly die als eerste met het idee kwam om serieus commerciële radio te beginnen vanaf een zendschip. Hij werd daarbij geïnspireerd door het succes van Radio Veronica voor de Nederlandse kust. Nadat zijn idee werkelijkheid was geworden, volgden vele andere succesvolle en minder succesvolle zeezenders die alle op hun manier een stukje radiogeschiedenis schreven. Het gebeuren maakte deel uit van een opstand tegen overheden, die in zowel Engeland als in Nederland — om maar twee duidelijke voorbeelden te noemen — geen inbreuk wilden op het publieke omroepbestel. In beide landen werd de opstand uiteindelijk onderdrukt. In Engeland werd in augustus 1967 een wet van kracht waarbij de zeezenders als het ware werden verboden. Radio Caroline ging echter door tot maart 1968, toen financiële problemen een einde maakten aan wat achteraf de eerste periode van het station kan worden genoemd. Radio Caroline slaagde er namelijk in om terug te komen. In 1970 nam RNI een week lang de naam aan van Radio Caroline gedurende een campagne ter ondersteuning van de Conservatieve Partij tijdens de Brits verkiezingen. We kunnen dat moeilijk rekenen als een officiële nieuwe start. Dat is wel het geval toen Radio Caroline zich in september 1972 opnieuw liet horen. Het was het begin van een tweede periode die zou doorlopen tot maart 1980, toen het toenmalige zendschip, de MV Mi Amigo, voor de Britse kust zonk. Het was overigens voor het radiostation een tijdperk met veel vallen en opstaan. In 1983 was Radio Caroline weer terug en daarmee werd de derde periode een feit. Uitzendend vanaf een nieuw schip, de MV Ross Revenge, met sterke zenders, was het station ver te beluisteren. Net als in de jaren zeventig werd het station ondersteund door Nederlanders en Vlamingen, die wel geld wilden investeren in ruil voor een tweede station op het zendschip. Ondanks dat de autoriteiten in augustus 1989 illegaal ingrepen en een tijdelijk einde maakten aan de uitzendingen, kwam het station nog enige tijd terug in de ether totdat een stranding andermaal een einde maakte aan een tijdperk. De vierde start wil ik toewijzen aan de pogingen van Peter Moore, de station manager sinds 1987, bij het runnen van de diverse kortstondige uitzendingen vanaf verschillende locaties in Engeland. Hierbij werden onder de zogenaamde Restricted Licences, afgegeven door de Britse Radio Authority, telkens gedurende 28 dagen lang uitzendingen verzorgd. Ook via diverse satellietprojecten heeft Moore aangetoond, dat er nog een toekomst was voor een dergelijke opzet, hoewel zeer kleinschalig en met een team van louter vrijwilligers en een beperkt luisterpubliek. De vijfde start was dan op 26 januari 2002 en wel legaal in Nederland. Vanuit een studio in Harlingen worden de programma's verspreid op de kabelnetten van Essent in Noord- en Oost-Nederland, terwijl ook UPC op haar deel van het Friese kabelnet de programma's verzorgde. Een grote schare zakelijke relaties, medewerkers en persvertegenwoordigers waren om elf uur in de ochtend van 26 januari 2002 aanwezig bij de officiële opening. Een aantal duikers kwam rond die tijd aan bij het party-schip dat voor de festiviteiten was ingehuurd. Hun taak was om iets, dat blijkbaar vermist was, op te duiken. Nadat ook nog eens een politiemotor en politieauto met loeiende sirenes bij het schip waren gearriveerd als escorte van een soort onderwereldfiguur in een Rolls Royce, werd het opgedoken object overgedragen. Het bleek een oude stereo-set, die vervolgens werd aangesloten aan een "kabel". Met deze act was Radio Caroline Nederland destijds een feit. Kort daarop, om twaalf uur in de middag, namen de uitzendingen een aanvang met Sietse Brouwer, de initiator van Caroline Nederland. Tijdens een toespraak stelde hij dat het niet om een aparte organisatie ging, maar dat de Nederlandse activiteiten en die van de Engelse organisatie — satelliet en internetuitzendingen — gezien dienden te worden als één organisatie. Caroline Nederland was juridisch gezien wel een aparte onderneming, aangezien voor dit doel in Nederland een BV was opgericht. De eerste twee platen die werden gedraaid, benadrukten de continuïteit. Het waren twee typische Caroline songs: "All You Need Is Love" van The Beatles en — heel toepasselijk — "Fool If You Think It's Over" van Chris Rea. Ik stelde destijds wel de vraag of er toekomst was voor Caroline Nederland. Kabelradio beperkte het luisterpubliek. Op een kabelstation kon men immers niet afstemmen op het werk of in de auto. Slechts de huiskamer en andere plekken binnen het huis vielen binnen het bereik van deze poging van Radio Caroline. Duidelijk viel in de eerste programma's te merken dat men vooraf wel gezorgd had voor enige financiële ondersteuning, middels bedrijven die de organisatie sponsorden en zorgden voor advertenties. Een goede zaak, aangezien dit bij diverse eerdere pogingen aanvankelijk node werd gemist. Ook met de deejays zat het die keer wel goed. Onder de aanwezige deejays, die de moeite hadden genomen uit diverse landen over te komen, troffen we onder meer Andy Brookes en Chris Kennedy — die beiden eerst de boot naar Nederland hadden gemist. Verder waren er Graham Gill, Steve Gordon, Graham L. Hall, Dave Forster, Rob Ashard en Barry James. Zij allen en anderen werden verantwoordelijk voor de presentatie van de Caroline-shows, die niet alleen LP-tracks maar ook andere muziek uit de pophistorie en rockmuziek zouden brengen. Uiteraard met de van Caroline bekende boodschap van "Loving Awareness". Want daar, aldus Sietse Brouwer, had Ronan O’Rahilly andermaal op aangedrongen. Inmiddels zijn we meer dan 17 jaren verder en is er veel meer te doen geweest rond Radio Caroline, maar daarover een andere keer meer. Hans Knot, 22 juni 2019
  8. Begin jaren tachtig was het format ‘Disco Radio’ tanende en was dit format een complete metamorfose aan het ondergaan in de hoofdstad van de disco, New York. WKTU-FM, het meest vooraanstaande station op discogebied in 1979, gebruikte nog slechts zelden de slogan ‘Disco 92’. En daar bleef het niet bij want vrijwel alle deejays van het station waren vervangen en van het oude team bleven er nog slechts twee over. Een ander station destijds was WBLS-FM, dat als slogan vaak en nog eens vaak ‘Disco and more’ gebruikte. Maar in 1980 was men daar ook afgestapt van het discoformat en draaide men de programma’s met de slogan ‘The Sound of the 80's’ met onder meer aandacht voor de nostalgie uit de jaren vijftig en begin jaren zestig. Denk bijvoorbeeld aan The Inkspots, Dinah Washington, Bing Crosby, Peggy Lee, Harry Belafonte, Louis Amstrong en meer. Frankie Crocker, de programmaleider van WBLS, verklaarde dat het station minder en minder disco wenste te gaan draaien en meer aandacht wilde besteden aan die muzieksoort die de laatste jaren in de verdrukking was gekomen. Hij noemde het format ‘Urban Contemporary’ en maakte van het station een groot succes. Zijn radioloopbaan zou tot 1985 doorgaan waarna hij de overstap maakte naar de televisie en ging werken als veejay bij VH-1, onderdeel van MTV in de VS. In 1980 werd een nieuw syndicate programma aangekondigd dat de naam ‘Clear Creek the music festival’ meekreeg en daadwerkelijk kon er gesproken worden van een festival gevuld met country muziek. Het bleek een 24 uur non stop programma te zijn, dat door TM Productions in Dallas was ontwikkeld. Vijftig van de toenmalige grootste sterren waaronder Dolly Parton, Willy Nelson, Larry Gattin, Crystal Gale en vele anderen passeerden de revue in een 24 uur durend nonstop programma. Deze shows waren voor alle stations in de States te koop. Ron Nickel en Jack Allex stelden het programma samen. Heden ten dage is de naam van de show veel voorkomend bij de organisatie van allerlei openlucht muziekfestivals. Dan was er begin 1980 Weedeek Marketing Corp., een nieuwe syndicator die opereerde vanuit Los Angeles. Twee programma’s, te weten ‘Inside Rock’ en ‘Country Report’ werden op de radiomarkt gebracht. Het waren allemaal interviews met artiesten van maximaal 3 minuten aan lengte, die door de programma's van rock en country stations konden worden gedraaid. Een persbericht van de onderneming meldde dat meer als 100 stations in de Verenigde Staten zich reeds hadden aangesloten op de service van Weedeek. Charlie Tuna sprak trouwens de verbindende teksten in. Zoek voor de aardigheid eens via google naar Weedeek Marketing Corp. en je zult verbaasd zijn dat er van de onderneming zelf bijna niets is te vinden maar dat er aardig wat pagina’s van oude afleveringen van Freewave tevoorschijn komen. Natuurlijk waren er de nodige symposia en seminariums als het ging om de radiobeleving. ‘Answer for the 80’s’ werd bijvoorbeeld in 1980 het centrale hoofdonderwerp van het jaarlijkse Country Seminarium, wat dat jaar voor de elfde keer in successie werd gehouden. Het vond plaats op 14 en 15 maart in Nashville, uiteraard de meeste geschikte plaats voor een dergelijk gebeuren. Ook werden de problemen voor de country stations behandeld, onder voorzitterschap van Don Boyles, destijds deejay op WSUN in St. Petersburg. Verdere onderwerpen die van belang waren tijdens het tweedaagse samenzijn: Hoe uit te vinden wat de wensen van de luisteraar zijn; hoe de marktwaarde van het station zoal te kunnen onderzoeken; hoe te handelen bij economische en sociale veranderingen en hoe je staande te houden als station in je regio. KTIB-AM in Thibodaux had in januari 1980 een algemene ban uitgesproken tegen alle platen die door CBS in Amerika werden uitgebracht. Dit betrof ook de platen van andere labels die door CBS werden gedistribueerd. Reden was dat men niet voorkwam op de verzendlijsten voor nieuwe platen van CBS. Jimmy Cole, destijds programmaleider van KTIB, liet zich zelfs niet omkopen toen een plugger met 300 EPIC elpees langs kwam. Volgens Cole schoof CBS het voorval op een computerfout en had men al zes maanden belooft het probleempje op te lossen. En dan nog kwam er eind 1979 een programma van producer en deejay Peter Bochan op de radiomarkt. Hij had speciaal voor AOR geprogrammeerde stations destijds twee nieuwe series ontwikkeld. ‘Short cuts to the 80'5’ en ‘Short cuts through the 70'5’. De twee programma's bestonden uit montages van interviews en muziek gemixt met zaken over dagelijkse gebeurtenissen en politiek over 1979 en de 70’er jaren. Het eerste programma duurde een uur en het tweede twee uur. Het is door vele Amerikaanse stations tijdens de jaarwisseling 1979/1980 uitgezonden. Peter Bouchan werd bekend door de wereldberoemde Buddy Holly Story, die in 1979 door de TROS werd uitgezonden in het programma ‘Poster’. wordt vervolgd. Hans Knot, 18 mei 2019
  9. In de historische column neem ik je in de maand mei telkens mee naar de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw. In de eind jaren zeventig en begin jaren tachtig van de vorige eeuw was mijn interesse in de Amerikaanse en Canadese radio zeer groot te noemen. Ik had een redelijk aantal personen in die landen waarmee ik programma’s uitwisselde en bovendien was het Meindert Dikboom die mij met regelmaat zijn Bilboard Magazines uitleende om op de hoogte te blijven van allerlei ontwikkelingen, vooral op het gebied van allerlei interessante syndicate firma’s. Uitwisselen van programma’s ging natuurlijk niet met die snelheid als heden ten dage via internet mogelijk is. Het duurde allemaal langer maar maakte het wel spannender om af te wachten wat er over een aantal weken weer op de mat zou liggen aan verrassende radioprogramma’s met een grote variatie aan formats. In de eerste twee nummers van Freewave Media Magazine van 1980 bracht ik een aantal onderwerpen om de lezers ook te informeren over mijn liefde voor de Amerikaanse radio, wat ook weer, na een tijdje, resulteerde in een aantal Nederlanders en Vlamingen dat de interesse ook met mij ging delen. Zo was er in die tijd ‘The Electric Weenie’, een onderneming van Tom Adams sr., die grappen en grollen over de gehele wereld leverde, vaak in de vorm van zogenaamde one-liners. Luisterend in die tijd naar de programma’s van Hilversum 3 op ‘TROS Donderdag’ hoorde je Klaas Vaak (Tom Mulder) regelmatig grappig uit de hoek komen. Iedereen dacht dan, dat de favoriete TROS-deejay enorm veel fantasie had op dit gebied, maar met die conclusie zat men er goed naast. Tijdens een eerdere periode, in de jaren zestig, dat hij naar zijn werk bij Radio Veronica ging, zette hij wel eens de auto aan de kant van de weg om weer eens een mop op te schrijven, die hij van Tony Blackburn in het ochtendprogramma hoorde op BBC Radio One. Een week later was de grap, maar dan in het Nederlands, vervolgens op Radio Veronica te beluisteren in het ochtendprogramma van Klaas Vaak. Maar het merendeel van de grappen in de latere TROS-periode, werden aan Tom Mulder toegeleverd door een andere Tom en wel Tom Adams, schrijver en uitgever van de ‘Electric Weenie’, destijds wonende op Hawaï. Iedere maand bracht Tom Adams een zogenaamde ‘joke sheet’ uit, die hij per post toestuurde aan meer dan 1000 deejays verdeeld over de gehele wereld. Met zijn grappen en grollen heeft Tom Adams er destijds toe bijgedragen dat deejays als Gary Owens en Ian McRea onderscheiden werden als ‘beste deejay van het jaar’ in respectievelijk Amerika en Australië. Zelf was Tom Adams in 1980 ook deejay bij het station WAKU in Honolulu. De sheets van ‘The Electric Weenie’ werden speciaal geschreven voor 'personality' deejays, die juist de grappen nodig hadden om populair te blijven en voor die deejays die zo snel mogelijk aan de top wensten te komen. Sinds 1970 gaf Tom Adams al zijn ‘Electric Weenie’ uit en de zeven deejays die hij als eersten mocht inschrijven als lid-abonnee, waren in 1980 nog steeds afnemer van zijn grappen en grollen. Er kon destijds gesproken worden van een duidelijk succes. Trouwens naast deze Electric Weenie Service waren er nog vele anderen in Amerika. Tom Adams was trouwens niet alleen bekend om zijn Electric Weenie want hij werd zowel in 1972 als 1973 uitgeroepen door Billboard Magazine tot ‘Radio Personality of the Year’ als voornaamste persoon op het gebied van Oldies Radio. Ook publiceerde hij een aantal jaren een column genaamd ‘My favorite jokes’ in ‘The Parade Magazine’. De reeds jaren geleden overleden Tom Adams zijn werk wordt in ere gehouden door Tom Edwards jr. die sinds 2013 de digitale versie van the Electric Weenie uitbrengt. Voor meer info ga naar: http://www.thedigitalweenie.com/tomadams Trouwens terugkijkend op de vele uitwisselingen in de voornoemde periode, die liep van 1974 tot en met 1994, werden er vele honderden uren aan radioprogramma’s met radiovrienden in Amerika en Canada uitgewisseld. Eén van deze personen was Ron C. Jones uit Canada. Ik stuurde hem telkens 4 cassettes van elk 1,5 uur aan zeezender opnames en hij leverde veel vooral Canadese radio en bracht mij ook in de wereld van Dr. Demento, de man die de meest gekke muziek in zijn programma’s, die via een syndicator werden verspreid, bracht. Tussen de ene zending en de andere zat vaak zes weken ruimte. Op een bepaald moment in 1991, nadat ik al tijden niets meer had gehoord van Ron C. Jones en mij zorgen begon te maken over zijn eventuele bestaan, kwam alsnog een pakket uit Willowdale in de staat Ontario. Niet alleen zaten er nieuwe cassettes in maar ook een verklarende brief waaruit bleek dat het vliegtuig, waarmee de cassettes uit Canada, via de VS, waren gevlogen, was neergestort. Uiteindelijk had de luchtvaartmaatschappij van de autoriteiten nog de deels geredde materialen teruggekregen en was de uit Canada verstuurde brief alsnog gered. Wordt vervolgd. Hans Knot, 4 mei 2019
  10. Het kan soms gebeuren dat allerlei zaken samen komen zoals tijdens de Paasdagen toen er heel mooi weer was om volop buiten te genieten van de natuur. Al fietsend in de Drentse natuur gingen de gedachten naar een paasvakantie die Jana en ik op het eiland Schiermonnikoog doorbrachten. Het zal in het begin van deze eeuw zijn geweest, waarbij een groot deel van de drie dagen die wij er waren dik ingepakt door de sneeuw werd gelopen. Na de fietstocht was het ontspannen middels onder meer het draaien van de soundtrack van de film ‘Superfly’, waarin de muziek was gecomponeerd door Curtis Mayfield. Eén van de nummers, Junkie Chase, bracht de gedachten ook weer bij winterse zaken, namelijk bij ijshockey en om precies te zijn bij HIJS Veronica 538, dat de thuiswedstrijden speelde in de Uithof in Den Haag. Radio Veronica was de sponsor van het team en dus werden de thuiswedstrijden altijd gepromoot op de 538 waarbij de spots vaak werden ingesproken door Frans Hinrichs. En daarbij werd altijd het nummer ‘Junkie Chase’ van Curtis Mayfield gebruikt. Maar er was meer ijsgeweld want in januari 1973, om precies te zijn op zaterdag 6 en zondag 7, werd voor het eerst de Wereldbeker Hardrijden voor profs verreden. In de periode voor deze, door de ISSL georganiseerde, wedstrijden werd er door Radio Veronica een groot aantal spots uitgezonden om de wedstrijden, die mede gesponsord werden door de directie van het radiostation, te promoten. Hierbij werd ook gebruik werd gemaakt van dezelfde muziek, Junkie Chase. Uit de spots werd duidelijk dat er bekende schaatsers uit die tijd het risico hadden genomen verbannen te worden om niet langer deel te mogen nemen aan de wedstrijden zoals die door de International Skating Union werden georganiseerd. Reden genoeg om eens in het archief te duiken want daar ligt ook het nodige aan de fanatieke periode die ik samen met mijn oudere broer Jelle had inzake onze adoratie voor de Nederlandse schaatsers uit die tijd. Er werden vele zaterdagen doorgebracht in de krantenarchieven van het Nieuwsblad van het Noorden, waarbij allerlei leggers werden doorzocht op uitslagen van EK en WK wedstrijden in de eerste zeven decennia van de vorige eeuw. Stuk voor stuk werd alles uitgewerkt, niet wetende dat 40 jaar later je via internet alles binnen een paar klikken zou kunnen naar boven halen. Want wie weet van onze generatiegenoten niet de namen als Ard Schenk, Kees Verkerk, Jan Bols, Eddie Verheijen maar ook bijvoorbeeld Erhard Keller, Roar Gronveld en Willy Olsen. Zoekende na meer informatie kwam een krantenknipsel naar boven van maandag 8 januari 1973 waaruit blijkt dat de wedstrijden in Den Haag werden omschreven als een groot fiasco. In het artikel van de GPD gaf de Amerikaanse leider van de profliga (ISSL), Ned Neely, toe dat bij de voorbereiding organisatorische fouten waren gemaakt waarvan men zeker in de toekomst van zou gaan leren. Daarbij doelde hij vooral op het weinige publiek dat er bij de wedstrijden aanwezig was, tenminste aanzienlijk minder dan begroot werd. Het artikel meldde verder: ‘Opvallend was dat niemand der direct betrokkenen, zowel officials als schaatsers, durfde te erkennen dat de toekomst voor het profschaatsen er zeer donker uitzag’. Eén van de initiatiefnemers was de oud-wereldkampioen schaatsen allround en voormalig olympisch kampioen Johnny Nilsson uit Zweden. Andere belanghebbenden waren de Amerikaan Edgar A. Neely uit Atlanta, de advocaat Bengt Eriksson uit Stockholm, de Amerikaanse geldschieter W. H. Moore Jr. uit Eastover en de promotor Tom Liden uit Zweden. De opbrengsten aan kaartverkoop was, zo bleek later, bij lange na niet genoeg om de prijzenpot daarvan uit te keren. Er werd namelijk voor een totaalbedrag van f 180.000,-- uitgekeerd aan de 16 gecontracteerde schaatsers. Gelukkig was bij de oprichting van de ISSL het nodige door de organisatoren en financiers in de pot gedaan, waardoor er nog een aantal wedstrijden konden worden gehouden in 1973 als ook in 1974. Daarna werd de ISSL opgeheven. Winnaar van de allround wedstrijden, Ard Schenk, stelde destijds: “Als je je hebt ingesteld op 18.000 tot 19.000 toeschouwers is dit natuurlijk wel een grote tegenvaller. Om het prófschaatsen tot een volledig succes te maken dienen er zeker 20.000 mensen te komen. Schaatstechnisch is alles goed verlopen, organisatorisch niet. Als dit wordt verbeterd, en dan bedoel ik vooral de kaartverkoop, komt er beslist meer publiek". Ard Schenk was trouwens nog even onaantastbaar als de voorgaande drie jaar al het geval was. De overtuigende bewijzen daarvoor leverde de drievoudige wereldkampioen nog eens ten overvloede. Op drie van de vier afstanden eiste hij met bijna superieur gemak de overwinning voor zich op. Alleen de 10.000 meter werd door Verkerk gewonnen hoewel met minimaal verschil. Op de zaterdag waren er een kleine 5000 toeschouwers en via een haastige actie, waarmee jongeren tegen sterk gereduceerde toegangsprijs op zondag naar de baan waren gelokt, was het fiasco er nauwelijks minder om. Zie hier de eindklassering van de wereldbeker wedstrijden inclusief de informatie inzake de verdiende bedragen in guldens. Klassementrijders 1. Schenk 34.500 2. Olsen 24.100 3. Bols 14.700 4. Verkerk 10.740 5. Grönvold 7.260 6. Verheyen 7.440 7. Tveter 6.280 8. Höglin 5.620 Sprinters 1. Keiler 23.100 2. Börjes 19.140 3. König 9.240 4. Linkovesi 7.260 5. Eriksen 6.600 6. Hanninen 5.940 7. Lyman 5.280 8. Blatchford 4.620 Hans Knot, 27 april 2019 Afbeelding: Ard Schenk
  11. Van de Golden Radio NL server, met dank aan Jan Fre 08-06-1994 12.33-12.43 Radio Noord, Reportage van Jurgen v.d. Berg met Hans Knot over zeezenders https://pixeldrain.com/u/dxxwA2Lt
  12. Recent kwam er een verzamel-cd uit de collectie tevoorschijn. Ik heb namelijk de gewoonte uit de diverse schoenenkasten, waarin mijn collectie is opgeborgen, er blindelings een paar uit te trekken en mee te nemen om te beluisteren. De verzamel-cd was van ZZ en de Maskers met als leadzanger voornamelijk Bob Bouber. Tijd voor een nostalgische terugblik. Voordat ZZ en de Maskers in de jaren zestig bekend werden via veelvuldig draaien van hun muziek via onder meer Radio Veronica, Radio Noordzee (vanaf het REM-eiland) en zo nu en dan in de schaarse popprogramma’s van de Hilversumse omroepen, was Bob Bouber, onder zijn eigen naam ‘Boris Blom’, al veelzijdig actief geweest. De naam Bouber kwam om de hoek in 1957 toen hij van zijn grootouders, het toneelechtpaar Herman en Aaf Bouber, toestemming kreeg zijn artiestennaam te gaan gebruiken. Actief was Bouber onder meer als acteur, zanger, componist, tekstdichter, ontwerper, regisseur, producer en noem maar op. Ook heeft hij in de tweede helft van de jaren vijftig van de vorige eeuw een aantal maanden in Parijs – samen met een vriend – als straatzanger opgetreden. Op de internetsite De Boubers, 100 jaar theaterpassie, is meer te vinden omtrent zijn zeer veelzijdige loopbaan. Ik wil mij beperken tot een aantal herinneringen aan ZZ en de Maskers, want tussen 1963 en 1966 kwamen er met regelmaat singles en Lp’s uit, waarbij het geluid van de groep ook was te horen. De groep heeft eerst een half jaar gerepeteerd en opgetreden in kleine zaaltjes alvorens zich te kunnen presenteren in het Scheveningse Kurhaus en wel in het voorprogramma van de destijds immens populaire Amerikaanse zanger Chubby Checker. Het werd een enorm succes en de platenmaatschappij Artone, waar de groep onder contract stond, bracht met plezier een single uit met eigenlijk een dubbele A-kant. ‘Dracula’ was een vocaal nummer, terwijl het nummer ‘Beat Girl’ instrumentaal was. Er werd een duidelijke stap gemaakt als het gaat om de historie van de gitaargroepen. Waren het voorheen vooral groepen die successen van buitenlandse groepen opnamen en op die manier mee profiteerden van andermans successen, bij deze single van ZZ en de Maskers ging het om eigen composities, gelijk aan het werk van Peter en zijn Rockets. Er werd volop opgetreden onder meer in de buurlanden Duitsland en België, maar ook in Engeland, terwijl ook in de programma’s vanaf het REM-eiland het geluid van de groep weerklonk. ‘Stop in Las Vegas’, andermaal met Chubby Checker, werd ook een succes evenals het Nederlandstalige nummer: ‘Ik heb genoeg van jou’. Eigenlijk diende deze titel ook op de onvrede die ontstond tussen Bouber en de rest van ZZ en de Maskers. Bob trok zich terug om andere dingen te gaan doen, terwijl de groep het recht verkreeg als De Maskers verder te gaan. Wel kwam de groep met Bouber nog een keer bijeen om een Edison in ontvangst te nemen, maar daarna scheidden de wegen. Bouber richtte zich vervolgens onder meer op een solocarrière en werd gevraagd in 1966 mee te doen aan de voorronden van het Nationale Songfestival. Hij zong daar drie liedjes, te weten ‘Jouw eerste concert’, ‘Nog wel bedankt’ en ‘Jij bent een raadsel’. Hij had zelf graag met het eerste liedje als beste uit de bus te komen maar het werd geen winnaar. Kwaad liep hij bij de herhaling van ‘Nog wel bedankt’ van het podium nadat hij zijn tekst kwijt raakte. Hierdoor kwam hij trouwens weer volop in de belangstelling te staan en verschenen er een flink aantal interviews met hem in de dag- en weekbladen. Zo stelde hij in een GPD interview in de week na de voorronden dat het tienerwerk hem al lang geen voldoening meer gaf. “Ik wil van het etiket ‘ZZ’ af want ik kan meer en wil gewoon weer Bob Bouber zijn’. Hij kon ook niet anders want hij had de naam ‘Maskers’ verkocht. Bouber was niet het zich in allerlei bochten wringende idool, dat zalen vol schreeuwende en krijsende meisjes en jongens aan zijn voeten had liggen. Hij was destijds een jong en ambitieuse artiest, wat verstrooid misschien en met opzienbarende ideeën, maar in ieder geval een vakman. Iemand, die wist wat showbusiness is, die zakelijk keihard kon zijn en vooral wist wat te gaan doen. Bouber in maart 1966: “Ja. Ik vond (dat was in oktober 1962) en vind dat trouwens nog de presentatie in het tienervak zeer slecht. Ik vind de doorsnee tienersterren gewoon geen artiesten. Het zijn op de bühne hele zwakke mensen. Enige goede uitzonderingen natuurlijk daargelaten. Ik ergerde me eraan en ik wilde toen een fijne show maken. Dat heb ik toen met de Maskers gedaan.” De journalist vroeg hem vervolgens of het vergelijkbaar was met popart dat destijds voor diverse creatieve vormen werd gebruikt. Bob: “Neen. We hadden als ZZ and the Maskers een show opgezet, die een bepaalde wisselwerking tussen ons enerzijds en het publiek, of beter gezegd de tiener, anderzijds, teweegbracht. Popart is een nieuwe richting, waarvan ik persoonlijk veel verwacht. Neem nu ‘Het’. Deze groep stormt de hitparades binnen. En waarmee? Met originele geluiden. Geluiden, die enorm in deze tijd passen. Het is een andere mode en het past in deze tijd.” De CD van ZZ and the Maskers is inmiddels geheel beluisterd en dus op zoek naar een volgend nostalgisch onderwerp. Hans Knot, 20 april 2019
  13. Het jaar 1958, waarin ikzelf 9 jaar was en bewust krant ben gaan lezen en tevens de schaar heb ontdekt om allerlei weetjes uit te knippen, heeft veel interessante onderwerpen gebracht, waardoor we meer dan zestig jaar terug gaan in de tijd, als het gaat om de meeste onderwerpen. Want wees nu eerlijk: waaraan denk je als ik het woord ‘Hoelahoep’ neerzet? Plastic buizen, die je in elkaar kon schuiven en je als spelobject kon gebruiken. In principe waren de eerste plastic producten in de jaren vijftig van de vorige eeuw overgewaaid vanuit de VS naar Europa, dit al voorzet op de totale modernisering van het huishouden. Het was een hele andere vorm van hoepelen als de jeugd daarvoor gewend was met de ijzeren hoepel. Deze diende je aan een stangetje, al hollend op de stoep dan wel de straat (immers was er nog weinig gemotoriseerd verkeer), voort te bewegen. Waren er wel twee auto’s die in de nabijheid van elkaar stonden, dan werd er overgegaan tot dakje scheren. Als het ware overstappen van het ene dak naar het andere. Dien je nu eens mee aan te komen dan wordt je meteen opgepakt of neergeslagen. Nee, dan wel de plastic hoepel, dan wel Hoelahoep, werd om je lichaam gedrapeerd ter hoogte van je gordel. Het was een bepaalde handigheid waardoor de hoepel begon te draaien om je middel. Juist die zwaai die je eraan diende te geven was speciaal te noemen en eerst moeilijk in te leren. Had je deze zwaai eenmaal in ‘de vingers’ dan kwam het erop aan bepaalde bewegingen te maken in cirkelvorm met de buikgordel. Wat hebben we wat wedstrijden gehouden op het schoolplein destijds en streng werden de tijden bijgehouden op een lijstje wie het langste de hoepel in beweging hield. Er waren fanatieke bij, vooral meiden, die meerdere hoepels zonder problemen draaiende hielden, maar dat mochten de jongens alleen van afstand bekijken aangezien er een duidelijke witte streep op het schoolplein was aangebracht ter scheiding van de seksen. Ook waren er speciale kleinere hoepels waarmee allerlei vormen van bewegingen konden worden gemaakt, bijvoorbeeld met de armen en de benen. Het waren twee Amerikaanse studenten, te weten Richard Knerr en Arthur Melin, die in het jaar 1948 besloten een eigen bedrijfje op te richten met als doel nieuw speelgoed op de markt te brengen. De onderneming heette: ‘Wham-O Campany’. Hun eerste wereldwijde succes kwam in 1958. Van een bevriende landgenoot hadden ze gehoord dat in Australië de jeugd zich hier en daar plezierde met een spel, waarbij een hoepel gemaakt van bamboe werd gebruikt. Richard en Arthur zagen hier toekomst in mits de bamboe werd vervangen door plastic, wat lichter en soepeler zou zijn. En het idee sloeg aan want in de daarop volgende twee jaren werden er wereldwijd meer dan 100 miljoen exemplaren van hun speeltuig op de markt gebracht. Een ander groot product waarmee beiden bekend werden, was de frisbee. In 1982 waren de heren helemaal binnen toen ze hun bedrijf, waar binnen 230 verschillende soorten speelgoed werden ontwikkeld en op de markt gebracht, verkochten aan de Kransco Group voor een bedrag van 12 miljoen dollar. Ze konden vervolgens rustig gaan genieten van hun welverdiende geld. Richard Kerr overleed in januari 2008 op 81-jarige leeftijd, terwijl Arthur Melin al in 2002 kwam te overlijden. Er waren zelfs tijdschriften die, bijna in iedere editie, aandacht besteden aan de enorme rage die ‘Hoelahoep’ in de wereld teweeg bracht. In de 16 december 1958 editie van het tijdschrift Piccolo, dat in Vlaanderen en Nederland op de markt werd gebracht, stelde men dat er nog lang geen einde aan de rage was. Wat was namelijk het geval? Een Nederlandse speelgoedfabrikant had aangekondigd dat er aan de rage, na de Sinterklaasviering, wel een einde zou komen. De beste eigenaar wilde waarschijnlijk voor het Heilige Feest op 5 december 1958 zoveel mogelijk Hoelahoeps verkopen. Wel werd een waarschuwende vinger geheven in het artikel want met stelde te hopen dat, gelijk aan een verbod in Tokio, dat het uitvoeren van het spel op straat door de politie in Nederland en België zou worden verboden, dit mede vanwege het gegeven dat het in de avonduren sneller donker werd en de kans op ongelukken met het mobiele verkeer groter werd. Inmiddels stortte Radio Luxembourg via de 208 meter de nodige muziek over ons uit waarbij ‘The Hoela Hoep Song’ in de uitvoering van Teresa Brewer de luisterende jeugd nog meer opzweepte tot schalkse bewegingen met de heupen. Er waren trouwens meer berichten terug te vinden in de toenmalige bladen, want zo werd ook bekend gemaakt dat door de bewindvoerders binnen het West Duitse Parlement in Bonn ook een groot aantal Hoelahoeps was aangeschaft voor gebruik door de vele zwaarlijvige leden van het Parlement. In het plaatsje Rochester in Engeland werd er een dief betrapt die, met behulp van een halve Hoelahoep buis, benzine uit een auto aan het stelen was. De bouwindustrie in ons land mopperde af en toe over het tekort aan plastic buizen, omdat de speelgoedindustrie voorrang kreeg bij aanschaf. Men vroeg zich af of er toch niet terug geschakeld diende te worden naar koperen buizen voor het leggen van leidingen. Huisvrouwen uit Belgisch Limburg gingen opvallend massaal de grens over om in Nederlands Limburg hoepels te kopen, die klaarblijkelijk bij ons goedkoper bleken te zijn. Bij de Belgische grens werd streng gecontroleerd en dienden ze bij invoer van de Hoelahoep nog eens 5 cent omzetbelasting per ingevoerd exemplaar te betalen. Ook achter het toenmalige IJzeren Gordijn was de rage doorgebroken toen bleek dat in Polen de regering had bekend gemaakt dat het Ministerie voor Lichte Industrie en Ambachten niet genoeg achter de productie van het spelmateriaal aan zat, waardoor de ontwikkeling van de communistische jeugd, qua beweging, zou stagneren. In ons buurland, destijds West Duitsland genaamd, was er een soldaat die twee soldaten toegewezen had gekregen, die hem als lijfwachten te bewaken. Sommigen lachten erom, anderen vonden het nogal een ophef dat een gewoon dienstplichtige soldaat ingedeeld bij de Amerikaanse 3e divisie pantsertroepen Spearhead, gelegerd in Friedberg bij Frankfurt am Main, directe ondersteuning van twee collega’s kreeg. Het ging om Elvis Presley, ook bekend onder de bijnamen ‘Elvis de Pelvis’ en ‘De man die zingt als een verliefde buitenboordmotor’. Het waren respectievelijk Lamar Fike en Bobby West, die aan Presley ter bewaking waren toegewezen in 1958. En er was zeker sprake van zwaargewichten want ze waren 100 en 120 kilo in gewicht. Trouwens het waren niet de enige personen in zijn directe omgeving want ook Elvis zijn vader woonde in Friedberg, terwijl oma Presley eveneens naar West Duitsland was overgebracht om zijn innerlijke veiligheid te bewaken. Oma zorgde dus voor het bakken en braden voor Elvis. Uitzonderlijk dat hij dus niet in de kazerne at. Dagelijks stonden honderden jonge meiden en jongens aan de poort om Elvis Presley de poort in en uit te zien gaan. Geruchten deden de ronde dat Elvis naar Chris Howland en zijn ‘Fraulein’ had geluisterd want er werd gemeld dat hij een Duitse vriendin had in de persoon van de 17-jarige Margrit Bürgin uit Bad Homburg. Elvis hoefde zich trouwens niet te vervelen want hij had telkens genoeg journalisten om zich heen en als hij eindelijk even op zich zelf was dan had hij de beschikking over vijf auto’s, die hij uit de VS had laten overkomen. Laten we eens kijken wat er in januari 1958 was te melden als het ging om de toen populaire muziek. Ik neem U mee naar de rubriek ‘Spits uw oren’ die stond afgedrukt in het Vlaams/Nederlands weekblad Piccolo. Zo was er onder meer te lezen dat de Engelse zanger Frankie Vaughn een reis zou gaan ondernemen, die hem tien dagen in de VS zou laten verblijven. Onder meer werd er een televisieshow bezocht om er zijn zangwerk aan de Amerikaanse kijker te openbaren en nam hij er vier songs op in de studio’s van Columbia, platen die later in Engeland en de Benelux werden uitgebracht op het Philips label. Opmerkelijk was dat Frankie Vaughn door het orkest van Mitch Miller werd begeleid. Vaughn was zeer geliefd, en had alleen al in Engeland in 1958 vijf hits, een ongehoord aantal voor één en dezelfde artiest. Onder meer scoorde hij dat jaar met de dubbelzijdige hitsingle ‘Can’t get along without you now/ We’re not alone now.’ Frankie was geboren als Frank Abelson in 1928 in Liverpool. Zijn artiestenachternaam Vaughn was van herkomst een bijnaam voor zijn uit Rusland afkomstige grootmoeder. Zijn muzikale loopbaan begon in het theater als danser, maar ging al snel over tot het zingen waarbij hij zich in eerste instantie bezig hield met het vertolken van Amerikaanse hits. In Nederland werd getracht met veel allure en promotie een zangeres in de markt te zetten. Het ging om de uit Polen afkomstige Monica Witkowna. Ze had een 45 toerenplaatje uitlaten brengen waarop liefst 4 nummers stonden. Eén ervan was een oud Pools drankliedje ‘Piosneckzka’. Het promotieteam van de platenmaatschappij van Philips had het idee opgevat de release van de single op passende wijze te laten plaatsvinden. De Nederlandse vertegenwoordiging van ‘Confrérie des Vinophiles’, ofwel het ‘Broederschap der Wijnvrienden’ werd ingezet en vonden zich bereid Monica te ontvangen, uiteraard voorzien van de nodige persjongens en fotograven. De plechtigheid vond plaats in een 17 -eeuwse wijnkelder, die eigendom van het Broederschap was. En geloof het of niet, maar het zogenaamde eerste exemplaar werd ten doop gehouden met gebruik van een heerlijke Bourgogne. Na enkele glaasjes heeft de zangers destijds nog ettelijke Oost Europese volksliedjes gezongen die allen een gretig onthaal ontvingen bij de leden van het Broederschap. De plaat is nooit wat geworden en over Monica is slechts verder bekend dat ze haar gezicht nog op het witte doek vertoonde in de film ‘Spy in the Sky’, die eveneens in 1958 uitkwam. Binnen ons gezin bestaan verschillende meningen betreffende de binnenkomst van het vermaarde kijkkastje, de televisie. Ik zelf houd het op 1959 terwijl mijn oudere zus het jaren geleden had over het jaar 1958. Ze kan best gelijk hebben. Ikzelf knipte al rijkelijk allerlei dingen over radio en televisie uit, die ik al die decennia lang heb bewaard. Zo kwam ik in mijn map met knipsels uit het jaar 1958 een verhaal tegen over de hersengymnastiek op de televisie, die in Engeland een grote schare aanhangers had – tenminste onder de mensen in de groep van televisiebezitters. Deze zwart-wit kijkers kregen een televisieversie voorgeschoteld van een zogenaamde ‘panel game’, zoals de Britten het ooit op de radio hadden geïntroduceerd en benoemd. Het kwam er op neer dat een ‘omroeper’ op een handige en onderhoudende manier (of meerdere personen) iemand of enige personen ondervroeg(en) over diverse onderwerpen. Dit al dan niet in een soort van wedstrijdverband. Via de radio werden dan uitgebreid onderwerpen besproken waarna halverwege en op het eind van het betreffende onderwerp vragen werden gesteld om op die wijze te kunnen bepalen of de deelnemer al dan niet parate kennis over dit onderwerp had en al dan niet gescoord kon worden. Als luisteraar was het mogelijk je in te leven in de persoon van de ondervraagde. Bij de televisieversie werd in eerste instantie ook gewoon gebruik gemaakt van een ‘huiskamerdecor’ waarbij de ondervragers als wel de te ondervragen personen gezellig bijeen zaten, die alles geregistreerd door slechts één camera. Ondanks dit bijna stille plaatje werd deze vorm van hersengymnastiek snel populair en werd het ook in andere landen, waaronder Duitsland, België, Nederland en Oostenrijk, in de programmering opgenomen. Wel vertoonden de kijkers, na ongeveer 33 afleveringen van televisiehersengymnastiek, wel enige vermoeidheid. Maar de televisiemakers van het eerste uur, want daar mag je zeker de makers in de jaren vijftig van de vorige eeuw onder rangschikken, wisten de oplossing. Laat de deelnemers niet alleen hun parate kennis tonen maar laat ze ook hun handvaardigheid proberen over te brengen bij de kijkers. Hans Knot, 13 april 2019
  14. In elke stad of dorp had je ze wel, de speciale zalen die gericht op vooral het geloof, waren bestemd voor ontspanning, vermaak en de boodschap over te brengen. In Groningen was er bijvoorbeeld het Katholiek Leven, een zaal gevestigd aan de Moesstraat, gelegen naast één van de daar in de buurt gevestigde kloosters en waarbij de exploitatie eerst werd gevoerd door de nonnen van dit klooster. Vanuit de daar achter gelegen scholen werd gebruik gemaakt van ‘Katholiek Leven’ voor de jaarlijkse optreden van de leerlingen van de diverse klassen voor de betreffende ouders. Daarbij dient wel opgemerkt te worden dat eind jaren vijftig, begin jaren zestig, er een duidelijke scheiding was van jongens- en meisjesklassen en dus de optredens ook altijd op andere avonden gescheiden van elkaar werden georganiseerd. Natuurlijk werd de exploitatie van dergelijke zalen ook mogelijk gemaakt middels het verhuur aan toneelgezelschappen, muziekverenigingen, klaverjasclubs en meer. Ook voor de christelijke verenigingen was er een dergelijke zalencomplex in Groningen, gevestigd aan de Lutkenieuwstraat, genaamd ‘Het Tehuis’. In het jaar 1936 werd het als zodanig in de lokale krant aangekondigd. Het was in de loop der jaren een begrip in Groningen en ook daar was het probleem dat exploitatie niet alleen mogelijk was via bijeenkomsten van geloofsgenoten. De zalen werden op een bepaald moment volop verhuurd en ikzelf maakte op die manier in 1966 kennis met Het Tehuis omdat de schriftelijke examens van de Cort van der Lindenschool in dit gebouw werden gehouden. Niet veel jaren later, toen ik in dienst kwam van de afdeling Orthopedagogiek van de Rijksuniversiteit Groningen, werden de schriftelijke tentamens van de studenten er deels ook in het complex afgenomen en werd er door de medewerkers bij toerbeurt surveillance uitgevoerd. Maar ook andere vormen van samenkomen waren mogelijk in Het Tehuis aan de Lutkenieuwstraat. Zo waren de Plattelandsvrouwen jarenlang met regelmaat aanwezig. Deze organisatie werd als ‘Afdeling Groningen en Omstreken van den Bond van Plattelandsvrouwen’ op 16 januari 1947 opgericht en was voornamelijk bedoeld als gezelschapsvereniging, waar op een ontspannen manier over een diversiteit aan onderwerpen kon worden gepraat. Tot in het jaar 2000, toen de vereniging werd opgeheven, kwamen de leden bijeen in Het Tehuis. Op zaterdag 5 juni 1971 werd er van ’s ochtends tien tot ’s avonds tien uur muziekgemaakt in het gebouw door leerlingen van de muziekscholen van Groningen, Delfzijl, Leek, Veendam en Winschoten. Het muzikale treffen werd georganiseerd door het Provinciale Contactorgaan Muziekscholen waarbij haar voorzitter, mr. Th. P Zwart, die dag Het Tehuis ‘een huis van muziek’ kroonde. Het Nieuwsblad van het Noorden kwam er de volgende maandag op terug door onder meer te melden: ‘Het hele gebouw trilde van het gezang, gestrijk, gedrum, getoeter en getokkel. Op vijf manieren beoefende de, in een rijkdom aan minirokjes, hot pants en Wrangler pakken gestoken menigte de muziek.’ Dixieland, jazz, klassiek en popmuziek, alles werd die zaterdag ten gehore gebracht. Tijdens de diverse uitvoeringen werden er radio-opnames gemaakt door zowel de RONO (Regionale Omroep Noord en Oost) als door de VPRO. Maar ook de politiek wist het gebouw en de mogelijkheden te vinden. Zo was de toenmalige Communistische Partij Nederland, afdeling Groningen, een regelmatige huurder van een of meerdere zalen. Ook het COC huurde er ruimte, hoewel in eerste instantie toegang werd geweigerd omdat andere huurders zich aan de aanwezigheid van deze club zouden kunnen storen. Popmuziek was er ook, zo trad de toen bekende lp groep Alquin er in februari 1975 op, waarbij de entree zeker laag kon worden genoemd daar een kaartje maar f 6,50 kostte. Het concert werd georganiseerd door de mensen achter de Stichting Revendel, die in eerste instantie bijeenkomsten organiseerde met een toegangsprijs van f 5,00. Een optreden van Barend Servet en Sjef van Oekel was echter met f400,-- verliesgevend geworden, waardoor de prijzen omhoog dienden te gaan. Ook is er nog een tijd een Mensa gevestigd geweest in een van de zalen waarbij het mogelijk was, via zelfbediening, een warme maaltijd te nuttigen. Zo maar een paar voorbeelden van een ontspanningsruimte, waarvan er in elke grote gemeente wel een aantal aanwezig was in voornoemde periode. Het Tehuis werd in het jaar 2005 gesloopt en inmiddels staan al een paar jaren appartementen op de plek waar eens vele organisaties ruimtes huurden. Hans Knot, 6 april 2019
  15. Een kwart eeuw geleden klinkt anders dan 25 jaar geleden maar toch is het dezelfde tijdsperiode. Het zal eind maart 1994 geweest zijn dat de drukproef op de deurmat viel in Groningen met het verzoek er nog eens goed doorheen te gaan en de correcties door te geven aan de secretaresse van Robert Briel in Hilversum. Het gaat om de latere publicatie ‘Stemmen van de Noordzee’, dat mede gefinancierd door Radio Veronica en onder redactie van Robert Briel werd samengesteld. Zoals bij velen bekend was het een van de meest tot verbeelding sprekende periodes uit de Nederlandse radiogeschiedenis, die van de zeezenders tussen 1960 en 1989. Het waren de eerste commerciële stations naast Radio Luxemburg, die actief waren vanaf zendschepen in internationale wateren, genoodzaakt op die wijze uitzendingen te verzorgen en op die manier de wetgeving op het vaste land te omzeilen. De diverse regeringen, die in de periode 1960 – 1974 actief waren, hebben er alles aangedaan om de zeezenders veelvuldig de nek om te draaien maar het waren volhouders als Radio Veronica en Radio Noordzee die pas in 1974 het onderspit dolven, waarna nog alleen Radio Caroline en Radio Mi Amigo doorgingen met uitzendingen en nog enkele anderen zouden volgen. In 1994 was het zonder meer een reden daar een tentoonstelling over in te richten in het Omroepmuseum aan de Oude Amersfoortseweg in Hilversum als ook een boek uit te geven. Want wie kende ze niet ‘De Stemmen van de Noordzee’. Reeds eind 1992 werden door mij de eerste gesprekken gevoerd aan de Oude Amersfoortseweg met Jan Vos en Arno Weltens, waarna werd besloten in 1994 een tentoonstelling over de Nederlandstalige Zeezenders te gaan inrichten. Toen men bij Veronica hoorde dat er een tentoonstelling zat aan te komen kwam men op het idee van een publicatie over de zeezenders, immers een tentoonstelling is vergankelijk, maar een boek gaat jaren mee. Duidelijk dient te zijn dat in vele boekenkasten van de radioliefhebbers dit boekje staat. Naast Robert Briel en ikzelf waren er binnen de omroep nog een aantal mensen dat hun licht liet schijnen over deelonderwerpen, maar een groot aantal hoofdstukken, in ‘Stemmen van de Noordzee’, was afkomstig van leerlingen van de Hogere School voor Journalistiek, destijds gevestigd in Utrecht. Het was mij een genoegen destijds een tweetal gastcolleges te mogen geven om de groep studenten in te wijden in de wereld van de zeezenders, waarbij tal van thema’s en vooral namen voorbij kwamen. Aan het einde van de tweede sessie werd – in overleg – bepaald welke taken de diverse studenten in de daarop volgende maanden kregen. Het werden allemaal interviews met personen die betrokken waren bij de zeezenders, van deejays tot directieleden en van nieuwslezer tot bevoorrader. Dat alles bewerkt door de studenten van de betreffende opleiding, waarbij er een na een kwart eeuw later uitspringt. Arjan Snijders, die in 1995 afstudeerde en voor het boek Hans Hoogendoorn interviewde. Met bepaalde regelmaat reisde ik in 1993 en begin 1994 naar Hilversum voor overleg met Arno Weltens om te bekijken wat we in de diverse vitrines konden laten zien, evenals buiten de vitrines aan grotere objecten. Daarbij kwamen vele namen voorbij van personen die ook verzamelden en spullen in bruikleen konden afstaan. Er kwamen op die manier ook veel platen voorbij, zowel lp’s als singles, die op de een of andere manier betrekking hadden op de zeezenders. We wisten ze onder te verdelen in diverse categorieën waardoor een gedegen overzicht was, die dan weer werd gepubliceerd in ‘De stemmen van de Noordzee’. De volgende indeling werd gemaakt: Platen met in de titel de naam van stations, medewerkers of andere verwijzingen Singles met in de tekst de naam van stations of medewerkers Documentaires over zeezenders op Lp’s en Cd’s Songs die werden opgenomen door deejays Songs die werden gebruikt als deejay- en programma-tune of voor de productie van jingles Videoclips met beelden van zeezenders De indeling is 25 jaar lang behouden gebleven. Maar de 13 pagina’s, die op die manier werden gevuld, waren slechts het begin van de nog immer aan te vullen discografielijst. Bij de introductie van de lijst stond mijn, al lang niet meer in gebruik zijnde, postbusnummer genoemd. Een ieder kon reageren met eventueel nieuwe vondsten die in de lijst konden worden opgenomen. Een aantal namen van personen, dat in de loop der jaren intens mee hebben geholpen de lijst verder aan te vullen dienen genoemd te worden: Henk Verhaag, Martin van der Ven, Ger Tillekens, Chris Cortez, Jelle Boonstra, Chris Edwards, Pieter Jan Vink en Jan Hendrik Kruidenier en dan zijn er nog tientallen personen die een of twee keer aanvullingen aanleverden. We zijn een kwart eeuw verder en nog immer werken Martin van der Ven en Henk Verhaag met mij samen aan de uitbreiding van de lijst. Vrijwel dagelijks komt er een nieuwe vondst, mede mogelijk gemaakt door allerlei technische vernuft, tevoorschijn. De hele lange lijst is terug te vinden in de volgende database, die twee keer per jaar wordt bijgewerkt door Ger Tillekens: http://www.icce.rug.nl/~soundscapes/DATABASES/ZZD/Zeezender_discografie.shtml De regelmatige aanvullingen zijn terug te vinden op het volgende forum: https://www.radiotrefpunt.nl/forums/forum/103-radiovormgeving/ Voor diegene die denkt een aanvulling te hebben staat mijn mailbox ter beschikking via HKnot@home.nl
  16. Bladerend door een aantal knipsels uit de maand juni 1971 kwam bij mij de gedachte op dat er in die tijd, een kleine halve eeuw geleden, toch wel erg vaak via commentaren en ingezonden brieven tegen de toen actieve omroepen werd aangetrapt. Doordenkend is het natuurlijk logisch gezien het toen beperkte aanbod aan televisieprogramma’s want we het dienden te doen met Nederland 1 en Nederland 2. Tel daarbij op dat er een veel beperkter aantal uitzenduren was en eigenlijk heel veel van het aanbod werd aanschouwd. Reden genoeg dus om te mopperen over programma’s, programmabladen en meer. Een bloemlezing uit de maand juni 1971 uit de toenmalige kranten en omroepbladen. Een veel voorkomende klacht destijds was de soms slaapverwekkende oproepen, in korte spotjes, waarin de omroepen hun eigen huis mochten promoten en de kijkers mochten oproepen om vooral een lidmaatschap te nemen in ruil voor prularia. Het gevecht om de kijker dus. Vooral de TROS wist aandacht te trekken door zeer passende muziekjes in te zetten en op een bepaald moment zelfs een LP op de markt te laten brengen door een bevriende platenmaatschappij, die dan weer ruimte kreeg in de TROS Kompas, het omroepblad van deze omroep. Waarschijnlijk met gesloten portemonnee. De omroepen hadden het ook bepaald niet gemakkelijk in die tijd. Dit getuige onder meer een artikeltje in de NCRV gids waarin het programmaprobleem werd aangesneden door de heer G.A. Kieft: ‘Wat moet er van de winterprogramma's terecht komen nu de herverkaveling van zendtijd voor het komende seizoen nog niet bekend is? Wij varen in de mist. En dat geldt dan vast niet alleen de NCRV. Maar de NCRV houdt het wel fijn.’ Kieft was Kamerlid voor de ARP, wethouder in Utrecht maar ook secretaris voor de N.C.R.V.. Een dubbelrol, zoals zo vaak het geval was in die tijd. Maar zijn overdenking ging verder met: ‘Wiens schuld het wel is? Nee, namen noemen we niet’. De VARA-gids vonden vele lezers kleurloos, maar men ging daar wel in op de actualiteit want voor de redactie van de publicatie was de aanslag in opdracht van een tweetal in de top van Radio Veronica op het zendschip MEBO II van concurrent Radio Noordzee een geredeaanleiding om een pleidooi te houden voor het verbieden van dit soort etherpiraten. G. P. Bakker citeerde in het blad zelfs een paar voorbeelden van kranten die zich kritisch opstelden: ‘Ja, ja. Niemand is vervelender dan hij die voortdurend zichzelf citeert, moet Bakker gedacht hebben’ was een van de reacties op zijn opmerkingen. De Mies Bouwman-programma's waren, zo legde de redactie van de VARA-gids bloot, toch te kleurloos. Zelf zei Mies Bouwman destijds: “Ik zeg elk jaar, dat ik met een programma ophoud wat willen we nou?” KRO-Studio, de omroepgids van de Katholieke Radio Omroep, had een redactioneel hoofdartikel waarin de nadruk lag op de verdwijnende mini-omroepen, die volgens het artikel overbodig waren geworden. Het ging om de NVSH, de Bond zonder Naam, De Morele Herbewapening en HIRO, miniomroepen met minimale zendtijd om hun meningen te kunnen verspreiden. ‘De NVSH had in het begin een functie gehad’, aldus het artikel in Studio, ‘maar nu de grote omroepen regelmatig onderwerpen als geboorteregeling en abortus aan de orde stellen, heeft de NVSH zich in feite overbodig gemaakt. Dat is natuurlijk wel een geheel eigen voorstelling van zaken, want het wil er alsnog niet in, dat de NVSH zoveel inspraak heeft gehad bij het maken van programma's van de grote omroepen. De Minister van CRM heeft bij de NOS gedaan gekregen, dat de op deze manier vrijgekomen zendtijd ook uitbreiding van het programma ‘Zienswijze’ oplevert. Misschien kunnen de grote omroepen ook wel wat meer zienswijze laten zien’. Dan was er het omroepblad Televizier dat de kranten haalde want er werd aandacht besteed aan het gegeven dat men een kijkje had genomen in de klerenkast van de toen populaire actrice Trudy Labij. Dit was gedaan omdat de redactie wel eens wenste te weten hoe een Nederlandse actrice er zich privé bezig zou houden met het verschijnsel mode. Het commentaar was niet mis want men vond Labij een bedroevende consument. Ze mocht dan wel gemiddeld 200 gulden per maand aan kleding uitgeven maar de gekozen kledij viel niet goed bij de keurmeester van Televizier. Tenslotte was er in Vrije Geluiden, het lijfblad van de VPRO, die week een mening te lezen van Eddy van Vollenhoven waarbij hij stelde dat de ledenraad van deze omroep een debatingclub was die zich regelmatig in details verloor: ‘Inspraak geeft daarbij toch tal van problemen maar op de lange duur moet daar onvermijdelijk een opener, beweeglijker en zakelijker structuur uit tevoorschijn komen dan dit verenigingsbanden kunnen toelaten. Als je een structuur dat alles wil meegeven, zit je eigenlijk bij voorbaat al op de lange duur.’ De vraag is of elke luisteraar of kijker, die de VPRO destijds een warm hart toedroeg, de bedoeling van deze mening begreep. Dan kwam een andere opmerking, in het programmablad Studio van de KRO denk ik beter over bij de ‘clubleden’. “Koffie, koffie, lekker bakje koffie, zult u nog vaker horen, maar leve de man die het bier uitvond niet meer”. Ik stop ermee voor deze column en ga voor een eigen gemaakte coffee de crème uit een koffiemachine die er in 1971 nog lang niet was. Hans Knot, 16 maart 2019
  17. Er is echter in die jaren een serieuze breuk geweest in de geschiedenis van OOG Radio, dat eens de naam van Radio Stad naar het verleden verwees. Omroep Organisatie Groningen, daar staat de naam voor. Het was in 1993 dat de financiële situatie dermate slecht was dat er een einde in zicht was voor de lokale radio maar daar was de oplossing via de ‘reddende’ engel, die echter via de achterdeur heel snel de Akkerstraat, waar inmiddels de lokale radio de studio had, stilletjes verdween. In dat jaar schreef ik er het nodige over in het mediablad Freewave Magazine, wat ik graag nog eens terughaal. ‘Ontstaan was het idee bij een lokale piraat, waar een groot aantal visueel-gehandicapten werkzaam was. Het doel was te komen tot een eigen lokaal radiostation voor eigen doelgroep. Helaas was dit niet te realiseren gezien de piraat een aantal malen uit de ether was geplukt.’ Ik ging er vanuit dat in september 1993 een unieke samenwerking tot stand was gekomen tussen de initiatiefnemers, verenigd binnen VISION de Stichting tot Integratie en Opleiding in Nederland Van visueel gehandicapten aan de ene kant en de lokale omroep organisatie 00G uit Groningen aan de andere kant. Op deze manier zouden de visueel gehandicapten, waarvan een groot deel afhankelijk was van het medium radio, de kans krijgen zelf radioprogramma's te gaan maken via de lokale omroep, waarbij ze tevens vanuit de omroep de gelegenheid zouden krijgen een gedegen opleiding te volgen op presentatie dan wel technisch gebied. De plannen waren nog nauwelijks in de pers gebracht of ze waren al uitgewerkt. Op 1 oktober 1993 werd de naam van OOG Radio veranderd in VISION FM en vooral geldgebrek bij OOG leidde tot samenwerking met de Stichting VISION, die stelde garant te kunnen staan voor meer inkomsten voor reclame. Doel van de stichting was namelijk na Groningen meerdere steden te betrekken bij het lokale gebeuren voor visueel gehandicapten, waarbij aan een soort van keten vorming, dan wel raamprogrammering werd gedacht. De lokale omroep in Groningen bracht overdag al geruime tijd muziek vanuit een CD-computer, aangevuld met nieuws op het hele uur. Vanaf 4 oktober 1993 was dat veranderd gezien men gepresenteerde muziekprogramma's bracht die op een hoger niveau stonden dan voorheen. Tenminste dat was de doelstelling, dit alles onder de bezielende leiding van de nieuw benoemde directeur, Peter Teekamp, die zijn roots onder meer had liggen bij Radio Caroline en de TROS. Teekamp hoopte op een voorspoedige toekomst waarbij niet alleen meerdere lokale omroepen betrokken dienden te worden maar tevens een aanvraag was ingediend voor een etherfrequentie bij het ministerie voor WVC . Tenslotte stelde Teekamp in een interview in onderhandeling te zijn geweest voor het huren van een satellietgeluidskanaal op één van de ASTRA-satellieten. Even terug naar mijn artikel uit oktober 1993 waarin ik ook het volgende meldde: ‘Ook heeft OOG, de overkoepelende organisatie achter OOG TV en VISION FM, een paar weken geleden een prachtig nieuw onderkomen in gebruik genomen in de voormalige drukkerij van de uitgeverij Wolters Noordhoff aan de Groninger Akkerstraat. In de vroege ochtenduren draaide bij de start van Vision FM inderdaad al een visueel gehandicapte de muziek 'drie om drie'. Teekamp was op de doordeweekse dagen zelf te beluisteren tussen 11 en 13 uur terwijl tot de andere presentatoren onder meer Luc Sijbring, Eddie, Pauta Mens en Ingrid Knijnenburg behoorden. In de ontbijtshow (tussen 7 en 9) en tussen 16 en 18 uur werden er korte actualiteiten gebracht terwijl op elk heel uur het ANP en elk half uur het lokale nieuws kon worden beluisterd. Tevens was er ieder uur om kwart over en kwart voor het uur ruimte voor informatie. Niet erg origineel was het programma met de naam Jukebox, dat elke doordeweekse dag tussen 18 en 19 uur werd uitgezonden. Tenslotte dient vermeld te worden dat de lokale omroep ook nog de uren in de nacht geautomatiseerd liet lopen, met als voorbeeld de satellietstations Sky Radio en Radio 10. Duidelijk hoorbaar was dat men nog met een CD-wisselaar werkte, waarbij de nodige witjes ontstonden in de uitzending. Nadat op vrijdag 1 oktober 1993 de lokale radio, OOG Radio, in Groningen uit de ether verdween om ‘voorgoed’ haar plaats te laten innemen door VISION FM, bleef het enkele dagen een kwestie van non stop muziek beluisteren Op woensdag 6 oktober werd dit gevolgd door testuitzendingen van het nieuwe station met directeur Teekamp. De medewerkers van het station werden echter enkele dagen voor de officiële uitzendingen verrast met een memo van Teekamp ·waarin hij meldde dat hij zich terugtrok uit het lokale project in Groningen om zich meer bezig te kunnen houden met het oprichten van een landelijk gelijknamig project. In interviews in de noordelijke pers bleek trouwens bij herhaling dat Teekamp slecht was geïnformeerd want medio oktober 1993 ging hij er nog steeds vanuit dat 15 verschillende organisaties een vergunning zouden krijgen van een grotere dan lokale bedekking, terwijl het slechts een zeer gering aantal in januari 1994 zou gelukken de papieren van de minister in ontvangst te nemen. Hierover meldde ik in november 1993: ‘Dat Teekamp beslist, ten eigen glorie, blufte mag blijken uit de opmerkingen in de kranten dat hij tevens opteerde op één van de geluidstransponders van de ASTRA. Wel het verkrijgen van een licentie voor landelijk commercieel bereik houdt onder meer in dat een tonnen kostende zender gehuurd dient te worden van de NOZEMA. Ten tweede kost het huren van een satellietgeluidskanaal enorm veel geld . Daarbij gevoegd het gegeven dat Teekamp in de artikelen stelde dat de financiering van de stichting achter VISION FM nog niet rond was maakt dit een zeer smakelijk papje waarin de bitterheid vooral voor Teekamp hard moet zijn geweest . Want waar haal je in vredesnaam dergelijke brokken fantasie tot een dermate loshangend verhaal bijeen?’ In de lokale kranten verscheen het bericht dat hij zich dus ook niet meer bezig mocht houden met het presenteren van zijn eigen programma en ook niet met het opstarten van het landelijke project. ‘Dat men bij VISION FM in Groningen misschien wakker is geworden van de ongepaste blufpoker van Teekamp is niet duidelijk maar het zou onder meer gaan om een 'niet passende karakters binnen de organisatie.’ Susanne Lemstra, één van de initiatief nemers van VISION FM, heeft daarna de functie van Teekamp overgenomen hetgeen volgens haar probleemloos was verlopen gezien de directeursfunctie niet veel inhield. Bovendien, zo stelde zij destijds, was het de bedoeling dat Teekamp slechts tijdelijk bij het station zou werken waarna hij zich zou gaan storten op het eventueel landelijk te starten station voor visueel gehandicapten. Reeds in de ochtenduren na het ontslag van Teekamp wisten medewerkers van VISION al te melden dat hij enkele dagen later een gesprek zou hebben met Ton Lathouwers van Sky Radio voor eventuele werkzaam heden binnen de Sky- organisatie. Op 15 oktober 1993 memoreerde ik: ‘Terugkijkend op de eerste weken van VISION FM moet gesteld worden dat een deel van de programmamakers, die eerder stelde te vertrekken, toch bij de nieuwe opzet van de lokale radio in Groningen betrokken is gebleven. Anderen zijn dan wel heengegaan maar houden van de zijlijn de boel goed in de gaten. Over Teekamp wordt alleen nog lacherig gedaan en men probeert de ingeslagen weg met succes te gaan bewandelen. Alleen zou er wat harder gewerkt moeten worden aan de inrichting van het nieuwe studiocomplex aan de Akkerstraat in Groningen. ‘Een studiotafel, die alleen al f 12.000 - - heeft gekost zonder daarbij de kosten van apparatuur te tellen, heeft trouwens slechts twee gaten voor de drie benodigde Revoxen!’, was het eerste dat ik hoorde toen ik een bezoekje bracht. En wat te denken van de beloofde 8000 Cd’s waarmee men zou starten om een zo'n breed mogelijk muziekaanbod te hebben. De eerste twee weken heb ik praktisch alleen maar lawaai op de lokale frequentie gehoord en wat bleek ..... . er was slechts een heel kleine voorraad, van zo'n 50 cd’s.’ https://www.facebook.com/ometheo/videos/1965085306941475/ Zo maar een terugblik uit een korte, heftige periode, van de lokale omroep in Groningen, al meer dan 25 jaar geleden. Hans Knot, 16 februari 2019. Illustratie materiaal Theo van Halsema OOG Archief
  18. Het leek allemaal zo mooi, lokale radio in Groningen, toen Radio Stad op 12 november 1984 officieel van start ging, hetzij eerst alleen via een signaal dat via een televisiekanaal op het lokale kabelnet was te ontvangen. Het was gesegmenteerde radio, waarbij diverse groeperingen een kans kregen. Het ochtendprogramma tot 9 uur was toebedeeld aan een groep die zich voornamelijk als Radio Groningen illegaal in de picture had gezet. Laat maar zien wat je kunt. Dat zou geen probleem zijn geweest als de faciliteiten optimaal waren geweest maar het plegen van een telefoontje in de uitzending kon je de eerste periode vergeten en dus werden nieuwsitems thuis de dag ervoor al opgenomen en gemonteerd. Nieuws was dus geen nieuws meer bij uitzending. Ikzelf mocht het lokale radiostation officieel openen en om zeven uur in de ochtend ging ik van start met het programma en 12 minuten later bleek dat de conciërge van oude schoolgebouw aan de Donderslaan in Groningen vergeten had het signaal van de studio door te schakelen op het kabelnet van de stad Groningen. Gelukkig had ik een bandopname gemaakt zodat de officiële opening wel bewaard bleef. Het bleek het begin van een zeer moeilijke periode waarbij wel gezegd dient te worden dat allerlei groeperingen zich volop inzetten tot het mogelijk slagen van Stadse radio. Er waren verzoekplaten programma’s maar ook praatprogramma’s onder meer voor de studenten in Groningen. Velen draaiden de knop van de radio maar weer op een ander kanaal op de kabel wanneer volgens hen de linkse rakkers weer een programma hadden. In de periode dat ik voor de Stad Radio actief ben geweest zijn er alleen vergaderingen van het ochtendteam geweest ten huize van mijzelf om de muziek voor de komende week te bepalen en andere zaken door te spreken. Nooit is er een algemene vergadering geweest van de diverse secties binnen de lokale omroep in Groningen. De winter van 1984-1985 bracht wel bijzondere momenten. Op een vroege ochtend bleek de Koning Winter plotsklaps zo te hebben toegeslagen dat het niet mogelijk was binnen een half uur, dat ik normaal nodig had, van de wijk Selwerd naar de Donderslaan in het zuiden van de stad Groningen te gaan. Dus besloot ik een uur eerder op pad te gaan na eerst een stevig ontbijt te hebben verorberd met in gedachte dat er aan de Donderslaan alleen slappe koffie of thee eventueel aanwezig was. Aangekomen in de Donderslaan, waar inmiddels de technische faciliteiten enigszins waren verbeterd, nam ik eerst contact met de meteo van het vliegveld Eelde om de verwachtingen voor de toen komende dag op te nemen om later in het programma aan de luisteraars te laten horen. Een tweede telefoongesprek liep minder voorspoedig dan verwacht. Ik belde, voor de uitzending, met de wachtpost van de Rijkspolitie met de vraag wat er zoal was te verwachten voor de weggebruikers in de omgeving van Groningen. Een juffrouw op de desbetreffende centrale vroeg aan de dienstdoende commandant mij te woord te staan en noemde de naam van ‘Radio Stad’. Hij stelde duidelijk hoorbaar niet te willen praten met een medewerker van een piratenstation. Ik deelde mede dat het ging om een van de eerste legale lokale radioprojecten, toegewezen vanuit het ministerie van WVC, maar de man bleef volharden. Ik liet de Uher recorder meelopen en zo is deze opmerking niet alleen destijds in de uitzending van Radio Stad geweest maar verscheen het nodige aan commentaar in de lokale krant en is het commentaar bewaard gebleven als historisch moment. Het werd tijd voor mij andere dingen op radiogebied te gaan doen. OOG Radio vertrok naar de binnenstad van Groningen ik hoorde nog wel de nodige strubbelingen via radiovrienden die er nog wel werkzaam waren, zoals Theo van Halsema en Jan Fré Vos. Ook in de media verschenen met bepaalde regelmaat door de jaren heen de nodige berichten over de slechte situatie binnen de lokale omroep, mede door financiële tekorten en het terugtrekken van de subsidie door de gemeente Haren, die mee profiteerde door speciale programma’s gericht op de eigen gemeente. Zowel bij de verhuizing vanuit het centrum (Oude Boteringestraat) als ook het 25-jarig bestaan werd ik nogmaals uitgenodigd om over het prille begin van de lokale radio herinneringen op te halen. Wordt vervolgd. Hans Knot, 9 februari 2019
  19. Eerder beschreef ik in een column de illegale doorstart van Radio Mi Amigo. Ook in dit essay gaat ik weer precies drieenveertig jaar terug in de historie van deze zeezender. Hier vertel ik wat er om en rond Radio Mi Amigo plaatsvond in de dagen tussen 1 december 1975 en 31 januari 1976: van de plannen van eigenaar Sylvain Tack in het Spaanse Playa de Aro tot en met de lotgevallen van de deejays aan boord van de MV Mi Amigo. Vandaag deel 3 Op diezelfde dag van 18 januari 1976 verliet Bert Bennett het station om terug te keren naar Nederland. Hij zei, desgevraagd, dat de reden van zijn vertrek lag in het feit, dat zijn vrouw Geja niet in Spanje kon aarden. Met de presentatie die middag van de Amerikaanse Hot 100 kwam een einde aan zijn dienstverband met Radio Mi Amigo. Even voor half vijf in de middag nam hij afscheid van de luisteraars. Met Bennett's vertrek van het station kwam er tevens een einde aan een programma dat via drie verschillende zeezenders te beluisteren was. "Welkom in de wereld der wakkeren" was achtereenvolgens te horen op de Nederlandse service van Radio Caroline, daarna via Radio Atlantis en tenslotte op Radio Mi Amigo. De opengevallen programma-uren werden vervolgens door de andere medewerkers in Spanje overgenomen. Vanaf 19 januari was er voor het eerst op het hele uur een nieuwsvoorziening te beluisteren op Radio Mi Amigo, die beurtelings werd gepresenteerd door Jan van der Meer en Tim Ridder. Deze laatste had zich een nieuwe naam aangemeten om niet met de autoriteiten in de problemen te komen. Maar de geharde luisteraar ontdekte al vrij snel dat het om Bart van Leeuwen ging, die eerder bij Radio Veronica had gewerkt. Dezelfde dag begonnen Joris Spring in 't Veldt, een nieuwe technicus in Playa de Aro, en Maurice Bokkebroek aan de inrichting van een studio in de Mi-Amigo-winkel in Playa de Aro, zodat de programma's vanaf het daarop volgende voorjaar met publiek zouden kunnen worden opgenomen. Laatstgenoemde technicus kreeg in dezelfde maand een eigen fanclub terwijl ook de ‘Bokkebroek Hit Tip Speciaal’ werd ingevoerd in de programmering. Medewerkers achter de schermen, die nog in België verbleven, bleken nog lang niet veilig te zijn voor de opsporingsambtenaren van de B.O.B. Op 20 januari werd Patrick Valain, die zich nog steeds bezig hield met de organisatie van de Mi-Amigo-Drive-In-Show, opgepakt voor verhoor. Enkele dagen later liet de bevoorrading het afweten, waardoor Tim Ridder vanaf 26 januari enkele programma's live ging presenteren vanwege het ontbreken van programmatapes. Op de zondagmiddagen kwam vanaf dat moment iedere keer tussen vijf uur en kwart over vijf sportnieuws vanaf boord, gevolgd door drie kwartier Joop Verhoof met LP-muziek. Opmerkelijk was dat tegen het einde van de maand januari andermaal een single uitkwam, ingezongen door de deejays van Radio Mi Amigo. Ze wensten een graantje mee te pikken van de jaarlijkse vloed aan carnavalsmuziek, die massaal door Belgen en Nederlanders werd gekocht. In ieder geval was dit niet met deze plaat het geval, daar het nummer "Amalia" geen hitnotering haalde. Het nummer werd trouwens geschreven door Stan Haag. Naar aanleiding van het uitkomen van de single vertelde Joop Verhoof in een van zijn programma's dat een ieder, die een eigen piratenstation aan land had, kon reageren waarna men een kopie van de single zou krijgen opgestuurd. De plaat zou in de week die viel in de periode eind januari begin februari 1976 trouwens worden uitgeroepen tot ‘Mi Amigo’s Lieveling’. Enkele jaren nadat hij Radio Mi Amigo had verlaten, stond er in het Freewave Media Magazine een interview met Bart van Leeuwen te lezen. Ton van Draanen sprak destijds met hem over zijn jeugd, zijn loopbaan en natuurlijk Radio Mi Amigo. De op 2 juli 1954 geboren Ton Egas, zoals Van Leeuwen officieel heet, kreeg op zijn zevende verjaardag een kleine draaitafel, waardoor de liefde voor het platendraaien ontstond: "Als ik dan die platen op mijn kamertje aan het draaien was, vond ik het stil en besloot ik tussen de te draaien platen maar wat tegen mezelf te zeggen. Echte interesse kreeg ik toen ik twaalf jaar was en Radio Veronica begon te ontdekken, die toen op de 192 meter haar programma's uitstraalde. Op een bepaald moment gingen we verhuizen naar Utrecht en ben ik eens een kijkje gaan nemen bij de ziekenomroep RANO. Dit was in de begin jaren zeventig. Ik kreeg dan ook de kans er te komen werken, maar na twee weken werd ik er al weer uitgegooid. De reden was dat ik te slecht en bovendien zeer eigenwijs was. In september 1972 veranderde Radio Veronica van frequentie en werd er een nieuw programma geïntroduceerd waarin gast-deejays mochten optreden. Mijn programma is blijkbaar goed overgekomen want men schreef mij nadien een brief, die nooit is aangekomen. Een paar maanden later ging ik uit mezelf nog eens op bezoek in Hilversum en toen kreeg ik te horen waarom ik niet op de brief had gereageerd. Uiteraard was ik heel verbaasd, want ik wist niets van die brief af. Nadat het misverstand was uitgepraat, ben ik aangenomen als presentator van het programma 'Nachtklup'." Het vertrek van Tom Mulder van Radio Veronica naar de TROS in 1973 bleek de start van een mooie loopbaan voor Van Leeuwen, die tot en met de close-down van het station op 31 augustus 1974, programma's bleef presenteren. In de daarop volgende zes maanden kwam hij in de WW terecht en deed alleen nog incidentele drive-in-shows voor Veronica. Maar het zeezenderbloed begon toch weer te kriebelen. Bart van Leeuwen: “Lex Harding, Ad Bouman, Karel van der Woerd en ik waren het zat om niets meer te doen en zijn in maart 1975 naar Spanje gegaan om eens met Sylvain Tack te gaan praten. Al vrij snel bleek dat de mensen van Radio Mi Amigo zich gepasseerd zouden voelen als hun naam zou verdwijnen ten voordele van die van Radio Veronica. Er ontstonden allerlei vreemde situaties en toen bovendien de pers zich erop stortte en een televisieploeg van TROS Aktua ons op de hielen zat, zijn we maar weer naar Nederland vertrokken. Daarna heb ik een hele tijd niets meer gehoord totdat men zich bij Radio Mi Amigo mij opeens weer herinnerde en ze me vroegen of ik zin had om aan boord van de MV Mi Amigo te gaan om daar nieuwsuitzendingen voor te bereiden en te lezen." Bart van Leeuwen ondervond de nodige tegenstand van de Caroline-deejays. "Ik kwam dus aan boord met de mededeling dat ik de nieuwsprogramma's zou gaan verzorgen voor Radio Mi Amigo en ik merkte vrijwel meteen dat die Caroline-jongens dat niet zo zagen zitten. Ik heb dan ook veel ruzie met ze gehad. Soms ook wel terecht en soms was ik zelf wel te lastig. Ik had van Sylvain opdracht gekregen er iets goeds van te maken, ongeacht hoe het ook ertoe zou moeten leiden. Ik was dus heel eerlijk en zei tegen die Caroline-jongens dat ik het 'verdomme' in orde wilde hebben. Die Engelsen zagen de MV Mi Amigo als hun schip en dat was natuurlijk ook wel zo, immers Tack had het alleen maar gehuurd. Radio Caroline bestond, volgens mij, echter alleen bij de gratie van Radio Mi Amigo. Zonder Radio Mi Amigo zou Radio Caroline in die tijd nooit hebben kunnen uitzenden. Tack betaalde de hele handel. Maar in ieder geval wilden ze niet zo snel meewerken aan het tot stand komen van de technische zaken om de uitzendingen te kunnen opstarten. Op de ochtend dat de eerste nieuwsuitzending zou moeten plaatsvinden werd er pas een spot-master neergezet en een microfoonaansluiting gemaakt. Het klonk erg hol in het begin en dat kwam omdat ik eerst het nieuws voorlas in een ruimte waar geen isolatie was aangebracht. Later werd het stukje bij stukje technisch beter en ook redactioneel kwam het nieuws op het niveau dat we wilden hebben. Ook met de komst van Jan van der Meer, en later Marc Jacobs, ging de nieuwsvoorziening vooruit." Voor de opening en de sluiting van het nieuws hadden de heren overigens weer eens ouderwets ‘piraatje’ gespeeld. In de beginjaren zeventig had de jingle-maatschappij "WB Tanner" uit Memphis een nieuw jinglepakket op de markt gebracht onder de noemer "Feel the spirit." Als er binnen de jingle-industrie een nieuw pakket uitkomt wordt dit altijd begeleid door een demo die naar tientallen geïnteresseerde stations uitgaat. Dergelijke demo's zijn ook zeer intrek bij hobbyisten die jingles verzamelen. Door één van die verzamelaars kwam de demo van "Feel the spirit" — later overigens nog eens uitgebracht onder de noemer "The spirit of ..." — aan boord van de MV Mi Amigo. Tijdens de voorbereidingen van de nieuwsuitzendingen werd de demo professioneel aangepakt, waardoor de nieuwsopener en de nieuwssluiter voor Radio Mi Amigo het levenslicht aanschouwden. Het pakket werd destijds in Amerika onder meer gebruikt door WMEX in Boston, WNBC in New York en WKSD in St. Louis. Hans Knot, 2 februari 2019
  20. Eerder beschreef ik in een column de illegale doorstart van Radio Mi Amigo. Ook in dit essay gaat ik weer precies drieenveertig jaar terug in de historie van deze zeezender. Hier vertel ik wat er om en rond Radio Mi Amigo plaatsvond in de dagen tussen 1 december 1975 en 31 januari 1976: van de plannen van eigenaar Sylvain Tack in het Spaanse Playa de Aro tot en met de lotgevallen van de deejays aan boord van de MV Mi Amigo. Vandaag deel 2 Ook Stan Haag kwam in het verhaal nog aan het woord: "Ik denk bij mezelf, iedere dag is meegenomen. Zo is het mijn hele leven al geweest. Het is toch een heerlijk avontuur. En trouwens, wat moest ik? Toen Radio Veronica uit de ether verdween, viel er voor mij ook een financiële basis weg. Dus die stap naar Radio Mi Amigo is niet zo verschrikkelijk groot geweest." En zijn vrouw Nicki: "Als het hier ooit ophoudt, dan heb ik geleerd te incasseren en verdraagzaam te zijn, want je kunt je hier met zo'n intiem clubje gewoon geen ruzie permitteren." Peter van Dam: "Heimwee komt nu het in de wintermaanden stiller wordt, maar het zou, geloof ik, erger zijn in een ander beroep. We hebben via de post nog veel contact met de luisteraars." Bert Bennett: "Als ik tijd had zou ik gewoon een keer terug gaan om te zien wat er gebeurt. Laat ze maar iets tegen mij bewijzen. Ach, en van de politiek hier in Spanje heb ik nooit iets gemerkt en bovendien zit ik hier nog te kort om er een oordeel over te kunnen vellen." Toch had Tack al enige ervaring met de politieke situatie in Spanje. Enkele weken eerder was hij namelijk benaderd door de ETA, de Baskische bevrijdingsbeweging met het verzoek zijn bedrijf te verplaatsen naar Bilbao. Tack hierover: "Er is over mijn lippen nooit één woord politiek gekomen. Ik kende in België de burgemeester van mijn eigen dorp niet eens, het enige dat we hier doen is het toerisme enigszins promoten." Na het interview ging de gehele ploeg samen met Langerak naar een restaurant en daar probeerde Tack een grap uit op een ober: "Weet U het verschil tussen Franco en Radio Mi Amigo? Franco is dood, Radio Mi Amigo springlevend!" Ook de rechter in Southend On Sea bleef zich bezig houden met overtredingen van de Marine Offences Act (MOA). Op 11 december deed zij, Mrs. Joan Bridge, uitspraak tegen een aantal personen dat door de Essex Police eerder was opgebracht, waaronder de Nederlander Werner de Zwart. Naast hem waren het Simon Barrett en Michael Lloyd — beiden Caroline-deejays — en zendertechnicus Peter Murpha — Chicago — die verschenen. Allen, uitgezonderd Murpha, gaven een overtreding van de wet toe en Peter's zaak werd verdaagd tot 23 februari 1976. Simon kreeg een boete van 200 Pond en tevens diende hij 50 Pond gerechtskosten te betalen. Een zelfde bedrag kreeg Werner toegewezen. Hij was als kok en kapitein werkzaam op de MV Mi Amigo en zou later uitgebreid de pers halen in Nederland. Michael kreeg een lagere straf, 50 Pond boete en 25 Pond gerechtskosten. In de zaal waren andermaal vele fans aanwezig en na afloop stond Simon de pers ter woord, waarbij hij verklaarde dat de rechter de politie van Essex had aangeraden bij een volgende overtreding van de MOA het zendschip te enteren en binnen te slepen in een Britse haven. Zowel Michael Lloyd als Simon Barrett besloten om niet meer naar het zendschip terug te gaan, hoewel de laatste in 1983 — toen de MV Ross Revenge als nieuw zendschip voor Radio Caroline werd ingezet — gedurende enkele maanden andermaal als deejay actief was. Inmiddels ging een vrouw uit Gent wel heel ver met haar adoratie voor Maurice Bokkebroek door regelmatig te schrijven en te telefoneren naar Spanje met het verzoek of hij zijn haar wilde laten knippen. Voor een lok had zij vijfduizend Belgische Francs over. Op 21 december 1975 kon andermaal weer The American Hot 100 beluisterd worden op Radio Mi Amigo, echter zonder de sponsoring door de Coca Cola Company. In de presentatie van Bert Bennett werd het iedere zondagmiddag geprogrammeerd tussen twee uur en half vijf. Vanaf die dag viel tevens Ds. Toornvliet met zijn programma op de zondagochtend te beluisteren, van negen uur tot half tien. Enkele dagen voor Kerstmis 1975 kwam er een officieel document binnen op het adres van Radio Mi Amigo in Spanje. Het was afkomstig van de Spaanse Minister voor Informatie, die de directie meedeelde dat er niet langer programma's mochten worden verzorgd op Radio Gerona. De medewerkers van Radio Mi Amigo waren eerder dat jaar begonnen met het vullen van twee uur aan zendtijd per dag. Op die manier dacht men meer de adverteerders te kunnen trekken door contracten aan te gaan waarbij men zogenaamd adverteerde op Radio Gerona. De reclamespots werden dan tegelijkertijd "gratis" op Radio Mi Amigo gedraaid, terwijl op de rekening alleen de naam van Radio Gerona voorkwam. In het document van de Spaanse minister werd als reden aangevoerd dat de directeur van Radio Gerona had nagelaten de Nederlandse teksten aan het Ministerie voor Informatie voor te leggen. Niet-Spaanstalige teksten dienden in die tijd altijd vooraf te worden voorgelegd in verband met eventuele censuurpleging van de zijde van de overheid. Tack meldde echter dat hij ervan overtuigd was dat een klacht van de Nederlandse Minister van Doorn van CRM in de richting van de Spaanse regering zou hebben bijgedragen aan het besluit van de Spaanse Minister voor Informatie. Afbeelding: Mi Amigo Waffels Spanje (foto Theo Dencker) Kerstmis werd er gevierd met onder meer veel aandacht aan de voormalige zeezenders en hun medewerkers. Volop kerstgroeten werden er gedaan aan vele personen uit de radiowereld. Bovenal dient er melding te worden gemaakt van het prachtige, eigen geschreven, Kerstverhaal dat Stan Haag op Eerste Kerstdag in zijn programma voorlas. Verder waren er in de Kerstprogramma's speciaal voor Radio Mi Amigo ingezongen kerstjingles te beluisteren, jingles gemaakt door de Belgische formatie The Garnets. Ook liet ik Peter van Dam aan het woord over zijn herinneringen uit de tijd van Radio Mi Amigo. Allereerst over de band met de collega's: "Sylvain deed alle mogelijke moeite om eendracht te houden, maar toch op de een of andere manier was er een 'België tégen Nederland' houding, of misschien andersom. In de zomers maakte dat niet veel uit, je had dan genoeg aanloop, maar in de winters kon dit zeer irritant zijn. Je zag dan alleen elkaar en dat kon dan vaak tot de nodige fricties leiden. Ik zocht dan afleiding en ik ging dan maar met mijn auto de nodige kilometers maken. Daar heb ik echt geleerd wat rijden is.” "Verder heb ik me grenzeloos geërgerd aan de hebzucht van de Nederlanders. Wanneer Stan Haag door toeristen andermaal een drankje kreeg aangeboden, en hij had er al een stuk of vijf gehad, dan was hij zo brutaal om de mensen om geld te vragen, zodat hij de volgende dag nog gratis drinken kon. Op een bepaald moment promoveerde Tack me tot programmaleider en Joop Verhoof, die dat al een tijdje was geweest, was ontzettend boos. Hij probeerde me dan ook te overheersen door te stellen dat hij direct een baan in Hilversum kon krijgen. Hij zei dan gewoon dat hij al aanbiedingen van zes omroepen had gehad en de zevende er al aan zat te komen. En je weet dat hij er nooit aan de bak is gekomen en ik gelukkig wel." "En dan waren er de bezoeken, begin 1975 van de Veronica-medewerkers. Ik kan je wel vertellen dat Rob Out, waarvan altijd ontkend werd dat hij er ooit is geweest, wel in Playa de Aro was. Ik heb hem op handen en voeten de kroeg uit zien komen. Ze kwamen voor besprekingen tot eventuele overname van de organisatie. Erg aardige mensen waren het, Karel van der Woerd, Ad Bouman, Lex Harding en Tom Collins, maar ze kwamen hoofdzakelijk voor Stan Haag en zijn vrouw en wel omdat ze elkaar al jaren kenden. En dan de toeristen, werd je soms ook niet goed van. Ze hadden totaal geen besef ervan waar je mee bezig was. Zo nam ik in de ochtenduren soms het programma voor een middaguitzending op en noemde dan de tijd, waarna direct je op je schouders werd getikt met de mededeling dat je een verkeerde tijdmelding had gemaakt. Toen we nog op de berg de programma's in één van de villa's van Tack opnamen was er op het dak een simpele televisieantenne en ik herinner me dat op een dag iemand geloofde dat via de antenne de uitzendingen richting het schip werden uitgestraald. Simpeler kun je het niet voorstellen." Het jaar 1976 begon allereerst met het vieren van de tweede verjaardag van Radio Mi Amigo, waarbij zowel in het programma van Michelle als Joop Verhoof via verhalen en fragmenten werd stil gestaan bij de stranding van de Mi Amigo, twee maanden eerder. In de nacht van 2 op 3 januari heerste er in West-Europa een storm die orkaanachtige trekjes had. De kranten vermeldden dat een dergelijke storm zich in tientallen jaren niet had voorgedaan in ons deel van de wereld. Gevolg was dan ook dat praktisch iedere zeezenderfan aan de radio gekluisterd zat, met in gedachten de eventuele gevolgen die zouden kunnen ontstaan voor de MV Mi Amigo en haar bemanning. Met een snelheid van meer dan 170 kilometer per uur, zo meldde het KNMI, lag het hoogtepunt van de storm rond half één in de nacht. Metershoge golven sloegen over het zendschip heen, hetgeen regelmatig kortsluiting tussen zender en zendmast tot gevolg had. Gedurende enkele seconden viel het signaal telkens uit, maar tot goed half twee die nacht waren de deejays van Radio Caroline in staat de programma's live te presenteren. Daarna lukte dat niet meer. Maar gelukkig voor hen aan boord bleef het bij de storingen en kwam men de volgende dag, nadat men gedurende enkele uren non-stop muziek had gedraaid, weer terug met de normale programmering. Volgende week deel 3. Hans Knot, 26 januari 2019
  21. Eerder beschreef ik in een column de illegale doorstart van Radio Mi Amigo. Ook in dit essay gaat ik weer precies drieenveertig jaar terug in de historie van deze zeezender. Hier vertel ik wat er om en rond Radio Mi Amigo plaatsvond in de dagen tussen 1 december 1975 en 31 januari 1976: van de plannen van eigenaar Sylvain Tack in het Spaanse Playa de Aro tot en met de lotgevallen van de deejays aan boord van de MV Mi Amigo. Vandaag deel 1 Het jaar 1975 liep ten einde. Na alle problemen in de maand november dacht ik op 1 december toch weer eens zonder problemen en met veel plezier naar de programma's van zowel Radio Mi Amigo als die van Radio Caroline te kunnen luisteren. In mijn dagboek werd namelijk op die dag melding gemaakt van het gegeven dat de zender aan boord, sinds lange tijd, weer eens met het maximale vermogen van 50 kW in de ether was. Zowel overdag als in de avond zat ik met plezier te luisteren naar de programma's. Met grote letters zette ik erbij: "Voor hoe lang?" Ik had het misschien beter niet kunnen doen, want rond half twaalf die avond verdween de zender plotseling uit de ether. Kijkend op de pagina van het dagboek bij de datum van 2 december, lees ik terug dat de zender in de ochtenduren weer in de ether was — maar wel op een lager vermogen, naar schatting zo'n 10 kW. De reden van het lagere vermogen werd in de middaguren duidelijk. De nodige informatie kwam van Caroline-deejay James Ross die om vier uur het Mi-Amigo-programma onderbrak met een mededeling voor het kantoor: "Hier een bericht voor onze mensen op het kantoor. Gisteravond is de top van onze zendmast afgebroken. Kunnen jullie, indien mogelijk, de heer T. Pinockio naar het schip toesturen?" Twee uur later werd het bericht, zowel in het Nederlands als in het Engels herhaald. Daarna leek alles normaal, tot in de middag van 3 december. In plaats van programma's van Radio Mi Amigo waren er een tweetal uren lang programma's te horen van Manx Radio, een officieel commercieel station op het eiland Man, die op de één of andere manier door iemand aan boord waren gebracht. Bij gebrek aan programmatapes van Radio Mi Amigo — er was weer eens niet op tijd bevoorraad — werden deze tapes afgedraaid. Harry van Doorn, de man die in 1974 uiteindelijk verantwoordelijk was geweest voor de invoering van de anti-zeezenderwet, waardoor onder meer Radio Atlantis, Radio Veronica en RNI besloten hadden met hun uitzendingen vanaf zee te stoppen, bleef ook daarna actief als minister voor CRM (Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk). Foto: Frank van der Mast (Freewave Archief) Op 7 december 1975 maakte hij bekend dat hij van plan was om spoedig een eind te maken aan de illegale activiteiten vanaf de Noordzee, daarbij uiteraard doelend op Radio Caroline en Radio Mi Amigo. Hij had daarbij natuurlijk vooral het laatste station op het oog, daar de zender haar programma's deels in het Nederlands en deels in het Vlaams verzorgde, er Nederlanders actief waren en er door Nederlandse bedrijven werd geadverteerd. Hij maakte aan de pers bekend, dat hij contact had opgenomen met zijn Spaanse collega met het verzoek bij de regering in Madrid er op aan te dringen de legalisatie van Radio Mi Amigo ongedaan te maken. Sylvain Tack, slim als altijd, wenste direct te reageren op de uitlatingen van minister Van Doorn. De zeezenderspecialist van destijds bij het Algemeen Dagblad, Henk Langerak, kreeg de gelegenheid het winterse Nederland te verlaten voor een kort verblijf in het milde Spanje. Hij ontlokte Tack enkele krachtige uitspraken: "Het is een gruwelijk avontuur waar we mee bezig zijn. Ik vraag me af waarom ik dit nog doe. Maar je komt in een situatie terecht waarbij je niet meer kunt stoppen. Het wordt dan een prestigestrijd. Moest ik herbeginnen, ik zou het niet meer doen." Tack, die aan Langerak een auto en slaapkamer beschikbaar stelde, wilde destijds best nog opening van zaken geven — tenminste zover dat nog in zijn vermogen lag. Uiteindelijk ging de deur, van wat hij zijn innerlijk keuken noemde, slechts op een kier open. Zijn jongens verdienden, zo zei Tack, allemaal even veel. De meeste reclamespots op Radio Mi Amigo werden, volgens zijn zeggen, helemaal niet betaald, waarbij sommige spots voor vrienden en zakenrelaties gewoon werden verzonnen. Weer andere adverteerders zouden volgens hem profiteren van het gegeven dat Radio Mi Amigo deels illegaal haar activiteiten verzorgde, en zouden de rekeningen gewoon niet betalen. Ook wenste hij nog even te zeggen door het draaien van veel regionale reclame te willen bewijzen dat er wel degelijk belangstelling was voor zijn station. Met enkele grote internationale adverteerders zou hij op basis van vertrouwen werken, waarbij er geen daadwerkelijke contracten waren. De transacties waren gebaseerd op wederzijds respect. Met andere woorden: Radio Mi Amigo zorgde voor commercials, de grote jongens zouden het geld daarvoor op tafel leggen. Volgens Tack werden de afgesproken "tien gulden per seconde" zondermeer betaald. Zoals zo vaak met de zeezenders werkte Radio Mi Amigo ook nauw samen met de platenmaatschappijen. Dit gebeurde door in ieder geval alle nieuwe singles per post op te sturen naar Playa de Aro, zodat het voor de programmaleiding en de deejays mogelijk werd zelf een keuze te maken welke van de nieuwe schijven in de programma's te horen zouden zijn. Maar, de platenmaatschappijen hadden tevens de mogelijkheid om een plaat intens te laten pluggen en wel tegen betaling. Voor een bedrag van f 1.200,00 was het mogelijk een plaat, gedurende een week, tenminste vijf keer per dag te laten draaien. Op het kantoor van Joop Verhoof hing dan ook altijd een lijst met ongeveer vijftien titels van platen die op dat moment in de rotatie waren opgenomen. Tack maakte intussen ook bekend in de toekomst naar België te zullen terugkeren als een volgende rechtszaak tegen hem diende: ”Er ligt een lijst met zeven punten klaar waarop men denkt mij te kunnen veroordelen, waaronder het in het bezit hebben van zendapparatuur, het meewerken aan een illegale zender, verduistering van fondsen naar het buitenland en het schuldig zijn aan een vluchtmisdrijf. Ik wil me zelf kunnen verdedigen." Ook zag Tack nieuwe bronnen van inkomsten. Zo vertelde hij aan Langerak dat hij een bedrijf zou oprichten voor het op de markt brengen van achtergrondmuziek op cassettebanden, met als voorbeeld de firma Reditune. Deze onderneming was een dochterbedrijf van het Strengholt-concern dat in 1974 met hetzelfde doel was opgericht en tevens de mogelijkheid gaf aan een aantal voormalige medewerkers van Radio Noordzee een plek te blijven behouden binnen de muziekindustrie, nadat het station uit de ether was verdwenen. Ook had hij eind 1975 al alle machines besteld voor een te openen filiaal van de Suzy-Wafel-fabriek in Spanje, die zou gaan opereren onder de naam Mi-Amigo-Wafel-fabriek. Maar zorgen waren er ook, aldus Langerak: "In Nederland, België en Engeland zijn de afgelopen maanden in totaal 23 mensen van de Mi-Amigo-organisatie door de justitie aangehouden. Een ander probleem is dat Tack vindt dat het station nog te veel persoonlijkheid mist en technisch en organisatorisch nog lang niet perfect draait. Daarnaast heeft hij de zorgen van de vele werkvergunningen, die na veel moeite weer met een jaar zijn verlengd. Hij heeft garant moeten staan voor de huisvesting van de deejays en hun vrouwen en heeft persoonlijke problemen omdat het 12-jarige dochtertje van zijn tweede vrouw, Jacqueline, eigenlijk naar haar vader in België moet. Interpol is al bij Tack aan de deur geweest, maar het dochtertje wil bij haar moeder blijven. Voor iedereen komt daar nog wel een last bij. Terwijl de één verzucht wel eens een biertje te willen pakken in zijn stamcafé, wil de ander wel eens voetballen met zijn vrienden. Maar, heimwee wordt met hard werken verdreven." Hans Knot, 19 januari 2019
  22. Beste lezers van deze wekelijkse nostalgische column. In 2014 is Freewave Magazine, welke sinds 1978 wordt uitgegeven, overgestapt van een gedrukt tijdschrift naar een digitale uitgave. Alle medewerkers werken geheel belangeloos mee aan de totstandkoming van minimaal vijf edities per jaar die in dikte twee keer het volume hebben van voorheen het gedrukte tijdschrift. Bovendien is het aanbod aan onderwerpen veel breder geworden. Ook deze nostalgische column verschijnt ieder weekend op de website van Freewave Nostalgie. Het onderhouden van deze site kost echter wel de nodige onderhoud die door derden wordt verzorgd terwijl ook jaarlijks voor de ruimte bij een provider dient te worden betaald. Daarbij komt ook dat voor het gebruik van sommige foto’s een dikke rekening volgt. We willen u vragen een eenmalige donatie te doen zodat de samenstellers van Freewave Nostalgie, die u al het leesplezier brengen, deze kosten niet langer uit eigen gelden dienen te betalen. U kunt een eigen te kiezen bedrag overmaken op de rekening van de uitgever, de Stichting Media Communicatie, onder vermelding donatie Freewave Nostalgie. Alle gegevens staan hier: http://freewave-media-magazine.nl/?page_id=2869 Door uw donatie werkt u mee aan de voortzetting van ons mooie project. Met hartelijke dank mede namens SMC, Hans Knot hoofdredacteur.
  23. hans knot

    Column Hans Knot: December 1965

    Terug in de tijd en herinneringen ophalen aan het jaar 1965. Nederland kende toen sinds enkele maanden een derde radiostation – Hilversum 3 - dat gevuld werd met programma’s verzorgd door de publieke omroeporganisaties, destijds ook wel vaak ‘de zuilen’ genoemd. Nog lang niet 24 uur per etmaal en alleen met uitzendingen via de FM. Het station diende nog goed in de markt te worden gezet. Tegelijkertijd was daar een aantal zeezenders dat veelvuldig door de Nederlanders, vooral de jongeren, werd beluisterd. Te denken valt aan Radio Veronica, Radio Caroline en Radio London. Op 15 december 1965 werden de namen bekend gemaakt van de beste Nederlandse en buitenlandse deejays. Voor Nederland stond op nummer 1 Joost de Draaijer van Radio Veronica met op plaats 2 Herman Stok van de VARA en op plaats 3 Jos Brink, die voor de NCRV programma’s maakte. De beste buitenlandse deejays waren te vinden in Duitsland en op zee met op nummer 1 Chris Howland en met Dave Dennis (Radio London) op 2 gevolgd door Tony Blackburn (Radio Caroline). De hitlijst van de deejays had tot gevolg dat in de kranten van de Gemeenschappelijke Persdienst er zo het een en ander werd geschreven hoe radio in 1965 gemaakt kon worden. Men stelde direct dat er eigenlijk geen vergelijking mocht worden gemaakt tussen de Nederlandse deejays met hun collega’s in het buitenland. Men haalde aan dat er een verschil was tussen samenstellers van radioprogramma’s die hun teksten lieten voorlezen door omroepers terwijl er ook presentatoren waren die hun eigen teksten schreven en via de microfoon brachten. De ouderwetse manier van radio maken. De schrijver van het artikel vond dat de laatste categorie behoorde tot de echte deejays. Hij voegde eraan toe dat in het buitenland, lees op de zendschepen, de deejays zelf in de studio achter de knoppen zaten, terwijl in Hilversum – het metropool van de Nederlandse zuilenradio – de deejays afhankelijk waren van de technici. De schrijver van het GPD-artikel vervolgde met de conclusie: ‘het beroep platendraaier en -bespreker lijkt velen aanlokkelijk, al is het dan alleen maar om de onafzienbare discotheek, die zo denkt men tenminste, deze mensen tot hun beschikking hebben. Beatles te kust en te keur, country and western, Dave Berry's, Trea's, Shirley's en Willekes voor de zoete uurtjes en muziekjes van Eartha Kitt voor het late uur — voor velen lijkt zoiets het toppunt van verrukking.’ Volgens de journalist was het een eis dat iedere goede deejay een enorme platencollectie had naast een fabelachtige repertoirekennis. Maar toch kwam het merendeel van de gedraaide muziek bij de omroepen uit de discotheek van de Nederlandse Radio Unie (NRU), zoals het overkoepelende orgaan destijds heette. Door deze dienst werd heel goed in de gaten gehouden wat er zoal op de toenmalige platenmarkt leverbaar was en werd praktisch alles aangeschaft. Op Hilversum 1 en 2 werd er dagelijks rond de 10 uur aan muziek uitgezonden. Bij Hilversum 3 lag het aantal eind 1965 op rond de 8 uur. Radio Veronica, uitzendend vanaf zee, had al danig de muziekkeuze verlegd richting de jeugd en het onderzoek stelde dat bij Veronica op de 192 gemiddeld 7 uur per dag werd besteed aan de popmuziek. De betreffende journalist had zo ook zijn contacten bij de platenmaatschappijen aangewend om van die zijde enig commentaar te krijgen. Het hoofd van de afdeling artists relations – ja het gebruik van Engelstalige woorden sloop toen ook al de Nederlandse kranten binnen - stelde desgevraagd: “Wij attenderen de deejays regelmatig op het nieuwe materiaal van eigen bodem en op wat er in het buitenland interessant is. De deejays op hun beurt zoeken ook vaak contact met ons. Zij informeren bij ons vaak wanneer een buitenlandse hit nu ook in ons land uitgebracht gaat worden. Ze halen je haast je nieuwe plaatjes onder je vingers vandaan: hebben we vrijdags iets nieuws, dan willen zij het zaterdags al hebben — iets dat wij niet stimuleren: je creëert dan een bepaalde vraag waaraan wij nog niet meteen kunnen voldoen.” Vijf belangrijke punten waren er destijds die de verkoop van een plaat mogelijk konden bevorderen: de stimulerende verkoop via vertegenwoordigers, het plaatsen van advertenties, vrije publiciteit, een optreden op de tv en de zogenaamde radio plugging. Onder dit laatste verstond men het erin stampen van een bepaalde song, zoals vooral bij Radio Veronica gebeurde. Hierbij was het natuurlijk van groot belang dat deejays onder indruk kwamen van een bepaald nieuw product. Overigens ging het hier in Nederland volgens de journalist van de GPD er keurig aan toe. Omkoping van deejays kwam in het buitenland regelmatig voor, maar dat behoorde hier tot de onmogelijkheden. Het was volgens hem in Nederland trouwens ook niet gebruikelijk dat, zoals buiten de grenzen nog wel eens het geval was (bijvoorbeeld bij Don Camillo in Luxemburg), deejays tevens geïnteresseerd waren in het zelf oprichten van muziekuitgeverijen. Dat zou namelijk in de hand kunnen werken, dat er dan voornamelijk nummers uit de eigen uitgeverij gedraaid zouden worden. Alleen Joost de Draaijer had destijds een eigen muziekuitgeverij. Maar het zou nog enkele jaren duren dat dit problemen voor hem zou geven. Wel waren er voor deejays en programmasamenstellers soms merkwaardige moeilijkheden. Zo werd een tekst als ‘aan jou heb ik alles te danken’ verboden te draaien bij de NCRV op de radio daar de directie van mening was dat dit niet het geval kon zijn daar de luisteraar alles te danken had aan God. Uiteraard waren dubieuze woorden taboe. Luister maar eens naar de tekst van ‘Shame and Scandell in the family’ en je begrijpt dat een dergelijke song ook niet paste in de programmering van deze omroeporganisatie. Op een bekrompen manier, en niet alleen bij de NCRV, werd erop gelet dat vooral geen bespottende songs de radio zouden halen. De tijd stond even stil in december 1965.
  24. In Groningen werden eind januari 1979 geheime notulen van een vergadering binnen Radio Noord, de regionale omroep waar het weer eens crisistijd was, openbaar gemaakt en behandeld in een artikel van het Nieuwsblad van het Noorden. Men meldde dat als gevolg van botsende persoonlijkheden en karakters er een definitieve contactstoornis was ontstaan tussen het toenmalige hoofd van Radio Noord, Willem de Jong, en enkele medewerkers. Dit bleek uit de notulen van een programmastaf vergadering, die waren opgesteld door Guy van Zutphen van het NOS bureau Arbeidszaken en Sociale Begeleiding. Hij was door de leiding van de NOS gedetacheerd als bemiddelaar met als doel de problemen bij de regionale omroep in Groningen op te lossen. Het was de tijd dat de regionale omroepen nog onder bewind van de NOS actief waren. Het bleek dat enkele maanden eerder een conflict was ontstaan tussen Willem de Jong en het adjunct hoofd van Radio Noord, Joris Stam, waarbij verdere samenwerking geheel onmogelijk bleek. De voornoemde notulen bleken afkomstig van een op 12 februari 1979 gehouden vergadering. Verder waren enkele vergaderingen gewijd aan onder meer een intern rapport van Radio Noord medewerker Henk Binnendijk, waarbij een van de conclusies was dat het beter was dat De Jong zou vertrekken. De Jong wenste echter niet over dit rapport te praten. In vergadering werd besloten het rapport ter zijde te leggen en andermaal bijeen te komen voor het maken van een inventarisatie van de problemen. Andermaal liet De Jong weten bij deze besprekingen niet aanwezig te zijn omdat een inventarisatie van de problemen ook wel zonder hem zou kunnen worden gemaakt. Wel voegde hij eraan toe dat, wanneer de inventarisatie zou zijn gemaakt hij er op een daarop volgende vergadering weer aanwezig zou zijn. Uit de gememoreerde notulen bleek dat de opstelling van De Jong hem door de rest van de programmastaf kwalijk werd genomen. Zelfs een telefoontje, dat tijdens de betreffende vergadering met hem werd gepleegd, leverde niets op. Op de vraag alsnog aan te sluiten in de vergadering weigerde hij. Vreemd genoeg was er geen verder commentaar destijds te verkrijgen daar er vanuit Hilversum aan alle medewerkers van Radio Noord een spreekverbod was opgelegd. Wel vroeg men om commentaar bij de toenmalige commissaris regionale zaken van de NOS, drs. Dijkstra, die stelde niet op de hoogte te zijn van de recente ontwikkelingen. Wel voegde hij eraan toe op de hoogte te zijn van de zeer onprettige situatie die er in Groningen heerste. Maar de radioactiviteiten gingen inmiddels door in de studio van Radio Noord aan het Martinikerkhof in Groningen, want op woensdag 14 februari 1979 was het merendeel van de wegen in Groningen al heel vroeg in de ochtend onbegaanbaar als gevolg van hevige sneeuwstormen. Het was zo dat Radio Noord – via de steunzender op de 97.5 MHz - in de avonduren voor een korte periode dagelijkse uitzendingen had. Dit gebeurde via een steunzender die normaal werd gebruikt voor de ontvangst van Hilversum 3 op de FM. In noodsituaties, wat zelden voorkwam, was er voor de regionale omroep de mogelijkheid in te breken op de uitzendingen van Hilversum 3 via deze steunzender. En voorbereid op een dergelijk noodprogramma was men zeker want er was een bepaalde flow merkbaar en luisterend bleek dat de uitzending vlekkeloos verliep. Scholen, bedrijven en verenigingen konden meldden of bepaalde activiteiten vanwege de weersomstandigheden niet konden doorgaan. Ook werden mensen, die niet naar hun werk konden, waar mogelijk gevraagd zich in te zetten om op bepaalde plekken sneeuw te ruimen. De universiteit sloot haar deuren waardoor ikzelf aan een oproep voldeed sneeuw te gaan ruimen op het terrein van het Academisch Ziekenhuis aan de Oostersingel, het latere UMCG. Verkeersinformatie was in die dagen nog niet in die mate als tegenwoordig aanwezig op de radio, maar in de noodprogramma’s van Radio Noord veranderde dit al snel. Automobilisten werden op de hoogte gehouden van de afsluitingen in het wegennet. Andere oproepen volgden en de dagen erna was de situatie dermate slecht dat bepaalde dorpen in de provincie Groningen helemaal niet meer via het gebruik van auto’s bereikbaar waren. Militairen werden ingezet en directe benodigdheden zoals brood werden met gebruik van tanks, voorzien van sneeuwschuivers, naar de betreffende dorpen gebracht. En via Radio Noord werd het luisterpubliek op de hoogte gehouden, waarvoor alsnog grote hulde. https://www.rtvnoord.nl/media/24883/Terugblik-op-barre-winter-van-1979 Hans Knot, 15 december 2018
  25. Het is leuk om af en toe wat herinneringen bij elkaar te sprokkelen voor een nostalgische column. Daarvoor neem ik je deze keer mee terug naar het jaar 1963. In juni werd bekend dat Fred van Amstel, wiens echte naam Dan Campagne was, besloten had Radio Veronica te gaan verlaten. Hij had een prachtige vakantie doorgebracht op Mallorca en daar zo genoten dat hij besloot er te definitief te gaan wonen. Waarschijnlijk was de tweede reden van zijn besluit dat hij een pracht aanbod had gekregen om op het eiland een radioprogramma in liefst drie talen te gaan presenteren voor een plaatselijk radiostation. De zomer van 1963 was ondermeer ingeruimd voor promotie voor Radio Veronica in kranten en tijdschriften. Niet alleen werd het station door de leiding zelf onder de aandacht gebracht maar ook door derden. Zo was begin juli een artikeltje te vinden in ‘de Televizier’, een radio- en televisiebode, waarin melding werd gemaakt van ongenoegen door een groep mariniers op uitlatingen van Tineke: ‘Je moet als omroepster bijzonder goed op je woorden letten – dat heeft Veronica’s Tineke ondervonden toen ze enkele weken geleden haar hart luchtte over de moderne tijd waarin voor romantiek geen plaats meer schijnt te zijn. Want deze hartenkreet werd gehoord door de bemanning van H.M. A 922 te Den Helder, die 26 man sterk in de pen klom om te vertellen dat ze het met Tineke niet helemaal eens waren en er toch écht wel nog wel romantiek is te vinden. En kwam er ook de opmerking of Tineke niet eens van Radio Veronica wilde overstappen naar de H.M. 922, onderdeel van de Koninklijke Marine.’ In ieder geval ging een grote foto van Tineke richting Den Helder, die enige dagen later een wand van de radiohut van het marineschip sierde. Ondertussen was via de diverse programma’s op Radio Veronica bij herhaling een oproep gedaan aan de jonge luisteraars eens uit te beelden welke voorstelling ze van Veronica hadden. Kleurplaten, tekeningen en ander werkjes van het ‘goede schip Veronica’ werden vervolgens door Tineke persoonlijk op de daarvoor bestemde ‘Veronica Gallery of Arts’ opgeprikt. Op 6 juli werd bekend gemaakt dat de luisteraars van Radio Veronica blij konden zijn met de zendtijduitbreiding van het station. Vanaf dat moment zou het station niet alleen op vrijdag en zaterdag tot een uur in de nacht te beluisteren zijn, maar tevens alle andere avonden. In totaal betekende dat 25 uur meer aan zendtijd per week op de 192 meter. Een tijd geleden vielen al even twee namen van opnamestudio’s waar de gesponsorde programma’s van Radio Veronica destijds werden opgenomen, maar door een berichtje in ‘de Televizier’ van 13 juli 1963 leren we dat er ook werd opgenomen in de opnamestudio van Eli van Tijn, waar ondermeer het programma ‘Prietepraat’ op recordertape werd vastgelegd. Het werd een tijdje op de vrijdagochtend uitgezonden en kon worden gezien als een ‘programma met plezierige onzin’. Het presentatieteam bestond uit vijf dames: Marjan Berk, Janine van Wely, Jasparina de Jong, Enny Mols de Leeuw en Adele Bloemendaal. Enig speurwerk naar de enige jaren geleden overleden Eli Tijn leerde dat hij werkte voor ArtiSounds, de opnamestudio waar ondermeer programma’s werden opgenomen voor Radio Luxembourg. Denk daarbij ondermeer aan het muzikale verhaal van ‘Ibbeltje’, geschreven door Annie M.G. Schmidt en van muziek voorzien door Cor Lemaire. De productie van deze programma’s was in handen van Wim Ibo. Ze werden uitgezonden op Radio Luxemburg, waarna een kopie van de band tevens naar Radio Veronica ging, alwaar het enige dagen later werd geprogrammeerd. In de maand juli werd tevens in Den Haag de Stichting Geestelijk en Lichamelijk Gehandicapten, de G.L.G. geregistreerd. Doel van deze Stichting was bij te dragen tot de verwezenlijking van een aantal projecten op bovengenoemd terrein. De Stichting had een grootscheepse lucifersactie op touw gezet, waarvan de baten ten goede kwamen van die objecten die op dat moment allereerst steun nodig hadden. De directie van Radio Veronica had een aanzienlijk bedrag (honderdduizend gulden) ter beschikking gesteld. De lucifers waren vervolgens in de handel verkrijgbaar voor 35 cent per pak van 10 doosjes. De Stichting G.L.G. ontving voor elk verkocht pak 10 cent. Ondersteuning van de Gezondheidszorg betekende dit. Of de lucifers werden gebruikt ter aansteking van rokertjes vond men klaarblijkelijk in die tijd niet belangrijk. Hans Knot, 8 december 2018
×
×
  • Nieuwe aanmaken...

Belangrijke informatie

Door gebruik te maken van deze website ga je akkoord met Gebruiksvoorwaarden, Privacybeleid en Richtlijnen.