Spring naar bijdragen

Doorzoek de gemeenschap

Toont resultaten voor tags 'hans knot'.

  • Zoeken op tags

    Voer tags gescheiden door een komma in.
  • Zoek op auteur

Soort bijdrage


Forums

  • Radio
    • Nederland
    • België
    • Verenigd Koninkrijk
    • Overige landen
    • LPAM (kleinvermogen AM)
    • Zeezenders
    • Radio Veronica
    • Radiovormgeving
    • Radiotechniek
  • Overig
    • MediaPages
    • Stamtafel
    • Help
    • Mededeling
    • Niet geregistreerde gebruikers

Blogs

  • Column
  • Nederland
  • Dossier
  • Recensie
  • België
  • Hitnoteringen
  • Testblog
  • Radio Erfgoed
  • Afspraken van Beheerders
  • Afspraken van Hitnoteringen
  • Blog van Radiotunes

Vind resultaten in...

Vind resultaten die bevatten...


Datum aangemaakt

  • Start

    Einde


Laatst bijgewerkt

  • Start

    Einde


Filter op aantal...

Geregistreerd

  • Start

    Einde


Groep


Website


Facebook


Twitter


Skype


Woonplaats


Interesses

  1. Voor diegene die zich de grootte van mijn archief proberen voor te stellen, kan ik adviseren nooit een poging te nemen een duik in dit archief te nemen, daar een gemakkelijke weg terug voor de niet kenner van dit archief praktisch onmogelijk is. Wij verbazen ons echter in Huize Knot keer op keer hoe desondanks in ettelijke minuten iets is terug te vinden. Zo was er een externe vraag betreffende de pogingen die de TROS ooit wilde doen om uit het publieke bestel te stappen om op de commerciële toer te gaan. Was het niet zo dat deze omroep in 1965 een zendtijdaanvrage had gedaan, nadat de directie van de Reclame Exploitatie Maatschappij, verantwoordelijk voor de radio- en televisie-uitzendingen van RTV Noordzee, in eerdere instantie had besloten dat de ‘trossen los werden gegooid’ en men kijkers en luisteraars wensten warm te maken voor een lidmaatschap van een potentiële omroeporganisatie. Terugkeer naar een eventuele commerciële status is voor de TROS diverse malen genoemd maar ik herinnerde me dat het even ter sprake kwam toen een nieuwe directeur bij de TROS werd benoemd in het najaar van 1987. Het was de toen 47-jarige Cees Wolzak die – zoals een persbericht in november 1987 meldde, per 1 januari 1988 in dienst zou treden als de nieuwe algemene directeur van de TROS. Reden voor mij even te duiken naar berichtgeving hieromtrent in mijn krantenarchief. En dus vond ik in een knipsel uit ‘Het Parool’ van 23 november 1987 de aankondiging van zijn aanstelling. Zelf wilde Wolzak nog op de achtergrond blijven en hij verklaarde dat hij zich verheugde op zijn nieuwe baan, waarbij hij eraan toevoegde verder niets kwijt te willen over de toekomst. Vanuit de TROS burelen was uitgelekt dat de benoeming van Wolzak wel had te maken met de eventuele plannen van de TROS commercieel te willen gaan. Toch wist een journalist van de voornoemde krant een reactie van hem los te weken: “Als het mogelijk is en als de voorwaarden acceptabel zijn, dan is het zeker belangrijk om daar serieus over na te denken.” Maar omdat hij zich nog verder niet verdiept had in de materie, wilde hij het bij deze uitspraak laten om niet onnodig voor zijn beurt te spreken. Wolzak was tot 1 januari 1988 trouwens directeur van wat toen de ‘Nieuwe Media’ werd genoemd, waarin databanken, beeldplaten en dergelijke binnen de VNU werden ontwikkeld. Wolzak had de nodige ervaring met het commerciële deel binnen de televisiewereld want via de VNU was hij ondermeer verantwoordelijke voor Abonnee Televisie Nederland/Filmnet, waar VNU zich medio 1986 uit terug trok. Wel dient vermeld te worden dat het concern na terugtrekking een slordige 30 miljoen gulden had verloren aan dit project. Op de dag dat de benoeming van Wolzak openbaar werd gemaakt was het ook de NCRV die in de kolommen van de diverse kranten volop aanwezig was. Steeds meer wensten de toenmalige omroepbazen op een vrolijke opvallende manier de kijkers en luisteraars bereiken. Bij Veronica kon je jong en wild (t) tegelijk zijn, Ron Brandsteder liep bij herhaling dat je het beste lid kon worden van de TROS en zo had elke omroep zijn eigen manier gevonden. Ook de NCRV wilde meedoen en huurde een reclamebureau in om met idee en uitvoering te komen voor een nieuw gezicht voor deze omroep. Zo liet men nieuwe ledenwerfspotjes maken waarin een moderne vader, met kind op de rug, spontaan met iemand anders begon te praten over de Bill Cosby Show. De persoon waar tegen gepraat werd was trouwens niet in beeld. Terwijl de jonge vader zijn verhaal deed werd hij plotseling onderbroken door een voice-over die zei: “De Cosby Show is wel NCRV!” Uiteraard verbaasde de vader zich over deze opmerking en kreeg vervolgens nog eens te horen dat het van deze omroep afkomstig was: “NCRV, daar kijk je van op.” Het was slechts een voorbeeld uit een serie van tien promotiespotjes die er werden gemaakt waarbij verschillende zaken binnen de NCRV werden uitgelicht. Zo waren er twee ledenwerfspots gemaakt rond ‘Paperclip’ de jongerenafdeling die ook een eigen radioprogramma had en de NCRV gids. Andere televisieprogramma’s werden ook belicht in de ledenwerfspots, zoals de ziekenhuisserie ‘St Elswhere’, waarbij werd gesteld dat er in onze ziekenhuizen niet zulke leuke dokters waren als in de serie’. Wat dit een reden dat ik destijds absoluut fan ben geworden van deze serie? Verder waren er spotjes gemaakt rondom het actualiteitenprogramma ‘Hier en nu’, ‘Weg van de Snelweg’, ‘de Frank en Vrijshow’ en ‘Rondom Tien’. Allemaal stevige en goedbedoelde ledenwerfspots. Alleen is het triest te weten dat twee van de hoofdrolspelers uit de spotjes bijna dertig jaar later op negatieve wijze in de publiciteit staan. Immers is Bill Cosby vele malen beschuldigd van machtsmisbruik en seksuele intimidatie en -misbruik en is de man van het programma ‘Frank en vrij’ geheel niet meer vrij, daar het om Frank Masmeijer gaat, die anno 2015 in een Antwerpse gevangenis zit opgesloten. Willem Hekhuis was destijds waarnemend hoofd van de Persafdeling van de NCRV en hij wist te melden dat het oude gezicht van de NCRV niet direct stoffig was te noemen maar dat het niet meer echt swingend en dus aan verfrissing toe was. Men had gekozen om programma’s uit te lichten omdat de meeste mensen niet wisten welke omroepen bij welke populaire programma’s hoorden, wat uit de toen nieuwe ledenwerfspots volgens Hekhuis wel duidelijk werd. Hij stelde tevens dat bij onderzoeken de NCRV altijd naar voren kwam als uitermate eerlijk, betrouwbaar met de daarbij behorende aspecten als ‘stoffig, saai, grijs en ouderwets’. Reden genoeg destijds voor de vernieuwing, die niet alleen zichtbaar en hoorbaar was op televisie en radio maar ook via de vernieuwde NCRV gids, waarbij ook ondersteuning werd verleend vanuit een reclamebureau. Peter Mendelts was destijds verantwoordelijk voor de ledenwerfspots en volgens hem wilde de NCRV zich vooral richten op de zogenaamde ‘randkerkelijken’, voor hen duidelijk een nieuwe doelgroep. Daarmee werd bedoeld de mensen tussen 25 en 55 jaar die wel een Christelijke opvoeding hadden beleefd maar niet of nauwelijks nog naar de kerk gingen. Desondanks voelde het merendeel van deze ‘randkerkelijken’ zich wel nog een beetje verbonden aan de NCRV. Het was de taak de belangrijkheid van de NCRV aangaande informatieve, spannende als wel educatieve programma’s in de spots uit te lichten. Met die uitlichting betekende het trouwens niet dat de vooral bij ouderen populaire programma’s als ‘Meditatief Moment’ ‘Te Deum Laudamus’ en ‘Kerkepad’ verdwenen. Als vanouds bleef men ook de ouderendoelgroep trouw. Het jaar 1987 was eigenlijk ook het eerste jaar dat het aanbod van programma’s groter werd met de komst van verschillende buitenlandse satelliet televisiestations, die via de diverse kabelnetten werden aangeboden. Dat ging dan wel stapsgewijs maar de grotere aanbieders, die de meeste abonnees in de grote steden hadden, waren er rap bij het programmapakket uit te breiden. Dit betekende automatisch, met opgroeiende kinderen in huis, dat de vraag naar muziekprogramma’s te mogen kijken, ook groeide. Overheersend, als het ging om de popmuziek, was natuurlijk MTV, dat 24 uur per etmaal te zien en te horen was. Maar ook Sky Channel en Super Channel hadden het nodige in aanbod: Young free and single, Heartline, Eurochart Top 50 Show, Power Hour, First Run, Off the Wall, Super Sonic en veel meer. Toch bleef een groot aantal jongeren in Nederland kijken naar de popprogramma’s van de publieke omroep. Top Pop bestond nog steeds, destijds in presentatie van jongeling Bas Westerweel. Het programma, dat iedere maandag om zes uur werd uitgezonden, haalde een kijkdichtheid van 10 procent, terwijl het met 6,7 werd gewaardeerd. Een andere jongeling presenteerde Popformule. Martijn Krabbé trok in die tijd rond de 1,3 miljoen kijkers, ondanks het gegeven dat het programma rond etenstijd werd uitgezonden. Bij de VOO had men Adam Curry laten opvolgen door Simone Walraven, die garant stond voor een kijkdichtheid van 13% met het programma Countdown, dat iedere woensdagavond vanaf 7 uur te zien was. Het programma werd trouwens ook tot 1 december van dat jaar iedere zaterdag op Super Channel uitgezonden. Een nieuw contract bracht het programma in 1988 naar Sky Channel, dat de internationale uitzendrechten had verworven. Trouwens een programma dat niet echt in de categorie ‘popprogramma’s’ viel was DJ Katshow, dat weer enorm populair was bij de jongere kijker en de opstap naar grote populariteit was voor Linda de Mol. Het was trouwens een programma dat werd gemaakt door de toenmalige productiemaatschappij van John de Mol jr. Let wel: alles bijna dertig jaar geleden. Hans Knot, 20 mei 2015
  2. de redactie

    Hans Knot: Groningen promotie

    Vele jaren nadat Nederland voormalig Nederlands-Indië had losgelaten en op die manier Indonesië was ontstaan, werden diegene die in Indonesië de moeite namen te luisteren naar speciale programma’s gericht op de inwoners van het land van duizenden eilanden, verrast met allerlei soorten van promotie vanuit ons land via Radio Nederland Wereldomroep. Omdat in Zuid Afrika ook een grote luisterschare was die de Nederlandse taal rijk was, werd het programma ook nog eens via een relaiszender op Madagaskar richting dat land uitgestraald. Zo werd er in juni 1967 een speciaal programma uitgezonden waarbij de provincie Groningen als rode draad doorheen liep. Men had tal van onderwerpen uitgekozen om zo een breed mogelijk beeld te scheppen van de noordelijke provincie. Zo werden in de maand april 1967 tal van opnamen gemaakt. Zo was men ondermeer in het toenmalige Diakonessenhuis te Groningen geweest om de directeur van het Rijtuigmuseum in Leek, drs. H. B. Vos, die daar ziek lag, te interviewen. Een vraag van een luisteraar uit Indonesië was voor de Radio Nederland Wereldomroep destijds de aanleiding een programma onder de titel: ‘Uw toeristische gezant in Nederland’ te maken. Het was trouwens een van de vele vragen die de redactie van de Wereldomroep regelmatig kreeg uit Indonesië, vooral van de zijde van de jongeren. Uit Indonesië ontving men trouwens in Hilversum in die tijd gemiddeld ongeveer 20.000 brieven per jaar. In de maand maart 1967 was al in een speciaal programma aandacht geschonken aan Noord-Groningen. De opnamen, die in april 1967 werden gemaakt, waren voor een klankbeeld over Westerwolde, de Veenkoloniën, het Westerkwartier en Delfzijl alsmede Appingedam. Het programma werd in een miniseries uitgezonden, waarbij het in Indonesië was te beluisteren in afleveringen van een kwartier en in Zuid Afrika men telkens korte klankbeelden van vijf minuten kreeg te horen. De opnamen voor de toen nieuwe serie begonnen op 19 april 1967 in het Klooster te Ter Apel, waar drs. O. van Diepen, toenmalig directeur van de Raad voor de Welvaartsbevordering Opbouw Oost-Groningen, het over de economische verwachtingen en mogelijkheden in Oost-Groningen had. De historische burcht te Wedde, destijds zetel van het Waterschap Westerwolde, bleek de geëigende plaats om deskundigen wat meer te laten vertellen over Westerwolde. Dit deden de heer L. J. Bartelds uit Ter Apel, zijn plaatsgenoot, de heer G. H. Seggers, ir. T. de Jong, toenmalig burgemeester drs. H. J. Eijsink van Bellingwolde en mr. G. L. J. Cazemier, secretaris van het waterschap Westerwolde. In de middag van de 19de april ging het reportageteam van Radio Nederland Wereldomroep in het Veenkoloniaal Museum in Veendam verder met een programmaonderdeel waarin de industrialisatie van Stadskanaal, de historie van de Veenkoloniën, de ontwikkeling van Hoogezand-Sappemeer en de coasterbouw aan de orde kwamen, waarna in Sappemeer de rij gesloten werd op het controlecentrum van de NAM. Op 20 april ging men verder nog naar Leek, het Rijtuigmuseum, Delfzijl en Appingedam. Ook waren er filmploegen van Radio Nederland Wereldomroep actief om een beeld te vormen van ons land via de serie ‘Er op uit’. Ondermeer waren er speciale afleveringen gemaakt over de Groninger Ommelanden. Hans Knot, 28 mei 2015
  3. Grote geldstromen die illegaal van eigenaar zijn veranderd; corruptie op hoog niveau; tientallen doden bij bouwen van stadions; gevecht om voorzitterspositie; de FBI die leden van de FIFA aanpakt; extreem hoge bedragen voor het mogen uitzenden van wedstrijden of samenvattingen en meer voorpagina nieuws als het gaat om voetbal. Hoe anders was dit bijvoorbeeld in januari 1971? Ook toen al werd er in de verslaggeving al moeilijk om gedaan als het ging om het geld dat er diende binnen te stromen voor het vertonen van ‘flitsen’ van voetbalwedstrijden, getuige de volgende aanhef van een artikel over dit onderwerp. We kijken naar een introductie van een verhaal geplaatst in de kranten van de Gemeenschappelijke Persdienst: ‘Een minderheid van het NOS-bestuur verklaarde zich tegen de nieuwe overeenkomst inzake voetbalverslaggeving. De bezwaren spitsten zich toe op de omstandigheid, dat de nieuwe overeenkomst niet gebaseerd was op feiten. Men wilde een duidelijk inzicht in de feiten die tot dit nieuwe bedrag hadden geleid en die kon de raad van beheer niet geven.’ Bovenstaande stond vermeld in de aangesloten kranten van de GPD in de eerste week van januari en hadden betrekking op de onderhandelingen tussen de KNVB en de NOS betreffende de betaling van uitzendrechten tijdens het voetbalseizoen 1971-1972. De onderhandelaars van beide organisaties bleken vooralsnog niet uit de problemen te zijn gekomen maar toch kwam er een verklaring naar buiten: ‘In een gistermiddag door KNVB en de NOS gezamenlijk georganiseerde persconferentie maakte programmacommissaris televisie, J. W. Rengelink, duidelijk dat de NOS-televisie zich weliswaar beperkt ziet tot drie samenvattingen van elk maximaal een kwartier per zondagavond, maar tevens de vrijheid verwerkt om kosteloos flitsen te geven van maximaal drie minuten per wedstrijd. Deze vrijheid van informatie, gebaseerd op een internationaal geldende praktijk, geeft de NOS in elk geval altijd vrije toegang tot de velden en stadions.’ Het bleek echter dat de vertegenwoordigers namens de KNVB bij lange na niet tevreden waren over de regeling. De rechten van de NOS waren namelijk verder nog uitgebreid tot het uitzenden van competitie- en bekerwedstrijden die niet op de zondag werden gespeeld. Ook waren radio-uitzendingen in het nieuwe contract tussen de KNVB en de NOS opgenomen. Zo bleek dat alle radioflitsen met een maximale duur van 90 seconden per flits, die werden uitgezonden tot vier uur in de zondagmiddag, vrij waren van rechtenbetaling door de NOS. Dus alleen in het laatste kwartier van de gebrachte wedstrijden via de radio leverden de KNVB geld op. In die tijd werden praktisch alle wedstrijden op de zondagmiddag tussen half 3 en kwart over vier gespeeld, als het ging om het betaalde voetbal. En het gratis mogen uitzenden van korte fragmenten tot een kwartier voor het einde van de wedstrijden viel niet goed bij de KNVB. De heer H. A. Burgwal, destijds secretaris-penningmeester van de voetbalbond stelde: “Wij blijven dit akkoord als voorlopig beschouwen. Wij blijven óók van mening, dat het bedrag, dat wij van de NOS dienen te ontvangen, op een reële basis moet staan. Maar ik weet niet welk bedrag een reële basis vormt. Dat moeten de NOS en wij gaan uitzoeken in het komende jaar." Andermaal onduidelijke taal. Wel bleek later dat de NOS en de KNVB tot overeenstemming waren gekomen een gezamenlijke werkgroep te vormen die op zeer korte termijn diende te gaan werken aan een overeenkomst die in de daarop volgende jaren gemakkelijker kon worden gecontinueerd. Slechts enkele dagen later, ondanks onduidelijke persverklaringen in de dagen ervoor, kwam er resultaat van de voornoemde werkgroep: ‘Er is een nieuwe overeenkomst voor de tijd van 10 augustus 1971 tot 10 augustus 1972. De KNVB- en NOS-besturen zijn met tegenzin akkoord gegaan met het zogenaamde flitsenverdrag.’ Het bleek de besturen van de KNVB (met algemene stemmen) en de NOS (zeer verdeeld) hun goedkeuring hadden gehecht aan de overeenkomst tussen beide organisaties over de betaling van voetbalflitsen op de televisie. Het nieuwe bedrag dat de NOS aan de KNVB destijds ging betalen, bedroeg achthonderdduizend gulden voor de periode van twee seizoenen. Het was een grote sprong voorwaarts want in de daaraan voorafgaande seizoenen werd jaarlijks slechts een bedrag van een kwart miljoen per seizoen betaald. Over de kosten van radiorechten voor flitsen tijdens het laatste kwartier van de wekelijkse wedstrijden werd destijds geen mededeling naar de pers gedaan. Hans Knot, 15 juni 2015
  4. Voor sommige mensen is het heerlijk om bijvoorbeeld naar Netflix te kijken. Ongestoord genieten van een televisieserie of film zonder te worden gestoord door harde en opdringerige reclame, die op elk moment het plezier kan onderbreken. Hoe anders was dit in het begin van de jaren zeventig in de vorige eeuw? We hadden nog niet zo lang reclame via radio en televisie en het was tevens beperkt tot gelimiteerde tijden en lengten. Ook waren er totaal geen commerciële bezorgers van radio- en televisie-uitzendingen en waren we slechts in de ban van programma’s ons gebracht door wat we niet veel later zouden gaan beroepen als de publieke omroepen. Maar toch waren er toen al mensen die zich enorm ergerden aan de onderbrekingen door STER-reclameblokken op radio en televisie en dit duidelijk naar buiten brachten middels ingezonden brieven in de dagbladen. Kon het niet anders? Was het niet mogelijk de reclame in één keer in een apart programma uit te zenden? Waarom betaalden we eigenlijk onze omroepbijdragen en werden daaruit niet de programma’s en programmamakers gefinancierd, zoals voorheen wel mogelijk was. Tal van vragen die vanuit het Hilversumse of vanuit de burelen van het toenmalige ministerie voor CRM (Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk werk) in Den Haag niet werden beantwoord. Het bracht de toen 24-jarige student Hans Richter, die elektronica studeerde aan de Technische Hogeschool in Eindhoven, op een idee. Ook hij had zo zijn weerzin tegen de reclameboodschappen in de televisieprogramma’s en op de radio en bedacht een toestelletje dat volgens hem automatisch het geluid uitschakelde zodra de STER-reclame op de beeldbuis verscheen of uit de luidspreker van de radio weerklonk. Het apparaat reageerde volgens Richter op de jingle die aan de reclameboodschappen voorafging en die ook destijds aan het einde van een STER-reclameblok weerklonk. Hij stelde destijds in een interview: “Het vereist een zeer nauwkeurige instelling om te voorkomen dat het ook andere uitzendingen, waarin toevallig dezelfde geluidssignalen voorkomen, zou uitschakelen. Maar dat is voor een elektronicus geen onoplosbaar probleem. Een dergelijke voorziening maakt het apparaatje echter nog te duur voor commerciële productie.“ De opmerking dat het typische en speciaal gecomponeerde STER-deuntje in een ander programma zou gaan opduiken was trouwens te verwaarlozen. De Eindhovense student, die het toestelletje ontwierp, had zich, volgens eigen zeggen, steeds bijzonder geërgerd aan de reclame in televisie en radio, die hij opdringerig en zelfs immoreel vond en die naar zijn mening ook zeer vele andere kijkers en luisteraars irriteerde. Hij suggereerde dat televisie- en radiostations voor en na de reclameblokken een speciale toon uitzonden, waarop zijn schakelapparaatje beter kon reageren dan op de STER-pingel. In het januari 1971 nummer van ‘Radio Bulletin’ kwam Richter voor het eerst naar buiten met het apparaatje, dat hij de reclamewurger noemde. Naast de berichtgeving in diverse kranten werd het onderwerp ondermeer opgepakt door de redactie van ‘Een klein uur U’, dat destijds door de VARA werd uitgezonden in de presentatie van Koos Postema. Het door Richter ontwikkelde apparaatje werd in dat programma voorgesteld aan de toenmalige directeur van de STER. Volgens Richter reageerden er vervolgens rond de dertig Nederlanders per brief met het verzoek een dergelijk apparaatje te mogen ontvangen, uiteraard tegen vergoeding van de kosten. Weer anderen reageerden in ingezonden brieven dat de irritatie vooral kwam door het te hoge geluidsniveau van de gebrachte reclamespots. Bij de STER was men hoogst ongelukkig met de uitvinding en besloot men de jingle aan te passen, zodat het apparaatje niet meer bruikbaar zou zijn. Het werd een kat en muis spel waarbij het apparaatje andermaal werd aangepast en voor een tientje was te bestellen. Bijval kreeg Hans Richter ondermeer van Professor Dr. L. Pons, die ondermeer schreef: ‘Waarschijnlijk bestaat er een veel te weinig uitgesproken, diepgeworteld antipathie tegen de STER-reclame op radio en televisie, waar men uit een soort van gevoel van onmacht niet tegen protesteert. Het is precies zoals U onder woorden brengt met de opmerkingen van Richter over de STER reclame: “die je niet of moeilijk omzeilen kan”. Reclame in de krant betekent vanzelf een keuze te kunnen maken. Bij radio en televisie is dat zeer moeilijk in verband met de concentratie rond nieuws en dergelijke veelbeluisterde programma's. Deze vorm van dwang wordt langzamerhand onuitstaanbaar. Het lijkt wat op reclame met vliegtuigen, die spandoeken rondtrekken: een echte soort luchtvervuiling, in ons geval dus een soort ethervervuiling. Men zou zich ook nog anders te weer kunnen stellen. Met elkaar een lijst van via de radio of televisie geadverteerde producten opstellen en elkaar beloven juist die niet te kopen! Maar dit zal wel mislukken, want wie verzorgt de administratie voor zoiets? Daarom ben ik al enthousiast over de vinding van de heer Richter en wil zijn idee om langs democratische weg met hulp van de regering (die de televisiereclame heeft toegelaten!) de omroepen verplichten een zodanig sein in te bouwen, dat een eenvoudig apparaatje daarop reageert met uitschakelen, gaarne steunen. Hem veel succes toewensend, hoop ik dat velen spoedig van deze reclame – dwingelandij verlost worden’, aldus professor Pons in een editie van de NRC destijds. Ondanks het idee van de Eindhovense student Richter bleef door de decennia heen een deel van de kijkers en luisteraars zich ergeren aan de gebrachte reclameblokken en is het zelfs bij het kijken naar programma’s via bijvoorbeeld het platform You Tube er niet aan te ontkomen, reclame is van alle tijd evenals irritatie in deze. Voor meer over de onderdrukker van Hans Richter en soortgelijke apparaatjes en schema’s verwijs ik graag naar de volgende internetsite: http://nl.scribd.com/doc/60372384/RB-Archief-JWR-1970-1995#scribd Hans Knot, 19 juni 2015 Reclamewurger
  5. In de tijden nadat de zeezenders voor de Nederlandse kust, zo was de bedoeling in 1974, via een wetgeving zouden worden verdreven, waren er gelukkig nog een aantal dat werd opgestart. Te denken viel daarbij aan stations als Delmare, Monique, Laser, Radio 819 en Radio 558. Maar ook het doorgaan, ondanks de wetgeving, van Radio Mi Amigo en Caroline mag niet worden vergeten. Een ander gegeven was dat er in tal van steden en dorpen in Nederland meer en meer radiostations met een professionele opzet werden opgericht en zeer succesvol werden met vele luisteraars en vele invallen van de toenmalige RCD. Er werd grof geld verdiend door stations vooral in het westen van ons land. Lokale radio kwam er pas in 1985, waarbij ik de eer had als eerste presentator te mogen functioneren van Radio Stad in Groningen. Let wel, je kon de eerste weken van Radio Stad het station niet via de radio beluisteren daar het signaal slechts werd uitgezonden via het televisie-informatiekanaal van de lokale kabel van destijds. Na de ziekenomroep periode, waarbij ik een 13 tal jaren actief was, besloot ik wat breder radio te gaan maken wat al vrij snel zich uitte in het maken van programma’s voor diverse stations in Groningen als Lago FM, K98, Radio Groningen en Radio Atlantis en Den Haag (Hiro), België (Nova) en nog een aantal andere stations. De programma’s werden destijds gewoon opgenomen in de studio van Park Radio Producties in Groningen, waar ook de productiemaatschappij Intersounds Producties haar opnames maakten. Park Radio Producties maakte programma’s voor ziekenomroepen en bejaardentehuizen maar sommige medewerkers deden veel meer. Intersounds Producties werd gerund door Kees ‘Snor’ Hoogland, een cafetariahouder aan het Rivierenhof te Groningen, die zo de nodige lijntjes richting de sportverenigingen had. Hij vond ons, Paul Peters en Ton Vogt ofwel Paul de Haan en Hans Knot, bereid om voor diverse sportverenigingen reclamespots in te spreken. Uiteraard waren de eerste namen onze deejay en voice-over namen. Zo kon het gewoon gebeuren dat onze stemmen niet alleen waren te horen via het illegale radiostation Radio Groningen maar ook in de ijshal van Groningen, waar GIJS ijshockey beoefende. Verder ondermeer in de toenmalige Martinihal, waar basketbal werd gespeeld door Donar en in het Oosterparkstadion voor de wedstrijden van FC Groningen. Radio Groningen was een project waarbij een viertal mensen programma’s opnam op doordeweekse dagen, die op de zondagavond en de woensdagavonden werden uitgezonden. Eerst vanaf een locatie aan de Oostersingel in Groningen vrijwel tegenover de oude poortingang, en later vanuit de gemeente Eelde. De wekelijkse programma’s kregen veel response via een postbusnummer, die daarvoor speciaal in gebruik werd genomen. Uiteraard bleven de sponsoren niet uit en werden er grappige commercials gemaakt voor een diversiteit aan bedrijven. Van een hengelsportwinkel in Hoogkerk tot een bloemist in de Martinistad en van een platenzaak tot en met een Johan Franke de Meubelgigant, alles werd aangepakt om het station draaiende te houden. De platenzaak de Cirkel, ging zelfs zo ver door iedere week alle nieuwe LP’s, die men belangrijk vond, te leveren voor het draaien in de wekelijkse Cirkel LP show. Zelfs kwam het zover dat vanuit Delft een cassetteband aan ons werd opgestuurd waarop een nieuwe groep zich voorstelde. Een platencontract had men nog niet maar het ging om de eerste opnamen van een groep met de naam ‘De Dijk’. Gekke dingen deden we destijds, waaronder promotiespots maken waarin we de luisteraars, en dus de Stad Groningers, probeerden duidelijk te maken dat inzet voor het milieu heel belangrijk was. Gelukkig heb ik een aantal van deze spots recentelijk digitaal gemaakt en bijna 35 jaar na het produceren daarvan besef ik dat de overal voorkomende glasbak rond die tijd werd geïntroduceerd. In één van de spots promootten we destijds het nut van het toen nog groene monster. De naam Park Radio Producties ontstond trouwens door het gegeven dat de productiestudio was gevestigd op een zolderverdieping aan de Parkweg in Groningen. Dezelfde zolder waar tegelijkertijd heftige verbindingen werden gedraaid op zondagen via de korte golf en de zogenaamde Whisky Oscar Groep. Illegale verbindingen waarbij geprobeerd werd op één dag zoveel mogelijk staten van de VS te bereiken via verbindingen met collega ‘amateurs’ en ook de overzeese gebieden werden aangedaan. Er ontstond een wekelijkse competitie met Errol, Marcel, Jelle en Hans met als doel wie de meeste staten die dag zou contacten. Studio Radio Groningen en veel meer De radioprogramma’s werden niet alleen voor Radio Groningen gemaakt want daarvoor hadden we de AM al onveilig gemaakt. Paul de Haan en Hans Knot hadden namelijk kennis gemaakt met ene Jacob, die in de buurt van Vlagtwedde op een boerderij woonde en met hoogvermogen zijn zender de betonlucht instuurde. Hij zag wel wat zitten in een speciale show met radionieuws. Nu hadden we, samen met een aantal anderen, destijds de Freewave opgericht. Een tijdschrift dat nu nog steeds bestaat maar niet alleen over de media maar vooral over nostalgie bericht. Aldus geschiedde en kwam een keer per maand de Freewave Informatie Show in de ether met Wil van der Enden, Paul Peters en Ton Vogt op Radio Nolan. Wil was mijn broer Jelle. Let wel, wij namen de programma’s op en weer anderen namen de banden aan en zonden ze uit. Er gebeurde dus behoorlijk veel in de studio aan de Parkweg, dat alles naast de vaste 40 uren baan die ik bij de universiteit bekleedde. Paul de Haan en ik besloten ook rond die tijd ons te verdiepen in de productie van een documentaire over de geschiedenis van de zeezenders. Maanden achterelkaar zaten we avonden lang scripts te schrijven, banden door te luisteren, montages te maken en verbindende teksten in te spreken hetgeen resulteerde in een documentaire met een lengte van 49 uur, die later nog verlengd werd met vele tientallen uren. Immers de geschiedenis van de zeezenders liep ondertussen nog steeds en dus konden er telkens aanvullingen op de documentaire worden gemaakt. Vrijwel tegelijkertijd trok ons werk aandacht bij journalisten van een aantal kranten. Zo waren er velen die uitgebreid schreven over de immense productie van voornoemde documentaire en het Nieuwsblad van het Noorden pakte daarbij ook nog eens uit over het Radio Groningen project. Zo kon het gebeuren dat binnen een week twee foto´s in zowel de Volkskrant als in het Nieuwsblad van het Noorden werden afgedrukt die vrijwel identiek waren. Het waren foto´s genomen van de studio van Park Radio Producties. Op de ene stond ik afgebeeld met op de achtergrond het grote bandenarchief met radio-opnamen en op de andere foto stonden geen personen afgebeeld maar slechts de studio. We hebben destijds wel enigszins in de rats gezeten of er heldere momenten zouden komen bij vertegenwoordigers van de opsporingsdienst door beide foto’s naast elkaar te leggen. Gelukkig is het nooit zo ver gekomen. Hans Knot, 18 juli 2015
  6. In gedachten zie ik ze nog wel eens staan, de zogenaamde lijnwagens van de NRU, de eerdere naam van de NOS. Ze werden ingezet om verbindingen te leggen tussen bijvoorbeeld een schouwburg of een voetbalstadion voor een reportage op de radio. Ze werden trouwens in het begin van de jaren zeventig van de vorige eeuw vervangen. De Technische Dienst Radio van de NOS had namelijk in januari 1971 de eerste van een nieuwe serie reportagewagens in gebruik genomen, die geschikt waren voor stereofonische reportages en andere uitzendingen in stereo. Voor die tijd een opmerkelijke aanschaf gelet op de ontwikkeling die de radio in die tijd doormaakte. De wagen bevatte een mengtafel met twaalf microfooningangen, drie recorders voor registratie- en montagedoeleinden. Deze werden destijds door de technische dienst van de NOS magnetofoons genoemd. Verder had de wagen een televisiecircuit voor visueel contact met de plaats van de reportage en een verwarmings- en klimaatinstallatie. De uitrusting van de wagen werd verder aangevuld met een zend- en ontvanginstallatie, die een draadloze verbinding van de reporter met de wagen en omgekeerd mogelijk maakte. Daartoe was een uitschuifbare, hydraulisch werkende antennemast ingebouwd. De wagen - destijds het standaardtype Mercedes-bestelwagen — was als stereoreportagewagen ingericht door de Technische Dienst Radio van de NOS. Er kwamen in de eerste helft van 1971 nog drie van deze wagens in bedrijf. Begin 1970 werd door de NOS de allereerste stereo-productiewagen, eveneens een standaardtype Mercedes bestelwagen, in gebruik genomen. Deze wagen, die 32 microfooningangen had, was speciaal bestemd voor het opnemen van grote stereoproducties, zoals concerten en dergelijke. Deze wagen bezat echter geen zend- en ontvangapparatuur, zoals de in januari 1971 in bedrijf gestelde stereoreportagewagen. Voor montagedoeleinden was de stereo-productiewagen evenmin geschikt. Medio 1970 kwamen nog twee van deze stereo-productiewagens gereed. In 1970 werden bovendien een zogenoemde evenementenwagen ingericht. Een en ander had tot gevolg dat in de loop van de eerste helft van dat jaar de acht zogenaamde lijnwagens (voor mono-uitzendingen), waarvan radio-omroep sinds 1963 gebruik maakte, werden vervangen. 31 juli 2015, Hans Knot Technische informatie archief Paul Snoek
  7. de redactie

    Hans Knot: Radio Moscow

    In februari 1971 werd de uitwisseling van programma’s tussen de NOS en Radio Moscow al naar één uitzending stopgezet. De leiding van de NOS wilde meer weten over de positie van joden in de toenmalige Sovjet Unie. De serie uitwisselingsprogramma's tussen Radio Moskou en de NOS waren tot stand gekomen in het kader van het culturele verdrag tussen Nederland en de Sovjet-Unie. Het was de leiding van Radio Moskou die bekend maakte dat men na één uitzending voorlopig niet de uitwisseling kon voortzetten en dat men voor 1971 van meer programma’s diende af te zien in verband met het overladen programmaschema. Uiteraard was de werkelijke reden dat men vanuit de Sovjet Unie met geen woord wilde ingaan op de vraagstelling die vanuit Hilversum was ontvangen. Als regelmatige luisteraar naar allerlei korte golfdiensten, die in verschillende spraken waren te beluisteren, werd door mij ook afgestemd op de programmering van Radio Moskou. Het was de bedoeling dat in het tweede uitwisselingsprogramma, dat als titel ‘tussen Leningrad en Rotterdam’ meekreeg, informatie zou worden verstrekt over de positie van de joden in de Sovjet-Unie. Een dergelijk verzoek was door de programmamakers in Hilversum bij de collega’s in de Sovjet Unie ingediend maar viel bij de leiding van Radio Moskou dus niet in goede aarde. De opgegeven reden van een te volle programmering bleek achteraf vaker een gebruikelijke smoes te zijn om niet in te hoeven gaan op bepaalde wensen en vragen van westerse collega’s. De leiding van Radio Moskou liet de collega’s van de NOS dagen later alsnog weten dat er geen enkele aanleiding was om van de positie van de joden in de Sovjet-Unie een zaak te maken, omdat al vaker was gebleken dat de publieke opinie in Nederland slecht geïnformeerd was over de werkelijkheid in de Sovjet Unie. Verder ging men niet in op in hoeverre dit was gebleken. Radio Moskou, op een bepaald moment beter bekend als Radio Moscow World Service, was het officiële internationale radiostation van de Unie van Socialistische Sovjet Republieken, zoals de Sovjet Unie officieel heette. Op het hoogtepunt van haar bestaan werden er door Radio Moskou programma’s uitgezonden in meer dan 70 talen met behulp van sterke zenders opgesteld in de Sovjet-Unie, Oost-Europa en op Cuba. Alle programma’s hadden te maken met een zogenaamde ‘Programmering directoraat’. Zie het als een vorm van censuur die pas in 1991 werd opgeheven. De eerste uitzending in een vreemde taal was in het Duits op 29 oktober 1929, waarna programma’s in het Engels en het Frans volgden. Radio Moscow startte met haar uitzendingen in 1922 met een zendstation in de regio Moskou, en een tweede kwam in de lucht vanuit een locatie in de omgeving van Leningrad in 1925. Radio Moskou kwam in 1939 ook met uitzendingen (op middengolf en korte-golf) in het Engels, Frans, Indonesisch, Duits, Italiaans en het Arabisch. De redactie van Radio Moskou sprak al vroeg haar uitdrukkelijke bezorgdheid uit over de opkomst van de Duitse dictator Adolf Hitler tijdens de dertiger jaren van de vorige eeuw, en de Italiaanse dienst, uitzendend via de middengolf, werd enkele jaren later dermate gestoord door de Italiaanse dictator Benito Mussolini dat het doel van de programmering in het Italiaans werd gemist. De Verenigde Staten werd voor het eerst het doelwit van Radio Moskou tijdens de vroege jaren vijftig van de vorige eeuw, gebruikmakend van zenders in de regio Moskou. Later werd West-Noord-Amerika het doelwit van de nieuw gebouwde Vladivostok en Magadan relay-stations. De eerste uitzendingen gericht op de landen in Afrika ging in de lucht aam het eind van de jaren vijftig en wel in het Engels en het Frans. In 1961 waren er via Radio Moskou voor het eerst programma’s in drie Afrikaanse talen te beluisteren, te weten in het Amhaars, het Swahili en het Hausa. Na verloop van tijd, werden daar nog acht andere Afrikaanse talen aan toegevoegd. De begin jaren zestig werden ook gebruikt om centraal geredigeerde nieuwsbulletins het licht te laten zien, hetgeen in augustus 1963 voor de eerste keer het geval was en waarmee luisteraars over de gehele wereld konden worden bereikt daar ze in alle diensten werden gebracht. In de jaren zeventig van de vorige eeuw werd een centraal team van commentatoren van Radio Moskou verenigd en verantwoordelijk voor het programma: ‘News and Views’. Deelnemers aan dit toch wel ambitieuze project waren Viktor Glazunov, Leonid Rassadin, Yuri Shalygin, Alexander Kushnir, Yuri Solton en Vladislav Chernukha. In de loop der jaren groeide het programma uit tot een belangrijke informatief- en analytisch onderdeel van de internationale service van Radio Moscow. Als je blijk gaf dat je had geluisterd naar de programma’s via een ontvangstbericht of gewoon een brief, dan kreeg je geheid een redelijk dikke enveloppe terug uit Moskou. Er was een speciaal team bij het station werkzaam om de post van de luisteraars te beantwoorden en dus kregen luisteraars in Nederland, naast de internationale folders, ook een in het Nederlands geschreven persoonlijke brief terug. Speciaal op de oudere jeugd gericht was er een club waar je lid van kon worden en zelfs werd de luisteraar genodigd om achter het toenmalige IJzeren Gordijn een bezoek aan de hoofdstad van het machtige land te brengen. Tegen het einde van de jaren zeventig werd de Engelstalige service van het station omgedoopt in Radio Moscow World Service. Het project stond onder leiding van de al lange tijd bij Radio Moscow actieve journalist en manager Alexander Evstafiev. Later werd er een Service gericht op Noord-Amerikaanse, een Afrikaanse service en zelfs een speciale service gericht op de UK en Ierland. Allen werden geprogrammeerd in de Engelse taal en waren een paar uur per dag te beluisteren. Dit naast de reguliere 24 uurs Engelstalige World Service, evenals diensten in andere talen. Ondertussen was mijn interesse in de programma’s van Radio Moscow in het begin van de jaren tachtig van de vorige eeuw tanende. Ik luisterde alleen nog, maar tevens zelden, naar de ‘Listeners Request Club', dat werd gepresenteerd door Vasily Strelnikov. Radio Moscow was trouwens niet het enige korte golf station dat werd beluisterd en aangeschreven, daarover een andere keer meer. Hans Knot, 7 augustus 2015
  8. Ik wil graag met je terug gaan naar het jaar 1968. Ik was toen 19 jaar en keek met meer dan gemiddelde aandacht naar de nieuwsprogramma’s en de actualiteitenrubrieken van de diverse omroepen op de televisie. De inhoud van deze laatste groep varieerde nogal eens als het gaat om duidelijkheid en onafhankelijkheid. In die tijd bewaarde ik al aantekeningen als het gaat om de televisieprogramma’s die via Nederland 1 en Nederland 2 werden uitgezonden, maar ook aangaande de diversiteit aan nieuwsprogramma’s die via de toen bestaande drie Hilversumse radionetten werden uitgezonden. Over de luisterdichtheid van de actualiteitenprogramma's van de radio had men destijds over het algemeen, ondanks de opkomst van de televisie, niet te klagen. Integendeel, de geboorte van de televisie had de inhoud van de radioprogrammering juist uit haar versuffing gehaald. De radio had zich opnieuw van haar waarden bewust dienen te maken, ze had een duidelijke richting gekozen en werd het vooral het belichten van achtergronden, het becommentariëren van het nieuws en het geven van het nieuws aanvullende informatie. Er waren destijds vijf belangrijke actualiteitenrubrieken op de radio en het is interessant terug te lezen hoe men destijds dacht over het belang van het brengen van actualiteiten en de geringe snelheid waarmee men kon werken. Immers was er beperkte zendtijd en beperkte financiën om de programma’s snel en effectief te maken. In de kranten van de Gemeenschappelijke Persdienst waren destijds korte gesprekken te vinden met de vijf hoofden van de radioactualiteitenrubrieken over hun wijze van werken en hun inzichten. Ik wil één van deze vijf gesprekken graag terugbrengen om te tonen hoe destijds over het één en ander werd gedacht en stel u Jacques Grijpink van de KRO voor. Geboren in november 1925 in Den Haag en overleden in maart 2003 in Eindhoven, alwaar hij was blijven wonen na de periode dat hij directeur Omroep Brabant was. Tijdens zijn militaire diensttijd heeft hij gewerkt bij de radio in Indonesië, waarna hij verder ervaring opdeed met journalistiek werk bij het Binnenhof. Vervolgens kwam bij de nieuwsdienst van de Wereldomroep terecht. Hij ging weer terug naar Azië en werd daar tijdelijk aangesteld als hoofd gouvernementsomroep Nieuw Guinea. Na terugkomst werd hij chef bureau Den Haag van de Wereldomroep en kwam in 1965 in dienst van de KRO. Over de vergelijking tussen het brengen van de actualiteiten via radio en de televisie stelde hij destijds dat de sfeer van radio- en televisiejournalistiek parallel liep, alleen dat de mogelijkheden te werken binnen beide media totaal anders waren. Grijpink: “Toen in 1965, om een voorbeeld te noemen, Premier Sjastri van India overleed, was uiteraard zowel radio als televisie te laat. De mensen van ‘Brandpunt’ zijn er toch heengegaan: ze maakten een reportage van de begrafenis en dat werd een dramatisch document van een aparte dimensie. Zoiets kan bij de radio natuurlijk niet. Wij zitten dichter op de directe actualiteiten en dichter op het commentaar daarop. In dat opzicht staan wij meer in de buurt van een krant dan de televisie. Onze documentaires kun je vergelijken met de luxe pagina's van een dagblad. De radiojournalistiek wordt volwassen. Eerst nu gaat de functionele informatie pas goed van de grond komen en dat is mijns inziens ons sterke punt én ons belang. Vroeger wilden we slechts cultuur bij de mensen brengen — de confessionele omroepen hadden voorts hun verkondigende taak, de niet-confessionele hun verstrooiende taak. Maar de echte goede informatie is altijd verwaarloosd.” Dat de actualiteitenrubrieken rond die tijd duidelijke vooruitgang maakten en de journalisten van deze rubrieken zichzelf op een hoger niveau tilden had vooral te maken met het verschijnen en de aanpak van de actualiteitenrubrieken bij de televisie. Dat de luisterdichtheid van radioprogramma’s, overdag alleszins redelijk te noemen was en in de avonduren terugliep onder invloed van de televisie, was destijds een zaak die op zeer veel mensen ontmoedigend heeft gewerkt. Grijpink: “De televisie doet mij geen pijn, ik ga er bepaald niet gebukt onder. De glamour van het bij de radio werken is er een beetje af, gelukkig maar: het komt de journalistieke werkzaamheid echt wel ten goede — je hoeft er geen mooie stem meer te hebben, het gaat er slechts om wat je te vertellen hebt. Zo is ons werk gewoon handwerk geworden en ambachtelijk trachten we het zo goed mogelijk te doen". Een van de belangrijkste bestanddelen van de radio journalistiek was en is natuurlijk het geven van informatie, achtergronden en commentaren. Andermaal Grijpink: “Twee facetten zaten er aan dit onderwerp: In de eerste plaats de identificatie door middel van geluid en in de tweede plaats het bevredigen van de nieuwshonger. Zolang de televisie niet de hele dag uitzendt, blijft er vooralsnog voor de radio voldoende ruimte over. Als de televisie wel uitzendt, moet je gaan werken voor een geselecteerd publiek. Er luisteren 's avonds altijd mensen: in de eerste plaats heeft niet iedereen een televisietoestel en in de tweede plaats is er een groep die geen bevredigende televisiekeuze kan maken en in de derde plaats is er een groep die wat de televisie biedt te oppervlakkig vindt. Op deze groepen kun je je programma richten.” Radiojournalistiek dient aansluitend te zijn op de feitelijke nieuwsmededelingen en men geeft daar ondermeer toelichting op en commentaren, dus men informeert het luisterpubliek publiek. Grijpink: “Dat is nuttig en tevens is het plezierig dat er regelmaat is waarmee wij uitzenden. Daarmee kweek je een groep geïnteresseerden. Wij werken er op vooral kort en informatief te zijn. Onze onderwerpen duren zelden langer dan drie minuten. We proberen zoveel mogelijk afwisseling te bereiken. We hebben bijvoorbeeld ook onze ‘krantenkoppen’ verwerkt op radiomanier. Moeilijk is dat je natuurlijk altijd sterk afhangt van je nieuwsaanbod. Heb je teveel, dan pas je lastig in het uitzendschema. Heb ik echter te weinig, dan heb ik niet de minste behoefte de onderwerpen te rekken. Het zogenaamde opzouten bij een te groot nieuwsaanbod is er bij ons niet bij — wat niet meekan, wordt weggegooid. Doe je dat niet, dan raak je je voorsprong van snel informeren kwijt" Destijds dus een totale andere beleving van actualiteiten op de radio, waarbij het luisteren heden ten dage naar bijvoorbeeld naar Radio 1 snel gaat vervelen daar veel te veel onderwerpen bij herhaling voorbij komen zonder echt te worden uitgediept, enkele uitzonderingen daargelaten. Jacques Grijpink werd in 1976 benoemd tot directeur Omroep Brabant, die eerst alleen in de regio Eindhoven programma’s verzorgde. Later werden er editie-programma’s gericht op diverse delen van de provincie en heden ten dage is men in de gehele provincie Brabant 24 uur per etmaal actief in radio, waarvan een deel met non stop muziek. Hans Knot, 25 augustus 2015
  9. Zegels sparen, bonusproducten, hamsterweken, voetbal en andere plaatjes, sparen voor goedkopere diners, keukenpret voor kinderen, kristalglazen actie, wuppies en meer. De strijd om het winnen en vasthouden van de klanten is voor het Aholdconcern en voor Albert Heijn van enorm belang. Acties die allemaal worden en werden ondersteund door uitgebreide reclamecampagnes via de radio en de televisie. Nadat op 2 januari 1967 voor het eerst een kort reclameblok via de STER op de televisie werd uitgezonden was men binnen het AHOLD concern nog lang niet toe aan deze vorm van klantbewerking. Men maakte voornamelijk gebruik van dagbladreclame om de producten aan de vrouw te brengen. Voorzichtig kwam daar in 1971 verandering in. Albert Heijn had voor dat jaar een reclamecampagne op touw gezet, waarbij het aantal televisie-spots voor de STER opliep tot 158. Dat betekende destijds gemiddeld drie maal per week een reclamespot voor deze grootgrutter op de buis. De campagnes in de dagbladpers verschilden vanaf dat moment van een vroegere methode. Tot eind 1970 waren de wekelijkse aanbiedingsadvertenties van Albert Heijn in vrijwel de hele dag- en nieuwsbladpers de enige publiciteit van het Zaandamse concern. De kranten zagen zwart van deze aanbiedingsadvertenties, met als gevolg dat Albert Heijn zich in de ogen van het grote publiek niet onderscheidde van de andere grootgrutters, terwijl bovendien de werfkracht bij niet-klanten verminderde. Daar kwam dus in 1971 een belangrijke wijziging in. Door een nieuwe vorm van budgettering hield dit ondermeer in dat er minder en op kleiner formaat geadverteerd ging worden in landelijke kranten. De totale post dagbladreclame (waarin ook de regionale en plaatselijke bladen zaten) zakte van 84 naar 40 procent van de zes miljoen gulden die er aan publiciteit in 1971 werd besteed. De zogenaamde huis-aan-huis-bladen konden rekenen op een flinke stijging van hun aandeel: van 1 naar bijna 40 procent. Het tijdschriftenaandeel liep van 15 tot 10 procent terug. De televisie (STER) kreeg in 1971 11 procent terwijl het budget in voorgaande jaren voor dit medium vrijwel te verwaarlozen was. De televisie werd trouwens voornamelijk ingeschakeld voor de themacampagne. Dat betekende ondermeer aandacht vragen voor de kwaliteit van groente, fruit en vlees. De aansluiting op deze campagnes werd dan vervolgens gemaakt in de damesbladen, andere tijdschriften, landelijke- en regionale dagbladen, die overigens ook voor de zogenaamde prestigereclame werden ingeschakeld. Voor de acties waarin weekaanbiedingen bekend werden gemaakt, maakte Albert Heijn voornamelijk gebruik van plaatselijke bladen, omdat het assortiment lokaal sterk moest worden aangepast aan de lokale behoeften. Daar werd destijds bijna vier miljoen gulden aan uitgegeven. Dat Albert Heijn tot 1971 zo weinig gebruik heeft gemaakt van televisie kwam vooral omdat de STER destijds zo weinig flexibel was. Alle reclamespots voor het hele jaar moesten al vóór 1 januari van het betreffende jaar worden ingeleverd, zodat er onmogelijk actuele aanbiedingen konden worden gedaan. In het allereerste begin van de televisiereclame was ook Albert Heijn er als de kippen bij, maar dat vervelende gebrek aan flexibiliteit was er de oorzaak van dat men even snel weer van het scherm verdween. Omdat themareclame niet aan bepaalde tijdstippen gebonden is, besloot men medio 1970 toch weer in zee te gaan met de STER. Rond die tijd konden in totaal 3.150.000 huisvrouwen thuis naar de televisie kijken, maar ze zagen natuurlijk niet allemaal iedere dag alle reclame. Naarmate er meer spots namens Albert Heijn werden uitgezonden zagen meer vrouwen die. Uit onderzoeken is gebleken dat de reclame op één dag destijds werd gezien door 58 procent van alle huisvrouwen in het bezit van een ontvangsttoestel. Na zes dagen was de reclame (éénmaal of vaker) gezien door 82 procent en dat is niet minder dan 2.600.000 huisvrouwen. Hans Knot, 30 augustus 2015
  10. Met ingang vrijdag 26 februari 1971 ging de NOS op Hilversum 3 in de Jan Corduwener Show maandelijks de Europese Top 6 uitzenden. Het was een kortstondig internationaal schakelprogramma onder auspiciën van de Europese Radio Unie (EBU), waaraan zes landen meewerkten en waarin de zes beste hits van Europa werden gekozen. De Top 6 kwam nog al ingewikkeld tot stand want iedere deelnemende omroep stuurde maandelijks een lijst met de eerste zes nummers van de nationale hitparade van het betrokken land naar de hoofdproducer van het programma, Keith Stewart van de BBC. Bovendien voegde men ook nog eens het hoogst geklasseerde nummer van een artiest of groep uit eigen land toe. Op welke plaats elk van de zes nummers kwamen te staan, maakte het uitgekozen publiek uit, dat in elk van de deelnemende landen in de studio van de deelnemende omroep meeluisterde en na afloop zijn mening gaf door middel van een zogenaamde mentometer; in de volksmond applausmeter genoemd. Op die manier werd ook uitgemaakt welke de beste nationale hit van dat moment was. Het programma werd een week voor de uitzending opgenomen en dat geschiedde in Nederland dus op vrijdag 19 februari 1971 tussen acht en negen uur in de avond. Op de bewuste avond was dus een vertegenwoordiging van het Nederlands luisterpubliek aanwezig in Studio 1 van de KRO, waar de NOS-opname plaats vond. Uit de hem toegezonden lijsten koos producer Keith Stewart de zes nummers voor de Europese Top 6. Daarna werden deze zes nummers vanuit de BBC-studio in Londen in een schakelprogramma met de zes landen ten gehore gebracht. De vaste kern van deelnemende landen bestond uit Skandinavië, België, Engeland en Nederland, terwijl Zwitserland, Frankrijk, Duitsland en Italië afwisselend meewerkten. Tot en met november 1971 werd het lijstje een keer per maand dus uitgezonden in de Jan Corduwener Show op vrijdag via Hilversum 3 en de eerste Europese Top 6 zag er als volgt uit: George Harrison – My Sweet Lord [Apple] Black Sabbath – Paranoid [Vertigo] New Seekers – What Have They Done to My Song Ma [Philips] Kinks – Apeman [Pye] Gilbert O’Sullivan – Nothing Rhymed [MAM] Lynn Anderson – Rose Garden [CBS] Nadat er een einde was gekomen aan dit schakelprogramma duurde het een aantal jaren voordat er weer een nieuw gezamenlijk initiatief kwam via de uitzending van de Europarade, waarvan de eerste uitzending in Nederland was te beluisteren op Hemelvaartsdag 1976 (27), een programma dat aanzienlijk succesvoller was en jarenlang stand zou houden. In Nederland werd het uitgezonden door de TROS op Hilversum 3 en jaren later via Hilversum 2 en Hilversum 1 om tenslotte via Radio 3 (destijds de nieuwe naam voor Hilversum 3). Nederlandse presentatoren waren in de loop de jaren: Ferry Maat, Ad Roland, Frans van der Drift en Peter van Dam. Op 25 juni 1987 kwam er een einde aan een lange serie van Europarades. De deelnemende omroepen waren de BRT uit België, de BBC voor Engeland, RTL uit Frankrijk, Aktuelle Top 50 in West Duitsland via een aantal stations, waaronder RIAS Berlin en Radio Madrid uit Spanje. Uiteraard dient vermeld te worden dat de ideevorming destijds bij de TROS vandaan kwam en wel van de toenmalige programmaleider Hilversum 3, Hugo van Gelderen. Het programma was vooral sterk te noemen door een strakke presentatie en prachtige vormgeving in jingles, tunes en fillers. Günter Noris und die Big Band der Bundeswehr - Swinging Olympia (CBS - 1972) werd als pakkende tune voor de Europarade gebruikt. Hans Knot, 25 september 2015
  11. De afgelopen week heb ik een duik genomen in het hit verleden van 50 jaar Hilversum 3 (Radio3 en 3FM) en dat in twee gedeeltes. Voor hen die van een jongere generatie zijn even het volgende: In 1965 werd er op 11 oktober een radiostation geopend als derde station van het Hilversumse radionet. Als Hilversum 3 was het overdag te beluisteren met als doel een tegenhanger te worden van de eens zo populaire zeezenders, met het toenmalige Radio Veronica voorop. In Hilversum, om precies te zijn op het Mediapark in het gebouw van ‘Beeld en Geluid’, is er een tentoonstelling te zien waarop basis van ‘profilling’, zoals het breed wordt aangekondigd, terug kan worden gegaan naar je jeugd. Het woord profilering heeft de tekstschrijver, betrokken bij de inrichting van de tentoonstelling, beter kunnen gebruiken bij het neerzetten van een stukje Nederlandse mediahistorie. Met hoge verwachtingen was ik naar Hilversum gereisd om de tentoonstelling te bekijken want in 50 jaar is toch een groot aantal objecten verzameld, zijn er duizenden foto’s gemaakt en is er veel beeld- en geluidsmateriaal bewaard gebleven. Al met al een mooie gelegenheid om een mooie overzichtstentoonstelling te maken, te vergelijken met eerdere succesnummers uit de tijd dat ‘Beeld en Geluid’ nog Omroepmuseum heette. Eerste deejaytafel Hilversum 3 Maar wat een teleurstelling was het weinig echte foto’s te mogen aanschouwen, objecten te zien of echt iets van een geschiedschrijving te kunnen beleven dan alleen maar losse flarden en punten waar je, met gebruik van een hoofdtelefoon (ja zo heet het betreffende apparaat) fragmenten kunt beluisteren. Nee, het leek wel een speelplaats voor de hedendaagse jongeren. Maar te zwijgen over de historische fouten die dezelfde tekstschrijver op diverse plekken heeft gemaakt, uiteraard in samenwerking met een daarbij behorende redactie. Een tekstbord vermeldde bijvoorbeeld dat Hilversum 3 pas populair kon worden na 31 augustus 1974 en wel met het verdwijnen van de illegale Radio Veronica en andere stations die actief waren vanaf zee. Illegaal waren ze totaal niet, Radio Veronica en de meeste andere stations hebben zich keurig aan de Nederlandse wetgeving gehouden en verdwenen voordat een wetswijziging van kracht werd en deze de stations – waren ze in de ether gebleven – in de illegaliteit had getrokken. Tevens sprak men over het gegeven dat in 1965 ‘Hilversum 3 de FM zender voor lichte muziek’ was opgericht. Ik kan me alleen herinneren dat destijds het station via de middengolf en de draadomroep actief was en het FM-gebeuren pas later erbij kwam. Hoe kun je de eigen geschiedenis vervalsen, vooral als je op diverse tekstborden vermeld dat je een zender in plaats van een radiostation bent? Daar tegenover staat een totaal ander document dat ik met veel plezier heb bekeken en dat onder de titel ‘Top 50 3FM’ op 24 oktober via de NPO op Nederland 3 werd uitgezonden. Luisteraars van 3FM, en dat zijn natuurlijk vooral de jongeren, kregen de gelegenheid te stemmen via internet op hun favoriete programma uit de geschiedenis van het radiostation. Uiteraard had dit gegeven invloed op samenstelling van de lijst met 50 favoriete programma’s, maar daadwerkelijk kwam er een heel goed informatief programma uit voort, waarin ook toppers van het begin van Hilversum 3 aan het woord kwamen en in actie waren te zien. De lijst, hoewel lang niet alle 50 noteringen de aandacht kregen die deze hadden verdiend, gaf een mooie doorsnee van 50 jaar radio, waarbij ook het gevecht met de populariteit van Radio Veronica als station vanaf zee, niet was vergeten. Heel veel fotomateriaal en beeldmateriaal kwam voorbij, dat was opgedoken uit de diverse archieven en dat zonder problemen van de eerder vermelde tentoonstelling in ‘Beeld en Geluid’ wel een stempel ‘Serieus’ had mee kunnen krijgen, ware dit mooie materiaal daar ook daadwerkelijk gebruikt. Hans Knot, 26 oktober 2015
  12. de redactie

    Hans Knot: Hidden Places

    Komende zaterdag is in Amsterdam een signeersessie van het boekwerk '500 hidden secrets of Amsterdam', een boekje met op de voorkant een foto van het REM-eiland zoals het er anno 2015 eruit ziet. Dus met een extra etage vergeleken met het echte REM-eiland zoals deze tussen 1964 en 2005 in internationale wateren voor de kust van Noordwijk heeft gestaan. Omdat ik de geschiedenis van het REM-eiland uitgebreid in boekvorm heb beschreven en ik tijdens het research vele historische fouten tegen kwam in diverse publicaties was mijn nieuwsgierigheid meteen getrokken bij het zien van de aankondiging op de poster in de etalage van The American Bookstore in Amsterdam. Dat het REM-eiland op de voorkant van het nieuwe boek volop pronkt wil nog niet zeggen dat het uitgebreid aan bod komt maar een gelijkwaardige plek heeft gekregen zoals ook de 499 andere geheime plekjes die zijn beschreven. Omdat komende zaterdag de presentatie en de signeersessie is was al een drietal exemplaren in de etalage geplaatst. Nadat een bereidwillige verkoper mij het boekje ter inzage had aangereikt bladerde ik snel naar de pagina waar een regel of 10 over de geschiedenis van het REM-eiland was geschreven. Kritische volgers van de mediahistorie zullen al voelen wat er aan komt. Ik zal het bij slechts een paar historische fouten laten: Het REM-eiland werd in 1964 in de Noordzee gebouwd! Het was trouwens op een werf in het Ierse Cork. RTV Noordzee was een illegale piraat volgens het korte stukje in het boekje. Men heeft uitgezonden toen er nog helemaal geen wet van kracht was inzake de uitzendingen op het zogenaamde continentale plat. Ook de recentere historie van het 'eiland' is incorrect want er wordt vermeld dat het sinds 2009 in Amsterdam staat en functioneert als restaurant. Pas op 28 maart 2011 was de verbouwing, die nabij Delfzijl plaatsvond, gereed en begon de sleep naar Amsterdam, waarna het nog geruime tijd zou duren alvorens het echt de nieuwe functie kreeg. De vraag is hoe je dan tegen die 499 andere beschrijvingen van uiterst geheime plekjes dient aan te kijken. Hans Knot, 22 november 2015
  13. In de tweede helft van de jaren zestig, nadat Hilversum 3 van start was gegaan, was er voor velen een terugkerend programma om naar te luisteren. Het was speciaal programma voor ‘de gelegerde’, via de AVRO, en wel onder de titel ‘Op de Plaats Rust’ in de presentatie van Roel Balten. Het was vergelijkbaar een programma dat al veel langer op de radio was te beluisteren in presentatie van andere personen, genaamd ‘Vliegende Schijven’. Op zaterdagmiddag 12 juni 1971 via de KRO op Hilversum 1 werd de 500ste aflevering uitgezonden en bleek bij beluistering dat het programma inmiddels in het 17de jaar van zijn bestaan was en destijds alleen ‘Moeders Wil is Wet’ (KRO) en ‘Arbeidsvitaminen’ (AVRO) ouder waren. Kiene luisteraars werden gedurende het jubileumprogramma wijzer. Zo hoorden ze dat in de 17 voorafgaande jaren het programma ‘Vliegende Schijven’ 475 uur in de ether was geweest en in die periode ruim 7000 platen op verzoek werden gedraaid voor militairen, mariniers en luchtmachtpersoneel. De man, die sinds 1954, bij het prille begin, en in 1971 nog steeds verantwoordelijk was voor samenstelling en de presentatie, was de majoor I. Chr. (Hans) van der Putten van de Legervoorlichtingsdienst. Hij werd voorgesteld als een weinig martiale man en hij was vooral in zijn sas, omdat hij in zijn functie het uniform weinig hoefde te dragen. Hans van der Putten beschouwde ‘Vliegende Schijven’ als zijn hobby. Zo stelde hij ondermeer: “Het is een leuke onderbreking van mijn job als plaatsvervangend hoofd van de LVD.” Hij was in 1947 als dienstplichtig militair in bij de LVD terecht gekomen en was in 1971 er nog steeds actief en wel als toegewijd voorlichter. Grote vraag natuurlijk hoe hij destijds met het radiowerk was begonnen. Twaalf jaar lang was ‘Vliegende Schijven’ een éénrichting verkeer geweest voor de muzikale groeten van de militairen aan hun dierbaren thuis. Sinds 1966 had het thuisfront ook via het KRO-programma ‘Per Ommegaande’, dat destijds in een eveneens veertiendaagse frequentie afwisselde met ‘Vliegende Schijven’, de kans om de groeten ‘per plaat’ terug te doen. Het programma ‘Vliegende Schijven’ zelf was sinds 1967 officieel bij de NOS (aanvankelijk NRU) ingedeeld, maar werd in 1971 nog helemaal in KRO-studio geproduceerd. Net als majoor Hans van der Putten was technicus Jan Mathijssen er destijds de volle zeventien jaar bij. De presentatie gebeurde in het begin samen met Fons Disch, later met Martha Doyle en in 1971 met Anne van Egmond. Voor de keuze van de plaatjes zorgde in 1971 volgens Van Putten Ellen Bijl, maar daar was hij niet helemaal zeker van. Van Putten wilde ook wel iets kwijt over de keuze van de muziek: “Het gros van de plaatjes is een verlengstuk van de boodschap die wij mondeling ook overbrengen. Dus: liedjes over liefde, over jongen-meisje, over I love you. Nee, het merendeel hoort niet in de popsector thuis. De meeste dienstplichtigen zijn net de popleeftijd ontgroeid. We proberen zoveel mogelijk aan de verzoeken te voldoen. Als het niét kan, is de plaat niet meer te krijgen, of is nog niet uit of zit geblokkeerd in de omroepdiscotheek. En, nou ja, het steun-zucht repertoire, dat de platenmaatschappijen zelf al op de index hebben staan, dat doen we ook niet. U kent dat wel, Je t’aime moi, non plus”. Hoe was dat ‘militaire programma eigenlijk ontstaan? Majoor Van der Putten had op die vraag ook wel een antwoord. “Militairen vormen een groep waarmee iedereen in ons land te maken heeft. Er is haast geen gezin, dat niet vroeg of laat een zoon of man aan de militaire dienst moet afstaan. Dan heeft een dergelijk platenprogramma een functie. En dan moet je de zaak niet overdrijven door grote woorden te gebruiken als ‘uit isolement helpen verlossen’ of ‘plaatjes werken troostend, verzachten het leed’. Ach nee, iedere soldaat komt toch bijna elk weekend thuis. Een dergelijk verzoekplatenprogramma, met ingebouwde boodschap heeft wél een opgelegde functie voor jongens, die moeten binnenblijven, omdat ze wacht moeten lopen, of buitengaats zitten.” Speciaal waren de kerstuitzendingen van Vliegende Schijven, die eigenlijk buiten de opzet van het programma vielen. Ze werden gericht op de militairen die in het buitenland waren gelegerd, zoals destijds in Suriname, op de Antillen en in Duitsland. Een nog verdere terugblik leert ons dat De KRO in de jaren vijftig een wekelijks programma van een uur had, dat ‘Na het eten noten toe’ heette en waarin een gedeelte zat, dat was bestemd voor het personeel van de luchtbasis Soesterberg. De drie toen bestaande militaire voorlichtingsdiensten boden hun diensten aan en wilden daadwerkelijk meewerken aan de totstandkoming van een speciaal programma voor de militairen en de leiding van de KRO ging vlot op dat aanbod in. De eerste 25 uitzendingen van ‘Vliegende Schijven’ werden dan ook een serie, waar drie presentatoren aan te pas kwamen: een man van de Luchtmacht-, een man van de Marine- en een man van de Legervoorlichtingsdienst. Daarna lieten de luchtmacht en de marine wegens personeelsgebrek verstek gaan en bleef Hans van der Putten als enige vertegenwoordiger namens de landmacht over. Van de allereerste opzet was eigenlijk in die zeventien jaar tot de 500ste uitzending nauwelijks afgeweken. Die opzet was zó simpel en zó doeltreffend, dat er geen verandering in hoefde te komen. ‘Vliegende schijven’ was een licht populair muziekprogramma: plaatjes, die op verzoek werden gedraaid. Veel muziek en nauwelijks gesproken woord. En wat er dan toch gezegd werd was dat het overbrengen van een korte persoonlijke boodschap van de aanvrager aan diegenen, voor wie het plaatje bestemd was. Van der Putten voelde zich geen disc-jockey stelde hij in een interview in 1971: “Dat bén ik niet en zo heb ik me ook nooit gevoeld. Toen ik in 1954 begon, bestond dat woord, geloof ik, nog niet eens. Het lag ook niet in mijn lijn. Wat disc-jockeys doen is, zonder kritiek hoor, een geforceerde vorm van presenteren en dat toontje hoort niet thuis in een dienstbaar programma. Trouwens, deejays hebben ook de taak om hun plaatjes aan te prijzen of af te kraken. Die vorm van kritiek zal ik wel uit mijn hoofd laten, want als je kritiek hebt op een plaatje, heb je het ook op de aanvrager.” Dat een programma als ‘Vliegende Schijven’ in een behoefte voorzag werd bewezen in de hoge luistercijfers en de enorme stroom van aanvragen, die het service verlenen van de programmamakers van ‘Vliegende Schijven’ een flinke achterstand bezorgde. In de maand juni 1971, diende aan de verzoeken die in de maand februari en maart waren binnengekomen nog te worden voldaan. Het programma werd destijds iedere veertien dagen geprogrammeerd en Van der Putten was vooraf van de uitzending een dag lang met de voorbereidingen bezig. ‘Vliegende Schijven’ een programma dat je in deze tijd van snelle communicatiemogelijkheden niet meer voor mogelijk acht. Met ingang van het radioseizoen 1971/1972 was het programma verdwenen uit de uitzendschema’s. Hans Knot, 13 januari 2016
  14. Ook in deze vakantie periode zal er af en toe een radiocolumn verschijnen, echter met een mindere omloop als U normaal gewend bent. De laatste weken verschijnen, zowel in de kranten als in de sociale media, tal van berichten over nieuwe radiostations die een licentie van de overheid hebben gekregen om op laag vermogen uitzendingen te mogen verzorgen. Doel daarbij is meer Nederlanders de kans te geven radio te maken zonder dat men in de problemen komt met de overheid. Opmerkelijk daarbij is dat vooral de AM geschikt is gemaakt, immers wordt er door de publieke omroep geen gebruik meer gemaakt van deze uitzendband. Allerlei projectjes worden opgestart, waarbij Radio Atlantis in Leeuwarden vooral aan de bel trok bij de media en ook heel veel aandacht kreeg omdat men als eerste op deze manier actief was op de radio. Al in een zeer vroeg stadium was men begonnen aan de inrichting van een studio en kon men vrij snel na het verkrijgen van de licentie van start gaan via de 1395 AM. Een frequentie voorheen in Friesland ondermeer in gebruik door Radio Waddenzee. Een ander gebruik van deze mini licenties is er één om met een knipoog naar te luisteren. De aanvrager van de frequentie 1485 heeft ook de bevestiging al een tijdje in huis en heeft de zender geactiveerd in Amsterdam. Op de sociale media komt een transistorradio op foto voorbij, waarbij het signaal wordt verklaard: 24 uur per etmaal is de Vogeltjesdans te beluisteren. Nu zijn er wereldwijd wel 370 versies opgenomen maar de vraag is of de eigenaar van het station, Herbert Visser, niet beter had kunnen kiezen voor songs waarin het woord ‘vis’, in welke taal dan ook, voorkwam. Mijn gedachten gingen trouwens terug naar de jaren negentig van de vorige eeuw en een soortgelijke opkomst van radiostations in de Verenigde Staten van Amerika. Free Radio Berkeley was ook een dergelijk station en werd op 11 april 1993 opgericht als een "Free Speech"-radiostation. Vanaf het eerste begin was men 24 uur per etmaal en 7 dagen per week in de lucht geweest op 104.1 FM met 50 Watt. Het station beschouwde zichzelf als het medium met het alternatieve geluid voor Berkeley en Oakland en omstreken. Het grote nadeel was dat men geen officiële vergunning had, vergeleken met de huidige laagvermogen stations, die in Nederland de kop op steken. Het was een van de meer bekende stations in zijn soort en daarmee ook een geschikt doelwit van de Federal Communications Commission. Eind 1997 werd een aantal microstations door de FCC uit de lucht gehaald. Maar Free Radio Berkeley wist nog langdurig stand te houden, zelfs tot voor de rechtbank. Maar in 1999 viel dan ook het doek voor Free Radio Berkeley. Stephen Dunifer, die in Amerika ook wel de "Johnny Appleseed" van de micropower-zenderbeweging wordt genoemd, was de oprichter van Free Radio Berkeley. Hij was bovendien elektronisch ingenieur en hij bracht via zijn organisatie ook nieuwe, goedkope apparatuur en bruikbare informatie aan de man. In juni 1999 jaar werd zijn station Free Radio Berkeley door middel van een gerechtelijk dwangbevel gedwongen de uitzendingen te staken. Met doorgaan riskeerde Stephen een fikse gevangenisstraf. "Daarvoor ben ik te oud", zei hij en haalde zijn station uit de ether. Om het station te steunen vond er vervolgens een wel heel bijzondere actie plaats. Eind november 1998 hebben vervolgens twee advocaten het gevecht voor de vrije meningsuiting geopend vanuit een hoge boom in het Willard Park in Central Berkeley. Onder de nickname "Birdman" en "Sparrow" begonnen de twee aan een lange uitzending van het illegale radiostation Tree Radio Berkeley. Gedurende de uitzendingen, die meer dan een week duurden, kreeg men enorme ondersteuning van het normale presentatieteam van het station, dat de advocaten van programma-items voorzagen. Hulptroepen hebben de beide heren regelmatig voorzien van voedsel en drinken maar ook natuurlijk van batterijen om de apparatuur te kunnen laten draaien. Het station, dat op zeer laag vermogen vanuit de bomen heeft uitgezonden, was opgericht om de lokale inwoners van Berkeley erop te wijzen dat de FCC destijds nog steeds microstations met geweld uit de ether haalde. Ook was men ontevreden over het regeringsapparaat dat destijds nog steeds geen besluit had genomen over het eventueel legaal toelaten van microstations in de ether. Tree Radio Berkeley bleef in de lucht van 23 november tot 4 december 1998. De DJ's werden twee keer gewisseld. Wie meer wil weten over de "micropower broadcasting movement" kan daarvoor terecht bij het boek dat Stephen Dunifer samen met Ron Sakolsky publiceerde. De titel luidt toepasselijk Seizing the Airwaves: https://www.akpress.org/seizingtheairwaves.html. Of download het boek gratis: https://monoskop.org/images/d/d2/Sakolsky_Ron_Dunifer_Stephen_eds_Seizing_the_Airwaves_A_Free_Radio_Handbook.pdf Begin februari 1999 kwam het bericht dat de FCC zou overgaan tot het legaliseren van de zogeheten microstations. Nog datzelfde jaar werd een aanvang genomen met het vergeven van vergunningen voor FM-stations met een vermogen tussen de 1 en 1.000 Watt. Doel van deze vergunningen is om ‘buurtradio’ te kunnen gaan maken, maar de licenties zijn ook optimaal geschikt voor religieuze organisaties, minderheidsgroeperingen, scholen en universiteiten en kleine bedrijven. En dus worden dergelijke stappen nu ook in Nederland gemaakt. Hans Knot, 16 juli 2016
  15. Nog voordat Radio Veronica op een voor haar onwaardige manier wekenlang de dagbladpers vulde naar aanleiding van de brute aanslag op het zendschip van concurrent Radio Noordzee, was de dagbladpers uitgenodigd om een kijkje te nemen in de hitkeuken aan de Utrechtseweg in Hilversum, alwaar de studio´s van Radio Veronica sinds enkele jaren waren gevestigd. Een redelijk aantal journalisten was afgekomen op de uitnodiging van de programmaleider Rob Out om met eigen ogen te zien hoe eerlijk de wekelijkse Top 40 werd samengesteld en Out had er graag een openingswoordje tijdens de bijeenkomst op 12 februari 1971 voor over. “Vroeger werd er misschien wel geknoeid met onze top-veertig, maar tegenwoordig niet meer. ledere maandag mag je komen kijken hoe we het allemaal doen. Acht meisjes bellen dan 150 vaste handelaren en 50 anderen. De meisjes weten zelf niet eens de namen van de handelaren die ze bellen. Dat hebben we zo gedaan, omdat het dan onmogelijk wordt dat de platenmaatschappijen of groepen alle adressen te weten komen en zodoende de hitparade kunnen beïnvloeden." Volgens een van de journalisten was het samenstellen van een hitparade altijd een twijfelachtige zaak geweest. Immers, wat voor invloed had de platenmaatschappij, de artiest zelf en de deejays? Volgens Out was bij Veronica die invloed destijds in 1971 erg klein te noemen. Het samenstellen van de top-veertig gebeurde volgens hem op een zeer discrete manier. Ledere week werden er in totaal 200 platenzaken gebeld om hun top vijftien door te geven. De nummers één van zo’n top vijftien kregen vijftien punten toegewezen, de nummers twee veertien punten, de nummers drie dertien punten, enz.. De plaat die vervolgens de meeste punten kreeg stond nummer één op de top-veertig van het daarop volgende weekend en was als zodanig te horen in de wekelijkse uitzending van de Top 40, die via de 192 meter van Radio Veronica was te beluisteren. Toch was er volgens Out er een kleine vorm van manipulatie te bemerken: “Om een beetje gelijk te blijven met de verkoopcijfers, die ons door de platenmaatschappijen verstrekt worden, brengen wij af en toe wel eens correcties aan. Maar over het algemeen kloppen onze gegevens wel met die van de maatschappijen." Zoals bekend was de Top 40 in gedrukte vorm iedere week op donderdag al af te halen bij de favoriete platenzaak. Op de achterkant stond wekelijks een afdruk van de nieuwe Tipparade. Deze lijst werd iedere week door de medewerkers van Radio Veronica samengesteld maar dat gebeurde niet alleen door naar de gegevens van de winkeliers te kijken. Out hierover in februari 1971: “De Tipparade heeft volgens ons ook een ‘opvoedende’ taak. Nummers die muzikaal erg goed zijn en waarvan we mogen aannemen, dat ze een hoge notering zullen halen, worden door ons op de Tipparade gezet.” Dat was best geen eenvoudige taak want iedere week verschenen destijds zoveel platen dat het luisterpubliek ze onmogelijk allemaal kon horen voordat ze een keuze tot koop gingen maken. Derhalve werden door Out en de zijnen per week gemiddeld zes nieuwe platen uitgekozen om die als eigen keuze in de Tipparade te zetten. In 1971 verscheen de gedrukte lijst in een oplage van 200.000 exemplaren en Out kondigde aan dat spoedig een uitbreiding van vier tot acht pagina’s zou komen en de oplage dan waarschijnlijk vergroot zou worden tot 300.000 exemplaren. Opmerkelijk was dat Rob Out meldde dat het gedrukte exemplaar wekelijks vrijwel in iedere platenzaak te koop was voor een bedrag van 5 luttele centen. Zelf heb ik de lijst altijd gratis uitgereikt gekregen in de zes verschillende platenzaken die ik destijds in Groningen frequenteerde. Veel van de hitparades werden destijds op dezelfde wijze samengesteld. Maar doordat er soms meer zaken in bijvoorbeeld het noorden werden gebeld voor verkoopcijfers kon de lijst enigszins qua samenstelling verschillen. Een heel andere manier van samenstellen gebruikte AVRO's Top-Pop, waarbij de luisteraars voor dit programma een lied konden aanprijzen voor notering van een plaats bij de eerste twintig. Een dergelijke manier van samenstellen bracht met zich mee, dat veel fanclubs hun leden aanspoorden zoveel mogelijk briefkaarten in te sturen. Lijsten, die op deze manier samengesteld werden, verschilden meestal zeer veel van de andere hitlijsten. Opgemerkt dient te worden, dat de meeste hits bij door het publiek samengestelde lijsten, sneller op de eerste plaats stonden dan bij andere lijsten die volgens verkoopcijfers werden voorgesteld. Amerikanen zouden in dit geval spreken van een Prediction Hit 40. Hans Knot, 17 januari 2016
  16. De volgende terugblik in de vaderlandse omroepgeschiedenis brengt ons naar het jaar 1971 toen er stakingen waren, die we eigenlijk ons heden ten dage niet meer kunnen voorstellen. Op 29 juni van dat jaar werd er een half uur durende actie gevoerd via Hilversum 2, of eigenlijk was er geen sprak van actie want de zender is toen een tijdje uit de lucht geweest. Een deel van het nieuws en de uitzending van ochtendgymnastiek kwamen te vervallen. Jan Nagel, destijds bestuurslid van Mercurius, de algemene bond waarin het meeste omroeppersoneel destijds was verenigd, sprak later die ochtend de verwachting uit dat ook de televisie last zou kunnen krijgen van de acties van Mercurius-leden, die een betere CAO voor de omroep wilden. Jan Nagel En er was die dag toch enig paniek te ontdekken want om elf uur in de ochtend kwam de uit verschillende omroepbestuurders bestaande coördinatiecommissie arbeidsvoorwaarden, onder leiding van de heer K. de Wilde – destijds personeelscommissaris van de NOS – in spoedberaad bijeen om de situatie te bespreken. Ook het bestuur van de vakgroep radio en televisie van Mercurius heeft die ochtend in het omroepkwartier in Hilversum overleg gepleegd over verder te nemen stappen. Er werden meer acties aangekondigd, zonder dat men in detail naar buiten trad. Het bleek dat direct na zeven uur in de ochtend collega's en een vakbondsbestuurder van Mercurius de dienstdoende technicus van Hilversum 2 hadden omgepraat. Hij legde het werk neer en de nieuwslezer werd daardoor onhoorbaar. Op Hilversum 1 ging het programma gewoon verder. Toen na uitzending van de Ochtendgymnastiek de AVRO het programma verder diende te verzorgen nam deze omroep meteen maatregelen. De AVRO verzorgde haar programma’s wegens een verbouwing niet vanuit de eigen studio’s, maar via die van de VARA. Daar staakte echter het omroeppersoneel, zodat de AVRO toch diende uit te wijken naar een geïmproviseerde studio. Een medewerker van het Radiojournaal gaf in de vroege ochtend enige uitleg, waarna tot half acht grammofoonmuziek werd uitgezonden, zonder verdere aankondigingen. Om half acht was de actie al afgelopen en gingen technici van Hilversum 2 weer gewoon door met het programma. Het VARA-radioprogramma ‘Een Opvallend Vrolijke Visite’ is die ochtend ook nog een half uur uitgesteld in verband met de acties. Direct na de aankondiging om elf uur werd het programma onderbroken door een mededeling dat het pas om half twaalf zou beginnen. De stilte, die toen intrad, werd na korte tijd gevuld met een Duitstalig muziekprogramma. En dat allemaal omdat Mercurius als de enige van de drie omroepbonden, de toenmalige CAO niet accepteerde. De avond ervoor werden de nieuwe CAO voorwaarden tijdens een vergadering verworpen en besloten de leden tot actie. Dat konden zowel stakingen, stiptheidsacties of prikacties betekenen. Het voornaamste punt, waarover Mercurius met de omroepleiding van mening bleef verschillen, was het onderscheid in werktijden voor radiotechnici die dezelfde werkzaamheden verrichten. Ook wenste Mercurius een extra-vakantiedag voor de lager gesalarieerden, een hogere uitkering ineens dan de toegezegde 1 procent, een herziening van het zogenaamde ‘schnabbel- en interview-artikel’ in de CAO en een nieuwe regeling voor de arbeids-onaangename uren. Bij de AVRO had men geen enkel idee hoe de acties zich verder zouden ontwikkelen. Tijdens een inderhaast bijeengeroepen stafvergadering werd de zaak besproken om te proberen tot een oplossing te komen, met name voor de televisie- uitzending van die avond. Wel zag men in de dat technici van de NOS een sleutelpositie bezaten zodat, wanneer ze de staking wensten te ondersteunen, er niets tegen kon worden gedaan en er dus geen uitzending zou gaan plaats vinden. Er waren natuurlijk meer omroepen die dezelfde dag radio- of televisie-uitzendingen hadden. Aanmerkelijk minder ongerust toonde men zich bij de KRO. Een woordvoerder zei zelfs helemaal geen moeilijkheden te verwachten: “Ons personeel is georganiseerd in de BHP en niet in Mercurius, dat de acties organiseert. En als men tot stiptheidsacties overgaat, wel, we blijven altijd binnen de vastgestelde tijden." Over de prikacties van de NOS-technici tijdens een uitzending maakte men zich echt niet bezorgd en men was ervan overtuigd dat de kijker er niets van zou gaan missen. Binnen de VPRO had men het die betreffende ochtend duidelijk moeilijk. De programmamakers voelden zich. zoals een woordvoerster het bekend maakte, echt wel solidair met de acties van Mercurius, maar men dacht toch wel met angst aan de voortgang van de programma's. “De redactie van ‘VPRO-Campus’ is inderdaad bang, dat een actie haar uitzending zal treffen, net als de regisseur. En dan is het wel moeilijk, want ze zijn allemaal wel lid van Mercurius en vinden de actie ook wel juist, maar als het gaat om een liveprogramma, waaraan je zolang in voorbereiding hebt gewerkt, is het wel andere koek. De toenmalige voorzitter van de TROS, Mr. Landré, stelde, dat als een bond tot prikstakingen besloot, de leden van die bond het morele recht hadden daaraan mee te doen. Hij vond tevens dat het evenzeer het recht van de werkgever was om daartegen gepaste maatregelen te nemen. Welke die maatregelen zouden kunnen zijn, wilde hij destijds niet nader omschrijven. Wel wilde hij duidelijk stellen, dat de omroepleiding door de acties niet in paniek was geraakt, niet van plan was de deuren dicht te gooien en altijd open stond voor een gesprek. Ook stelde hij dat de TROS het uiterste zou doen om te trachten haar verplichting tegenover de kijkers en luisteraars na te komen. Een dag later, 30 juni 1971, kwam de voorzitter van de landelijke bedrijfsgroep radio en televisie van de bond Mercurius, Jan Nagel, met een communiqué, waarin hij meedeelde dat de prikactie voorlopig beperkt bleef tot een wapenfeit. Voor die dertigste juni was er nog een prikactie en wel het 20 minuten zwijgen van het VARA-Radio Weekblad op Hilversum 2 en wel om tien over negen die ochtend. Het bestuur van Mercurius maakte bekend eerst het resultaat af te willen wachten van de vergadering van de NOS-raad van beheer. Deze raad had die dag onder meer het punt van de door Mercurius gewraakte CAO op de agenda staan. De actie van een dag eerder, zo bleek uit de dagbladpers, had in omroepkringen nogal enige beroering te weeg gebracht. Wibo van der Linden, van de gefrustreerde Televizier-uitzending, wilde in die avond desgevraagd geen commentaar geven. Met grote vaart reed hij woest van het NOS-parkeerterrein. De actie had hem danig dwars gezeten. Joop van Zijl, een van de bestuursleden van de bedrijfsgroep, verklaarde later: “Ik kan me die boosheid best voorstellen. Die mensen werken aan hun programma of film en dan gaat het plotseling niet door." Hij voegde daaraan toe dat hij die middag in Den Haag zelf allerlei interviews had opgenomen, maar er niet eens voor kon instaan dat ze wel werden uitgezonden. Het omroeppersoneel, dat daadwerkelijk aan de actie meedeed, zou daar van de zijde van de omroepleiding geen nare gevolgen van ondervinden. Hoge omroepfunctionarissen hadden bij enkele betrokkenen wel geïnformeerd of ze werkelijk lid waren van Mercurius. Bij een bevestigend antwoord, bemoeide de leiding zich er verder niet mee. Nadat de radio op 29 juni overdag enkele malen de dupe was geworden van de prikacties van de bedrijfsgroep radio en t.v. van de NVV-bond Mercurius. had ook de televisiekijker in de avonduren die dag ervaren dat het de omroepmedewerkers van deze bond menens was. Eerst moest de KRO-uitzending van de wielerronde in het Utrechtse stadion Galgenwaard op Nederland 1 het ontgelden, daarna kreeg de redactie van AVRO’s Televizier op Nederland 2 geen kans zijn programma op de kijkers over te brengen. VARA-voorzitter André H. Kloos, eerder voorzitter van het NVV, liet weten, dat hij het niet eens was met de prikacties. De verlangens van Mercurius ten aanzien van de omroep-CAO achtte hij niet gerechtvaardigd. Hij hoopte dat deze acties niet tot resultaten zouden leiden. Hij wees er ook op dat de omroep de grootste moeite had om rond te komen. Er waren eenmaal grenzen aan de loonbedragen, die men kon uittrekken. Hij zag in het geschil tussen de omroepleiding en de bond Mercurius meer een prestigekwestie. Uit reconstructie van de berichtgeving van destijds blijkt dat tijdens de eerste avond van de prikacties de kijkers overigens nauwelijks hadden gereageerd. De meeste telefoontjes die bij de KRO binnenkwamen hadden betrekking op de vraag wanneer het gestoorde programma dan wél uitgezonden zou worden. Ger Lugtenburg, toenmalig programma chef van de AVRO-televisie, bevond zich die avond na de uitzending van Televizier in een van de zeer rumoerige hallen van het NOS-complex aan de Hilversumse Insulindelaan. Hij zei de actie ten zeerste af te keuren. Volgens hem hadden de prikacties van de bedrijfsgroep flinke financiële gevolgen voor de omroep. Preventiemaatregelen waren volgens hem niet of nauwelijks mogelijk. De technici waren de enige enthousiaste aanwezigen in de hal. Zij meenden dat de actie op alle fronten geslaagd was. Chef-cameraman Joop Enkelaar was voor hen de held van de avond. Hij was namelijk degene die de camera bediende tijdens de mislukte Televizier-uitzending. Weer een dag later, op 2 juli 1971, maakte een woordvoerder, namens Mercurius, bekend dat er geen acties meer zouden worden gevoerd en na 1 oktober van dat jaar zou worden bekeken of er nog enige vorm van protest noodzakelijk zou zijn. Nederland kon in ieder geval gerust zijn daar in de daarop volgende zomermaanden de televisie en radio zonder problemen te kijken en te beluisteren zou zijn. Hans Knot, 23 januari 2016
  17. Een van de mooiste ontspanningen is het lezen van een boek en tegelijkertijd muziek op de achtergrond te hebben. Aangezien ik al decennia verzamelaar ben van muziek is het moeilijk een keuze te maken wat weer eens te draaien en dus heb ik me een groot aantal jaren geleden aangeleerd om in 90% van de keuzegevallen te kiezen voor muziek met de ogen dicht. Dit betekent dat ik niet ga zoeken naar speciale muziek of artiesten maar een groot aantal cd’s uit de collectie trek, die in de daarop volgende weken te horen is. Op die manier kunnen er verrassende dingen tevoorschijn komen waarbij ook weer andere herinneringen de revue passeren. Zo bleek recentelijk toen er een prachtige verzamel-cd tussen de gekozen muziek zat van een Britse zanger die al tegen het eind van de jaren vijftig van de vorige eeuw actief was terwijl hij, meer dan een halve eeuw later, nog in de opnamestudio’s wordt gesignaleerd. Het grote nadeel is dat hij al vele jaren wordt geboycot op de radio omdat hij te oud zou zijn. Gelukkig heeft hij een zo grote schare aan, vooral vrouwelijke, fans dat live optredens zeker nog winstgevend zijn. Mijn gedachten gingen niet alleen naar de Britse zanger en zijn warme en succesvolle loopbaan maar ook naar de vele fanclubs die er in de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw waren. In de muziekbladen als Muziek Parade, Muziek Expres en Teenbeat werden speciale annonces opgenomen waarin fanclubs zich konden bekend maken aan het lezerspubliek als wel de lezers op te roepen lid te worden van de speciale fanclub. Vergelijk het met de vele facebook pagina’s die er nu zijn te vinden over artiesten. Een ieder die daarbij is aangemeld kan zijn of haar mening kwijt, wat eigenlijk vroeger met de fanclubs ook het geval was. Het waren destijds trouwens niet alleen de muziekbladen die de fanclubs een steuntje in de rug gaven maar ook bepaalde, commerciële, radiostations wisten de artiesten breed te ondersteunen. Zelf haastte ik me, nadat dagelijks de lessen waren afgelopen op de middelbare school, naar huis, zodat ik nog een deel van ‘The Five by Four Show’ kon beluisteren, die op Radio City werd uitgezonden. Zowel de muziek van The Beatles als die van The Rolling Stones kregen aandacht in dit programma. Op zich uniek te noemen daar ze twee totaal verschillende groepen fans naar Radio City trokken. Immers was je in die tijd fan van de Rolling Stones of van The Beatles. Op Radio Veronica, destijds vanuit internationale wateren haar programma´s uitzendend, was er voor beide groepen ook aandacht maar dan in gescheiden programma´s. Een andere artiest die veel aandacht kreeg via Radio Veronica was de zanger die ik eerder bedoelde, Cliff Richard. In de periode tussen 1963 en 1968 werd de Cliff Richard Show wekelijks op maandagavond om 19:15 uitgezonden, waarbij vooral de toen nog bij het station in dienst zijnde Cees van Zijtveld de ´shows rond Cliff Richard en zijn begeleidingsgroep The Shadows, presenteerde. Op zoek in mijn archief vond ik een aantal documenten terug die betrekking hebben op de speciale Cliff Richard shows destijds op Radio Veronica. Zo was er een artikeltje te vinden in het blad ´Dynamite´ van de fanclub betreffende het stopzetten van het programma via de ´192´ en de ontevredenheid daarover. Tevens een lijstje met titels van nummers van Cliff Richard, die in de maand november 1965 werden gedraaid in de speciale programma´s op Radio Veronica. Om het allemaal een beetje in het sentimentele te trekken is het vandaag de dag dat ik deze herinnering schrijf, 22 januari 2016, een halve eeuw geleden dat het prachtige ´Wind me up, let me go´ voor het eerst genoteerd stond in de Top 40 van Radio Veronica, een nummer dat trouwens niet hoger zou komen dat de 36ste plaats. Tot slot kan worden gemeld dat The Cliff Richard Show in het blad Teenbeat in 1966 werd uitgeroepen tot het populairste fanclub programma. Maar dat kan natuurlijk van invloed zijn geweest door het massaal insturen van briefkaarten door leden van dezelfde fanclub. Hans Knot, 30 januari 2016
  18. Recentelijk was ik in mijn archief aan het zoeken naar een aantal berichten uit maart 1968 toen mijn oog ook viel op aantekeningen betreffende de toen geplande veranderingen binnen de RONO. In die tijd waren er maar een paar regionale radiostations actief waaronder de RONO, wat stond voor Regionale Omroep Noord en Oost. Een situatie die je heden ten dage niet meer kunt voorstellen. Een korte historische terugblik. De hoofdstudio van de RONO was gevestigd aan het Martinikerkhof te Groningen terwijl er ook studio’s waren in Leeuwarden en Enschede. In Leeuwarden was in 1966 een nieuwe studio geplaatst die echter in de daarop volgende twee jaren nauwelijks werd gebruikt. Morrend was daar wel het nodige commentaar op geweest maar er zou spoedig verandering in komen doordat er besloten werd de redactie van het Friese programma, tot op dat moment nog actief vanuit Groningen, zou gaan verhuizen van het gebouw aan de Prinsenhof in Groningen naar het gebouw aan de Prinsentuin in Leeuwarden. Begin maart 1968 werd de laatste hand gelegd aan de inrichting van de toen nieuwe kantoorruimten die gevestigd waren boven het voor die tijd zeer goed uitgeruste radiostudio. Al veel eerder waren er plannen voor het stichten van een eigen studio voor de regionale omroep in Friesland. Al in 1957 waren vertegenwoordigers van de ‘Kuktuerried’ (Cultuurraad), van de gemeente Leeuwarden en de Nederlandse Radio Unie in besprekingen om te komen tot het stichten van een eigen radiostudio in de Friese hoofdstad. Twee jaar later sprak de leiding van de Nederlandse Radio Unie (NRU) zich uit tot bereidheid ter ondersteuning en financiering, mitst de gemeente Leeuwarden een goede locatie zou vinden. Wel diende de te bouwen studio dan de naamgeving ‘hulpstudio’ te krijgen waarbij de studio in Groningen de belangrijkste zou blijven binnen de RONO. Studio RONO Prinsenhof Groningen 1972 (Collectie Paul Snoek) Ruimte werd dus gevonden in de Prinsentuinschool. Van hieruit werd vervolgens vanaf medio 1966 een deel van het Friese aandeel verzorgd in de programma's van de Regionale Omroep Noord en Oost. In 1968 kreeg de studio meer ruimte en een modernere uitrusting. Het zou vervolgens tot 21 november 1977 duren alvorens er een afscheiding kwam en voor het eerst de naam 'Radio Fryslân' door de ether klonk. In 1988 veranderde de naam Radio Fryslân in Omrop Fryslân. Naast radio wordt er sindsdien ook televisie gemaakt. In 1999 verhuisde de Omroep naar een nieuw gebouw aan de Zuiderkruisweg op een industrieterrein in Leeuwarden, van waaruit men nog steeds actief is. In 1965 werd de renovatie van de studio van de RONO in Enschede voltooid, waarover ik eerder uitgebreid meldde in een artikel op Mediapages. In maart 1968 werd tevens bekend dat voor de bediening van de studio in Enschede spoedig een eigen technicus zou worden aangesteld. Tot op dat moment werd er steeds gebruik gemaakt van één van de drie technici vanuit Groningen, die dus veel onnodig heen en weer reisde en zijn tijd verdeelde tussen Groningen, Leeuwarden en Enschede. De verwachting was dan ook, zodra een nieuwe technicus was aangesteld voor alleen de activiteiten in Enschede, het anderhalf jaar eerder stopgezette programma gericht op Oost Nederland, hervat zou gaan worden. Het Oost-programma omvatte destijds de provincies Overijssel en Gelderland. Ook werd besloten dat er twee journalisten zouden worden ingezet, die tevens gestationeerd werden in Overijssel. Zoals al gesteld een situatie mogelijk in 1968 maar die je nu voor onmogelijk houdt. Tenslotte, wat betreft de RONO, verwijs ik U naar een aantal fotopagina’s, dat ik samenstelde naar aanleiding van de verbouwing van het studiocomplex aan het Prinsenhof in Groningen in het begin van de jaren zeventig van de vorige eeuw; foto’s uit de collectie van oud NRU medewerker Paul Snoek. Hans Knot, 29 februari 2016
  19. Via de radio, de kabel, internet en andere ontvangstmogelijkheden zijn er vanuit ons land bijna ontelbare radiostations, groot en klein, te beluisteren. Dat is natuurlijk wel eens geheel anders geweest. Lokale radio bijvoorbeeld was pas vanaf 1984 mogelijk, waarbij het niet eens direct toegestaan was om reclame in de uitzendingen te brengen. Reclame die heden ten dage tot vervelens toe het luisteren naar radioprogramma’s kan verzieken. Hoe anders was het zo’n 48 jaar geleden toen bekend werd dat op de Nederlandse radio reclame zou worden ingevoerd. Laten we eens terug gaan naar de maand 1968 toen er meer bekend werd omtrent de invoering van de reclame. Hilversum 1, 2 en 3 waren de enige radiostations die dagelijks langdurig waren te ontvangen, terwijl de televisie ons alleen Nederland 1 en Nederland 2 bracht. Met ingang van 1 maart van dat jaar gingen de drie Hilversumse radiostations per net 26 minuten per etmaal aan reclame brengen en wel verdeeld over 26 blokken voor en na de dertien nieuwsuitzendingen die waren geprogrammeerd. Ja, inderdaad blokken met een lengte van 1 minuut maximaal. Wel werd bekend gemaakt dat mocht de ontwikkeling dit wenselijk maken de mogelijkheid er was uitbreiding tot 48 minuten door te voeren. Dat was het maximale dat vanuit het ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk werk in het eerste experimentele jaar was toegestaan. Aanvankelijk was men in reclamekringen nogal sceptisch gestemd over de mogelijkheden van de invoering van legale radioreclame. Gesteld werd dat de reclamebureaus geen fabrikant zo gek zouden krijgen zijn dure geld te steken in advertenties, die uitsluitend rond het nieuws zouden kunnen worden uitgezonden. Men heeft dan ook bij herhaling naar voren gebracht dat reclame op de radio impulsief zou worden gebracht, te midden van de lichte muziek. In het achterhoofd dacht men daarbij ook aan zogenaamde gesponsorde programma's, waarbij de uitzendingen van Radio Veronica als voorbeeld werden gegeven. Immers, dit station, destijds actief vanaf internationale wateren, had zowel losse reclamespots in haar programma’s als de zogenaamde gesponsorde programma’s. Deze hadden meestal een lengte van 15 minuten waarin alleen ruimte was voor reclame van de bepalende en dus betalende sponsor. De minister van CRM en de leden van de Tweede Kamer wilden daar echter niets van horen. Als tweede redenen om de legale reclame te boycotten noemde men de tarieven, die volgens de reclamebureaus in geen enkele verhouding stonden tot die van Radio Luxembourg en Radio Veronica. De prijzen voor reclame op Hilversum 1 en 2 werden voor de ochtenduitzendingen bepaald op 45 gulden per seconde, 's middags en 's avonds op 60 gulden per seconde. Voor Hilversum 3 lag het tarief in het begin, vreemd genoeg, slechts op 15 gulden per seconde. Toch hebben de belangrijkste bureaus in de reclamewereld eieren voor hun geld gekozen. In november 1967 was niet een op de tien reclamebureaus voorstander van de invoering van radioreclame. In februari 1968 bleek echter dat er een totale andere meningsvorming was gekomen. Informatie vanuit de burelen van de STER (Stichting Ether Reclame) in Haarlem liet zien dat de dagelijkse reclamezendtijd op de Hilversumse radiostation al bijna was volgeboekt. Op Hilversum 1 en 2 had men voor sommige maanden zelfs meer vraag dan aanbod. Veelal betrof het grote bedrijven en instellingen, die reclamezendtijd hadden geboekt, terwijl er bijna geen een adverteerder zich beperkte tot het minimum van 10 seconden per spot. Dikwijls ging het om reclame spots van 20 tot soms zelfs 50 seconden in lengte. De reclamezendtijd werd door hetzelfde wijsje ingeluid als destijds reeds enige tijd via de televisie gebeurde. Ook de verwachting dat het bedrijfsleven, gezien de gegeven mogelijkheden, vrijwel uitsluitend interesse zou hebben in het muziekstation Hilversum 3 was niet uitgekomen. Integendeel, de grote vraag betrof het kopen van reclamezendtijd via Hilversum 1 en 2. Een van de redenen hiervoor was waarschijnlijk de scherpe concurrentie van Radio Veronica. Immers, veel fabrikanten hadden belang bij de teenager consumptiemarkt en onderzoek had uitgewezen dat deze groep van potentiële kopers voor het grootste deel naar Radio Veronica luisterde. Toch had men, wat die concurrentie betrof, niet altijd gelijk. De luisterdichtheid van Hilversum 3 lag in die tijd rond de dagelijkse nieuwsuitzendingen aanzienlijk hoger dan die bij Veronica. Daarnaast bereikte men veel meer mensen als men gecombineerd over alle drie de Hilversumse radionetten de reclamespots liet horen dan via Radio Veronica, waardoor de duurdere reclamezendtijd indirect dus goedkoper werd. Verwacht werd in februari 1968 dat de totale opbrengst van de radioreclame in de rest van dat jaar ongeveer 8 miljoen gulden zou gaan bedragen. Betreffende de lange weg te komen tot reclame via de televisie (2 januari 1967) en de radio (1 maart 1968) verwijs ik U gaarne naar een uitgebreid essay dat ik er over schreef in het jaar 2000: http://www.icce.rug.nl/~soundscapes/VOLUME03/Rumoer_om_reclame.shtml Hans Knot, 20 februari 2016
  20. de redactie

    Hans Knot: Petroleumradio

    Het zijn van die hele kleine berichtjes die soms de aandacht trekken bij het doorbladeren van oude kranten zoals het ook gebeurde met één van dergelijke artikeltjes in een krant van 9 september 1961. Het berichtte over de mogelijkheden in het technisch nog niet zo ver ontwikkelde Zuid-Afrika. Radio beluisteren was niet voor een ieder weggelegd en ook de komst van televisie was bij lange na niet overwogen. Radio beluisteren in die streken van het land, waar normale elektriciteit-verspreiding niet tot de normen behoorde, was op dat moment nog niet mogelijk. Uitzonderingen waren schaars en dan betroffen het zeer zeker alleen rijke mensen die zich het bezit van een duur radiotoestel konden permitteren en het geld hadden peperdure batterijen te kunnen kopen wanneer ze ook nog de beschikking hadden over een transistorradio. In het bericht werd melding gemaakt van het gebruik van een ouderwetse petroleumlamp om deze aan te sluiten op een radiotoestel waardoor een prima ontvangst van de binnenlandse radiostation mogelijk werd. Met trots werd er gemeld dat de petroleum-radio de jongste Zuid-Afrikaanse uitvinding was, die op de markt gebracht werd voor landsbewoners, die geen geld voor batterijen hadden en goedkoper van petroleum gebruik konden maken. Het petroleumlampje behoefde niet bepaald op of naast de radio te staan, wanneer de radio speelde. Onmiddellijk nadat de vlam van het petroleumtoestel aangestoken was, ging de radio in werking. Tevens werd gemeld dat door ontsteking van het vlammetje er ook voldoende energie aanwezig was om een platenspeler draaiende te houden. Wel dient daarbij gemeld te worden dat de tank, behorende bij de petroleumlamp, een inhoud had van 8 liter. Daarmee was het mogelijk voor bezitters de radio 180 uur draaiende te houden. Lang niet alle radiotoestellen waren voorbestemd om op die manier draaiende te houden. Slechts de kleinere transistorradiotoestellen, die op beperkte schaal in Zuid-Afrika op de markt waren gekomen, konden worden geactiveerd. Er werd namelijk een elektrische stroom opgewekt van 14 volt, waarvan 8 voor de radio en 6 voor een eventuele platenspeler. Aangenomen mag worden dat men in groepsverband luisterde. De uitvinding was niet helemaal een Zuid-Afrikaanse want de grondbeginselen had men van een Russisch principe. Het lampje had vinnen die als koelers werkten. Achter deze koelers bevonden zich cellen die, wanneer ze door de vlam verhit werden en door de vinnen afgekoeld, de elektrische stroom afgaven, waardoor het radiotoestel werd geactiveerd. Speuren naar een afbeelding bracht geen resultaat, wel werd me duidelijk dat heden ten dage er een petroleumlamp te koop is, waaronder een radio is bevestigd. Hans Knot, 7 februari 2016
  21. Een verborgen radioschat is in Duitsland naar buiten gebracht. De WDR heeft namelijk een schat aan klokkenopnamen uit haar archief openbaar gemaakt. De verzameling van ontelbare opnamen is de laatste 45 jaar opgebouwd. Het archief, ‘Glockenpforte’ is recentelijk geopend als onderdeel van het religieuze aanbod op de internetpagina’s van de WDR. Sinds 1945 zendt de WDR op zondagen en ook op feestdagen religieuze bijeenkomsten uit, die worden verzorgd uit kerken in Nordrhein Westfalen en Noord Duitsland. Alle uitzendingen worden ingeluid met klokkengeschal van de kerk waarvan uit het programma plaats vindt. Sinds het einde van de jaren zestig worden al die programma’s opgenomen op geluidsband en vervolgens gearchiveerd. Uiteraard werd later omgeschakeld op archivering op cd en nog weer later op externe schijven. Voorlopig ziet men bij de WDR de ‘Glockenpforte’ nog als een bouwterrein. Zo zijn er al vele ‘klokken’ te beluisteren maar ontbreekt nog de nodige achtergrondinformatie betreffende de kerk waartoe ze behoren. Ook ontbreken de nodige foto’s of ander beeldmateriaal. Daarom roept de WDR, via de religieredactie, haar luisteraars, de bezoekers van de site en liefhebbers van het klokkenspel op mee te helpen aan verdere invulling van de site en de nodige informatie en foto’s aan te leveren. Op de website bevindt zich al een ‘poort’ die toegang geeft tot een aanbod aan klokken uit de grote steden van het land. Men gaat ervan uit dat door de samenwerking met het publiek het aanbod op een natuurlijke manier zal groeien en spoedig ook de klokken uit kleinere plaatsen zijn te zien en te horen via religion.wdr.de Hans Knot, 5 maart 2016
  22. Top of Flop was vroeger, in de jaren zestig van de vorige eeuw, op de televisie in presentatie van Herman Stok het populairste programma voor de jeugd en de VARA scoorde dubbel want ook het programma ‘Tijd voor Teenagers’ was het meest populaire programma op de radio, waarmee in populariteit Arbeidsvitaminen was gepasseerd. Het programma ‘Tijd voor teenagers’ was in handen van Dick Duster, wiens echte naam Dick van ’t Sant was. Dick was van origine in dienst bij de NRU en later bij de VARA als medewerker bij de hoorspelkern. Op een bepaald moment, eind jaren vijftig, werd hij gevraagd een stemtest te doen en voordat hij het wist was een nieuw programma, ‘Tijd voor Teenagers’, geboren met hem als presentator. Op 11 september 1959 werd door de VARA de allereerste aflevering van ‘Tijd Voor Teenagers’ uitgezonden. De eerste plaat die werd gedraaid was de versie van ‘Kansas City’ van Pim Maas. In oktober 1963 verliet Dick van ’t Sant de VARA om in dienst bij de NCRV te treden als televisieregisseur. Herman Stok nam vervolgens de presentatie over. Co de Kloet sr. was de bekende producer van Tijd Voor Teenagers. Maar terug naar Dick Duster. Hij creëerde op de radio zijn eigen stijl waarbij vooral informatie over de gedraaide artiesten belangrijk was en als gevolg van het directe succes ook andere omroepen besloten jonge medewerkers uit hun hoorspelkringen weg te halen om programma’s te gaan presenteren. 27 juli 1932 werd Dick in Bloemendaal geboren. Zijn vader werkte bij de Nederlandse Spoorwegen en werd ettelijke malen overgeplaatst, waardoor verhuizingen vaak voor kwamen. In het midden van de jaren vijftig kwam hij terecht in Bilthoven, onder de rook van het Hilversumse. En plots was daar dus de stemtest Was Nederland verbaasd van het nieuwe programma? Binnen de VARA zelf toch wel een beetje want bijna iedereen keek verstoord op toen jeugdchef Joop Söhne het idee in de programmavergadering lanceerde voor het nieuwe programma. De producer Co de Kloet jaren later over zijn troetelkindje ‘Tijd voor Teenagers’: “Ik ben daar overigens niet bij geweest want de programmavergadering was een bijeenkomst van afdelingschefs en hogere bazen. Zij beslisten gezamenlijk over het halfjaarlijkse radioschema. De leiders van de muziekafdeling spuugden vuur en wilden niets van het voorstel — te ordinair voor woorden — weten. Anderen vielen deze liefhebbers van operette en orgelspel bij en het idee leek kansloos. Ary van Nierop, Hoofd van de Afdeling Gesproken Woord van de VARA kwam uiteindelijk met de pakkende titel van het programma. Doel was niet het klakkeloos draaien van platen maar ook kritisch zijn en regelmatig wijzen op bedenkelijke muzikale peilen en wangedrocht moest worden geweerd. Daarnaast was een educatief element zondermeer gewenst.’ Dick Duster herinnerde zich in 2001: “Het programma werd eerst uitgezonden op vrijdagmiddag en zou een half uur gaan duren. Voor de eerste uitzending was niet meer dan een paar uur voorbereiding beschikbaar. Na lang zoeken en luisteren koos ik voor de tune het begin van het nummer ‘Secret Love’ in de uitvoering van Catarina Valente. Voordat ze inzette werd er afgeteld met zo'n metalen raketstem. Five... four... three... two ... We monteerden er de kreet ‘Tijd voor Teenagers’ er achteraan.” De dertig minuten werden al ras uitgebreid tot vijftig en in de lente en zomer werd het op de zaterdagmiddag gebracht, terwijl het in de andere seizoenen – om onbegrijpelijke redenen – op de vrijdagmiddag werd gebracht. Hoewel dit weer te maken zal hebben gehad met de zendtijdtoewijzing aan de diverse omroepen. Terugkijkend op de programma’s van voor de tijd van ‘Tijd voor Teenagers’ kun je snel bedenken dat echte muziek voor de teenagers er niet was. We werden zoet gehouden met ‘kwijl muziek’, gesproken woord, klassieke deuntjes en jazzplaten. Hoofdzakelijk werd vernederend gesproken over de muziek die de babyboomers het liefste hoorden en over grote Amerikaanse sterren als Elvis Presley en Bill Haley werd door vele ouders minachtend gesproken. De uitweg was voor velen af te stemmen, het liefst onder de dekens, op het geluid van Radio Luxembourg. Daar werden de platen van en voor de leeftijdsgenoten wel gedraaid. Alleen, en dat beseften we ons toen niet echt, waren ze te kort om er echt volop van te kunnen genieten. Platenmaatschappijen kochten hun eigen kwartiertje of half uur zendtijd en daarin moest zoveel mogelijk nieuw materiaal voorbij komen, het liefst avond aan avond in de herhaling. En wat was de herinnering van Dick Duster aan het eerste programma? “Na de eerste uitzending, een directe, hadden we allemaal hoofdpijn en dienstdoende technicus Hagen Niehaus slaakte een zucht van verlichting toen het programma voorbij was. En ik was natuurlijk gloeiend benieuwd of er reacties zouden komen. Wel ze kwamen, bij stromen. Brieven, briefkaarten en telefoontjes. Uit alle delen van het land, uit dorpen en steden. En na de eerste uitzending wisten we het wel dat ‘Tijd voor Teenagers’ het enthousiasme van de mensen, waarvoor het programma bestemd was, hadden opgewekt en gelukkig is dat enthousiasme gebleven gedurende de drie jaren dat ik het zelf presenteerde en in de jaren van Herman Stok na die tijd.” Ook de eerdere tegenstanders van de tienermuziek zijn door het nieuwsgierig en vooral stiekem luisteren fan geworden van het programma. Ze zijn, hoewel langzaam, duidelijk tot andere gedachten gekomen. Duster: “We draaiden voornamelijk nieuwe platen om de teenagers vooral de nieuwe muziek uit bijvoorbeeld Amerika te laten horen.” Geheel expliciet was hij in een ander interview waarin hij stelde dat men zou kunnen stellen dat de teenagermuziek door het programma vooral volwassen was geworden. Bovendien had het invloed gewonnen want naast de teenagers luisterden voorzichtig ook de ouders mee, die de stroom van teenagermuziek eerder als het ware haatten. “De ontwikkeling is snel gegaan. Vele elementen uit het eerste begin zijn verdwenen en andere hebben zich op het gehele terrein van de lichte muziek ingevoegd. Het ‘wilde’ is er af. De ongeschoolde stemmen van de eind jaren vijftig zijn in de vergetelheid verdwenen. De jongens en meisjes van 16,17 jaar, die één keer een hit konden maken, lukte dat nooit weer. Maar er waren ook de componisten en tekstdichters die de teenagermuziek op een hoger niveau hebben getild.” Dieper ingaand op de kleine successen en de eerste directe acceptatie van zo maar weer een tienerster wilde Duster wel wat zeggen: : Eerst was alle mooi! Neem nu de zanger Fabian, die jongen die niet zingen kan maar er wel erg mooi uitzag. In de USA werd hij een grote ster. In Nederland maakten allerlei dubieuze rock and roll bandjes snel furore maar de lol was er betrekkelijk snel af. De toenmalige teenagers wilden teenager muziek horen en niet iets wat er een beetje op leek. Elvis Presley gaf het goede voorbeeld door na zijn diensttijd van de ruige rock and roll over te stappen op de betere muziek. Hij had het goed bekeken en spoedig zou het goede talent hem volgen en tegelijk de beperkingen van de toenmalige rock and roll komen te vervallen.” En natuurlijk doordat de artiesten meer en meer in tienerprogramma’s op de diverse radiostations en omroepen waren te beluisteren kreeg men ook meer kans om te worden gevraagd via het toen redelijke nieuwe medium van televisie hun songs te vertolken. Niet iedereen bracht het er echter goed van af want kritiek, zo wist Duster, moest er zeker ook zijn: “Ik heb in de periode dat ik ‘Tijd voor Teenagers’ presenteerde een song finaal afgekraakt en dit leverde altijd weer tegenreactie van het publiek. Luisteraars konden heel erg boos worden en brieven sturen met teksten als ‘bemoei je er niet mee’ of ‘we maken zelf wel uit wat we mooi vinden’. Gelukkig waren daar tegenoverstaand altijd weer de positieve reacties van teenagers die het roerend met me eens waren. Zo heb ik ooit eens een uitgebreide kritiek geuit op een Nederlandse groep die de klassieke thema’s verrockte, hetgeen een gebrek was aan eigen idee en creativiteit. Ik kreeg veel bijval en gelukkig is die plaat nooit een hit geworden. In de begin jaren zestig was er ook een groot hoos aan Duitstalige zangers en zangeressen die bij veelvoud de Nederlandse hitlijsten beklommen en als er dan weer een nieuwe single uitkwam en een song die erop stond mij niet beviel, zei ik dat gewoon. Ik heb bijvoorbeeld eens in een programma gemeld dat Freddy Quinn me zo mierzoet overkwam en vervolgens een woordvoerder van de anti Freddy Fanclub uitgenodigd. Tientallen boze brieven maar ook de oprichting van de anti Rex Gildo Fanclub had die uitzending tot gevolg.” Zo maar een korte terugblik op een programma en de loopbaan van één van de eerste ‘deejays’ van Nederland. 12 maart 2016, Hans Knot Bronnen: ‘Ton van Draanen’s weblog’ 2005. Kloet, Co, de: Teenager Parade: Top of Flop, Helmond, Uitgeverij Helmond, 1963. Kloet, Co, de: Tijd voor teenagers. Het eerste programma met rock ‘n’ roll op de Nederlandse radio. Aether, 1994 (8).
  23. In de vele naslagwerken over de radiogeschiedenis in Nederland die er in de loop van de afgelopen vier decennia zijn gepubliceerd komen vaak dezelfde topics naar voren en zijn de kleine speldenprikken, die hier en daar zijn uitgedeeld, vaak groter belicht dan ze in werkelijkheid waren bedoeld. Maar er zijn ook gebeurtenissen die totaal onderbelicht zijn. Zoals de plannen tot het aanvragen van een concessie tot het mogen runnen van een lokaal radiostation in Amsterdam en omgeving in het jaar 1961. Zoals bekend is de lokale radio in ons land pas in 1984 van start gegaan omdat de wetgeving het niet eerder toestond en bovendien de zuilen een grote stem hadden in het besluitvormingsproces. Toch werd er in december door de Stichting Onderlinge Studenten Steun te Amsterdam een officieel verzoek ingediend bij de toenmalige minister voor Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, waaronder ook het radiowezen viel. De stichting was van plan een eigen radiostation op te starten met als werknaam: ‘Concertzender Kriterion’. Gedacht werd aan uitzendingen via de FM met een zendbereik van maximaal 15 kilometer en dus Amsterdam en directe omgeving als doelgebied. In de concessieaanvraag werd gesproken van uitzendingen gedurende 24 uur per etmaal, zeven dagen per week en ondermeer bestaande uit serieuze muziek, nieuwsberichten en informatieve onderwerpen. De exploitatie dacht de Stichting rond te krijgen middels het voeren van reclame in de programma’s. Wel stelde men dat het voeren van reclamespots onder strenge voorwaarden zou worden gebracht, zonder verder in detail te treden. De aanvraag werd ondertekend door de toenmalige rector-magnificus van de Universiteit van Amsterdam, Prof. Dr. J. Kok, die eveneens voorzitter van voornoemde Stichting Onderlinge Studenten Steun was evenals door de secretaris van de Stichting, drs. J. Geleijnse. In de aanvraag stelde het Stichtingsbestuur dan de Concertzender Kriterion beslist geen winstgevende onderneming zou gaan worden en meer gezien diende te worden als een werkverschaffingsobject voor de studenten. Op die manier had de Stichting Onderlinge Studenten Steun (SOSS) al meerdere ondernemingen opgezet voor studenten die aan de universiteit van Amsterdam studeerden en wel voor die groep die door omstandigheden hun studie zelf diende te financieren. Ondermeer was er al een bioscoop Kriterion, een schouwburgzaaltje met de naam ‘Hypokriterion’, een benzine- en servicestation en een oppascentrale. Op die manier waren honderden studenten al aan het werk gezet maar de aanvragen voor meer werkplekken bleven binnenstromen. Ondermeer bestaat de bioscoop nog steeds als ook de oppascentrale: http://www.kriterion.nl/filmevenement/algemene-info https://oppascentralekriterion.nl/over-ons.php Uiteraard was het idee overgenomen van het Amerikaanse systeem waarbij universiteiten licenties hadden voor het verzorgen van radioprogramma’s, de zogenaamde Campusradio ofwel kleine commerciële radiostations ter informatieverzorging aan studenten en medewerkers van de betreffende universiteit. Programmatisch was in het plan van Kriterion opgenomen dat men voor 90% aan muziek zou gaan brengen: serieuze muziek, toenmalige symfonische muziek, jazzmuziek maar ook volksmuziek. Om een zeker peil te garanderen had men besloten een speciale commissie in het leven te roepen bestaande uit deskundige musici. Naast de informatie gericht op de studenten wilde de Stichting ook dat bepaalde groeperingen in de hoofdstad zouden worden voorzien van informatie en muziek, waarbij gedacht werd aan ondermeer de nachtarbeiders, de scholieren en educatief onderricht. Het idee was om werkonderbrekingen te gebruiken voor deze vorm van informatievoorziening. Nieuws, zo werd duidelijk, zou gericht worden op internationale en nationale berichten maar zeker ook zou de aandacht worden gericht op lokaal nieuws en lokale gebeurtenissen. Om het een en ander onder de aandacht te brengen was men van plan, na het verkrijgen van een concessie, een maandelijks informatieblad te verspreiden in Amsterdam, waarin ook de programmering kon worden opgenomen. Zoals al gesteld dacht men aan reclameboodschappen om de exploitatie draaiende te kunnen houden. In de aanvraag werd specifiek gemeld dat deze boodschappen dienden te voldoen aan de eisen van goede smaak en dat de reclamespots de eenheid van een muziekprogramma niet mochten gaan onderbreken. De exploitatie, zo was gepland, zou geheel in handen van studenten komen uitgezonderd de voornoemde repertoire-commissie en een administratief- en technisch leider. In de brief, gericht aan het ministerie van OWK, wisten de aanvragers wel te melden zich bewust te zijn dat de aangevraagde vorm van radio-exploitatie in ons land een omstreden element vertegenwoordigde, maar achtte men zich gezien de doelstelling bij voorbaat niet kansloos. Kansloos of niet, de concessie-aanvraag kreeg geen positief vervolg maar twee jaren later, in november 1963, werd andermaal een aanvraag ingediend bij het ministerie en wel door de heer J. Troeder en wel mede namens de SOSS. Maar ook deze aanvraag werd niet gehonoreerd en er kan dus niet worden gesteld dat deze tak van de SOSS, een stichting die direct na de oorlog werd opgericht en na ruim 70 jaren nog steeds actief is, succesvol was. Hans Knot, 19 maart 2016
  24. Recentelijk had ik het met mijn oudste broer, fervent gelicenceerde zendamateur, over verre ontvangsten, waarbij een locatie werd genoemd die me deed terugdenken aan een gedenkwaardige 1 april grap vele decennia geleden. Het onder aandacht brengen van je eigen 1 - april grap is alleen mogelijk als je vooraf duidelijke afspraken maakt met de media. Zijn er nu volop media beschikbaar, in 1962 was dit wel zeer beperkt te noemen. De kunstenaar Edo van Tetterode was slim genoeg geweest dat jaar contact op te nemen de NCRV, die een medewerker op hem af stuurde om Van Tetterode te interviewen. In het interview leek het erop dat hij een wereldberoemde deskundige was, uit Scandinavië afkomstig, die meer zou vertellen over een aangespoeld beeld, dat op 30 maart bij Zandvoort op het strand zou zijn gevonden. De deskundige diende vast te stellen om wat voor een beeld het zou gaan, waarbij het vermoeden werd geuit dat deze afkomstig was van het Paaseiland. Niet alleen was de NCRV genodigd maar had men flink aan de bel getrokken bij de schrijvende journalisten want velen verschenen, al dan niet vergezeld van een eigen fotograaf, in Zandvoort om verslag te brengen. Ook de burgemeester van de gemeente, Mr. H.M. van Fenema, kwam naar het strand om zich op de hoogte te stellen van de vreemde vondst. Er werd de volgende dag dan ook in vele dagbladen melding gemaakt van de vondst, waarschijnlijk afkomstig van Paaseiland. Het beeld werd gevonden door de heer E. Fransen, exploitant van paviljoen ‘Zuid’, die ook in het complot was betrokken. Nadat op de televisie en in de kranten aandacht was besteed trokken duizenden nieuwsgierigen naar het strand van Zandvoort om het zware beeld zelf te aanschouwen. Van Tetterode, beeldhouwer en in zijn vrije tijd toneelspeler, maakte weldra bekend dat hij de maker was van het kunstwerk, genaamd ‘de Loeres’. De onthulling gebeurde vreemd genoeg niet in een programma van de NCRV maar tijdens een live-uitzending van Brandpunt. Van Tetterode heeft naar aanleiding van deze grap destijds het Nationaal 1-aprilgenootschap opgericht. Vanaf 1963 reikte hij jaarlijks een bronzen ‘Loeres’ uit voor de beste grap, niet alleen van 1 april, maar van het hele afgelopen jaar. Het genootschap stelde zich ten doel de humor in brede zin te bevorderen en heeft haar bekroningen na 1968 nog uitgebreid. Na de dood van Van Tetterode op 22 februari 1996 werden de activiteiten gestaakt en is het genootschap opgeheven. Kijkend op Wikipedia leer je meer over Paaseiland, sinds 1995 op de Unesco lijst van Werelderfgoed. Het eiland ligt in de Stille Oceaan, op 3700 kilometer van het Chileense vasteland en op 4050 kilometer van Tahiti (Frans Polynesië). Het eiland is van vulkanische oorsprong en heeft de vorm van een driehoek, gevormd door de 3 vulkanen; de Maunga Terevaka, de Poike en de Rano Kau. Het gevonden beeld (foto Archief 1 April Genootschap) Paaseiland, in grootte vergelijkbaar met Texel, heeft ruim 5000 inwoners. Het eiland werd in 1722 op Eerste Paasdag door de Nederlander Jacob Roggeveen ontdekt. Het eiland wordt door de inwoners ‘Rapa Nui’ genoemd. Hoewel Paaseiland behoort tot Chili, kennen de bewoners van het eiland niet dezelfde voorouders als hun landgenoten op het vasteland. De Paaseilanders stammen af van de Polynesiërs. Zij zetten hier waarschijnlijk in de vierde eeuw van onze jaartelling voor het eerst voet aan wal. Deze eerste bewoners zijn waarschijnlijk ook verantwoordelijk voor de realisatie van de rots sculpturen 'Moai' die over het gehele eiland te vinden zijn. En voor gelicenceerde zendamateurs is het een must eens te werken met een collega op de Paaseilanden. Er waren in 1962 trouwens meer, al dan niet leuke, 1 – april grappen die de dagbladpers haalden. Voor de categorie minder geslaagde grappen neem ik je mee naar Berlijn waar aan de toenmalige westkant van de muur gedacht werd dat men te maken kreeg met andermaal een vluchtpoging van Oost Duitsers via de Bernauerstrasse. Vanuit een pand in de straat, die dichtgemetseld was, bleek men met behulp van een zaklantaarn seinen te geven door een gat, dat in de dichtgemetselde ramen was gemaakt. Omdat uit dit huis en uit aangrenzende woningen reeds tientallen Oost-Berlijners de sprong naar de vrijheid hadden gewaagd, sloegen de politiemannen aan de westerse kant terstond alarm. De brandweer kwam met een vangnet en ook arriveerden extra politiepatrouilles. Toen er honderden helpers en belangstellenden verzameld waren, staken twee Oost Duitse VOPO’s hun hoofd door het gat in de ‘muur’ van het huis en riepen luidkeels: “één april". Een bericht dat trouwens wereldwijd werd gelezen daar het door AP op de telex was gezet. Tijdens de uitzendingen van 1 april 1962 via Radio Moskou werd in een van de programma’s door een presentator eerst uitgelegd wat er gebruikelijk aan grappen op die bewuste datum de wereld werd in geslingerd. Daarna vertelde hij over een bijzonder gebeuren aan de oevers van het meer van Genève, op de plek waar het Palais des Nations is gevestigd. Op die dag was daar een conferentie aan de gang, bijgewoond door vertegenwoordigers uit 17 landen met als topic het ontwapeningsprobleem in de wereld. Men liet een klankbeeld horen waarin het onderwerp aan bod kwam. Vertegenwoordigers van landen kwamen in de reportage bij het meer hun wapenen inleveren, waarbij het een en ander misging. Zo sprong een Amerikaanse admiraal bij het zien van het tot zinken brengen van een Polarisraket in het water met de kreet: “Ik volg je mijn liefste”, waarna de man, gestoken in parade-uniform met vele medailles en zwaard onmiddellijk in de golven verdween. Later zou blijken dat het een ongelukkige aandeelhouder was van de industrie die de rakketten vervaardigde. De speciale uitzending van Radio Moskou eindigde met de zin: “Helaas het vreselijke ongeval was slechts een één april grap.” Hans Knot, 1 april 2016 Bronnen: NPO Geschiedenis Nieuwsblad van het Noorden 2 april 1962 Zandvoort vroeger 1 April Genootschap
  25. de redactie

    Hans Knot: Jan Koopman

    Vele radiomakers hebben in de afgelopen zestig jaar hun eerste ervaringen opgedaan binnen de vele ziekenomroepen in Nederland. Ikzelf heb tussen 1969 en 1983 tal van activiteiten ontwikkeld in de regio Groningen. Wat de reden geweest is op die manier de wereld van radio binnen te stappen kan ik me eigenlijk niet meer herinneren. Wel dat ik opeens aanwezig was in de kelder van het oude RKZ aan de Verlengde Hereweg in Groningen, en daarna kon ik de volgende donderdag op proef een programma presenteren. Gevolg was dat ik gegrepen werd door het radiomonster. Op de radio had je een aantal programma’s dat geheel of deels bestemd was voor de zieke medemens. De Muzikale Fruitmand zal zeker niet van invloed zijn geweest voor mij om radio voor zieken te gaan maken want dit programma was pas in 1976 voor het eerst te horen. Mijn moeder was een fervente KRO-aanhangster, bezocht wel eens de KRO-studio met de dames vereniging van de Sint Franciscuskerk in Groningen om daar een: ‘Moeders Wil is Wet’ bij te wonen. Binnen die omroep had je ook een programma; ‘De Zonnebloem’, dat totale aandacht besteedde aan de zieke medemens. Tenslotte was er het programma ‘Palet’ bij de AVRO, waar ik deze keer historisch gezien wat meer aandacht aan wens te besteden. Op 18 mei 1965 werd namelijk de 500ste aflevering van dit programma via de AVRO uitgezonden in presentatie van Jan Koopman. Dat betekende, met een niet altijd wekelijkse rotatie, het destijds al bijna twaalf jaren was te horen. In een van de interviews die destijds verschenen stelde Koopman: “Ik beleef er altijd veel plezier aan, ook al omdat het een van de weinige programma's is die altijd ‘live’ gaan. Dat is toch zo’n fijne sensatie om daar in de studio te zitten, te beginnen en niet meer terug te kunnen, daar hebt u geen idee van". Dames vereniging op bezoek bij de KRO (foto archief familie Knot) Jan Koopman beweerde nooit echt over ziektes en ziek zijn in zijn programma’s te praten. Dit omdat hij zelf langdurig ziek was geweest en wist hoe de mentaliteit van zieken was en is. Daarbij doelde hij op het feit dat het geen nut had zieken nog ziéker te maken. Bijna was er trouwens over dit jubileum destijds een schaduw gevallen want het was bij de leiding van de AVRO de bedoeling dat het programma ‘Palet’ op een drastische wijze zou worden ingekort of een geheel andere opzet zou krijgen. Maar vlak voor het jubileum in mei 1965 werd bekend dat ‘Palet’ gewoon het ‘Palet’ zou blijven, zoals de luisteraars gewend waren. Jan Koopman was blij met het genomen besluit maar stelde tevens met nadruk dat hij vond dat Palet een programma was zonder enige pretentie: “Het stelt niets voor en ik geloof dat daaraan het succes van deze uitzendingen te danken is. Ik houd niet van gezwollen publiciteit, behalve dan een beetje deze keer". Jan Koopman heeft destijds heel wat buitenlandse gasten in Palet ontvangen. Om eens een paar namen te noemen: Vera Lynn, Peter Sellers, Larry Adler, Peter Nero, Los Indios Tabajaros, Mahalia Jackson, Sheila, Lena Horne, Peggy Lee en Eartha Kitt. In het lijstje met Nederlandse artiesten die hun eerste optredens op de radio via het programma Pallet maakten werd ondermeer gevuld door het Cocktail Trio, The Shepperds en Joop van de Marel. Heel opmerkelijk stelde Koopman in 1965 over sommige van de buitenlandse gasten: “Die buitenlandse artiesten zijn allemaal heel gezellige mensen, als ze hier komen, ook al zingen ze voor een andere zuil, dan bellen ze mij op en vragen te mogen komen zingen voor mijn zieken, gratis. Ik ken ze bijna allemaal en het klinkt wel eens duur als ik zeg: “we eten vanavond bij Vera Lynn”, maar het zijn allemaal hele gewone mensen. Uitzonderingen zijn er altijd en zo wist Joop Koopman te herinneren dat er ook gasten waren die totaal niet uit de verf kwamen, waarbij hij Marlene Dietrich als voorbeeld noemde: “Geen woord krijg je er uit, dat mens, toch eigenlijk allang passé, heeft zoveel vijven en zessen dat er werkelijk niet meer mee is om te gaan.” Eigenlijk had Jan Koopman helemaal geen radiomaker willen worden. Zijn vader was directeur van een verzekeringsmaatschappij en deze wilde dat ook Jan in de assurantie zou ging. In Schotland kreeg hij dan ook zijn opleiding op dat gebied. Zijn ambitie voor assuranties was echter nihil: “Altijd ging ik op sjouw met artiesten: mijn hart ging nu eenmaal uit naar muziek en omstreken. Toen werd ik ziek, vijf jaar lang. Eenmaal beter ben ik secretaris geworden van de stichting ‘onze lichte muziek’ en in 1954 ben ik bij de AVRO in dienst gekomen.” Vele stunts heeft Jan Koopman in de loop van de eerste 500 uitzendingen van het programma Palet bedacht. Zo werd er vanaf de Euromast in Rotterdam uitgezonden, vanuit de Trans Europe Expres en vanuit een DC-8 van de KLM. Via de KLM kwam hij ook in contact met stewardess Alice Oppenheim, die af en toe wat nieuwtjes in zijn programma vertelde. Zij viel bij de AVRO-leiding in de smaak die haar vervolgens een aanbod tot omroepster deden. Tosca Hoogduin Cars Toneman en Jan Koopman (foto Soundscapes archief) Iets meer over de inhoud van AVRO’s Palet, zoals ik eerder omschreef in het artikel ‘Radioprogramma's voor specifieke doelgroepen, 1955-1965’ (2004 Journal for Media and Music Culture Soundscapes). De AVRO liet op dinsdagmorgen het programma horen voor de zieken onder de noemer ‘AVRO's Palet.’ Dit programma stond onder leiding van Jan Koopman. Ook hier vinden we het streven om de zieken uit hun isolement te halen middels ontspanning en het brengen van actualiteiten en nieuws. Ook hier moest die doelstelling gerelateerd zijn aan het gegeven dat de berichtgeving de doelgroep, de zieken, moest opmonteren. Voor dit deel van het programma was in de jaren zestig Tosca Hoogduin — een prachtige radiostem — verantwoordelijk. Ondanks het feit, dat de AVRO geen christelijke achtergrond heeft, bracht men toch ook een dominee in het spel in de persoon van de zeemansdominee Bodaan, die ook wel de zingende dominee werd genoemd. De man stond bekend om zijn pittige, maar ook zilte toespraakjes. Daarnaast waren er altijd meer vaste gasten te horen om de zieke luisteraar op te frissen dan wel kennis bij te brengen. Cécile Dreesman was er bijvoorbeeld om de kunst van het borduren, ook toch een ontspannende bezigheid, tot in de kleinste draadjes duidelijk te maken. Muzikale onderdelen van AVRO's "Palet" werden opgediend door Mary Michon, Chris van Hoorn en Joop Stokkermans. Hierbij ging de aandacht niet alleen uit naar de Nederlandse muziek- en cabaret-scene, maar ook naar buitenlandse artiesten als Peter Nero en de formatie Los Indios Tabajaros. Bekende en minder bekende Nederlandse artiesten die met regelmaat optraden, waren Ilonka Biluska, The Sheperds, Louis van Dijk en zeer regelmatig ook het draaiorgel "De Arabier," dat van origine de Martinistad Groningen als basis had, voordat eigenaar Perlée het orgel weer naar Amsterdam terughaalde. Overigens is Joop van Zijl ook ooit bij Palet begonnen. Hij werkte toen nog purser bij de KLM en verzorgde reisverslagen in het programma.’ In 1965 kreeg Joop Koopman ook een verzoek van de AVRO-leiding om eens te gaan duiken in de oude amusementsmuziek, zoals de muziek van de Britse dansorkesten. Jan Koopman gaf gevolg aan dat verzoek en dit resulteerde in het radioprogramma, dat op 14 oktober van dat jaar van start ging en ‘Toppers van Toen’ heette. Al snel kon men met betrekking tot dit toen nieuwe programma spreken van een groot succes. De leeftijd van het luisterend publiek lag naar schatting tussen de 28 en 88 jaar. Nadat Jan Koopman in 1973 met pensioen was gegaan, werd hij in ‘Toppers van Toen’ verband opgevolgd door Wim Haarsma. Ondertussen waren er al weer tientallen jongeren die zich bereid hadden verklaard in de diverse ziekenhuizen in ons land zich toe te gaan leggen op de presentatie van speciale radioprogramma’s gericht op de zieke medemens, al dan niet onder invloed van Jan Koopman en zijn AVRO-programma. Hans Knot, 9 april 2016
×
×
  • Nieuwe aanmaken...

Belangrijke informatie

Door gebruik te maken van deze website ga je akkoord met Gebruiksvoorwaarden, Privacybeleid en Richtlijnen.