Spring naar bijdragen

Doorzoek de gemeenschap

Toont resultaten voor tags 'hans knot'.

  • Zoeken op tags

    Voer tags gescheiden door een komma in.
  • Zoek op auteur

Soort bijdrage


Forums

  • Radio
    • Nederland
    • België
    • Verenigd Koninkrijk
    • Overige landen
    • LPAM (kleinvermogen AM)
    • Zeezenders
    • Radio Veronica
    • Radiovormgeving
    • Radiotechniek
  • Overig
    • MediaPages
    • Stamtafel
    • Help
    • Mededeling
    • Niet geregistreerde gebruikers

Blogs

  • Column
  • Nederland
  • Dossier
  • Recensie
  • België
  • Hitnoteringen
  • Testblog
  • Radio Erfgoed
  • Afspraken van Beheerders
  • Afspraken van Hitnoteringen
  • Blog van Radiotunes

Vind resultaten in...

Vind resultaten die bevatten...


Datum aangemaakt

  • Start

    Einde


Laatst bijgewerkt

  • Start

    Einde


Filter op aantal...

Geregistreerd

  • Start

    Einde


Groep


Website


Facebook


Twitter


Skype


Woonplaats


Interesses

  1. de redactie

    Hans Knot: Roel Rengers

    In deze aflevering van de zaterdagse column wil ik aandacht besteden aan een persoon uit de Nederlandse radiogeschiedenis die in 1971 zijn zilveren jubileum heeft gevierd en eigenlijk te weinig in de spotlight heeft gestaan. Het gaat om Roel Rengers, ooit samen met Leo Pagano, de bedenker van het NOS Sportprogramma ‘Langs de Lijn’. Weinigen herinneren nog zijn naam laat staan zijn stem want Rengers hield zich vooral op de achtergrond. Het waren vooral mannen als Theo Koomen, Wim Hoogendoon en Dick van Rijn die in de beginjaren van het programma ‘Langs de Lijn’ aandacht trokken en bekend werden in sportlievend Nederland. De grote initiator en regelaar in die begindagen was echter Rengers en in maart 1971 werd het lichtelijk gevierd dat hij een kwart eeuw omroepman was, waarna op 9 mei 1971 nog eens een klein feestje werd gevierd toen de 250ste aflevering van het Sportprogramma op de radio was te beluisteren. Zoals gezegd werd zijn jubileum lichtelijk gevierd want van hoger hand werd er niets vernomen op die bewuste eerste maart. De anekdote gaat dat de secretaresse van de toenmalige programmacommissaris Wagenaar op de kamer van Rengers was gekomen en een feestelijk bloemstuk had gezien. Ze verontschuldigde zich daar binnen de leiding men er vanuit ging dat op 10 maart het jubileum plaats vond. Roel Rengers begon vijfentwintig jaar eerder bij de snel groeiende afdeling ‘Gesproken Woord’ van de VARA. Door de groei van die afdeling werd er op een bepaald moment een opsplitsing gemaakt waardoor er een aparte sportredactie ontstond. Rengers vond er samen met Bob Spaak een plek binnen dit onderdeel en zouden destijds samen het ‘Zondagsportjournaal’ maken dat tussen vijf na zes en half zeven in de avond werd uitgezonden via de radio en veel luisteraars trok. In die tijd had elke omroep zijn eigen sportprogramma op de radio. Wie boven de 65 herinnert zich niet Tom Schreurs' en later Dick van Rijn's Sportrevue van half vijf tot vijf in de middag en vele andere zoals KRO’s Goal met ondermeer Theo Koomen en Felix Meurders? Op een bepaald moment werd het iedereen binnen de omroepen duidelijk, dat een bundeling van sportieve omroepkrachten alleen maar meer service aan de luisteraars kon betekenen. Het was Eef Brouwers die in 1971 terugblikte op een ander programma waar Rengers zijn aandeel in had. In 1966 ging het gecombineerde sportprogramma ‘Marathon-Sportrevue’ van start. Roel: “Ook geen gekke naam, maar er kleefden nog te veel banden met het verleden aan. We hadden een heel nieuwe programma-opzet en daarom moest er ook een heel nieuwe naam komen. Ik bedacht ‘Langs de Lijn’, stelde het voor en het werd aangenomen. Direct in 1967 begonnen we onder die nieuwe naam, die het nog altijd geweldig doet." ‘Langs de Lijn’ zat aanvankelijk op Hilversum 1 of 2 in de lucht tussen half drie en vijf uur en tussen vijf over zes, direct na de nieuwsdienst, en half zeven. Op 10 mei 1970 verhuisde het programma naar Hilversum 3, dat in de strijd tegen zeezender Veronica best een opkikkertje kon gebruiken. De tijden bleven destijds voorlopig nog hetzelfde, maar op 29 november 1970 ging een langgekoesterde wens in vervulling. ‘Langs de Lijn’ werd een programma van vier aaneengesloten uren op de zondagmiddag, en wel van twee tot zes. Hoewel Hilversum 3 niet overal in het land even perfect kon worden ontvangen - vooral automobilisten klaagden over zenderbereik van Hilversum 3 - sloeg de nieuwe opzet geweldig aan. Dagelijks kwamen er destijds op Roel Renger’s bureau in het Omroepkwartier brieven binnen van enthousiaste luisteraars. Vooral bewonderaars van de kleinere sporten, die voorheen weinig tot geen aandacht kregen in de sportprogramma’s, uitten hun lof over de inhoud van Langs de Lijn. In 1970 was de sportredactie ook succesvol met de manier waarop de Tour de France in de zomer was verslagen namelijk via een programma dat iedere dag horizontaal werd gepresenteerd tussen één en zes uur in de middag. De sport op de radio zat in 1971 duidelijk, mede dankzij Roel Rengers, in een warme snelle vooruitgang. Hans Knot, 23 april 2016
  2. de redactie

    Hans Knot: Radio 1980

    Mijmeren over de tijd van toen is het doel van het merendeel van mijn columns. Soms lijkt de tijd nog dichter bij dan het in werkelijkheid is. Maar liefst 36 jaren is het deze zomer geleden dat de Olympische Spelen werden gehouden in Moskou, waaraan een aantal landen weigerden mee te doen. Door een door de VS geleide boycot deden aan deze Zomerspelen, de eerste die werden gehouden in een communistisch land, slechts 81 landen mee. Nederland was wel vertegenwoordigd want, zo werd al vroegtijdig via de radio bekend gemaakt, een boycot zou helemaal niets uitmaken. Daarvan had men al geleerd toen men de Olympische Spelen in 1956 in Australië boycotte. Tijdens de Zomerspelen in Moskou werd tijdens de openingsceremonie door de Nederlandse afvaardiging geen Nederlandse maar Olympische vlag gedragen. Ik kan me trouwens niet herinneren of ik in dat jaar bewust geluisterd heb naar de programma’s over de Olympische Spelen in Moskou. Wat voor velen een dieptepunt was in het jaar 1980 was het zinken, in de maand maart, van de MV Mi Amigo, het zendschip van Radio Caroline waarop vele talenten hun eerste sprongen in de ether hebben gemaakt. Het werd die maand voor velen stil op de middengolf en uit protest werd er zelfs door een enkeling helemaal geen radio meer beluisterd. Wie herinnert zich nog de diverse capriolen van de landpiraat WMR tegen het einde van de jaren zeventig? Op 24 februari 1980 was de voormalige landpiraat World Music terug in de lucht en wel via legale basis via de zender van Radio Andorra op de 6215 kHz. De uitzendingen van het programma waren iedere zondagavond van 22 tot 23 uur GMT te beluisteren met deejays Paul Dane en Lee Alvin. World Music Radio werkte in dit programma samen met de organisatie achter het World Radio and TV Handboek, die ook een eigen rubriek met actualiteiten rondom diverse stations in het programma had. WMR nam destijds de uitzenduren van Radio Scandinavia over, die de uitzendingen via Radio Andorra tijdelijk had stopgezet wegens te slechte ontvangst in Zweden. Ook in 1980 was men in Griekenland niet tevreden als het ging om verschillende zaken. De algemene opinie in het land, na de val van het kolonelsregime in 1974, was dat de censuur op het radiogebeuren voorbij zou zijn. Niets was echter meer waar. Begin 1980 werd de toen nieuwste elpee van de Griekse artiest Manolis Mitsias door militairen gerunde station YENED geweigerd op grond van het feit, dat drie van de elf tracks anti-Amerikaanse teksten bevatten. Commentaar van YENED vertegenwoordigers was, dat men het luisterpubliek probeerde te verdedigen tegen demoraliserende teksten. Ook verklaarde men, dat men alleen landelijke en geen internationale artiesten boycotte. In december 1979 presteerde het station ERT om 80% van de lokale artiesten uit het programmapakket te gooien. Na grote oppositie van het Griekse luisterpubliek werd de boycot ingetrokken. 1980 was de tijd dat er nog bij lange na niet regionale radio was, laat staan dat er heel veel zendtijd was. Ik vraag me af of (oud)-medewerkers van Radio Noord nog weten dat men eind maart 1980 2 ½ uur extra zendtijd had gekregen. Dit in verband met het toch in stand houden van het allerlaatste ouderwetse restaurant Frigge in de Herenstraat in Groningen. Uitgebreid werd over het ouderwetse uitgaanscentrum van Groningen gepraat, wat muzikaal werd omlijst door het zigeunerorkest Tata Mirando. Frigge bestaat inmiddels al jaren niet meer. Radio Kootwijk Financieel ging het in vele landen ook zeer slecht. Dit betekende dat her en der diende te worden bezuinigd en de Britse regering had een speciale commissie ingesteld die zich niet alleen diende bezig te houden met aanbevelingen op het punt van inkrimping van het aantal ambassades en consulaten, maar zich ook diende te buigen over de toekomst van de BBC World Service. Deze organisatie was destijds hard aan kapitaalinvestering toe. Het zenderpark was voor het grootste deel sterk verouderd, studio's eveneens. Geld voor verbeteringen, zo dacht de commissie, kon worden gevonden door inkrimping van het aantal uren in de Engelse taal en door het laten vervallen van de uitzendingen in talen van ‘bevriende volkeren’. Dat was echter tegen de zin van de programmamakers, die hun werk ondergeschikt zagen gemaakt aan overwegingen van buitenlandse politieke aard. De BBC vroeg het publiek om te reageren wat zij van de aanbevelingen van deze zogenaamde ‘Think Tank’ vonden. De respons was overweldigend, zeker als je in aanmerking neemt, dat het vermoedelijk zeer omvangrijke publiek achter het toenmalige IJzeren Gordijn en in China niet naar London mochten schrijven. Het rapport van de commissie verdween echter onder tafel, nadat de BBC een bedrag van 24 miljoen Pond kreeg toegewezen voor technische investeringen. Het zou niet bij de laatste rapportering blijven en de daarop volgende decennia werd er nog bij herhaling in budgetten geschrapt. In Amerika werd intens geluisterd naar de World Service en opmerkelijk was een schrijven van een luisteraar uit de VS die op een dag via de Engelstalige service werd voorgelezen. De BBC had, bij afwezigheid van een Britse correspondent, op een bepaald moment gebruik gemaakt van een Amerikaanse journalist voor een reportage uit een Afrikaans land. De luisteraar waarschuwde in zijn brief dat er nooit meer door de BBC gebruik mocht worden gemaakt van een Amerikaanse journalist om de eenvoudige reden dat dezen allemaal onbetrouwbaar zouden zijn. In maart 1980 was het niet alleen de boven het water uitstekende zendmast van de gezonken Mi Amigo die op foto´s in kranten verscheen, maar er werd ook bericht over het neerhalen van de laatste grote zendmast die nog op Radio Kootwijk, het voormalige zenderpark in de directe omgeving van Apeldoorn stond. De 212 meter hoge mast werd op 22 maart opgeblazen. De stalen constructie was het laatste restant van het in 1923 geopende zendstation dat de verbinding onderhield met Bandoeng in het toenmalige Nederlands Indië. De zes masten van het oorspronkelijke zenderpark werden in 1945 door de Duitse bezetter opgeblazen. Na de oorlog werden uit de restanten twee nieuwe masten gebouwd. In 1966, toen Radio Kootwijk inmiddels geen dienst meer deed als gevolg van de ingebruikneming van trans-Atlantische kabels en communicatie satellieten, werd de eerste mast onderuit gehaald. De Lange Gerrit werd neergehaald, omdat de onderhoudskosten te hoog werden voor de PTT, destijds verantwoordelijk voor het onderhoud van Radio Kootwijk. Het mooie weer komt eraan en ik kan U aanraden een dagtripje te maken naar Radio Kootwijk waar nog genoeg aan historie is te zien. Hans Knot, 7 mei 2016
  3. de redactie

    Hans Knot: Hitweek

    Mijn overdenking gaat vandaag over de kracht die in de late jaren zestig en begin jaren zeventig uit ging van sommige bladen gericht op de toenmalige jeugd, de babyvoortboomers. In mijn archief zitten duizenden en nog eens duizenden artikelen over de ontwikkelingen van de radio in dezelfde jaren zestig en zeventig en bij de overdenking kwam ik toch al vrij snel bij de uitgave van Hitweek. Daarin waren allerlei ingezonden brieven en artikelen te lezen van dezelfde babyboomers, die het allemaal beter wisten en daar ook duidelijk mee naar voren kwamen. Het was ook het sterke aan Hitweek, dat in Amsterdam Zuid werd gemaakt, Men gaf de lezer volop ruimte om een eigen mening naar voren te brengen. Het leverde de meest aangename uitwisselingen van ingezonden brieven op, waarbij de lezers elkaar zeker niet spaarden. Maar ik kan u verzekeren dat door de ingezonden brieven en reacties mooie vriendschappen destijds ontstonden, waardoor decennia later er nog gesteld kan worden dat 'we hebben elkaar via Hitweek leren kennen'. Vriendschappen die tot de dag van nu nog steeds voort duren. Maar soms waren er ook mijmeringen terug te vinden waarvan je ze met grote vraagtekens las. Ik heb er een opgedoken waarvan ik het betwijfel over de naam van de schrijver een echte naam is of dat de naam er cynisch onder is gezet met een knipoog naar de grote Willem Vogt, een zeer belangrijke persoon in de vroege ontwikkeling van de radio industrie in Nederland. De kop bij het ingesloten artikel dient ook met een glimlach te worden gelezen. Want stel toch eens voor, met de zeer recentelijke bekrachtiging van de verandering in wetgeving waarbij het voor particulieren mogelijk wordt met laag vermogen buurtradio te maken via de middengolf, onze Mark Rutte een eigen station activeert vanaf de Hofvijver in Den Haag.
  4. In juni is het liefst 22 jaar geleden dat er een thematentoonstelling was in het voormalige Omroepmuseum aan de Amersfoortseweg in Hilversum. Het thema was: ‘de Nederlandstalige zeezenders’. De loop op het museum was in de periode dat de tentoonstelling was gepland zo groot dat de tentoonstelling nog met een aantal maanden werd verlengd. Veel van de toenmalige luisteraars van de zeezenders, zoals Radio Veronica, Radio Noordzee en Radio Mi Amigo, wisten goed de weg naar het museum te vinden om herinneringen op te halen en soortgenoten te ontmoeten. In de jaren daarna kwamen veel van deze personen met regelmaat bijeen tijdens de Radio Days en de verschillende reünies die op een aantal plaatsen in den lande werden georganiseerd. Liefst 42 jaar na de invoering van de zogenaamde anti-zeezenderwet zijn de herinneringen aan de tijd van de zeezenders zo sterk dat een groep personen op het idee is gekomen tot het inrichten en openen van een zeezendermuseum. Het blijkt dat sinds januari er een samenwerking tot stand is gekomen, waarbij ondermeer vertegenwoordigers van 192 TV (Bert van Breda), de Stichting Norderney (Juul Geleick en Ad Bouman) en Museum Rock Art (Jaap Schut) zijn betrokken. Men is druk in de weer te komen tot de opening van een ‘Veronica en zeezendermuseum’ in het gebouw van 192TV in Nijkerk. Lex Harding is één van de ‘drijvende’ krachten achter het project. Samen met de eigenaar van 192TV, Bert van Breda, is hij verantwoordelijk voor de uiteindelijke realisatie, dit samen met de mensen van museum RockArt in Hoek van Holland. De laatsten hebben immers veel kennis over het inrichten van een dergelijk museum en over deze materie in huis. Willem van Kooten en Bull Verweij tijdens opening tentoonstelling 1994 De Stichting Norderney zal medeverantwoordelijk zijn voor het aanleveren van veel informatie uit hun omvangrijke archief betrekking hebbende op Radio Veronica en andere zaken. Daarnaast zullen voormalige medewerkers van andere zeezenders hun medewerking gaan verlenen. Men is van mening – en terecht – dat de periode van de zeezenders niet is afgelopen bij de indiensttreding van de wet in september 1974 en er dus ook aandacht in het toekomstige museum dient te komen voor de radiostations die daarna vanuit internationale wateren actief zijn geweest. Ook heeft men al een flink aan artiesten benaderd die bereid zijn om een steentje bij te dragen. Immers hebben velen hun populariteit te danken aan de stations uit die tijd. De samenwerking dient uit te monden in een permanente tentoonstelling in het museum. Uiteraard, gelet op de betrokken personen, zal er veel over de geschiedenis van Radio Veronica als zeezender te zien en te horen zijn. Ook werd er gedacht in de toekomst vanuit het gebouw van 192TV in Nijkerk radio-uitzendingen te gaan verzorgen op speciale dagen. Het ligt in de bedoeling ook een aantal thema zaaltjes in te richten, zoals over de geschiedenis van de Nederlandse Top 40, over 1967: ‘the summer of love’, over de grote actie ‘Veronica blijft als U dat wilt’ en een over de Nederpop. Uiteraard zal er ook een filmzaaltje worden gepland, waar diverse films van en over bijvoorbeeld de zeezenders te zien zullen zijn. Het streven is om het geheel in Nijkerk in première te laten gaan op 31 augustus aanstaande. Een groot voordeel van de keuze voor Nijkerk is dat het centraal is gelegen in Nederland. Het lijkt mij nostalgie van de bovenste plank. Hans Knot, 28 mei 2016
  5. We gaan de terug naar de zomer van 1970 en als ik een paar namen van de volgende dames noem zal het merendeel van de lezers er helemaal niets van begrijpen als ik stel dat deze vrouwen van groot belang waren voor het runnen van een radiostation vanaf internationale wateren. Want wie kent Florence Oudenbroek, Thin Shan Hasiang Shanfa, Lisa Christiansen of Gerrie Preuss? Het zijn vier van de acht vrouwen die gekleed gingen in een prachtig kostuum dat toebehoorde aan de marine van een land dat niet gelegen is aan een zee maar daadwerkelijk wel een eigen vloot had, zover bekend bestaande uit één boot. Deze marine was speciaal in het leven geroepen nadat de International Broadcasters Society (IBS), onder leiding van de Canadees Timmy Thomason, begin 1970 bij de regering van het land besprekingen had gevoerd met als doel een vlagregistratie bij het land te verkrijgen zodat een toekomstig zendschip in internationale wateren zou kunnen functioneren onder de Liechtensteinse wetgeving. Men ging in Vaduz, de hoofdstad van de ministaat, akkoord met niet alleen de registratie maar ook met het oprichten van een speciale marine-eenheid die functioneel zou gaan worden aan boord van de MV King David. Dit was destijds de nieuwe naam voor de voormalige Groninger coaster, 32 jaar eerder gebouwd, die eerder onder de namen MS Tiny en, na herdoop, MS Zeevaart als vrachtschip dienst deed. Opgelegd in de haven van Groningen werd de coaster aangekocht en daar zowel als elders omgebouwd voor haar nieuwe doel, het brengen van muziek, charitatieve boodschappen als wel religieuze programma’s. Zoals gesteld was het de IBS die achter de organisatie van Capital Radio zat en kantoor had in Bussum, terwijl ook een bijkantoor in New York was gevestigd. De IBS was een organisatie die een beroepsvereniging heette te zijn van radio- en televisiemensen als wel organisaties in de gehele wereld. Volgens Thomasson waren er rond de 2000 mensen aangesloten bij de IBS verdeeld over ongeveer 100 landen, terwijl er in Nederland weinig belangstelling voor het werk van de IBS zou zijn. De IBS werd in 1960 opgericht door de Canadees en Berthe Beydels, een voormalige omroepster van Radio Nederland Wereldomroep en die tevens had gewerkt bij Radio Luxembourg en de AVRO. In 1962 trouwde Beydels met Thomasson. Ieder jaar werd er door de IBS een Award uitgereikt aan een van de meest belangrijke mensen van dat jaar binnen de radio-industrie en zo was het eind jaren zestig één van de Veronicadirectieleden, Hendrik (Bull) Verweij, die de eer kreeg deze onderscheiding in ontvangst te nemen. De vraag was echter of Radio Veronica ook lid was van de IBS. In de voorzomer van 1970 antwoordde zijn broer Dirk Verweij, die ook in de directie zat, dat dit niet het geval was. “Ik denk dat bepaalde kerken achter de organisatie van de IBS zitten. Wij zijn destijds benaderd om lid te worden van de IBS. Aanvankelijk bestonden er niet veel bezwaren tegen, omdat het kennelijk een normale vereniging van grote radiostations was. Later bleek dat de vereniging volgens ons van karakter was veranderd. Misschien is het een dekmantel. Wij hebben in elk geval besloten geen lid te worden van de IBS, sterker nog we willen er helemaal niets mee te maken hebben.” Vreemd genoeg was het Berthe Beydels die de pers in juni 1970 uitgebreid ter woord stond in het nog niet volledig ingerichte kantoor in Bussum, waarbij een van de aanwezige journalisten vermeldde dat er meer zakken cement dan grammofoonplaten aanwezig waren in het pand. Over de lidmaatschappen stelde ze heel duidelijk dat er behalve de Gebroeders Verweij geen enkele andere Nederlander lid was. Ook organisaties als de Wereldomroep waren niet aangesloten bij de IBS. Volgens Beydals had dit vooral te maken met het conflict dat de reden was geweest tot ontslag van Thomasson bij de Wereldomroep. Een andere bekende radiomaker, Edward Startz van Radio Netherlands, kreeg de award in 1968 uitgereikt. King David In de berichtgeving over Capital Radio werd veelvuldig geschreven over een idealistische instelling maar nog meer over tegenspoed dat de organisatie had met het zendschip en haar uitrusting. Men was in een korte uitzendperiode meer niét dan wél in de ether en men werd tevens in verband gebracht met het in bezit hebben van wapens. Echter over de aanwezigheid van vrouwen op de King David, dat in 1970 enkele maanden voor de kust ter hoogte van Noordwijk in internationale wateren lag verankerd, verbaasde menig lezer van de diverse kranten bij het zien van foto’s die geschoten waren in de studio’s aan land als wel aan boord van het zendschip Slechts in enkele infobulletins van de International Broadcasters Society en enkele kranten werd eerder melding gemaakt van vrouwen, die actief waren binnen het radiostation aan boord van het zendschip en aan land. Daarbij werden ze op foto’s getoond terwijl ze ondermeer actief bezig waren in de landstudio van Capital Radio in Bussum. De luisteraar die zich enthousiast per brief richtte tot Capital Radio kreeg ook nog eens een boekje toegestuurd volop informatie en met diverse afbeeldingen van de voor de organisatie actieve dames. In de programma’s en enkele andere uitingen van Capital Radio werd de luisteraars duidelijk gemaakt wat de doelstellingen van de IBS en dus ook Capital Radio waren. ‘Het bieden van een alternatief ten opzichte van Europese regerings-radiomonopolies. Verder het aantonen hoe goedkoop en effectief radio kan zijn en de vrije radio in de praktijk brengen.’ De voornamelijk non-stop muziekprogramma’s werden herhaaldelijk onderbroken voor het voorlezen van andere doelstellingen, voornamelijk op algemeen menselijk gebied. Voorbeelden hiervan: ‘het redden van mensenlevens en het beschermen van menselijke waardigheid’ en ‘het bevorderen van gelijke kansen voor mannen en vrouwen’. Dit laatste werd dus duidelijk bewezen door de vrouwen zowel aan land als aan boord van het zendschip naast de mannen op voet van gelijkwaardigheid te laten werken. Voor velen werd de aanwezigheid van vrouwelijke Liechtensteinse mariniers aan boord van de MV King David heel duidelijk toen men in de maand november 1970 in het Journaal dan wel in de dagbladpers beelden zag van een aantal vrouwen dat vanaf het gestrande zendschip richting het strand een weg baande. Velen konden hun ogen niet geloven want vrouwen en radio was al uniek maar vrouwen op een radioschip was helemaal niet gebruikelijk in het decennium daaraan voorafgaand, toen tal van radiozendschepen verankerd lagen in internationale wateren in West Europa. Maar er waren veel eerdere momenten dat vooral in lokale en kleinere kranten toch wel aandacht werd besteed aan de aanwezigheid van vrouwen aan boord van de coaster. Zo diende op een bepaald moment het zendschip voor herstelwerkzaamheden al vrij snel de haven van IJmuiden aan te doen en door te varen naar Zaandam om daar werkzaamheden aan de dubbelgeklapte zendmast te laten verrichten. Het was op het ANP nieuws geweest dat het schip een veilige haven ging opzoeken en dus lukte het een verslaggever van ‘De Tijd’ een bezoekje te brengen aan de werf, waar hij ontdekte dat er vrouwen behoorlijk aan het werk waren om de buitenzijde het dekhuis op het zendschip van een nieuw verfje te voorzien. Hij hoorde op afstand al een hoge stem roepen tegen Gerry dat de pers niet ter woord mocht worden gestaan: “We mogen echt niets zeggen”, maar toch kwam een blonde vrouw van rond de 25 jaar – haar gezicht vol verf – richting de journalist om hem kort te spreken. Ze stelde zich voor als ‘Jerry’, dit omdat er ook Engelstaligen betrokken waren bij Capital Radio. Desgevraagd wilde ze wel stellen dat een ieder wel iets mocht zeggen tegen journalisten maar alleen tot op zekere hoogte: “Het geheel is een experiment dat grotendeels is geslaagd. Eerst werden we moeilijk geaccepteerd door de mannelijke bemanningsleden, maar tijdens een storm, toen het roer en de zendmast beschadigd raakten, hebben we getoond wat we waard zijn en sindsdien worden we gezien als volwaardige matrozen”. Gerrie had enige tijd in Canada gewoond en allerlei baantjes aangenomen, wat ook van haar collega’s kon worden gezegd daar ze van alles aanpakten om op een eerlijke wijze hun geld te verdienen. “Het werk is misschien dan wel mannelijk, zoals onderhoudswerkzaamheden, maar bij Capital Radio gaat men er vanuit dat het werk voor de vrouwen gelijkwaardig dient te zijn aan die van de mannen. Alleen dan niet op de Dolle Mina wijze, maar gewoon door het te doen. En het gaat op een ongelofelijke manier goed het samen te doen.” Naast de voornoemde acht vrouwen, die in toerbuurt met vier tegelijk aan boord zaten van de King David, bestond de bemanning uit een kapitein, een stuurman, twee man technisch personeel, een matroos en een kok. Desgevraagd bleek ook dat de mannen het experiment zeer geslaagd vonden. De vrouwen brachten in eerste instantie drie weken aan boord en drie weken aan land door maar na een aantal maanden van proefuitzendingen, veranderde dit op 1 september 1970 in twee weken aan boord en twee weken verlof aan wal. Natuurlijk heerste er, zoals gewenst aan boord van een willekeurig schip, een uitermate vorm van sterkte discipline. Andermaal Gerrie Preuss: “De discipline is als op elk schip erg streng maar toch voelen we ons een grote familie. Het is vreselijk gezellig maar toch dient er grote discipline te zijn.” En uitgehoord over het kostuum dat ze droeg stelde ze: “zwarte broek, wit overhemd, das en matrozenpet, alles volgens de normen van de Liechtensteinse marine. Sommige meisjes vonden dat in het begin niet zo leuk, maar nu wil niemand meer anders.” Later die middag vroeg de journalist van de Tijd of ze bereid was op de foto te worden gezet. Maar Timmy Thomasson, de directeur van Capital Radio, was inmiddels op de werf gearriveerd en gelet op de strenge regels betreffende contacten met de pers werd er meteen een afstandelijke houding aangenomen. Reden genoeg om hem aan de tand te voelen inzake zijn station: “Wij zijn voor ‘law-land-order’, noem het liberaal-conservatief. Wij zijn wel voor demonstraties maar niet op straat zoals met de langharigen op de Dam in Amsterdam. Deze langharigen liggen mij ook niet zo, maar dat is een persoonlijke mening. Wij zijn voor vrije onderneming en niet gebonden aan een politieke partij of een geestelijke stroming. Desondanks hebben we al enkele advertentie aanbiedingen van politieke partijen gekregen die graag ons radiostation als platform willen gebruiken. Wij willen het Europese publiek laten horen dat professionele, commerciële radio goede radio kan zijn.” In een ander teruggevonden krantenartikel kwam Bertha Beydals andermaal aan het woord betreffende de idealen die men voorstond en ze haalde een onderwerp aan dat niet eerder in een Nederlandse krant werd gepubliceerd. Ze stelde dat men zich bezig ging houden door mensen te redden in ontwikkelingslanden waarbij dit mede mogelijk werd via het oprichten van radiostations waarbij de programmamakers zich vooral voorlichtend bezig dienden te houden om mensen te kunnen redden. Ze stelde dat de IBS daarvoor nauwe contacten onderhield met de Action Cultural Popular in Columbia. Deze organisatie hield zich al sinds een aantal jaren bezig met het verzorgen van educatieve programma’s via de radio in het Zuid-Amerikaanse land. Beydals benadrukte in het interview dat de programma’s op Capital Radio in de toekomst niet dienden te worden gezien als bedelacties: “Wij komen met een geheel nieuwe vorm van ontwikkelingshulp. De mensen, die straks reageren op onze acties, geven niet alleen geld maar nemen met dat geld deel in een project. Later krijgen zij dat geld terug. Een volslagen nieuwe manier van ontwikkelingshulp, dat begrijpt U wel.” Andere vormen van publiciteit waarin Berthe Beydals naar voren trad als woordvoerster geven mij de indruk dat ze de populariteit van het station groter maakte dan het in daadwerkelijkheid was. Immers was het vermogen van de gebruikte zender zo laag dat goede ontvangst, als Capital Radio in de ether was, alleen goed was in de Randstad. In Groningen ontving ik het zelden in redelijke kwaliteit en dan ook nog met behulp van praktisch goede middengolf ontvangstantennes. Zo stelde ze na een week van reguliere uitzendingen dat honderden brieven per dag binnenkwamen op het postadres in Bussum: “Opvallend veel reacties krijgen we binnen van academici en mensen met een adellijke titel”, was een van haar uitspraken. In het interview werd haar ook gevraagd of er al reclamezendtijd was verkocht waarbij de suggereerde dat er sterke banden waren met een Engels kerkgenootschap dat dagelijkse zendtijd wenste te kopen. Een naam durfde ze niet te noemen daar er nog geen contract was getekend, wat daarna ook niet zou gebeuren. Wel was ds. Geert Toornvliet uit Bloemendaal die met bepaalde regelmaat was te beluisteren via de 270 meter. Hij bracht dus enig geld binnen bij Capital Radio, financiën die werden verkregen via oproepen aan de religieuze luisteraars die maar graag doneerden. Beydals werd in hetzelfde interview ook gevraagd naar potentiële grote vissen als de Coca Cola Company, een vraag die ze afdeed met: “Ik begrijp niet waar men zich druk over maakt. Tegenwoordig schijnt bij ieder project van deze omgang gezocht te worden naar grote organisaties en/of bedrijven die er financieel achter steken. Particulieren schijnen geen geld meer te kunnen hebben.” In de zomer van 1970 werd aan diverse journalisten een promotiepakket toegestuurd waarin door de IBS ondermeer gewag werd gemaakt van de opening van een prachtig kantoor van waaruit het secretariaat haar werkzaamheden kon gaan verrichten voor de IBS als wel voor Capital Radio. Mr. J. Mattiesing was benoemd tot General Manager en werd verantwoordelijk voor het dagelijks runnen van de organisatie. Als programma coördinatrice voor Capital Radio werd Liz Dalfsen aangesteld, die tevens de binnenkomende telefoontjes mocht opvangen. Verder had Mattiessing de beschikking over bekwame typistes en de voor die tijd modernste apparatuur. En ook in Bussum in het nieuwe pand aan de Elisabethgaarde, werden diverse activiteiten door diverse vrouwen verricht op voet van totale gelijkheid met de mannelijke collega’s. In de tweede week van november 1970 raakte het zendschip op drift en liep het op de kust. Duizenden belangstellenden kwamen op het gestrande zendschip op het strand bij Noordwijk af en vormde zich een enorme file. Ook in de duinen en op de boulevard van de badplaats waren velen, al dan niet voorzien van een fototoestel, aanwezig om een blik te vangen van dit radioschip met toch wel een heel vreemd uitziende antenne. Maar was het alleen de antenne die aandacht trok? Geruchten deden er alom de ronde binnen bepaalde kringen van de aanhangers van de zeezenders. Grote vraag was of het schip voor andere doeleinden werd gebruikt dan alleen het brengen van een idealistische boodschap. In eerdere instantie tijdens de voorbereiding van het project was de tender Kangeroo al eens een haven in Engeland uitgevaren zonder de douaneambtenaren op de hoogte te stellen van de lading aan boord, een aantal jeeps waarvan ook nog eens vage berichten de ronde deden over de inhoud van deze jeeps. Had de International Broadcasting Society misschien banden met landen waar men het niet zo nauw nam met de internationale voorwaarden betreffende de levering van wapenen aan bepaalde landen? Nieuwsgierigen genoeg in de dagen dat de King David op het strand lag. De bemanning was nog enige tijd aan boord gebleven maar op een bepaald moment besloten sommigen toch het zendschip te verlaten en verbaasd keken de vele op het strand en in de duinen aanwezige nieuwsgierige mensen hoe niet alleen mannelijke bemanningsleden de tocht van het schip naar de wal ondernamen maar ook een aantal vrouwen, gekleed in het vrouwelijke tenue van de Liechtensteinse marine, door het lage water richting de duinen waadden. Dat er meer aan boord van de King David was dan op het maken van radioprogramma’s gerichte apparatuur wist de gemiddelde belangstellende destijds niet totdat enige dagen later terug gegrepen werd in de dagbladpers op de stranding en melding werd gemaakt van de aanwezigheid van traangas en automatische wapenen – waaronder lichte en zware mitrailleurs. Decennia later werd de voormalige directeur van Capital Radio met de aanwezigheid van de wapenen aan boord van een zendschip dat vooral een charitatieve instelling tot doel had, geconfronteerd. Timmy Thomasson verdedigde zich met: “Het was het geval dat we ons onveilig voelden en we wilden voorbereid zijn op eventuele pogingen om het zendschip te kapen. Alle bemanningsleden, ook de vrouwen, waren er op getraind om daadwerkelijk tegen dergelijke acties te kunnen ingrijpen.” Onder andere bepaalde omstandigheden bleek de bemanning echter niet adequaat in te grijpen want de reden dat het zendschip strandde op de kust bij Noordwijk was simpel en alleen te weerleggen aan het gebrek van een machinist aan boord van de King David. Deze had tijdelijk het zendschip verlaten om thuis enkele zaken te regelen zonder duidelijke instructies achter te laten aan de vrouwen hoe de motor van de coaster was te starten. Hoezo, een gedegen training? Er was op dat moment wel een kapitein aan boord, de 47-jarige Leen Plug uit Amsterdam. Toen hij merkte dat het zendschip op drift was geraakt wekte hij Gerrie Preuss en andere collega’s. Het was Gerrie die contact opnam met Radio Scheveningen en de legendarische woorden: “Scheveningen, help, help” zou hebben geroepen. Maar verder zou er niet al te veel paniek zijn geweest. In totaal waren er op dat moment vier vrouwen en drie mannen aan boord en er werd nog wel geprobeerd het noodanker uit te brengen en werd er een poging ondernomen het schip onder zeil te zetten. Een aanbod tot assistentie van de bemanning van de sleepboot Hector, eigendom van de firma Wijsmuller, werd afgewezen daar men van mening was dat men het wel zou gaan redden. De wind was echter zo hard dat de MV King David zeer snel richting het strand afdreef, liefst 8 kilometer verwijderd van waar ze eerder die nacht nog was verankerd. Het jongste bemanningslid aan boord was de uit Amsterdam afkomstige Thin Shan Hasiang Shanfa Zij was slechts 17 jaar maar had totaal geen angst want volgens Gerrie Preuss riep ze bij herhaling dat we lekker naar het strand gingen en zich afvroeg of de koffie daar al klaar was. Nadat men op drift was geraakt had de dienstdoende kokkin, Florence Oudenbroek, nog rustig even een kopje thee in de kombuis gezet zodat een ieder even tot rust kon komen alvorens men de puinhoop aan boord kon opruimen, die was ontstaan doordat het schip dwars op de golven behoorlijk afwijkende bewegingen had gemaakt. Nog voordat het zendschip uiteindelijk op het strand liep was er toch een gewenste assistentie die werd verkregen door de ondersteuning van de bemanning van de reddingsboot Kurt Carlsen die de eerder genoemde dames en de Engelse matroos Richard Brown van het zwalkende schip haalden. De kapitein en een Britse ingenieur, die weigerde zijn naam te noemen, bleven op het schip achter. Terugkomend op de vermeende wapenen aan boord van de King David stelde de vrouw van directeur Thomason, Berthe Beydels, dat het mogelijk kon zijn dat de bemanning maatregelen had genomen ter voorkoming van de overtreding van de Nederlandse wetgeving, dit zonder in verder detail te treden. Later op de dag, nadat de stranding volop in het nieuws was geweest, stelde een woordvoerder van de P.T.T., ondermeer verantwoordelijk voor de opsporing van niet officieel geregistreerde zendapparatuur, dat er niet tegen de organisatie achter Capital Radio zou worden opgetreden omdat het ging om noodweer. Beydels sprak liever over een bedrijfsrisico en stelde dat het radiostation spoedig weer zou terug komen op de 270 meter. Noch de vrouwelijke bemanning, noch de mannelijke bemanning van de King David keerde voorgoed terug op het zenschip. Diverse pogingen werden ondernomen door ondermeer de eerder genoemde sleepboot Hector om het zendschip los te trekken van het strand, wat niet alleen direct mislukte, en dus vele pogingen zou duren, maar ook veel geld zou gaan kosten. Toen uiteindelijk het schip werd losgetrokken werd het versleept naar de haven van IJmuiden en men verwachtte dat het radiostation binnen een week weer in de ether zou komen. Het bleek echter dat alle gemaakte kosten bij lange na niet konden worden betaald en maanden duurde de strijd met de schuldeisers. In de voorzomer van 1971 besloot de IBS haar eigen faillissement aan te vragen. Alle vrouwen, uitgezonderd Berthe Beydels, waren toen al vertrokken bij de IBS. Hans Knot, 4 juni 2016
  6. de redactie

    Hans Knot: CAI Groningen

    De duizenden televisieantennes, die in de binnenstad van elke stad in 1971 nog steeds op de daken stonden, waren voor veel liefhebbers van stedelijk schoon een bron van grote ergernis. Zij vonden de antennes ‘lelijke harken’ die het stadsbeeld in hoge mate ontsierden. Rond die tijd verdween er af en toe een ‘hark’ van de daken – al dan niet door stormachtig weer als oorzaak. Maar er waren meer mogelijkheden om de antennes te laten verdwijnen, zoals in de Martinistad Groningen. Ambtenaren van de gemeente Groningen oriënteerden zich namelijk over het aanleggen van een centrale antenne-inrichting, waarop alle televisies en radiotoestellen zouden kunnen worden aangesloten. Bovendien hadden rond die tijd zowel de leden van de Tweede en Eerste Kamer een wetsontwerp aangenomen, waardoor het mogelijk werd van overheidswege een Centraal Antennes Systeem (CAS) voor het gehele land in te voeren. Verschillende grote en middelgrote gemeenten in Nederland waren al druk bezig met de invoering van een centrale antenne-inrichting. Het Groninger college van B. en W. stelde in de wekelijkse vergadering begin maart 1971 met deze ontwikkelingen niet te willen achterblijven. Aan de toenmalige wethouder drs. M. J. van den Berg werd opgedragen zich over de eventuele realisering van een dergelijk systeem in de stad Groningen te gaan beraden. Hij had klaarblijkelijk gerekend op deze opdracht, immers zat het onderwerp in zijn portefeuille, want hij gaf staande de vergadering, zijn eerste aanzet: “Die harken op de daken ontsieren het stadsbeeld en moeten eigenlijk verdwijnen. Er zijn verschillende mogelijkheden om dit te bewerkstelligen. In de nieuwe stadswijken wordt het ontvangen van radio- en televisiesignalen al door het gebruik van centrale antennes, gedaan.” Van den Berg doelde hierbij op de drie wijken die toen al grotendeels waren afgebouwd: Selwerd, Paddepoel en Vinkhuizen. “Voor de binnenstad bestaan er meerdere manieren en uiteraard is ook nog de landelijke ontwikkeling met het Centrale Antennesysteem gaande.” Volgens de toenmalige versie van de omroepwet waren er twee mogelijkheden een systeem voor de stad Groningen in te stellen. De eerste was dat het gebeurde onder supervisie van de NOS, en de tweede dat de steden een en ander zelfstandig tot ontwikkeling zouden brengen. Aan de toekomst voor de regionale omroep RONO, een voorganger van RTV Noord, had de wethouder ook gedacht: “Er liggen bij een centrale antenne-inrichting mogelijkheden voor regionale televisie, maar daarover moet ik mij nog verder oriënteren.” Het duurde echter nog 24 jaar alvorens er echt sprake kon zijn van regionale televisie voor de provincie Groningen want in 1995 werd de naam van Radio Noord veranderd in RTV Noord. Ook de stedenbouwkundige adviesraad hield zich in die tijd bezig met de bestrijding van de antennes. Zo gaf dhr. J. H. Zeeven, lid van die adviesraad, in een interview in het Nieuwsblad van het Noorden zijn mening over het antenneoerwoud. “De bedoeling van ons is om de burgerij in te schakelen bij het verfraaien van het stadsbeeld. We moeten van die verrekte rare dingen op de daken af. Antennes, die niet nodig zijn kunnen gemakkelijk verwijderd worden, als mensen in een bepaalde buurt maar zouden samenwerken. Wanneer door de gemeente een centrale antenne- inrichting voor de hele stad zou worden ingesteld, zijn we natuurlijk helemaal klaar.” Maar het ging allemaal minder snel dan verwacht want de regelgeving in ons land had destijds de nodige beperkingen voor het verspreiden van radio- en televisiesignalen. Vanaf 1970 kon dan wel een machtiging worden aangevraagd voor de aanleg en exploitatie van een gemeenschappelijke antenne-inrichting, de zogenaamde GAI. Dit betekende een kabelnetwerk bestemd voor een kleine groep woningen. Ook was het mogelijk vergunning te verkrijgen voor de aanleg en exploitatie van een centrale antenne-inrichting, een kabelnetwerk bestemd voor wijken, plaatsen of hele gemeenten, de zogenaamde CAI. Een dergelijke machtiging kon verkregen worden als aan technische en administratieve voorwaarden werd voldaan. Een CAI mocht in principe niet groter zijn dan 100 aansluitingen en na het kruisen van een weg mocht het signaal niet meer worden versterkt. Een CAI was beperkt tot de gemeentegrens. Gedurende de jaren 70 en 80 van de vorige eeuw werden in vrijwel alle gemeenten een of meer kabelnetten aangelegd; maar per aansluitgebied werd slechts één machtiging aan een woningcorporatie of bedrijf verleend. Geleidelijk aan kwamen de kabelnetten in exploitatie bij gemeentelijke diensten. Vaak kwam dat omdat woningcorporaties de rechten voor hun GAI overdroegen aan de gemeente waarin de coöperatie actief was. Later werden de regels verruimd en mochten de kabelnetten van gemeenten worden gekoppeld en konden ze samen van één ontvangstation gebruikmaken. In Groningen werd voorzichtig het kabelnet opgezet en toen jaren later de lokale radio eindelijk op 12 november 1984 de lokale radio via de kabel van start ging dienden de vrijwillige medewerkers ook nog maar eens af te wachten of er luisteraars waren die afstemden op de programma’s. Het geval was dat de schrijver van deze rubriek de eerste presentator was in de ochtend en het luisterpubliek herinnerde aan het gegeven dat de uitzendingen werden verzorgd via het informatiekanaal van de televisie van het kabelnetwerk in Groningen. Het zou nog maanden duren alvorens het signaal via de kabelradio was te ontvangen. De programma’s werden verzorgd vanuit een voormalig schoolgebouw aan de Donderslaan in Groningen waarbij een deel van Radio Stad voornamelijk muziekprogramma’s waren maar ook aandacht werd besteed aan actualiteiten en er tevens programma’s waren voor minderheden. Daarover een andere keer meer. Hans Knot, 11 juni 2016
  7. Ik neem U mee terug naar het begin van het jaar 1967. De Nederlandse omroepen vielen nog steeds onder de NRU, dat stond voor de Nederlandse Radio Unie. Vanuit zee was het vooral Radio Veronica dat vele Nederlanders deed afstemmen op de 192 meter en dus niet of veel minder op de publieke omroepen. Op een van de vele Nieuwjaarsbijeenkomsten in het Hilversumse, in dit geval die van de NRU, wees de toenmalige voorzitter mr. A.B. Roosjen op de moeilijke financiële situatie waarin de omroepen zich volgens hem bevonden. Hij haalde een aantal punten naar voren waarop zijn vermoedens berusten. Zo waren in 1966 de hoogte van de inkomsten op de luistergelden gelijk gebleven, maar waren de loonkosten in de daaraan voorafgaande drie jaren met 40% gestegen. Hij meende dat indien het niveau van de programma’s in 1967 gelijk zou blijven, dat het de verwachting was dat de radiopoot eind van dat jaar ‘rood’ zou schrijven, mede gelet op het gegeven dat de na de Tweede Wereldoorlog opgebouwde reserves waren opgebruikt. Bij de begrotingsdebatten in 1966 had de toenmalige minister voor CRM, Vrolijk, dan wel voorgesteld dat de luistergelden zouden worden verhoogd als de inkomsten uit de in te voeren reclamegelden niet voldoende zouden zijn. Zoals al eerder door mij beschreven werden reclamespots voor het eerst in 1968 op de radio gehoord en dus diende men op de inkomsten te wachten, wat ook volgens de voorzitter van de NRU het geval was met een eventuele verhoging van de luistergelden. mr. A.B. Roosjen (foto Jo van Bilsen) In Hilversum was het een groot raadsel waarom nog steeds niet tot invoering van radioreclame was overgegaan, immers was in oktober 1965 Hilversum 3 al van start gegaan en was in eerste instantie de verwachting dat de invoering van reclame gelijk zou lopen met de start van het zogenaamde popstation. Echter waren er de nodige problemen geweest. De vernieuwde omroepwet gaf aan dat er een maximum aan 24 minuten zendtijd voor reclamespots per radiostation mocht worden geprogrammeerd, te brengen rond de top van het uur. In de reclamewereld was men het hier echter niet mee eens want men wilde de spots tussen de muziekplaten door, zoals ook bij Radio Veronica gebeurde, ten gehore laten brengen. Ook het gegeven dat dit station nog steeds vanaf zee actief was betekende voor de reclamewereld dat men helemaal geen haast had knopen door te hakken, hoewel in december 1966 wel bekend werd dat de eis de spots te verweven in de programma´s eventueel zou komen te vervallen. Mr. Roosjen merkte tevens op dat de NRU bereid was 80 seconden voor en na de bulletins van de Radio Nieuwsdienst reclame te willen brengen. Eén van de andere problemen, die hij aanhaalde, was de confrontatie die er betreffende de zendtijdverdeling was ontstaan. Sinds de TROS met drie uur zendtijd per week was toegelaten tot de ether had deze organisatie inmiddels meer dan 10.000 leden, waardoor de verwachting was dat per 1 oktober 1967 deze omroep zou komen te vallen onder de categorie C-omroepen die 10 uur zendtijd per week mochten vullen. De NRU zou in het najaar van 1967 een verruiming krijgen van 10 uur aan radiozendtijd, dit om haar minimumzendtijdpercentage van 15%, zoals destijds omschreven in de omroepwet, te kunnen effectueren. Ook werd het duidelijk tijdens de Nieuwjaarsbijeenkomst dat als het kabinet zou besluiten niet over te gaan tot zendtijduitbreiding op de toen bestaande drie radionetten de toenmalige grote omroepverenigingen, KRO – NCRV – AVRO en VARA, hun zendtijd met liefst 17 uur per weg zou inkrimpen. Wat de verdeling van televisiezendtijd betreft was de groei tot C-omroep van de TROS niet zo’n probleem want men kreeg een wekelijkse zendtijduitbreiding van 1 naar 2,5 uur zendtijd. Het was de bedoeling dat de NTS, de Nederlandse Televisie Stichting en dus het zusje van de NRU, daarvoor zendtijd zou inleveren. De omroepen weigerden namelijk zendtijd voor de TROS beschikbaar te stellen voor televisie-uitzendingen. De NTS bezat op dat moment 40% van de totale zendtijd en daar had men geen problemen met het inleveren van 1,5 uur per week. De ernstige gezichten van de omroepbonzen tijdens de Nieuwjaarstoespraak waren trouwens snel verdwenen toen kelners rondgingen met de nodige borrels en men kwistig gebruik kon maken van de voorraad sigaren en sigaretten die op de diverse tafels in glazen stonden uitgestald. Hans Knot: 18 juni 2016
  8. Iedere 60-plusser kent ze nog wel, de diverse acties op school, waarbij vooral missie-organisaties het goede doel waren. Zowel de Christelijke als Katholieke organisaties werden daarbij op diverse manieren ondersteund. In het begin van de zestiger jaren, zo herinner ik me, werd er op de St. Ludgerdusschool aan de Tuinbouwdwarsstraat in Groningen zilverpapier verzameld voor de Mill Hill organisatie. Het was niet de bedoeling dat de massaal ingezamelde verpakkingen naar de missieposten gingen maar het werd te gelde gemaakt. Zilverpapier bestond uit een tin legering dat werd omgesmolten om opnieuw te kunnen worden gebruikt. De opbrengst werd daarna in de missiekas gestort. Hemelsbreed slechts 500 meter meer richting het centrum van de stad Groningen was er in de maand maart 1971 een opmerkelijke andere inzamelingsactie waar we dit keer bij stil staan. De actie werd gevoerd op het Christelijke Wessel Gansfortcollege, destijds gevestigd aan de Grote Rozenstraat 38. De actie werd ondermeer gevoerd tijdens een feest voor leerlingen, personeel en buitenstaanders, waarbij de opbrengst ten goede kwam voor het werk van een Nederlandse Kapucijnenpater in Chili, een man met de wel klinkende naam Jan Janssen. De actie van de leerlingen en stafmedewerkers van de school was bedoeld om het werk van het radiostation, Las Voz de la Costa, gevestigd in de Chileense provincie Osorno, te ondersteunen. Een radiostation dat zich vooral richtte op minderheden – met nadruk op de Mapuche Indianen. Van alle gelden die het feest en andere acties op de school opbrachten, kon de missieorganisatie transistorradiootjes aanschaffen die onder de inwoners in Osorno werden verdeeld om groepsgewijs naar de uitzendingen van Las Vos de Costa te kunnen luisteren. In het gebouw van de school, dat al jaren in gebruik is van de Pedagogische Wetenschappen van de Rijksuniversiteit, was in de bibliotheek een hele week lang een tentoonstelling waarin foto’s en lectuur over Latijns Amerika, en over het werk van de paters Kapucijnen in Chili in het bijzonder, waren te zien. Om niet al te storend te zijn voor de voortgang van de lessen was de tentoonstelling slechts 1,5 uur per dag geopend. In de lessen was er trouwens ook aandacht voor de actie, zoals in de aardrijkskundelessen. In de aula, waar ondermeer de reguliere muzieklessen plaatsvonden, was een groot deel die week ingericht als een soort van drive-in-bioscoop waar documentaires vertoond werden over de eerder genoemde Mapuche-Indianen. Het meeste materiaal was trouwens afkomstig van de paters Kapucijnen, die hun klooster in Tilburg hadden. Het was natuurlijk voor die tijd heel vreemd dat een dergelijke actie voor Katholieke paters werd georganiseerd vanuit een Protestantse school. Het was de geschiedenisleraar J. Koyck, die twee jaar later de school zou verlaten voor een baan op het Willem Lodewijk Gymnasium, die het initiatief had genomen en een werkgroep had gevormd waarin ook een aantal leerlingen werd betrokken bij de voorbereidingen en organisatie. In een gedenkboek over de geschiedenis van de school, dat enkele jaren geleden uitkwam, zijn slechts een paar pagina’s gericht op de tijd dat het Wessel Gansfort College in de Grote Rozenstraat was gevestigd en is over deze actie dus helemaal niets terug te vinden. Namens de leerlingen zaten Tonnis van Ham, Cor von Meyenfeldt, Wim Wolff en Joop de Boer in de werkgroep. Bij het doorspreken van diverse potentiële projecten vond men dit project het best gemotiveerd en het meest concreet. Bovendien hoopte men met dit project de aandacht te vestigen op de problematiek van de Derde Wereld. Mede in verband daarmee was ook contact opgenomen met de Interkerkelijke Vredeswerkgroep, die dergelijke acties stimuleerde. Er waren rond die tijd 650 leerlingen aan de school verbonden. Tijdens de feestelijke vrijdag in maart 1971 waren er van twee uur in de middag tot elf uur in de avond allerlei activiteiten in het gebouw aan de Grote Rozenstraat. In diverse klaslokalen werden er competities op het gebied van allerlei spelen gehouden en in de aula was een heus rad van avontuur opgesteld waarbij allerlei leuke prijsjes konden worden verdiend. Ook was er ruimte voor informatiestandjes over de problematiek van de Derde Wereld. Verder was er een optreden van de schoolcombo en 's avonds kwam de Hoogkerker beatgroep The Black Shadows de dansavond verzorgen. Tussen de muziek door waren er optredens van de schooltoneelgroep waarvoor ook thema's uit de Derde Wereld waren gekozen. De heer Koyck vond dat de actie niet tot de school beperkt hoefde te blijven. De deuren gingen daarom ook open voor de buurtbewoners en andere relaties van de scholieren en de school. Op die manier dacht men via kleine en grote bijdragen de nodige transistorradio’s te kunnen aanschaffen. Voor tweeënzeventig gulden kon op die manier een twintigtal gezinnen leren lezen en schrijven, want de radio werd op een centrale plek neergezet zodat gezamenlijk kon worden geluisterd en geleerd. Door de verkoop van foto's door de fotoclub van de school en door de verkoop van drankjes tijdens het feest dachten de organisatoren vijftienhonderd tot tweeduizend gulden bij elkaar te krijgen. Ik heb slechts een lid van de werkgroep na 45 jaar kunnen traceren en wel Cor, wat niet zo moeilijk was met een afwijkende achternaam. Hij reageerde dan ook op een e mail met: ‘Er is maar één Cor von Meijenfeldt en dat ben ik. En ik heb inderdaad op deze school gezeten en aan veel acties meegedaan.’ Maar op de vraag of hij zich nog iets herinnerde betreffende de opbrengst van deze actie stelde hij: ‘Ik zou dat echt niet meer weten. Wel dat we voor Radio La Voz de la Costa geld inzamelden (voor een pater op een protestantse school, toch wel opmerkelijk!), maar niet hoeveel geld en toestellen dit genereerde.’ De activiteiten van La Voz de la Costa begonnen dus door een actie van de pater Jan Janssen die in totaal in den lande voor vier ton bijeen schooide; geld dat werd gestoken in de bouw van radiostudio, de aanschaf van een zender en apparatuur. Ruim 20.000 mensen werden daardoor betrokken bij het volgen van radio-onderwijs. Een kleine groep onderwijzers werd in staat gesteld een hele grote groep mensen via de radio te bereiken en op allerlei gebied hun kennis te verspreiden. Het meest verheugend van alles vond de heer Koyck destijds in 1971, dat het initiatief van een klein werkgroepje op school zo enthousiast ontvangen was. Met Cor von Meijfeldt is het ook allemaal goed gekomen gezien zijn prachtige loopbaan: ‘Na de middelbare school ben ik in Wageningen afgestudeerd in de tropische bosbouw en sinds die tijd werk ik, steeds bij een of ander onderdeel van de of een overheid, op het gebied van bos, natuur en landschap, in binnen- en buitenland.’ Het bisdom Osorno zat in de jaren vijftig van de vorige eeuw echt verlegen om priesters en het was de toenmalige eerste bisschop Fray Francisco Valdes Subercaseaux, afkomstig van de congregatie Kapucijnen, die op het idee kwam in verschillende delen van Europa priesters van zijn congregatie op te roepen te komen helpen in Chili. In 1958 kwamen de eerste Nederlandse missionarissen in het land aan en vonden hun kerken in Quilacahuín en San Juan de la Costa. Het was een gebied waar absolute armoede heerste en tevens een hoge graad van analfabetisme. Ook was er sprake van ondervoeding, kindersterfte en lage levensverwachting en grote werkloosheid. Het vele werk en grote inspanningen van de missionarissen was vooral gericht op het bijdragen aan de sociale en culturele promotie; het overwinnen van de isolatie met de grote steden; het verbeteren van de moeilijke toegang en de lage wegendichtheid. Om deze geïsoleerde mensen in deze gebieden te doen integreren werden de Kapucijnen vooral geïnspireerd door het werk en de ervaring van Radio Sutatenza in Colombia. Het bracht een vorm van onderwijs op afstand, waarbij de radio en dus de ether werd gebruikt. In Chili werd vervolgens de Radio Stichting School op gericht met als doel via de radio de bevolking op een hoger intelligentie niveau te kunnen brengen middels voornamelijk educatieve programma’s. La Vos de la Costa begon op 10 augustus 1968 met haar uitzendingen. Eerst werd het programma op beperkte schaal beluisterd, want in de meeste dorpen was er geen geld om een radio aan te schaffen voor gezamenlijke beluistering. Het niet aanwezig zijn van radio’s kwam niet alleen door economische omstandigheden maar ook door gebrek aan elektriciteit. Wie geïnteresseerd was in de alfabetiseringscursussen kreeg een radio voor hun dorpsgemeenschap aangeboden en zelfs accu's om ze te kunnen laten werken. Maar er waren dus veel te weinig radiotoestellen om het project tot een groot succes te brengen en het was daar ondermeer dat pater Jan Janssen met het initiatief kwam om in den lande en dus ook in Groningen, scholen te benaderen om voor dit doel inzamelingsacties via ondersteunende feesten te organiseren. En met succes want beetje bij beetje werd het doel van het radiostation bereikt en werd vele analfabeten de nodige kennis bijgebracht zodat ze of een vervolgstudie of een goede baan konden krijgen. We zijn inmiddels 45 jaar verder en La Vos de la Costa bestaat nog steeds en staat nog altijd voor hetzelfde doel maar daar is zeker ook in de loop van de afgelopen decennia de strijd voor gerechtigheid en het leven in een zo goed mogelijke democratische omgeving bijgekomen. En het idee van het radiostation van destijds heeft zich ook verspreid over allerlei andere Latijns-Amerikaanse landen, waar ook dergelijke stations zijn opgericht. Daar kunnen ook de oud leerlingen van de Wessel Gansfort College in Groningen trots op zijn. Via internet is het radiostation trouwens te beluisteren: www.radiovozdelacosta.cl Hans Knot, 25 juni 2016
  9. Nu de maand juli 2016 een aanvang heeft genomen is het voor mij reden genoeg eens in de geschiedenis van de radio te duiken als het gaat om het jaar 1979, liefst 37 jaar geleden. In het begin van die maand werd bekend dat de voormalige voorzitter van de Adje Bouman Fanclub, Sieb Kroeske, na een periode van zes jaar, de Stichting Top 40 ging verlaten. Hij was ondermeer verantwoordelijk voor de dagelijkse leiding en de samenstelling van de Nederlandse Top 40 en de Tipparade. Het persbericht maakte melding van een overstap naar de platenmaatschappij Ariola, alwaar hij labelmanager voor het internationale repertoire zou worden. Opvolger bij de Stichting Top 40 werd Peter van Doorn, die daarvoor ruim zes jaar werkte voor de platenmaatschappij CNR als pers- en reclamechef. Die maand kon ik ook berichten dat op 1 juli om 12 uur precies de officiële uitzendingen waren begonnen van Radio Mi Amigo 272 vanaf een nieuw zendschip, de MV Magdalena. Het openingsprogramma werd verzorgd door Ton Schipper en was van tevoren op band opgenomen omdat het voor hem onmogelijk was naar het zendschip te komen. De opening werd vooraf gegaan door een nieuwsbulletin waarin uitgebreid over de start van het station melding werd gemaakt. Een nieuwsblok dat die middag elk uur, op het hele uur, werd herhaald. Na het eerste uur was er een show met deejay Wim de Groot waarna de teleurstelling werd ingezet want vervolgens was er alleen non stop muziek te horen dat werd gedraaid door Kees Borrell en Otto. De gekozen frequentie zat ook lang niet iedereen lekker. Zo kwam er een klacht binnen van de organisatie achter Radio Bloemendaal. Men zou op de frequentie kunnen storen die door de PTT was toegewezen maar in werkelijkheid viel het mee en was er een verschil tussen beide frequenties van 16 kHz en een ander station dat ik de weekenden vanuit een gehucht in de buurt van Vlagtwedde kwam werd er gemeld dat de persoon achter Radio Nolan de zender had opgeschroefd naar de 269 meter om storingen te voorkomen. Op ditzelfde station werd in die tijd maandelijks de Freewave Informatie Show uitgezonden als ondermeer promotie voor het gelijknamige blad. Het is altijd weer leuk in de archieven van dit blad, dat al sinds 1978 bestaat, te duiken. Ik heb de eer al die decennia hoofdredacteur te zijn waardoor het mogelijk is ondermeer deze rubriek te vullen met tal van herinneringen. Zeg eens eerlijk, wie herinnert zich nog een actie voor Radio Friesland bij de afsluitdijk in de zomer van 1979? Op de kop van de Afsluitdijk hadden leden van de actiegroep ‘Teken voor Radio Friesland’ ruim 34.000 handtekeningen en 70 zogenaamde bijvalbetuigingen van verschillende Friese organisaties overhandigd aan de toenmalige minister voor Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk werd, Gardeniers. Zij was dus ook verantwoordelijk voor het omroepbeleid. Met de overhandiging wilde men de minister duidelijk maken dat Friesland met zijn dubbelcultuur niet genoeg had aan 1 uur zendtijd voor de regionale omroep. Volgens de actievoerders zou een aantal van zes uren per etmaal toereikend zijn. Het zou nog enige jaren duren alvorens het werd gerealiseerd. In die tijd kwamen er ook altijd de meest vreemde onderwerpen aan bod zoals eventuele omroepverkiezingen. Zo kwam er een werkgroep kwartaal-enquête van de subfaculteit Politicologie van de Vrije Universiteit van Amsterdam met gegevens naar buiten waarin werd gesteld dat de TROS, indien er in 1978 omroepverkiezingen waren geweest, met 21% van alle stemmen de grootste omroep zou zijn geworden. De AVRO kwam uit op 14%, de VARA op 13% en de NCRV zou 11% van de stemmen hebben gekregen. De KRO en de VOO kwamen niet verder dan 8% elk terwijl de VPRO en EO beiden op 4% kwamen. Of er 17% van de mensen niet zou hebben gestemd werd niet vermeld. Ook werd die maand bekend dat de medewerkers van de regionale Omroep Brabant de luisteraars meer bij de uitzendingen dienden te betrekken. Zo dienden de nieuwsdienst medewerkers bij de formulering van het nieuws meer rekening te houden met het lage opleidingsniveau van het merendeel van de luisteraars. Een en ander kwam voort uit een onderzoek gehouden door twee studenten bedrijfskunde aan de TH van Eindhoven. De luisteraars, de medewerkers en de correspondenten, behoorden, volgens de studenten, ook betrokken te worden in de beleidsorganen van de regionale omroep. Waar destijds ook vaak over werd geschreven was de zenderkleuring waarbij Hilversum 1 bijvoorbeeld als lichte muziek zender was aangekleed. In juli 1979 werd bekend dat het radiostation Hilversum 1, na het ingaan van de zenderkleuring, door meer mensen dan voorheen werd beluisterd. Het toenmalige popstation Hilversum 3 had minder luisteraars gekregen. Dit bleek uit een onderzoek dat in de periode van 22 april tot en met 5 mei 1979 bij 1000 personen in Nederland was gehouden. De metingen werden verzorgd door de afdeling Kijk- en Luisteronderzoek van de NOS. Men meldde, bij het vrijgeven van de cijfers, dat er wel voorzichtig mee om diende te worden gegaan met de uitkomsten: ‘een echt overzicht van de resultaten van de zenderkleuring kan pas in november worden verwacht wanneer er bij 5000 luisteraars metingen worden gehouden.’ En wat stonden er voor cijfers in het eerste voorzichtige onderzoeksverslag? De gemiddelde luisterdichtheid van Hilversum 1 was overdag gestegen van 3,5% naar 7,1%. Hilversum 3 daalde van 17.6% naar 15,8% en de luisterdichtheid van de toenmalige Hilversum 2 en 4 waren beiden nagenoeg gelijk gebleven. Radio Vaticaan zorgde ervoor dat in het zendstation een 500 kW zender in gebruik werd genomen en tevens dat er ook uitzendingen in het Pools werden opgestart. En dat was om vooral de landgenoten van de toenmalige Poolse Paus te kunnen bereiken, in een land dat voornaam katholiek was. Bedenk wel dat er veel, zo niet heel veel, is veranderd in de radiobeleving de afgelopen decennia. Hans Knot, 2 juli 2016
  10. Wat waren het toch mooie tijden tegen het einde van de jaren vijftig en het begin van de jaren zestig van de vorige eeuw. Vaak was het zelfs twee keer per jaar dat we hét mochten beleven, en dan doel ik op de Derby der Lage Landen. De telkens terugkerende voetbalderby tussen het Belgische nationale team en de leeuwen van Oranje. Als ik mijn ogen sluit zie ik in gedachten de sportkrant achter de ramen van Tabakswinkel Klaasen aan de Korreweg in Groningen bijna tegenover ons woonhuis. Het was de maandag bijlage van het Algemeen Handelsblad, het latere Algemeen Dagblad. ‘Sport en Sportwereld’ bracht ons een echt uitgebreid verslag van de Derby met daarbij prachtige foto's. Niet alleen van de gespeelde wedstrijd maar ons ook een blik tonend op de enorme schare toeschouwers die, in het stadion waar de Derby werd gespeeld, aanwezig waren. Op de foto van de tribunes voornamelijk mannen gekleed in donkere jassen en voorzien van een hoed, die bij een doelpunt in de lucht kon worden gegooid. Bovendien hing er een wolk van rook boven de foto, voornamelijk veroorzaakt door dikke sigaren rokende oudere mannen. Mannen zagen, gelijk aan de vrouwen uit die tijd, er veel ouder uit op hun leeftijd dan nu – meer dan een halve eeuw later. Er kwam een moment dat de verslaggeving van de Derby, waarbij soms verrassende uitslagen waren te verwachten, niet langer alleen via de radio werden gebracht maar ook, het zei in zwart wit, er een - al dan niet live - verslag was te zien via de uitzendingen van de NTS, dat later NOS en weer later NPO zou worden benoemd. Het bleef voor mij echter een heerlijkheid de wedstrijden te blijven volgen via de radio omdat je op die manier, via de verslaggeving, jezelf een beeld kon vormen van het alles bepalende gevecht om de – toen nog – bruine leren bal. Vaak, ook in de jeugdboeken, was deze omschreven als het bruine monster. Ook in het voorjaar van 1966, in de maand april, was er een radio- en televisieverslag van de Derby gepland, die was toegewezen aan het Feyenoord stadion in Rotterdam. De voorbereidingen waren in volle gang toen op 13 april er in de media, destijds voornamelijk in de geschreven pers, werd bekend gemaakt dat de honderdste interland tussen Nederland en België, niet rechtstreeks via de Nederlandse televisie zou worden uitgezonden. Het bleek namelijk dat er geen toestemming aan de NTS was verleend tot uitzending van de wedstrijd omdat er in de lagere divisies van de Belgische Voetbalbond die betreffende zondag een normaal programma zou worden gespeeld. Ook was er een andere reden en wel omdat voor de wedstrijd in Rotterdam zeker nog 21.000 kaarten niet waren verkocht. Ook dit gegeven speelde destijds een belangrijke reden een wedstrijd niet via de televisiekanalen uit te stralen. De berichtgeving maakte heel duidelijk dat zelfs wanneer het stadion in Rotterdam geheel zou zijn uitverkocht er geen rechtstreekse uitzending zou zijn gezien de aanwezigheid van sluikreclame. Gelukkig, zo herinner ik me, heb ik op de bewuste zondag, naar de radio geluisterd naar een verslag van Dick van Rijn, die daarmee zendtijd van de AVRO vulde. We leerden uit zijn reportages ondermeer dat het voor het laatst in 1961 was geweest dat Nederland in het Rotterdamse stadion gewonnen had van de Belgen. Het stadion, met 60.000 voornamelijk staanplaatsen, was uiteindelijk geheel uitverkocht. Voor de wedstrijd was het een gezellige boel met het optreden van de Marinierskapel die een aantal marsen, zoals Koning Voetbal, en het lijflied van Feijenoord ‘Hand in hand kameraden’, ten gehore bracht. Bij dit laatste nummer werd in het stadion uit volle borst meegezongen iets wat ook duidelijk via de radio was te horen. Het vele publiek geloofde weer in het Nederlands Elftal – dat enkele slechte jaren achter de rug had. Men werd niet teleurgesteld want Nederlandse elftal won de wedstrijd met 3-1. In 1966 werden er in totaal 7 interlands gespeeld waarvan er 3 werden gewonnen, 3 werden verloren en 1 gelijkgespeeld. Vlak voor het weekend waarin de interland werd gespeeld was er een behoorlijke verhuizing, die plaats vond in Hilversum, afgerond. In de daaraan voorafgaande zes weken was in etappes aan de verhuizing van de gezamenlijke Fontotheek van de NRU (Nederlandse Radio Unie), waarin dus ook de toenmalige omroepen waren vertegenwoordigd, gewerkt. Tot aan de verhuizing waren de platen en banden op vijf verschillende plekken in Hilversum opgeborgen, waaronder in een bunker. Al het materiaal werd verplaatst naar het nieuwe gebouw op het Hilversumse Omroepkwartier. In een andere vleugel van ditzelfde gebouw had in december 1965 reeds de Muziekbibliotheek van de NRU zijn intrek genomen. Daarvoor, in oktober, werden daar de studio's voor het programma van Hilversum 3 in gebruik genomen. Ofschoon de inrichting, na de verhuizing, nog enige afwerking behoefde, waren dus vanaf medio april 1966 de Muziekbibliotheek en de Fonotheek, die zoals bekend hun diensten verleenden aan alle omroepverenigingen, de regionale omroepen, de Wereldomroep, de NRU en de NTS, bij de studio's van Hilversum 3 geconcentreerd. De verhuizing van de Fonotheek van de NRU betekende dat een voorraad van 150.000 78-toerenplaten, 60.000 45-toerenplaten, 50.000 LP's en 80.000 magnetofoonbanden dienden te worden overgebracht. Daartoe behoorden ook het zogenaamde geluiden-archief (met een assortiment van 10.000 geluiden) en het historisch archief met duizenden opnamen van historische waarde. Kortom, de grootste fonotheek van Nederland had destijds zijn bestemming voor de daarop volgende decennia bereikt. Hans Knot, 9 juli 2016
  11. In deze zaterdagcolumn wil ik een diepe duik in het radioverleden nemen. Een populair kinderprogramma in de jaren vijftig van de vorige eeuw was de tweewekelijkse IKOR-uitzending van Luisterclubs Opgelet. Het was de bedoeling dat kinderen samen — in luisterclubs — rond de radio neerstreken om naar dit programma te luisteren. En, dat deden ze klaarblijkelijk ook. Het programma kwam in 1949 van de grond als een initiatief van de IKOR, de Inter Kerkelijke Omroep Radio, het uitvoerend orgaan van de Oecumenische Raad van Kerken, belast met het verzorgen van radio-uitzendingen en de voorganger van de latere IKON. In het afgelopen decennia kwamen er vanuit de pers diverse vreemde berichten binnen over de media, al dan niet uit ons eigen land. Eén ervan was het bericht dat de Chinese regering voor een groot deel het kijken naar televisie-uitzendingen via satellietontvangst verbood voor individuele gezinnen. Wel werd het in weer later nog mogelijk naar bepaalde, uiteraard door regering gecensureerde, programma's te kijken. Dit mocht echter alleen nog gebeuren op dorpspleinen, in buurthuizen dan wel andere in gemeenschappelijke gebouwen, telkens onder toezicht van een door de lokale overheid aangewezen persoon. Deze vorm van televisiekijken deed me terugdenken aan de jaren dat in huize Knot het eerste exemplaar, in de vorm van een Erres-televisietoestel, stond opgesteld. De intrede van het magische beeldscherm waaruit in eerste instantie niet al te veel programma's te voorschijn kwamen, vond eind 1959 plaats. Zowel op de woensdag- als de zaterdagmiddag was er enige ruimte voor op kinderen gerichte programma's, waarbij Coco en de vliegende knorrepot me nog steeds erg goed in de herinnering komt, evenals de eerste uitzendingen van Swiebertje. Waarom nu kinderprogramma's? Het was de tijd dat ik nog op de lagere school zat en de buurtkinderen zelfs de kleuterschool niet of nauwelijks hadden doorlopen. Het gegeven dat de familie de enige op de door ons bewoonde stoep was met een eigen televisietoestel, leidde ertoe dat de buurtkinderen in grote getale langskwamen om mee te genieten van het gebodene. Erg goed in de herinnering ligt ook nog de donderdagavond toen de zoon van de rechterburen naar de wekelijkse toneelavond op de televisie kwam kijken. Uiteraard wisten de buren goed — de krant verstrekte de programma-informatie — hoe laat het programma was afgelopen. Was hij twee minuten later nog niet thuis dan werd er op de muur gebonsd. Immers hij zou zich kunnen laten overhalen om een pilsje of iets anders van alcoholisch genot tot zich te nemen. Maar, toen de rechterbuurman uiteindelijk overstag ging en enkele jaren later er een eigen televisietoestel werd aangeschaft, was het opeens gebeurd met de bezoekjes van de andere buurtkinderen van gereformeerde afkomst. Of de dominee die vorm van samenkleven ooit heeft kunnen waarderen is mij niet bekend. Wel bleef mij de opmerking van mijn moederszijde over de luisterclubjes me enorm interesseren. Immers waren deze clubjes voor het eerst in 1949 ontstaan naar aanleiding van een initiatief van de IKOR, de Inter Kerkelijke Omroep Radio. Het jaar dus van mijn eigen geboorte. Als je terugkijkt op het toen tweewekelijks door de IKOR uitgezonden programma Luisterclubs Opgelet, kom je automatisch terecht bij een beschouwing van dit programma, ooit in 1958 opgetekend door Hans Schmidt in het tijdschrift Goede Ontvangst. Hij schreef toen ondermeer dat het programma Luisterclubs Opgelet het enige programma op de Nederlandse radio was, waar de organisatie doelbewust vermeden werd. Wel voegde hij eraan toe dat er een strakke lijn in de programma's zat en dat het niet zonder een goede voorbereiding tot stand kwam. Een duidelijke verklaring wat hij nu precies met deze stelling bedoelde heeft hij echter niet aan het papier toevertrouwd. Het idee van de IKOR-luisterclubs kwam in 1949 van de heer Y. Schaaf, destijds assistent-programmaleider bij de IKOR. Men stond in die tijd voor het probleem hoe er ook iets gedaan kon worden voor de kinderen tussen zes en twaalf jaar, waardoor vervolgens het idee kwam tot het opzetten van de luisterclubs. Het bleek een schot in de roos te zijn, want hoewel men niet nauwkeurig het luisteraantal kon vaststellen, kon men wel uit allerlei reacties opmaken dat de luisterdichtheid op het moment van de tweewekelijkse uitzendingen bijzonder groot was. De medewerking aan de programma's was puur op vrijwillige basis geënt, net als de oprichting van de individuele luisterclubs. Het initiatief werd meestal genomen vanuit een gezin met een aantal kinderen, die kinderen uit de buurt en vrienden en vriendinnetjes uitnodigden om mee te doen, ofwel eens in de veertien dagen mee te luisteren naar het programma. Hans Schmidt ging in zijn verhaal over de luisterclubs verder in over de motivering van de oprichting van de groepjes: "Wat er voor, tijdens of na het luisteren gebeurt, loopt sterk uiteen. Meestal houdt het wel enig verband met de motieven, waarom de kinderen bijeen geroepen zijn. Dat kan namelijk, omdat een ouderpaar zo graag evangeliserend werk wil doen, omdat Jantje en Pietje op school wat gehoord hebben en het nu ook willen, maar ook omdat een lieve oude dame, die overigens geheel niet kerkelijk is, zo dol is op kinderen om zich heen. Daaruit volgt dan weer dat de ene luisterclub door een moeder of vader wordt voorbereid, op wat er gehoord gaat worden en dat ergens anders het geestelijk voedsel materiaal gesecondeerd wordt met limonade en koekjes en dat er weer anders een nabespreking kan worden gehouden." Over het aantal deelnemers in luisterclubs werd destijds zeker ook onduidelijk gedaan gezien de uitspraak dat het aantal leden kon oplopen van negen tot veertig, maar misschien in aantallen ook wel kleiner of groter waren. Ook over het aantal luisterclubs in het midden van de vijftiger jaren van de vorige eeuw waren geen overduidelijke gegevens beschikbaar. Er werd gegist dat het 150 tot 200 zouden kunnen zijn of meer. Wel diende de leider van een dergelijke club zich in Hilversum bij de IKOR aan te melden. Niet alleen kon men vooraf gemeld krijgen waarover een bepaald programma zou gaan, de club zou ook eens in Hilversum kunnen worden uitgenodigd om in de studio zelf voor de microfoon mee te kunnen doen aan Luisterclubs Opgelet. Afmeldingen van deelname, door verhuizing ofwel het gegeven dat de kinderen te oud voor het programma waren, kwamen meestal niet bij de IKOR binnen. Niet alleen in de studio in Hilversum werd het programma gemaakt maar ook op locatie, hetgeen een Diaconessenziekenhuis kon zijn of een in een gebouw van het Leger des Heils en soms zelfs bij een luisterclub-familie thuis. Aan echte promotie tot meer luisterclubs, middels het aanstellen van een coördinator, is men destijds niet toegekomen. Men wilde het allemaal spontaan laten ontstaan zonder druk van de zijde van de IKOR. Terugkijkend in het artikel van Hans Schmidt stelde hij: "Bovendien is de IKOR niet opgericht om evangelische organisaties op te richten, het is slechts het uitvoerend orgaan van de Oecumenische Raad van Kerken, belast met het verzorgen van radio-uitzendingen." Als inhoud van Luisterclubs Opgelet werd er een aantal vaste onderwerpen gebracht, waarbij ondermeer de discussie over een bepaald onderdeel uit de Bijbel, waarbij eerst het verhaal werd voorgelezen. Daarnaast werd er door een aantal luisterclubs een liedje gezongen, waarbij ze allen op het einde van het programma werden besproken en gewaardeerd door cantor-organist Frits Merthens. Bovendien waren er voor die tijd voortreffelijke vertelsters die de kinderen aan de radio geklonken hielden. In eerste instantie was dat mevrouw Goudt-Christiaanse en later wika Schruyer. Een wika was overigens een soort sociaal-werker, de afkorting stond voluit voor 'werker in kerkelijke arbeid'. Uiteraard werd in die tijd het programma van tevoren opgenomen om bepaalde opmerkingen, die niet binnen de doelstelling van het programma pasten, te kunnen wegsnijden. Legendarisch wat betreft deze montagemogelijkheden was destijds de anekdote die de assistent-programmaleider van de IKOR, de heer Schaaf, zich herinnerde, daarbij terugkerend naar de moraal van het eerste deel van mijn verhaal: "Een inleidster vroeg aan de kinderen waar naar zij dorst hadden. Het betrof een uitleg van een psalm en het antwoord had 'de hemelse gerechtigheid' kunnen zijn. 'Bier' zei de stem van een kind, als gevolg van een heldere ingeving, wat werd gevolgd door 'jenever' door een ander kind. Vervolgens kwam er een heel assortiment van lang niet alcoholvrije drank voorbij." Het snijmes was dapper genoeg om al deze zinnen weg te werken, waarna een probleemloos kinderprogramma alsnog kon worden uitgezonden en de luisterclubs dus niets merkten van al datgene, dat wel gezegd werd maar officieel niet bespreekbaar was binnen deze vrome gezinnen. Hans Knot, 23 juli 2016
  12. de redactie

    Hans Knot: Condor

    Zoals gebruikelijk op de zaterdag tijd voor een nostalgische terugblik en dat brengt ons dit keer naar 1973 toen er allerlei plannen waren om nieuwe radiostations vanaf zee te realiseren, waarbij een tweetal daadwerkelijk te horen waren via de middengolf. In eerste instantie Radio Atlantis en later Radio Mi Amigo, het zei in 1973 slechts met testuitzendingen om op 1 januari 1974 officieel van start te gaan. Een reconstructie van een radioproject dat geheel mislukte. Maar er was ook een aantal projecten, dat niet gerealiseerd werd, waaronder die van de Haarlemmer Steph Willemse, die dacht – samen met anderen – een idealistisch radiostation vanaf internationale wateren te kunnen starten. Eén van de doelen was een schip aan te schaffen en dus bezocht hij allerlei havenplaatsen om te kijken welke schepen te koop of te huur waren. Alweer een paar decennia geleden wenste Steph Willemse wel uitgebreid te praten over het doel van zijn radiostation: “Diverse mensen, die ik sprak, waren zeer te spreken over datgene wat Capital Radio had gebracht en men was van mening dat een dergelijk station zondermeer succesvol zou kunnen zijn. Ik ben toen gaan begrijpen dat er in die richting bepaalde behoeften bestonden en aan die behoeften hebben we later gedacht bij de opbouw van onze programmering.” Voor de aanschaf van een schip kwam Steph Willemse op het juiste moment op de juiste plek de juiste man tegen: “Goed, toen ik naar een geschikt schip zocht, stuitte ik op de Haarlemse berger, Gerrit Elfrich, die uitstekend werk heeft verricht en zich erg goed voor ons project heeft ingezet. Hij zorgde er voor dat we de MV Emma voor een prikje konden kopen. Toen het schip eenmaal in IJmuiden lag moest hij zich helaas terugtrekken daar hij de opdracht kreeg voor de berging van een enorm groot schip uit China. Het bergen van het schip, de Wang Chung, werd helaas een enorme mislukking en ik had liever gehad dat hij zich langer met ons project had bemoeid." Condor (foto Rob Olthof) Er moest heel veel werk verricht worden want het uit 1957 stammende schip was jarenlang voor de visvangst gebruikt en in eigendom van Rederij Ouwehand geweest. Willemse: "Het schip dat we kochten zag er verschrikkelijk uit, het was net een uitgeleefde tobbe waar zwervers de laatste maanden hun onderdak hadden gevonden. Het was ontzettend vies en er zat geen ruit meer in. Gedurende een periode van 9 maanden hebben we er met 10 man aan gewerkt om het weer enigszins leefbaar en vooral bruikbaar te maken. Nadat het schip weer enigszins schoon was hebben we gedeeltelijk er een elektrische leiding in aangebracht. De oude leidingen waren allemaal doorgesneden en bovendien ontbrak het sanitaire gedeelte. Toen kwam het erop aan om het uit te rusten tot zendschip. We hadden niet, zoals met andere zeezenderprojekten, een half miljoen gulden voor handen en moesten het dus doen met weinig geld. We hebben op een bepaald moment de zenders van de King David (Capital Radio), die toen in Heerwaarden lag, opgekocht. Het betrof hier zowel de 10 als 1 kW zender. De 10 kW zender was een half leeg geroofde kast waarvan we besloten deze alleen te gebruiken als linear-trap.” Er zijn destijds vele verhalen geweest over het al dan niet in de ether te zijn geweest van Radio Condor. Rob Olthof was er destijds bij aan boord van de tot Condor omgedoopte Emma toen de zender werd aangezet en meteen de boel met een grote ‘boem’ eruit klapte. Zelfs de meest fervente radiofreak heeft nooit testuitzendingen van Radio Condor ontvangen, maar Willemse hield vol dat men in de ether is geweest: "1 kW hadden we zelfs niet nodig want met de 500 Watt zender, die we met Condor gebruikten, hebben we zelfs ontvangstberichten ontvangen vanuit Engeland en Scandinavië. Al met al zijn we een paar week lang in de ether geweest maar wel met enorm veel pech, daar alles tegen zat. De eerste keer dat we buiten lagen hebben we de zender na een dag of tien aan de praat gekregen." Op 9 augustus 1973 maakte men vanuit de organisatie bekend dat men in de toekomst ook wilde gaan uitzenden via de FM op de 98 MHz. In eerste instantie zou men een T-antenne maken, zoals ook door Veronica werd gebruikt, en later kwam men met bet idee een zendmast te bouwen, zoals ook op de MV Mi Amigo stond. Toen werd ook bekend gemaakt dat Willemse niet alleen televisiehandelaar was, maar in de 60'er jaren had gespeeld in de Oscar Benton Groep en radiotechnicus was geweest aan boord van Capital Radio. Dat niet alle informatie van de kant van Willemse juist was bewijst ´Nederpop´, een encyclopedie waarin alle bezettingen zijn genoemd van de Nederlandse popgroepen tussen 1960 en 1985. Bij Oscar Benton wordt onder de namen van de leden van de groep geen Step Willemse terug gevonden. Pessimisten hadden het al aangekondigd dat een schip zonder motor en voorzien van een rijnanker, zoals het met de ´Condor´ het geval was, het niet lang zou kunnen uithouden op de Noordzee. Men kreeg gelijk, want op 11 augustus 1973 was het al raak. Tijdens een harde wind sloeg bet schip van haar, voor de Noordzee eenvoudige, anker en moest het de haven van IJmuiden worden binnengesleept. De boot was gaan krabben en nadat de technici de zendinstallatie onklaar hadden gemaakt werd besloten de Condor binnen te halen. Het vreemde aan de daarop volgende situatie was dat men het schip had binnen gesleept en afgemeerd in het Buiten Spuitkanaal, zonder de Rijkspolitie ter Water of de Velsense Gemeentepolitie op de hoogte te stellen van de reden van de afmering. Willemse bleef overdrijven: "Toen we van het anker sloegen hebben we een dag of vijf op de Noordzee rond gezworven en zijn we vervolgens met de Condor naar de haven van IJmuiden gevaren, terwijl we de zender gewoon lieten aanstaan. Van die uitzending hebben we zelfs ontvangstrapporten ontvangen.` Ook had Steph een woordvoerster, Fietje van Donselaar, waarmee hij destijds samenwoonde. Zij stelde: “Op bet schip zagen ze de pier van IJmuiden dichterbij komen en op een gegeven moment heeft meneer Willemse, die op dat moment aan boord zat, om hulp gevraagd. Later is hij met de tender naar IJmuiden gegaan om een sleepboot te halen. Door twee sleepboten zijn we later naar de haven gesleept. Toen zaten we tussen twee vuren in, want de havendienst zag ons begrijpelijkerwijs het liefst snel weer vertrekken. Aan de andere kant hadden wij geen geld om een nieuw anker te betalen. Nadien hebben we geld geleend om er een te kopen, hetgeen ons wel weer op een nieuwe schuld van f1500,-- kwam te staan." Vooral decennia later lijkt het erop dat Willemse een grote aard van fantasie had, let maar eens op: “We zijn er trouwens later, via politieonderzoek, achter gekomen dat er sabotage is gepleegd aan het anker. De ankerketting bleek van de buitenkant gekapt te zijn, hetgeen later nog eens zou worden geprobeerd. Toen we de haven van IJmuiden binnen liepen hebben we bepaalde onderdelen in het water gegooid om deze niet in de handen van de PTT te laten vallen. Ook zijn bepaalde zaken 'gestald' bij een medewerkster. Deze dacht ze weer te moeten uitlenen aan kennissen, die ook dachten iets te kunnen beginnen. Toen ze van ons hoorden dat de spullen weer terug moesten hebben ze deze gebracht. Alleen waren de spullen deskundig omgebouwd tot bet fabrikaat 'onbruikbaar'." Eigenlijk wilde hij over de ankerbreuk niet verder in gaan op het politieonderzoek. Wel wilde hij nog iets kwijt over benadering door een andere organisatie: "Door bepaalde lieden zijn we, nadat we voor anker waren gegaan, gevraagd om een eindje verder op te gaan liggen. We begrepen eerst niet waarom bet ging en een paar dagen later werden we zelfs gevraagd om een oogje dicht te doen als bepaalde schepen in de omgeving van onze Condor voor anker zouden gaan. Men bood ons hier zelfs veel geld voor. Later bleek bet een aanvoerroute van hasjplakken te zijn. Gezien we niet ingingen op de verschillende verzoeken om elders voor anker te gaan hebben ze ons, denk ik, op een gewelddadige manier getroffen. Natuurlijk was het simpeler geweest op dat moment het geld aan te nemen en een sleepboot te huren om de Condor naar elders te slepen maar we wisten geen van allen dat de sabotage zou gaan plaats vinden en waarom het precies ging." Toen er destijds in 1973 via de diverse dagbladen steeds meer verhalen verschenen rond het nieuwe zeezender project kreeg men allerlei aanvragen van diverse groeperingen die zendtijd wensten te huren. Zo reageerde bijvoorbeeld The United Family, Vereniging voor Vrijwillige Euthanasie en de Vereniging van Goedwillende Automobilisten. Steph: ”We zouden zoveel mogelijk non-stop muziek gaan draaien, zonder reclamespots, hetgeen deze organisaties wel zagen zitten voor het verspreiden van hun boodschap. We hadden echter nog geen prijzen voor het verhuren van zendtijd daar we eerst zouden afwachten hoe eventuele testuitzendingen zouden verlopen. Helaas is het project nooit goed uit de kinderschoenen gekomen. Wel kan ik stellen dat Fiet van Donselaar heel veel werk in die periode heeft verzet, waar ik haar nog steeds erg dankbaar voor ben." Nadat op de 11de augustus de Condor de haven was binnengesleept bleef het geruime tijd stil. Reden was ondermeer de slechte financiële toestand binnen de organisatie. Ook ging er organisatorisch het één en ander scheef. Pas op 13 september 1973 verscheen er weer een artikel in het Haarlems Dagblad. 'Het radioschip Condor zal de haven van IJmuiden uitgesleept worden om naar ten sloopbedrijf te worden gebracht. Sinds de dag dat het schip van haar anker sloeg bleven de problemen voor de aspirant radiopiraat zich opstapelen. Allereerst betekende bet terugslepen vanaf zee ten enorme financiële tegenslag. Daarna verbood de scheepvaartinspectie de eigenaar opnieuw met de voormalige trawler uit te varen omdat de scheepspapieren niet in orde waren. De havenautoriteiten van IJmuiden maakten echt duidelijk dat het schip niet langer in het Buiten Spuitkanaal kon blijven liggen. Volgens Willemse zou het meer dan een jaar duren alvorens men via een notaris aan benodigde scheepsbrieven kon komen: "Zo lang kunnen we echt niet wachten. Als gevolg hiervan zijn we wel genoodzaakt het schip aan een sloper te verkopen." Enige weken later verklaarde de eigenaar een contract te hebben met een Belgisch-Panamese onderneming, die bet schip in eerste instantie naar Zeebrugge zou slepen en vervolgens naar Bilbao in Spanje. Hij zei wel dat er nog gepoogd zou worden een andere wending te geven aan de verkoop maar dat in eerste instantie wel diende te worden overgegaan tot verkoop. Een sleepcontract naar een sloperij was namelijk de enige mogelijkheid het schip buitengaats te krijgen. Voor de eerste keer, zonder toestemming, naar buiten laten slepen van de Condor was inmiddels proces verbaal opgemaakt en door een vertegenwoordiger van Justitie in Haarlem aan Willemse overgedragen. En wat zei Steph? "Ik begrijp hier werkelijk niets van en zie geen reden me te laten verbaliseren. Allereerst is de Condor niet op eigen kracht naar buiten gevaren, maar is het schip erheen gesleept. Je hoeft dan zelfs geen kapiteinspapieren te hebben omdat in zo'n geval eenmaal geen gezagsvoerder aan boord van een schip hoeft te zijn. In feite was ik dus een soort 'runner' op de Condor, toen het schip naar buiten werd gesleept." Iedereen binnen de vrije radiowereld had de hoop tot de komst van nog een zeezender al opgegeven toen op 25 september 1973 plotseling de Condor toch weer voor anker ging ter hoogte van Zandvoort. Men liet het schip er heen slepen en toonde voordien aan de havenautoriteiten een sloopopdracht met als bestemming de haven van Dordrecht. Dit was voor de autoriteiten voldoende om de sleepboot, met als sleep de Condor, toestemming te geven de haven van IJmuiden te verlaten. Eenmaal buitengaats liet Willemse het sloopcontract voor wat het was. Op volle zee kocht hij zijn praam weer terug en liet hij een nieuw, zwaarder, anker neer op de plek waar de Condor reeds eerder verankerd lag. Andermaal verklaarde hij dat het station binnen tien dagen van start zou gaan met testuitzendingen via de 270 meter. De kosten van de sleepboot, de Pirahna Famagusta, werden betaald door de eigenaar van een keten van bars en restaurants in Haarlem. Wlllemse had zelf het anker, dat volgens hem windkracht 12 kon verdragen, gefinancierd en zei niet bang te zijn dat hij problemen zou krijgen met de autoriteiten daar de annulering van het sloopcontract volledig legaal was gebeurd. Tevens kondigde hij andermaal aan dat er toen ook een FM zender aan boord was maar dat deze incompleet was gezien anders de douane het schip nooit zou hebben laten gaan. Men had ook illegaal de haven kunnen verlaten maar daar had hij, ondanks vijf aanbiedingen, niets voor gevoeld. Nog voordat een enkel signaal de ether was ingegaan, hoewel men dit zelf altijd zou blijven ontkennen, was het einde voor Radio Condor gekomen. Geldgebrek en veel pech brachten ten einde aan de plannen. Het schip werd later verkocht aan Adriaan van Landschoot, die zijn Radio Atlantis een herstart gunde. Hans Knot, 13 augustus 2016
  13. de redactie

    Hans Knot: Programmamakers

    Zaterdag en dus weer terug in de tijd in mijn radiocolumn. In de lange historie van Radio Veronica komen heel wat meer namen voor van programmamakers dan de gemiddelde 60 plusser zal opsommen. Verder dan Lex Harding, Tineke, Klaas Vaak, Rob Out, Will Luikinga, Stan Haag, Tom Collins, Chiel Montagne en nog een paar boegbeelden zal men niet komen. Veel van de voornoemde 60 plussers zijn dan ook pas gaan luisteren toen Radio Veronica een zogenaamd Top 40 formaat aannam. In de jaren voor 1965 was er vooral sprake van gesegmenteerde programma’s in lengte verschillend tussen 15 minuten en een uur. Programma’s die bij lange na niet werden opgenomen aan de Hilversumse Zeedijk, maar werden aangeleverd door reclamebureaus. Recentelijk vond Jan van Heeren een aantal knipsels dat betrekking had op de loopbaan van ene Wout Steenhuis in Engeland, die zeker succesvol kan worden genoemd. Ergens wordt vermeld dat hij ook presentator is geweest bij Radio Veronica. Navraag bij de Stichting Norderney leverde als antwoord op dat deze naam totaal onbekend is als het gaat om Radio Veronica. Het is ongeveer vergelijkbaar met het antwoord van de gemiddelde 60 plusser. Als je specifiek zou vragen hoeveel vrouwelijke presentatoren Radio Veronica heeft gehad zal je als antwoord waarschijnlijk: Ellen van Eck, Anuschka en Tineke krijgen. Uit het archief van mij blijkt dat dit er veel meer zijn geweest. Ik heb altijd bijgehouden, aan de hand van het luisteren, het lezen en bewaren, welke dames ooit achter de microfoon van Veronica hebben gezeten, al dan niet via het werk voor een reclamebureau. Hou je vast! Het zijn er meer dan 50 geweest: Ellen van Eck, Mies Bouwman, Brenda, Ellen, Anuschka, Tineke, Ger Ann Verweij, Ageeth Scherphuis, Annie M.G. Schmidt, Jasperina de Jong, Netty Rosenfeld, Hetty Blok, Karin Kraaykamp, Ida de Leeuw van Rees, Pia Beck, Jacqueline Hoes, Isabelle, Joekine van der Valk ook wel aangekondigd als Joekie, Tony Bouwman, Anita, Margot, Dimitra, Marjon Berg, Erny Köhlers, Madelon Heyen, Linda Goedhart, Annette, Calvo Roderiquez, Yoka Berretti, Adele Bloemendaal, Sylvia de Leur, Marijke van der Zon, Hanna Berk, Marjan Berk, Nienke, Mieke Verstraete, Hansje van Twist, Mieke Bos, Trees Gerards, Maria Ballings, Conny Stuart, Corinne Mude, Lies, Elisabeth Mooy, Enny Mols – de Leeuwe, , Doctor Fantastica, Yvonne, Silvia, Laura, Edith Pels, Stella Priest, Loes en Marga, Maria Casella, Eydie Gormé, Anneke van Hooff, Miep Koopman, Denise Maes, Louise Reeder, Mieke van Veen, Ria Valk, Marlies van Alcmoer, Jerry Bey, Willeke Alberti, Rosita, Janinde van Wely en Ria Vrolijk. Terugkomend op Wout Steenhuis kan worden vermeld dat ook hij in het archief is terug te vinden als zijnde presentator bij Radio Veronica en wel met ‘een kwartiertje met Wout Steenhuis’ een programma dat in ieder geval beschreven staat als zijnde uitgezonden in de maand maart 1964. Het was geprogrammeerd in de middag tussen kwart voor twee en twee uur. Na 1964 haal ik deze week ook een herinnering op aan de maand oktober 1968. Het toenmalige ministerie van Onderwijs en Wetenschappen werd namelijk met ingang van 16 oktober opgenomen in het schema van de radio-overheidsuitzendingen. Het programma van Onderwijs en Wetenschappen kwam vervolgens iedere drie weken in de ether. Steeds was het op woensdagen te beluisteren tussen 17:50 en 18:00 uur op Hilversum 1 — met een programma dat, waar mogelijk, inhaakte op de actualiteit. Zo werden in de eerste uitzending, die van 16 oktober, de bewindslieden van Onderwijs en Wetenschappen, dr. G. H. Veringa en mr. J. H. Grosheide, gevraagd een toelichting te geven op enkele nieuwe punten van het toenmalige beleid. Andere onderwerpen die voor de daarop volgende uitzendingen in aanmerking kwamen, waren: de opleiding en opleidingsmogelijkheden voor medische studenten, de nota- Posthumus over de herstructurering van het wetenschappelijk onderwijs, de lerarenopleiding, de nieuwe schooltypen LEAO, MEAO en HEAO, het buitengewoon lager onderwijs in zijn vele facetten, de bijscholing van HTS-leraren in samenwerking met grote bedrijven en tenslotte de studenten en studentenorganisaties in Nederland. Vanwege de overheid had men wat bij te schaven bij de luisteraars op het gebied van Onderwijs en de radio bleek in die tijd het juiste medium voor eenzijdige communicatie te zijn. Hans Knot, 30 juli 2016
  14. Als we de geschiedenis van de zeezenders beschouwen komen als de allereerste stations steevast de namen bovendrijven van Radio Nord, van Radio Veronica, van het REM-eiland met RTV Noordzee en van Radio Caroline. Weinig tot niets valt er in de beschikbare artikelen en boeken over de (commerciële) radio, gerund aan boord van schepen, te lezen over de diverse projecten die aan die radiostations zijn voorafgegaan. Maar, ook al betrof het vaak kleinschalige projecten, ze zijn er wel. Het allereerste radiostation dat uitzond vanaf zee viel reeds te beluisteren in 1907! Negentien nul zeven. U leest het goed, gedurende de zeer prille begindagen van de radiohistorie. Niet alleen in het begin van de twintigste eeuw, maar ook vijftig jaar eerder dan succesvolle zeezenders uit de jaren zestig. Het was het aarzelend begin van de commerciële radio. Al was het niet altijd winstbejag het belangrijkste oogmerk. Naast een aantal, deels commercieel gerichte projecten heeft zich een aantal stations in de loop der jaren gericht, op de politieke boodschap. Goede voorbeelden van deze stations zijn de HMS Andromeda, de MV Kanimbla met Radio 9MI, Radio Daily Mail — een initiatief van de gelijknamige krant, en ook de politiek gerichte 'Sender der Deutschen Freiheitspartei'. MV Kanimbla De HMS Andromeda. Het allereerste radioproject vanaf een schip, hoewel niet in internationale wateren, was actief in het jaar 1907. Volgens het door Shell uitgegeven boek Shell Book of Firsts werd er door de marineleiding van Groot-Brittannië toestemming gegeven tot het voorbereiden van een experimenteel station aan boord van de HMS Andromeda, die op dat moment aan de kade lag in de marinehaven van Chatham. De communicatieradio aan boord werd voor dit doel tijdelijk omgebouwd en de messroom van de officieren werd ingericht als studio. In de studio werd er een programma verzorgd bestaande uit liedjes en voordrachten bestemd voor de gehele vloot aan schepen die op dat moment in de haven lag. De uitzendingen, aldus het boek, bleken succesvol maar na enkele programma's besloot de marineleiding de zender weer te laten ombouwen voor haar oorspronkelijke doel, dat van communicatiezender. Altijd werd verondersteld dat in Amerika de eerste stappen werden ondernomen tot het oprichten van een radiostation dat actief was vanaf een schip in internationale wateren. In 1980 liep ik echter tegen een boek aan omtrent de geschiedenis van de radio in Australië, waarin gerept werd over een radiozender aan boord van een schip in het jaar 1927. Het ging om de MV Kanimbla, een schip dat speciaal was ingericht voor passagiersvervoer en gerekend kon worden tot de grootste schepen uit die tijd. Het tonnage van het vaartuig bedroeg liefst 11.000. In die dagen was het volgens de Australische wetgeving niet toegestaan om via interne geluidsinstallaties muziek over te brengen, wat vroeg om andere maatregelen. De eigenaar van het schip, Mclewraith and McEacharn Ltd, besloot het uit te rusten met twee kortegolfzenders, zodat men de bestaande regels kon omzeilen en daarom de gasten aan boord kon plezieren met muziek. De zenders hadden een vermogen van 50 Watt en waren op regelmatige tijden in de ether actief in de 25 en 50 meter band en wel via 11.710 en 6.010 kHz. Het station, dat zijn programma's verzorgde onder de call-sign 9MI, was derhalve niet alleen te ontvangen door de mensen aan boord van het schip maar ook door hen die in het trotse bezit waren van een ontvanger. In grote delen van Australië en onder goede condities in andere delen van de wereld kwam het signaal door. Volgens Arthur Cushen, een wel gerespecteerd DX'er uit dat werelddeel, kwam het station de daarop volgende jaren, afhankelijk van de reistijden, met bepaalde regelmaat in de ether en de laatste uitzending die is gehoord dateert uit 1938. In 1928 zette een klein luxe stoomschip, ooit eigendom van Lord lveagh — de toenmalige eigenaar van de Guiness brouwerij, de haven van Dundee koers naar volle zee. Broadcasting Yacht, zoals het schip gedoopt was, zou even buiten de toen in acht genomen driemijls-zone voor anker gaan en op het Britse vasteland gerichte commerciële uitzendingen gaan verzorgen. Enige sponsors: de Daily Mail voor het gelijknamige dagblad, de Evening News en de Sunday Dispatch. De programma's zouden deze kranten moeten promoten. Aan de leiding van het project stond Valentine Smith, aan wie ook het idee kon worden toegeschreven. Hij was binnen de krantenuitgeverij van de Daily Mail verantwoordelijk directeur 'verspreiding en publiciteit'. Met aan boord een kleine zender voer men uit vanuit de haven van Dundee voor de testuitzendingen. Alles leek naar wens te verlopen totdat men echt op open zee kwam, want de stoomboot bleek niet geschikt te zijn voor de te woelige wateren. Soms was het zelfs onmogelijk om de antennemast te onderscheiden vanwege de hoge golven die er tegen aansloegen, wat ook enorme storing in de ontvangst veroorzaakte. Het signaal kwam nauwelijks door in de kuststrook en er werd besloten van het idee af te zien. Men had wel de nodige publiciteit in zowel binnen- als buitenland gehad wat ondermeer resulteerde in een idee van één der directieleden van de firma Siemens. Deze leverde het station vier loodzware geluidsboxen (330 kilo elk) waardoor het signaal moest worden verspreid. Het signaal van deze speakers was zo sterk dat men zonder problemen 2 mijlen landinwaarts het gebrachte programma nog goed kon verstaan. De leiding van de Daily Mail zag wel wat in het idee en de boxen werden, gestort op een ondergrond van beton, aan het dek vastgemaakt waardoor ze tijdens de tocht niet konden omwaaien. Langs de gehele Britse kust werd een lange trip gemaakt om de drie eerder genoemde kranten te kunnen promoten. Nadat het project geslaagd kon worden genoemd had Stephen Williams de smaak klaarblijkelijk helemaal te pakken want hij ging daarna eerst voor Radio Normandie en later voor Radio Luxembourg werken. Faithful Friend was de naam van een Brits schip dat, uitgerust met een eenvoudige zender en een gelijksoortige studio, langs de kusten van Frankrijk, België en Nederland vanaf 12 april 1938 onregelmatig programma's verzorgde onder de naam 'Sender der Deutschen Freiheitspartei'. Men maakte gebruik van een kortegolfzender met een vermogen van 5 kW, hoewel bij lange na dit signaal niet via de 7.842 kHz werd uitgezonden. De energie werd geleverd door een elektro generator die gevoed werd middels benzine. Speciaal voor deze uitzendingen hadden zowel Nederlandse als Britse technici zich ingezet om de zendinstallatie te bouwen. Het waren Carl Spiecker en andere leden van de conservatieve emigrantengroepering 'Deutsche Freiheitspartei' die op het idee waren gekomen om hun idealen te verspreiden via deze vorm van radio, gericht op het Derde Rijk. Ze hadden ook geen andere keuze want geen enkele natie binnen Europa had de groepering toestemming willen verlenen deze programma's vanaf land te verzorgen. Gelukkig had Spiecker wel heel goede contacten met vooraanstaande leden van de Britse Conservatieve Partij waardoor hij gemakkelijk aan een vissersboot kwam. De Britten financierden deze deels, inclusief de technische uitrusting. Onder totale geheimhouding vond de uitrusting van de oude vissersboot plaats, hoewel de Britse regering wel officieus op de hoogte bleek te zijn. Later, na de Tweede Wereldoorlog, kwam namelijk boven water dat de toenmalige Britse geheime dienst, de PDI, op de hoogte was van de voorbereidingen en zelfs was geïnfiltreerd binnen de organisatie van Spiecker. Ook met Nederlandse omroeplieden had Spiecker contacten. Dat leverde hem ondermeer de ondersteuning op van twee technici van de VARA, die hem hielpen de uitzendingen mogelijk te maken. Zijn eigen items, die via het station werden voorgelezen, schreef Spiecker in Parijs, alwaar hij was ondergedoken. De berichten werden telkens getelegrafeerd of getelefoneerd naar een persoon in de haven waar het zendschip vervolgens zou binnenlopen om de berichten op te halen. Tevens werden telkens in de haven de kranten gekocht, waar deels de nieuwsberichten uit werden samengesteld. Om helemaal eerlijk over te komen naar de luisteraars in Duitsland, werden dagelijks de Franse, Britse en Zwitserse omroepen afgeluisterd, die toen ook al bekend stonden als zijnde zeer betrouwbaar. De redactionele leiding aan boord was afwisselend in handen van Jakob Altmaier en Ernst Langendorf, maar slechts na enkele weken draaide Ernst voor alle redactionele activiteiten op daar Altmaier constant zeeziek was en zich weer aan land begaf. Slechts één naam van de VARA-technici is boven water gekomen, te weten dhr D. Fruin, die de activiteiten in wisseldienst met zijn omroepcollega uitvoerde. Het restant van de bemanning, kapitein en matrozen, waren voormalige vissers uit Groot-Brittannië. Men probeerde zoveel mogelijk in de avonduren, na het invallen van de duisternis, de programma's uit te zenden. Het gelukte een redelijk regelmatig uitzendschema op te zetten hetgeen meestal er op neer kwam dat men iedere avond tussen half 8 en 8 uur en tussen 10 en half 11 in de ether was. Alleen wanneer het weer te stormachtig was bleef men in een haven liggen, waardoor er geen uitzendingen konden plaatsvinden. Naast de betrouwbare nieuwsberichten, politieke commentaren en een internationale krantenbeschouwing waren met bepaalde regelmaat ook oproepen tot opstand tegen Hitler en de zijnen in de programma's te beluisteren. Dergelijke oproepen werden ook vaak, zij het niet in reguliere programma-uren, via de 7.842 kHz gehoord. De autoriteiten in Frankrijk waren niet zo blij met de programma's en besloten de zender uit te peilen. Toen men eenmaal het schip had gelokaliseerd werd een marineboot de opdracht gegeven het zendschip in de gaten te houden zodat deze niet meer in nationale wateren van Frankrijk kon komen en zeker niet meer een haven in dat land kon aandoen voor beschutting bij slecht weer dan wel voor bevoorrading. Niet veel later werden de autoriteiten, na aandrang van bepaalde conservatieve politici, soepeler en mocht het zendschip wel weer Franse havens aandoen onder de voorwaarde dat men in nationale wateren de zender niet zou activeren. Later in het jaar zou de Franse regering definitief ingrijpen en zou het Spiecker en de zijnen verboden worden nog langer activiteiten vanuit Frankrijk te ondernemen, waardoor het project werd stopgezet. Hans Knot, 15 oktober 2016 Deze bijdrage verscheen eerder als: Hans Knot, De alleroudste zeezenders. In: Aether, 1996, 10, 2, 6-8. Lees over dit onderwerp verder: Hans Knot, Historie van de zeezenders 1907-1973. Pioniers, duimzuigers en mislukkelingen. Amsterdam: Stichting Media Communicatie, 1993.
  15. Woensdagavond 23 oktober 1968 hield dr. Fop. I. Brouwer voor de 1200ste keer zijn wekelijkse radiolezing voor de toenmalige Regionale Omroep Noord en Oost. Dr. Brouwer was al in augustus 1945 met deze causerieën begonnen, toen de regionale omroep nog in dienst was van het Provinciaal Militair Commissariaat. Uit deze omroep is naderhand de regionale omroep Noord gegroeid, welke later werd uitgebouwd tot de regionale Omroep Noord en Oost (RONO). Weer later werd deze regionale radio opgesplitst in een aantal regionale stations en werden er televisie-uitzendingen toegevoegd. Door zijn werk bij de Regionale Omroep Noord en Oost werd de heer Brouwer ook uitgenodigd om mee te werken aan het zeer populaire zondagochtendprogramma bij de VARA: ‘Weer of geen Weer’ van presentator Bert Garthoff. In de winterperiode, zeer opmerkelijk, had dit programma een andere titel: ‘IJs en wederdienende’. In dit zondagochtendprogramma hield dr. Brouwer op zondag 20 oktober 1968 zijn 760ste radiolezing voor de VARA microfoon, zodat hij in totaal toen al bijna 2000 radiotoespraken gehouden had. Wel dient vermeld te worden dat al in 1939 Fop I. Brouwer een programma maakte bij de VARA met als titel: ‘Een wandeling door de herfstnatuur’. Hoewel de lezingen voor de zondagochtend steeds op de band werden opgenomen en vanuit Groningen werden doorgestuurd naar de studio in Hilversum, gingen de RONO-lezingen op de woensdagavond altijd ‘life’ de ether in. Beide programma's mochten zich lange tijd in een grote luisterdichtheid verheugen, zoals bleek uit de vele reacties die wekelijks op beide uitzendingen binnenkwamen. Elke luisteraar, die vragen stelde, kreeg antwoord, hetzij persoonlijk, hetzij in een van de radiotoespraken. Ik herinner me dat wij op de lagere school, zoals het toen nog werd genoemd, werden aangeraden de wekelijkse causerie van Dr. Brouwer te beluisteren. Dit was heel eenvoudig door in het begin van de woensdagavond via de toenmalige draadomroep af te stemmen daar het signaal van de RONO ook op een van de vier kanalen, die een draadomroepontvanger had, werd door gestraald. Jarenlang geleden schreef ik een verhaal over mijn jeugd onder de titel: ‘Bromvliegezoem en Onze Lieve Heerbeestjes’, waarin ik mijn radiodoop beschreef, die plaats vond in 1959 op 10-jarige leeftijd. Het was in een radioprogramma bij de RONO waarin de natuur en natuurbescherming de rode draad was en waarop ons in de lessen op de lagere school, de St Ludgerdusschool, door Juffrouw Remkes op werd gewezen. In het programma op de RONO werden allerlei vragen door de luisteraars gesteld en vervolgens beantwoord en ook vragen van scholieren kwamen aan bod en iedere week werd er één van de vragenstellers beloond door naar het Martinikerkhof te worden uitgenodigd, waar de studio van de regionale omroep was gevestigd, om vervolgens in het programma zijn of haar vraag te stellen aan de bioloog. En daar lag dus mijn eerste ervaring toen ik werd uitgenodigd om een dubbele vraag te stellen. Heel veel meer dan de twee vragen weet ik niet meer van deze eerste aanraking met het medium radio aan de andere kant van de microfoon. De eerste vraag ging over het gezoem van bromvliegen en de tweede had betrekking op de stipjes op de rug van een Onze Lieve Heersbeestje. Fop I Brouwer zou nadat Bert Garthoff afscheid had genomen en zijn programma een opvolger kreeg met ‘Voer voor Vroege Vogels’ ook nog vaak te horen zijn bij de VARA. Dit programma had eerst Ivo de Wijs als de centrale presentator op de zondagmorgen. Opmerkelijk dat in dit programma tweelingbroer Egbert Knot in de jaren tachtig ook zijn ‘natuur’ bijdragen vanuit Groningen toeleverde. Het kan dus vreemd gaan. Die bijdragen kwamen dan niet vanuit de studio van de RONO of RTV Noord, zoals de regio omroep later heette, maar via de doorschakellijnen van de toenmalige PTT aan de Rijtemakersrijge in Groningen. De Uher, met daarop de band met het opgenomen item, werd op een doorzendlijn aangeschakeld en spelen maar. Ondertussen stond in Hilversum een recorder het doorgespeelde signaal op te nemen. Ook voor het NOS programma ‘Het Oog op Morgen’ gebeurde het later op deze manier met bijdragen van Henk Kok en mijzelf. In zijn dagelijks leven was dr. Fop I. Brouwer directeur van de Middelbare Landbouwschool der Groninger Maatschappij van Landbouw te Groningen. In 1958 was hij gepromoveerd met een proefschrift over het leven en werk van de natuurbeschermer Eli Heimans. In het jaar 1979 stopte Fop I. Brouwer met zijn wekelijkse bijdragen. Brouwer publiceerde tal van boeken en werd diverse malen onderscheiden, ondermeer met de Zilveren Anjer in 1989. In december 1991 kwam hij in Haren op 79-jarige leeftijd te overlijden maar toch denk ik met regelmaat aan hem terug. We wonen vlakbij een spoorbrug en daar rijden regelmatig de treinen van Arriva overheen. De treinen hebben namen van bekende Noorderlingen en één trein heeft de naam: ‘Foppe Inne Brouwer’. Ook is in Haren een straat naar hem vernoemd. Hans Knot, 5 november 2016
  16. Sinds meer dan een halve eeuw wordt Nederland overspoeld door hitlijsten. Was het bellen van bevriende platenhandelaren verspreid over het hele land, om te vernemen welke verkoopcijfers er in de afgelopen week waren, wel eerlijk te noemen? Was er niet sprake bij Radio Veronica en Radio Noordzee om bepaalde platen in de Tipparade, Troef 20 en nadien in de Top 40 en respectievelijk in de Top 50 voorbij te zien komen omdat de artiesten waren ondergebracht bij de muziekuitgeverijen verbonden aan één van de beide radiostations? Gedachten waar we in de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw niet bij stil stonden en pas later realiseerden dat het warempel het geval was geweest met bepaalde songs. Je kunt natuurlijk gaan discussiëren bij welk van de twee stations zogenaamde ‘in-huis muziek’ het meeste werd geplugd en bovendien, zonder vermeldenswaardige verkoopcijfers toch een hitnotering kreeg binnen de hitlijst. Dit met als doel de platenwinkels toch maar vooral de betreffende song in te laten kopen om alsnog hogere verkoopcijfers te krijgen. Ook andere stations als Radio Luxembourg en Hilversum 3 hadden hun eigen hitlijst, waarbij vooral bij eerst genoemd station de platenmaatschappijen heel veel invloed hadden gehad door het inkopen van zendtijd waar binnen alleen hun eigen uitgegeven muziek, vaak met lengte van maximaal 1 minuut, werd voorgesteld. Dit met als reden zoveel mogelijk muziek van bijvoorbeeld het DECCA label binnen de toegestane uitzendtijd te kunnen voorstellen aan de luisteraars. We kregen in de jaren zeventig van de vorige eeuw ook te maken met ‘Poptelescoop’, een wekelijkse folder met daarin tal van hitlijsten die radiostation gerelateerd waren. Niet alleen voornoemde lijsten maar bijvoorbeeld ook de TROS Top 50 en vele anderen. Wat echter vele volgers van de geschiedenis van hitlijsten niet weten is dat er in Groningen een regionale hitlijst, hoewel tijdelijk, werd verspreid. In de eerste week van januari 1976 verscheen de lijst op folioformaat gestencild op gekleurd papier. Het werd uitgegeven en samengesteld door de Vereniging Regionale Hitparade uit gegevens van de grammofoonplatenhandel. Dit laatste roept meteen de vraag op of we hier ook met een betrouwbare lijst te maken hadden of dat het natte vingerwerk was. Vanuit Grootegast, waar aan de Lijsterbesstraat 55, de VRH was gevestigd, werden de hitlijsten verspreid die in platenzaken konden worden gehaald maar die ook per post konden worden aangevraagd. Men diende dan wel postzegels voor verzending in te sluiten, variërend van 45 cent voor 1 exemplaar tot f 1,70 voor 35 exemplaren. Allereerst was de Groninger Hitparade, een Top 20, terug te vinden op het gedrukte exemplaar, aangevuld met de 20 platen uit de Veronica Tipparade en een LP Top 10. Gelet op het regelmatig voorbij komen van Lp’s die in de categorie ‘Piratenmuziek’ konden worden geplaatst, is het duidelijk dat de LP Top 10 regionaal gericht was samengesteld. Advertenties die op de gedrukte lijsten voorkwamen waren ondermeer voor ‘Real Sound International drive in show’ uit Westeremden, Marwo Drukkerij uit Opende, Castle Studio’s in Niekerk, en Fantastic Film Festival in Roden. Duidelijk allen adverteerders gerelateerd aan de provincie Groningen. Klaarblijkelijk was er geen belang in datgene dat in Drenthe gebeurde, mede gelet op de vele piratenzenders die destijds vooral op de middengolf daar vaak krakend actief waren. En zie daar in een exemplaar, genummerd 17 december 1977, de 51ste in de tweede jaargang, valt te lezen over de doelstelling: ‘De Groninger Hitparade’ is een uitgave van de Vereniging Regionale Hitparade en wordt iedere week samengesteld uit gegevens van de grammofoonplatenhandel in de provincie Groningen, met als doel te fungeren als tussenstap naar Nationale bekendheid van noordelijke artiesten. Er werd verder aandacht besteed in het dubbelzijdige gedrukte exemplaar aan nieuwe releases, waarbij ook muziek van buiten de provincie Groningen aan bod kwam. In voornoemd exemplaar was er bijvoorbeeld aandacht voor een nieuwe single van de formatie ‘Road’ uit Leeuwarden die van platenmaatschappij Negram naar Phonogram was gegaan en onder leiding van producer Roy Beltman het overbekende ‘Unchained Melody’ op hadden genomen. Verder een korte agenda met activiteiten op popgebied in de provincie Groningen, aandacht voor een lokale piratenzender en hier en daar een ingezonden brief. De Alarmschijf van een andere hitlijst heette bij de Groninger Hitparade ‘Wenteltroef’ en wekelijks werd vanaf november 1977 ook een ‘radio noord piraatplaat top 10’ gepubliceerd. Die lijst was in 1977 door het regionale station geïntroduceerd en werd iedere week gepresenteerd door Pieter Rijlaarsdam en was een productie van Kees Kramer. In de laatste week van 1977 verscheen het laatste gedrukte exemplaar en kwam er na een periode van 2 jaren een einde aan de verspreiding op gestencild papier. Financiële problemen waren de oorzaak. De wekelijkse regionale Groninger Hitlijst werd trouwens in de eerste week van 1978 van Top 20 omgezet naar een Top 30 en werd vanaf dat moment wekelijks gepubliceerd in het huis aan huis blad ‘Loeks’ dat gratis in Groot Groningen jarenlang werd verspreid. Maar, wie zaten er eigenlijk achter het idee van de ‘Groninger Hitparade’? Het was de uit Grootegast afkomstige Roelof Meyer die in oktober 1975 met het idee rondliep dat er te weinig werd gedaan voor de noordelijke artiesten en tevens de mening was toebedeeld dat daar iets aan veranderd diende te worden. Om te zien of er meer mensen waren geïnteresseerd in promotie van deze groep artiesten zocht hij een aantal mensen op met als doel de vraag of ze wensten mee te werken aan de opzet van een Vereniging. Die kwam er dan ook mede door nauwe samenwerking met Lammert Zuiderveld en Frans Stel. Promotie begon en binnen korte tijd had men 100 aanmeldingen waardoor men aan de slag durfde te gaan. Hoofddoel de samenstelling en verspreiding van de wekelijkse lijst en tevens de hoop dat de RONO, de toenmalige regionale omroep, belangstelling had om de lijst uit te gaan zenden. Met ingang van 17 januari 1976 verscheen de Groninger Hitparade als gedrukt exemplaar en gedurende de eerste periode bleken Groninger artiesten als Johan en Henk, Hydra, Music Sounds, Jan van de Zon en de Specials ondermeer genoteerd te staan in de nieuwe lijst, waarvan een enkeling ook buiten Groningen succesvol was. Het doel om ook de lijst uitgezonden te krijgen lukte middels een 14-daags programma dat door Roelof Meyer in samenwerking met Joris Stam van de RONO werd gepresenteerd. De lijsten werden in eerste instantie thuis door Frans Stel gedrukt maar in de zomer van 1976 werd overgeschakeld naar een professionele drukker en werd de oplage boven de 500 exemplaren getild. In het najaar van 1976, bij de herziening van het toen nog in aantal beperkte uitzenduren bij de RONO, werd de uitzending van de regionale hitlijst uit het programmaschema geschrapt. De mannen achter de vereniging waren het hiermee niet eens en besloten een handtekeningactie op touw te zetten als een vorm van protest. Dit leverde ondermeer 1300 handtekeningen op, die door Roelof Meyer werden onderbouwd met de mededeling dat het met dit aantal wel om 0,25% van de totale bevolking van de Provincie Groningen ging. Hij vergeleek het aantal met de toenmalige regelgeving inzake uitzendrechten voor een landelijke aspirantenomroep. Daarvoor waren 30.000 sympathisanten nodig, wat neerkwam op 0,30% van de totale Nederlandse bevolking. Tegen het einde van 1976 werden de handtekeningen, voorzien van een petitie, naar Hilversum gebracht waar ze werden aangeboden aan de voorzitter van de NOS. Weken later kregen de initiatiefnemers te horen dat eerst de programmaraad en de programmaleiding van de RONO geraadpleegd dienden te worden, voordat een beslissend antwoord kon worden verwacht. Andermaal was het wachten op een reactie en in de maand april 1977 was er nog geen antwoord binnen maar was de Vereniging Regionale Hitparade wel uitgebreid met twee nieuwe, enthousiaste, medewerkers. Otto Cazemier ging zich belasten met de samenstelling van de wekelijkse lijst, terwijl Erik Schaapman zich ging richten op het werven van advertenties op de twee pagina’s tellende wekelijkse uitgave. In mei 1977 had de RONO zelf een nieuw regionaal programma geïntroduceerd, Radio Rosalina, met daarin alleen Nederlandstalige easy-listening muziek. Uiteindelijk was er in de maand 1977, na 10 maanden van wachten, een antwoord van de NOS in Hilversum waarin met simpele woorden werd vermeld dat het verzoek was afgewezen. De naam van het toen nieuwe programma Radio Rosalina werd na een half jaar veranderd in ‘Piraatplaat’, waarvan in het gedrukte exemplaar van de Groninger Hitparade vanaf dat moment ook melding werd gemaakt. Uiteindelijk werd tegen het eind van de periode, waarin het gedrukte losse exemplaar verscheen, door de vereniging bekend gemaakt dat van een wekelijkse Top 20 zou worden overgestapt naar een wekelijkse Top 30. Als reden werd aangegeven, dat er in de daaraan voorafgaande twee jaren er veel te weinig regionale artiesten in de lijstjes hadden gestaan en er misschien iets meer ruimte zou komen als er wekelijks ruimte was voor 30 noteringen. Het zou dus vanaf dat moment in januari 1978 slechts verspreid worden via het lokale weekblad Loeks, dat van huis tot huis werd bezorgd in Groningen. Laatstgenoemde was een uitgave van The Publicity Group Groningen. Van het archief materiaal van Robert Briel werd dankbaar gebruik gemaakt. Hans Knot, 12 november 2016
  17. Bij elkaar telt de geschiedenis van de zeezenders ruim honderd mislukte projecten. Ik wil er dit keer een paar noemen waarover werd geschreven in de jaren zestig van de vorige eeuw. Bij een van deze projecten zou het gaan om ‘Leeds University’, hoewel ook de naam ‘Radio Rag’ werd genoemd. De initiatiefnemers zouden, vanaf het jacht Carmen, een aantal dagen lang — tussen 21 en 24 juni 1964 — programma's gaan uitzenden in internationale wateren bij Harwich. Een lokale krant meldde verder dat drie van de bemanningsleden vanwege zeeziekte weer aan land waren gegaan en dat er door niemand iets aan land werd ontvangen. Pas in 1988 vond ik zelf een aantal berichten terug omtrent dit project in een krantenarchief in Engeland. Daaruit bleek dat het ging om een project dat alle trekken had van de jaren zestig en de beweging van kritische studenten. Zo wist een van de kranten te melden dat het ging om studenten die naast muziek ook anti-apartheid programma's zouden verzorgen. Hun schip was een 26 feet lange sloep die buiten Harwich zou worden gesleept. Drie mannen gingen met een kleine zender aan boord de zee op maar moesten zich na een aanval van zeeziekte weer terugtrekken in de haven. Men wilde de 197 meter in de middengolf gaan gebruiken voor de programma's. De volgende dag besloten de drie, allen 19 jaar oud, andermaal buitengaats te gaan. Het gevonden bericht meldde tevens dat de studenten van de universiteit van Leeds niet in staat waren geweest de uitgezonden programma's te ontvangen, hoewel een zendamateur wel iets had gehoord. Men had het plan de sloep in de omgeving van de schepen van Radio Atlanta en Radio Caroline te verankeren. Diezelfde dag, een zaterdagmiddag, keerde men terug naar Harwich gezien het niet langer was uit te houden op hun rode ‘jacht’. Een andere krant meldde dat op de zondag er een vervangende bemanning was aangemonsterd waardoor het mogelijk was geworden alsnog de programma's uit te zenden. Ook zij kwamen in de problemen gezien men het anker verloor. Door het schip, de Carmen, aan een boei vast te maken, stelde men de programma's gedurende vijf uren via de 197 meter uit te hebben gezonden. Indien men echt heeft uitgezonden moet het slechts op een zeer laag vermogen zijn geweest gezien niemand, behalve de eerder genoemde zendamateur, de programma's heeft gehoord. Een heel andere vorm van protest, ook uit 1964, kwam van ‘Radio Free Yorkshire’. Slechts enkele mensen hebben het signaal van dit station gehoord en het is niet duidelijk of er inderdaad sprake was van een schip dan wel dat er gebruik werd gemaakt van een zender die opgesteld stond aan land. Op 5 juli 1964 was dit station in de ether, zoals men zelf stelde vanaf een boot, verankerd voor de kust van Bridlington. Gedurende een paar uur, op deze zaterdagavond, werd het idee van John McCallum gerealiseerd. Als kandidaat voor de lokale verkiezingen in Howden, voor de ‘Liberal Party’ had hij tezamen met John Crawford het plan gemaakt om het station in de ether te brengen om daarmee aan te tonen hoe gevaarlijk piraterij vanaf zee kon zijn en om te protesteren tegen de condities die deze vorm van radio mogelijk maakten. Als antenne gebruikte men, aldus een van de luisteraars, een ballon die gevuld was met helium. Op 19 april 1966 vielen de eerste berichten te lezen omtrent een plan van de Britse regering waarin men overwoog een groot propaganda-offensief te beginnen tegen de toenmalige Rhodesische regering van Ian Smith, aangezien diplomatieke maatregelen tegen het apartheidsbeleid van Smith geen effect hadden gehad. Men dacht hierbij aan het inschakelen van radioschepen omdat het Britse radiostation in Beetsjoeanaland niet naar tevredenheid werkte. Premier Wilson zou tot deze plannen zijn gekomen na een vergadering met zijn voltallige kabinet, versterkt met de Britse ambassadeur in Zuid Afrika, Sir Hugh Stephenson, en Wilson's speciale adviseur voor Afrikaanse aangelegenheden, Malcolm MacDonald. Op de vergadering werd besloten nogmaals een beroep te doen op de toenmalige Zuid-Afrikaanse premier Verwoerd om niet langer zijn steun te verlenen aan oliezendingen uit Zuid-Afrika aan Rhodesië. Het radiostation in Beetsjoeanaland werd enkele maanden daarvoor opgericht om de uitzendingen van de BBC World Service te relayeren. Acties van Rhodesische stoorzenders hadden de effectiviteit echter sterk verminderd. Enkele maanden eerder had Wilson al verklaard te denken aan een zeezender voor de kust van Mozambique, gelijk aan de opzet van Radio Caroline. Aangenomen moet worden dat de plannen niet al te serieus waren. De regering Ian Smith reageerde echter wel serieus en stelde dat wanneer er een zeezender zou komen hij zelf een schip in de Indische Oceaan zou leggen om als stoorzender te dienen. Tevens ging hij nog een stapje verder door Ronan O'Rahilly, de directeur van de Caroline-organisatie, te benaderen hem te adviseren een zendschip in te richten waarvoor Caroline in ruil grote reclame-opdrachten zou krijgen uit Rhodesië. Ronan weigerde op de voorstellen in te gaan. Daarna werd een gelijksoortig verzoek aan de organisatie van Radio London gedaan waarop niet eens door directeur Birch en de zijnen werd gereageerd. Ook de ZAPU, de Rhodesische Afrikaanse Nationalistische Partij, verklaarde een zendschip te willen neerleggen in de Indische Oceaan om anti regeringsprogramma's te gaan uitzenden. Het idee van Smith bestond uit een station dat beatmuziek zou dienen te gaan uitzenden, afgewisseld met nieuwsbulletins en propaganda-uitzendingen. Hij verklaarde dat een ambtenaar naar Europa was gestuurd voor onderhandelingen voor de aankoop van een schip en dat de zender zo krachtig zou worden dat geheel Engeland kon worden bereikt. Het schip zou onder een vlag van een Rhodesië bevriende natie komen te varen, gezien de Britse marine een Rhodesisch vaartuig zonder meer direct zou betreden en in beslag zou nemen. De Britse regering stelde destijds erg ongerust te zijn omtrent de plannen van Smith en een woordvoerder verklaarde niet te weten hoe men uitzendingen van een dergelijk station zou moeten voorkomen. Van geen van de genoemde projecten is overigens ooit iets terecht gekomen. Hans Knot, 26 november 2016
  18. In deze aflevering van de wekelijkse column over historische radio neem ik je mee naar het vervolg van het verhaal van vorige week over mislukte radioprojecten: Met de Voice of Peoples Liberation Army. komen we langzaamaan in de jaren zeventig terecht. In 1970 werden de eerder omschreven projecten van de VOA waarbij vooral propaganda via zendschepen werd verzorgd, overgenomen door de Sovjet Unie in haar strijd tegen de Chinese regering. In dat jaar werd er in diverse kranten melding gemaakt van de uitrusting van liefst vier schepen voor dit doel dat zou geschieden in de haven van het Poolse Gdansk. In die tijd was de haven van Gdansk voor westerse journalisten verboden gebied en kon op geen enkele wijze de waarheid worden achterhaald. Wel werd er in de berichtgeving gesteld dat de uitrusting zou geschieden met zeer krachtige kortegolfzenders. In 1971 werd er in diverse DX-programma's en in DX-magazines andermaal melding gemaakt van de zendschepen, die als basis zouden dienen van propagandazenders die actief waren onder de naam ‘The Voice of the Peoples Liberation Army’. Ontvangstberichten werden er gemeld via de 15.050 kHz, waarbij in de Engelse taal de Chinezen werden ‘onderwezen’ door de Sovjet-autoriteiten. Veel later, in 1979 en 1980, zou een ander anti-Chinees station, ‘De Oktober Storm’ hebben uitgezonden vanuit de Chinese Zee. Radio Flash, genoemd naar een Chinese krant voor intellectuelen, was het station van de Radiodiffussion Central and Popular of Peking. Dit station is gedurende 1983 een aantal maanden dagelijks op verschillende tijdstippen actief geweest via de 7.225 kHz Het vermoeden bestaat dat men, vanaf hetzelfde schip, ook onder andere namen en via andere frequenties met anti-Chinese propaganda-uitzendingen actief is geweest om op die manier te laten doorschemeren dat het andermaal om een nieuw station zou gaan. Radio Free Greece is het volgende station dat genoemd mag worden. Op 23 maart 1970 maakte de organisatie van ‘Canadezen voor een Vrij Griekenland’ bekend dat een radiostation vanaf een jacht was begonnen met driedaagse proefuitzendingen. De leidster van de groep, Janet Rosenstock, zei dat het doel was: "De Grieken te tonen dat er steun voor hen is buiten Griekenland en tevens onbevooroordeelde, ongecensureerde nieuwsberichten te geven." Volgens Janet werd er elke avond een speciale boodschap uitgezonden van de afgezette leider Andreas Papandreoe, die enkele jaren eerder door Paul Wilking (Pistolen Paul) uit Griekenland was gesmokkeld en in Amsterdam verbleef. De voormalige premier was op dat moment leider van de zogeheten ‘Pan-Hellenistische Vrijheidsbeweging’. Paul Wilking en twee bodyguards. (foto Hans Knot) Papandreoe riep in de toespraken op tot lijdelijk verzet tegen het kolonelsbewind. Slechts drie dagen duurden de programma's, daar er te weinig geld voorhanden was. Radio Free Greece begon haar uitzendingen vanaf de MV Hebe, die in internationale wateren, ter hoogte van Malta, lag. De programma's, verzorgd in de Griekse taal, werden uitgezonden via de 15070 kHz en als adres werd 8 Esterbrooke Avenue, 22, Willowdale in Ontario Canada gebruikt. De programma's werden vrijwel direct na de start gestoord door een krachtige stoorzender van het Griekse militaire regime. Enkele weken na de uitzendingen werd door de organisatie bekend gemaakt dat spoedig een sterkere zender zou worden aangeschaft die de definitieve uitzendingen mogelijk zou moeten maken. Behalve voor propagandadoeleinden werden zendschepen ook ingezet voor het brengen van religieuze boodschappen. Zo liet onder meer dominee Gerard Toornvliet in 1970 zijn — van te voren opgenomen — stem horen via het station Capital Radio vanaf de MV King David. Het duurde maar kort, omdat het schip in het najaar van 1970 bij Noordwijk aan het strand liep. Voor Steph Willemsen betekende dat niet het einde van het maken van idealistische programma's. In 1972 kocht hij voor fl. 30.000,- de MV Zeeland met de bedoeling het schip te gebruiken voor een soortgelijk idealistisch station, Radio Condor. Maar dat is niet het verhaal dat we hier willen vertellen. Aan Condor ging nog het een en ander vooraf, dat hier wel op zijn plaats is: het verhaal van Radio SOR, de Stichting Operatie Radio, en de Hendrik Jan. We spraken Steph Willemsen daar vele jaren later over. In Willemsen's eigen woorden ging het allemaal als volgt: "Na het stranden van dat schip was voor ons de kous nog niet af. Eén van de medewerksters van dominee Toornvliet had een kennis in Haarlem die een schip had, waarmee de uitzendingen eventueel hervat zouden kunnen worden. Het betrof hier de Hendrik Jan. Ik kan direct wel zeggen dat het idee leuk was maar het geheel een flop. De juffrouw in kwestie was veel te enthousiast en ondanks allerlei waarschuwingen dat een dergelijke boot niet inzetbaar was, dramde ze door en mislukte het project. Mij werd gevraagd om voor zendapparatuur en recorders te zorgen. Gelukkig was ik zo verstandig om alle apparatuur aan land zendklaar te maken en nog niet aan boord te brengen. Later had ik hier echt geen spijt van. Ik herinner me dat al snel werd gesteld dat het scheepje, indien het op de Noordzee zou worden verankerd, bij het eerste zuchtje wind van het anker zou slaan. Het schip bleek domweg te klein. Volgens een ingenieur kon er een mast van slechts 20 meter hoogte op en afgezien van het feit dat het scheepje nog geen 30 meter lang was, was het ook nog topzwaar omdat er een geheel andere bovenbouw was opgezet. Daardoor was de stabiliteit geheel verloren gegaan. Het was een prachtig mooi jacht voor de binnenwateren, maar zeker niet geschikt voor gebruik tijdens windkracht 4 of meer." Er ging een gerucht, als zou een aantal illegale Portugezen bij het project vanaf de Hendrik Jan betrokken zijn geweest. Toen we Willemsen daarnaar vroegen, antwoordde hij: "Het lijkt er inderdaad allemaal erg veel op, maar het klopt niet precies. Het is zo dat de politie in Haarlem, waar het schip lag afgemeerd, wist dat die mannen legaal in Nederland verbleven. Ze hadden hun huur bij het pension opgezegd om met de eigenaar van de Hendrik Jan, Bob Peeters, in zee te gaan." Vervolgens geheel afwijkend van de vraag: "de man, die de boot moest varen kreeg voorgewend dat hij de eigenaar van de Hendrik Jan was. Dat schip is trouwens nooit uit de Spaarne in Haarlem geweest. Zoals ik al stelde had ik alles gereed staan, de zenders en de studio-apparatuur. Ik had het allemaal uitgetest en het was op een redelijke afstand te ontvangen. Gezien we door hadden dat het niets met de Hendrik Jan zou worden zijn we zelf op zoek gegaan naar een ander schip." Willemsen ging, voor ons, te vlug over onze laatste vraag heen hetgeen reden genoeg was om andermaal in diverse krantenrubrieken te duiken om te zien of er iets te vinden was omtrent de Hendrik Jan. Begin januari 1971 zijn er de eerste berichten te lezen: ‘Duidelijk disproportioneel ligt de voormalige viskotter Bruinisse 41 zich ingevroren te vervelen in een van de jachthaventjes aan de Jan Gijzenkade bij het Noorder Spaarne in Haarlem, met kinderachtige lijntjes vastgebonden aan een niet op zeewaardige vaartuigen berekende steiger van de jachtwerf ‘De Drijver’. De Hendrik Jan wordt een zendschip. Niet zomaar een popkanon, gevoed met reclamekruit, maar een a-commerciële charitatieve zendpiraat, de vrije radiozender van de Stichting Operatie Radio, kortweg Radio SOR.’ De destijds 36-jarige Bob Peeters, initiatiefnemer achter het project, wist te melden dat er 106 mannen naarstig werkten aan de voltooiing van het station. Liefst 100 man zouden er achter de schermen hebben gewerkt in de administratieve sector en daarnaast waren er 6 jonge Portugezen, bestaande uit vrijheidsstrijders en deserteurs, onder aanvoering van de Portugese rebel Maria Sino Garcia, actief. De Hendrik Jan in 1971 aan de Jan Gijzenkade bij het Noorder Spaarne in Haarlem Peeters zelf verklaarde: "Radio SOR zou een vrijheidsstation met een christelijke, humane, sociale en vredige inslag worden. Volgens de toenmalige planning lag het in de bedoeling dat rond maart 1971 het 21 meter lange schip met een tientallen meter hoge zendmast Haarlem zou verlaten om als drijvend radiostation de zeven wereldzeeën te bestormen. De Noordzee zou als testbasis gaan fungeren. Daarna zouden we overal ter wereld, waar nodig op charitatief terrein, ons inzetten." Het project had een begroting van 180.000 gulden, waarvan een ton bestemd was voor Mevr. Oosterveld, die het schip eerder had gekocht van de vorige eigenaar. De Stichting, die nooit via een notaris is gepasseerd, zou dit bedrag in wekelijkse bedragen van fl. 500,- aan Mevr. Oosterveld voldoen indien het schip zendklaar was. Een beetje rekenaar komt er al snel achter dat het zeker zeven jaar zou duren alvorens deze schuld zou zijn afbetaald. Volgens de Telegraaf waren de Portugezen hard aan het werk: ‘De bemanning slaapt reeds aan boord van de (nog) tochtige en kil vochtige Hendrik Jan, waarop overdag hevig wordt gesleuteld. Een splinternieuwe centrale scheepsverwarming staat klaar op de kade. De houten betimmering zit al in het schip. De bemanning heeft ook 1970 aan boord van het schip verwisseld voor 1971. Iemand uit de buurt kwam voor de jongens één kip brengen en daarbij 25 gulden. Met zijn zevenen hebben ze de kip snel pikaan gemaakt." Peeters: "Van die 25 gulden hebben we toen olie gekocht. Wijlen dominee Toornvliet zag er heil in en gaf aan Mevr. Oosterveld, die zijn secretaresse was, opdracht het schip te kopen. Hij dacht de mazen van de wet te kunnen doorkruizen met het brengen van ‘De Blijde Boodschap’ vanaf de Noordzee. Later kwam Toornvliet, om financiële redenen, in conflict met de SOR en leek het de charitatieve plannen te doorkruisen. Gelukkig had Oosterveld al de zenders en de apparatuur besteld en konden we met de plannen doorgaan. Derhalve maakten we met haar de afkoopprocedure." "Toornvliet was een goede dominee, maar je kon niet op hem vertrouwen. Omdat hij zo mooi kon preken besloten we dat we wel programma's van hem zouden gaan uitzenden maar dat hij daarvoor wel weer diende te betalen. En: “als we bidden komt het geld er vanzelf,” heeft Toornvliet ons destijds verteld." De kranten wisten te melden dat Bob Peeters voor een bedrag van fl. 20.000,- een zender had besteld in Engeland, die eigenlijk fl. 180.000,- moest opleveren. De voor India gebouwde zender zou een vermogen hebben van 3,5 kW hetgeen een radiusbereik van 360 km zou opleveren. Peeters had nog meer plannen. Zo zou er een speciale hydraulische mast worden geplaatst zodat tijdens hevige stormen de mast neergelaten kon worden om afbreken te voorkomen. Begin januari werd de motor ter revisie aangeboden aan een machinefabriek en meldde Peeters dat men naar onderontwikkelde landen zou varen om de mensen te bekeren. Via Amerikaans voorbeeld, jingletje, plaatje en kort praatje, zouden de mensen de boodschap van de SOR worden gebracht. Ook de Portugese zaak — in die tijd was er een hevige crisis in het land — zou uitgebreid worden belicht voor de Portugese kust. Natuurlijk waren de ideeën van Peeters leuk maar het eerste bericht liet de echte zeezenderfans al direct de wenkbrauwen fronzen. Aan het einde van het artikel stond namelijk vermeld dat men niet eens in staat was om de 150 gulden aan wekelijkse liggelden te betalen. Hoe moest het schip dan ooit als volwaardige radiostation op de Noordzee kunnen functioneren? Zoals eerder gemeld zouden de Portugezen, aldus geruchten, illegaal in Nederland verblijven. Het ging om deserteurs uit het Angolese leger en lieden uit het pacifistische verzet, die Portugal waren ontvlucht. Men had zich wel bij de politie aangemeld en verbleef op een tijdelijke verblijfsvergunning in ons land. Men had met moeite een baan gekregen, maar toen men hoorde van de plannen van Peeters waren ze snel overgehaald om aan het project mee te werken gezien ook eventueel voor de Portugese zaak zou worden gestreden. Al enkele dagen nadat de eerste berichten omtrent de Hendrik Jan in de landelijke pers verschenen liet de eigenaar van het schip de motor en andere onderdelen veilig opbergen om te voorkomen dat Peeters en zijn Portugezen het ruime sop zouden kiezen om alsnog met programma's te beginnen. Men had al lang door dat men de beloofde wekelijkse 500 gulden niet zou kunnen betalen. Het schip was trouwens totaal niet zeewaardig en dreigde in de eerste de beste storm, zelfs enkele honderden meters uit de kust, direct te vergaan. Ook de Portugezen zagen in dat hun Messias, ‘Capitano Peeters’, toch niet de grote verlosser was en besloten in loondienst te gaan in Velsen. Peeters liet het er niet bij zitten en ging onmiddellijk op zoek naar een andere boot, die wel over een motor beschikte. Hij vond die in IJmuiden bij dhr. H. de Boer. Peeters zelf stelde dat hij de boot voor fl. 25.000,- kon kopen maar de Boer meldde dat het schip minimaal fl. 40.000,- zou gaan kosten. Uiteindelijk werd de Hendrik Jan, door de eigenaar van de werf, weggesleept en gesloopt. Peeters zat met een kater, hoewel hij er wel in geslaagd was de organisatie van dominee Toornvliet om de tuin te leiden en de nodige publiciteit te halen met zijn ‘fake’ zeezenderproject. Hans Knot, 3 december 2016
  19. de redactie

    Hans Knot: Kerstcolumn

    Dit is de historische column voor het Kerstweekend van 2016 en ik neem U mee terug naar het jaar 1970. Destijds werd Kerst gevierd binnen onze familie met het bezoeken van de Kerst Nachtmis, waarna bij thuiskomst het tijd werd voor moeders zelf gebakken kerstbrood. Je kon je vingers erbij aflikken en de stollen die je in de supermarkten kunt kopen halen het bij lange na niet met de kerststol die zij met liefde voor de familie bakte. Maar er waren ook heerlijke kerstmaaltijden waarbij de deuren openstonden voor hen die wensten aan te schuiven. Naast een schelp eigengemaakte ragout bestond de maaltijd uit hoofdgerecht en nagerecht en een heerlijk gemaakte soep. Nee, geen soep die tot vervelends toe werd gepromoot via Radio Veronica en de STER maar huisgemaakte soep in een prachtige terrine. En dat brengt me automatisch in gedachten naar een incident betreffende die zakjes soep die je destijds zag in de rekken van wat toen nog zelfbediening heette. Hoe strakker in de speciale stellage geplaatst, met daarboven nog eens het logo van het merk, hoe meer aandacht het trok. Maggi, California en Knorr soepen stonden liefelijk naast elkaar en aan de huisvrouw de keuze te maken. Mannen lieten het huishoudelijk werk nog voornamelijk over aan de eega. Het kopen van reclameruimte is altijd duur geweest en anno 1970 was dat op de radio helemaal prijzig te noemen. Hoe prettig kon het zijn dat geheel onverwachts te horen was, dat je product gratis via dat medium radio werd aangeprezen. Ongetwijfeld heeft men destijds bij het reclamebureau, dat de campagnes voor California verzorgde, zo gedacht toen men in het VPRO-totaalprogramma ‘VPRO-vrijdag’ een interview hoorde met Mies Bouwman. Dé Mies Bouwman, die hierin (inderdaad smakelijk) vertelde hoe ze meedeed aan een soep-test van Knorr, zich daarbij vergiste en de California als de lekkerste van drie haar voorgeschotelde koppen met soep aanwees. Natuurlijk zijn ze bij het betreffende reclamebureau bijzonder blij geweest evenals binnen de directie van California. Het resultaat van de smallende vergissing was dat de heren reclamemakers de letterlijke tekst van dat interview achterhaalden en dit netjes gekopieerd en in veelvoud verspreid hebben naar allerhande nieuwsmedia. Het bijgaande briefje deelde mee, dat men van mening was, dat Mies de ‘kwaliteiten van onze cliënt California Soepen NV te Harderwijk op wel zeer originele wijze heeft geprezen’. Uit de letterlijke tekst van het interview bleek, dat Mies Bouwman voor een aardig bedragje Knorr-soep zou komen proeven in aanwezigheid van een notaris. Ze zou — aldus de heren van Knorr — beslist niet verkeerd kunnen kiezen, want al zovele vrouwen vóór haar hadden het goed gedaan. Volgens het interview was het als volgt gegaan: "Dus op een ochtend — ik moet zeggen dat ik het helemaal vergeten was, ik had het genoteerd in mijn agenda en 's avonds zag ik dat de afspraak vastlag. De volgende ochtend, om half tien, ben ik naar dat reclamebureau gegaan, daar stralend ontvangen door een aantal heren in antracietgrijze pakken en meegetroond naar de keuken. Daar stond een vrouwelijke notaris die riep: “Niet kijken, niet kijken achter het fornuis met drie pannen water. Ik neem aan dat ze daar drie verschillende pakjes soep in gedaan had. Het duurde allemaal wat lang en wij aan de ‘babbel-de babbel’, en op een gegeven moment was het dan zover. Doodse stilte, moeder nam plaats achter de drie koppen soep en uit iedere kop nam ik een hap en toen was het wat mij betreft wel gebeurd. Ik heb twee koppen direct opzij geschoven en stralend naar die ene kop gewezen. Toen doodse, verslagen stilte, want toen had ik de California aangewezen. Er was niets meer aan te doen, het was de duurste ochtend van mijn leven. Ik heb mijn echtgenoot nog even gebeld om hem hiervan op de hoogte te stellen, we hebben — dien ik echt zeggen — ontzettend gelachen. En dat was dan weer dat." Mies Bouwman had er natuurlijk niet op gerekend dat deze dure vergissing vele decennia later onderdeel zou worden van een kerst historische column. Uit de gemaakte enorme fout maakte een woordvoerder van het reclamebureau voor California op, dat Mies eenvoudig wég was van de soep van deze fabriek en kwam men derhalve stralend met bovengenoemd briefje en interview. Maar wat zei Mies Bouwman er zelf van toen ze door een journalist van de Gemeenschappelijke Persdienst destijds gebeld werd? ‘Toen we haar belden en haar het begeleidend schrijven voorlazen schoot ze in de lach en kon vooreerst alleen maar uitbrengen: “Wat schandelijk..." Daarna barste ze het uit van het lachen. Op de vraag hoe het nou eigenlijk allemaal zat zei ze: “Moet je horen, ik vond niet één van die drie soepen lekker en ik heb de minst onsmakelijke aangewezen. Nou ja, en dat dat nou toevallig California was, daar kan ik ook niets aan doen. Maar laten die mensen van California zich wat mij betreft niets in hun hoofd halen, want ik hóef écht niet.” Andere dames waren haar in de soeptest voorgegaan en hadden zich goed voorbereid door diverse Knorrsoepen bij herhaling op de dish te zetten. Ondermeer Mary Duys, de vrouw van Willem en Conny Stuart. Dit om de smaak goed te pakken te krijgen. En juist dat had Mies Bouwman niet gedaan, ze had slechts in haar agenda gekeken of ze een afspraak had die volgende dag en dus liep alles in de soep. California kreeg in de geschreven pers op die manier veel aandacht en hoefde dus geen extra radiozendtijd te kopen via de STER en Radio Veronica om de instant zakjes aan de huisvrouw te brengen. Het jaar 2016 loopt op haar einde. Met deze historische soep terugblik is voor mij dit derde jaar met herinneringen via Radiotrefpunt voorbij. Geniet allen van de komende feestelijke week en we komen elkaar weer radio historisch tegen in 2017. Hans Knot, 24 december 2016
  20. Zoals de vorige keer al beloofd ga ik in mijn historische column eens dieper in op de internationale samenwerking op het gebied van radio en televisie in het einde van de jaren zeventig van de vorige eeuw. Realiseer je wel dat er geen sprake was van commerciële radio in vele landen, dat er geen satellietradio of satelliettelevisiestations waren. Onder samenwerking werd verstaan de vorm van werken met elkaar die tussen verschillende omroeporganisaties in diverse landen plaats vond. Hierbij kunnen we ook duidelijk de politieke overeenkomsten en verschillen zien die er destijds tussen de diverse samenwerkingsorganen en landen was. Bij iedere lezer is de Eurovisie bekend, het internationale net waarover de diverse uitzendingen jaarlijks op onze radio te horen waren en op onze televisie te te zien waren, vaak middels het gebruik van straalverbindingen. In 1950 werd de EBU, The European Broadcasting Union, opgericht door de West Europese landen en enkele andere landen als Tunesië, Marokko, Turkije, het toenmalige Joegoslavië, Cyprus, Israël, IJsland, Libanon en Griekenland. De twee jaarlijkse hoogtepunten waren in die tijd wel het Nieuwjaarsconcert vanuit Wenen en het Eurovisiesongfestival vanuit een der aangesloten landen. Wel dient gezegd te worden dat het Eurovisiesongfestival toen al steeds meer geld ging kosten, mede door de strenge veiligheidsmaatregelen en toch steeds meer verloor aan populariteit. Bij de televisie werd dit programma in Nederland destijds door de NOS uitgezonden en per radio door de Wereldomroep, in België waren beurtelings de toenmalige BRT of de RTB verantwoordelijk voor de uitzending van het Eurovisie Songfestival. Tevens maakten de redactie van het NOS Journaal en de actualiteitenrubrieken van de diverse omroepen regelmatig gebruik van nieuws items, die via het Eurovisienet werden aangeboden door de aangesloten landen. In Eurovisieverband werkten ook de landen onderling vaak samen met het maken van shows. Hoe belangrijk de Eurovisie kon zijn bleek uit het maandelijks programma voor opsporing van misdadigers in Eurovisieverband destijds tussen de toenmalige omroepen van Duitsland, Zwitserland en Oostenrijk. Naast de eerder genoemde landen was een aantal landen geassocieerd met de EBU, bijvoorbeeld de V.S ., de British Commonwealth landen, de voormalige Franse Koloniën, Zuid Afrika, enkele Zuid Amerikaanse landen en Japan. Het hoofdkantoor was destijds gevestigd te Genève in Zwitserland. Er waren in 1978 107 organisaties in 77 verschillende landen op de een of andere wijze aangesloten bij de EBU. 200 stafmedewerkers verzorgden de dagelijkse gang van zaken in Zwitserland. Men had de beschikking over een eigen blad, de EBU REV IEW, welke maandelijks verscheen in twee talen, het Engels en het Frans. Hier in werden alle bijzonderheden vermeld op het gebied van radio en televisie in de aangesloten landen. In 1950 gingen ook de diverse toenmalige Oost Europese landen samenwerken onder de naam: Organisation Internationale de Radiofussion et Télèvision, kortweg OIRT ook wel Intervisie genoemd. Naast de Oost Europese landen waren destijds ook landen als Cuba en Vietnam aangesloten. Joegoslavië, een land welke altijd gematigd communistisch was gebleken was niet aangesloten bij Intervisie, dat gevestigd was in Praag. Het doel was in de eerste plaats uitwisseling van uitzendingen en overleg plegen betreffende praktische en technische vraagstukken. Enkele andere internationale organisaties die destijds actief waren zijn de Union of National Radio and Television Organisations of Africa, kortweg de URTNA, met het hoofdkantoor in Dakar, Senegal. Een van de hoofddoelen was de ontwikkeling van de radio en televisie in de Derde Wereld. Men gaf destijds een kwartaal blad uit in het Engels en het Frans gevuld met algemene artikelen over radio en televisie onder de naam URTNA REVIEW. De Asian Pacific Broadcasting Union was gevestigd in Teheran, waarbij destijds het merendeel der Aziatische landen en Australië en Nieuw Zeeland waren aangesloten. Men gaf twee tijdschriften uit: de ABU review, een maandelijks blad in het Engels met algemene informatie en het A9U Technical Review, welke tweemaandelijks uitkwam met alleen technische informatie. De ASBU stond voor de organisatie in de Arabische landen en heette voluit: Arab States Broadcasting Union. Het werd opgericht in februari 1969 met als hoofddoel de overkoepelende organisatie van de radio en televisie van die landen welke aangesloten waren bij de Arabische Liga. Het secretariaat was gevestigd in Cairo. Men had in 1978 een speciaal opleidingscentrum voor personeel in Damascus. De Caribean Broadcasting Union was uiteraard een organisatie waarbij die landen waren aangesloten welke lagen in of in de omgeving van het Caribische gebied. Enige voorbeelden zijn de Antillen, Toboga, Guatamala, Jamaica, de Bahamas, Trinidad en allerlei kleinere eilanden. Het hoofdkwartier was destijds gevestigd in het Bank of Guyana gebouw in Georgetown Gyana. De letters AIR stonden voor Association Inter Americana de Radiofussion, een organisatie waarin de Zuid Amerikaanse landen waren verenigd en het hoofdkantoor was gevestigd in Montevideo in Uruguay. Naast de Eurovisie, Intervisie en alle andere eerder genoemde organisaties bestonden er in 1978 nog meer organisaties en groeperingen welke een specifieke taak hadden. We noemen de Unesco, die internationale programma's maakte. De Internationale Organisaties werkten steeds nauwer samen, vooral er de opkomst van de uitzendingen via satellieten werd voorspeld. Allerlei technische - en juridische afspraken dienden gemaakt te worden, anders zou het een wirwar in de ether zijn geworden. Samenwerking is er in alle delen van de wereld nog steeds maar op een veel andere schaal en bovendien is de wereld van beleving totaal anders geworden door de enorme stormvloed aan technische ontwikkelingen die de afgelopen vier decennia hebben plaatsgevonden. Hans Knot, 17 december 2016
  21. Andermaal vandaag een historische terugblik, als het gaat om de geschiedenis van de radio. Eerst maar eens kijken hoe het destijds in een van de koudere landen van Noord Europa met het radiobestel was gesteld. Finland, een land destijds met bijna 5 miljoen inwoners, waarvan ruim 2 miljoen een radiotoestel en 1.200.000 een televisietoestel hadden. Het geheel voor zowel de radio- als televisie-uitzendingen stond onder verantwoordelijkheid van OY Yleisradio AB, een organisatie die onder staatstoezicht stond. Er bestond destijds geen reclame op de radio, de kosten van de programma's werden gefinancierd door de omroepbijdragen. De volgende soorten zenders verzorgden de uitzendingen van de 2 Finstalige stations en het Zweedstalige station: 1 lange golf zender, 12 middengolfzenders, 1 korte golfzender en 79 FM-zenders, Elk van de 3 stations was destijds 18 uur per etmaal in de ether. Gedurende de daguren verzorgden ze meestal een gezamenlijk programma. De regionale programma's werden in 16 verschillende soorten uitgezonden via het Zweedse net en 1 van de Finse netten. Deze uitzendingen bevatten ongeveer 10% van de totale uitzendtijd. 37% van de tijd werd er in 1978 gespendeerd aan nieuws en informatie, aan muziek 31%, aan culturele en wetenschappelijke programma's 20%, aan programma's voor speciale groepen' 8% en 2,3% voor onderwijsprogramma 's. Bijna 10 uur per week werd er destijds aandacht besteed aan de schoolradio, bestaande uit diverse herhalingen en nieuwe programma's. De helft van deze programma's waren taallessen. 90% van de scholen gebruikten deze programma's in hun onderwijsstructuur. Schoolradio hadden de Finnen dus hoog in het vaandel staan. De Wereldservice van OY Yleisradio AB, dat destijds met een 100 kW zender in Pari actief was, had Finstalige, Engelstalige en Zweedstalige uitzendingen, die uitgestraald werden richting Europa, Noord- en Zuid Amerika en naar een gedeelte van Azië. 2300 uur per jaar was deze service destijds in de lucht, 400 uur hiervan waren speciaal voor deze service geproduceerd, de andere 1900 uren werden overgenomen van de nationale netten. De meeste radio’s waren destijds van Finse makelarij en 90% hiervan waren in het bezit van een FM band. Van het koude Finland naar het betrekkelijk warme Spanje in december 1978. Computers waren er nog niet op de bureautafel, typemachines waren vrij normaal en de post kwam voor mij via Postbus 102 in Groningen binnen. Op maandag 4 december lag er een persbericht van de Radio Mi Amigo organisatie uit Playa de Aro. In dit bericht, dat ook naar vele dagbladen was gestuurd, konden we lezen dat de Spaanse overheid een definitief einde wenste te maken aan de activiteiten van Radio Mi Amigo in Spanje. De directeur van Radio Mi Amigo, Sylvain Tack, had een brief van de Spaanse overheid ontvangen waar in een verbod werd opgelegd om vanuit Spanje aan de zeezender mee te werken. Het bericht kwam voor de Mi Amigo medewerkers in Playa de Aro trouwens niet onverwacht, omdat men wist dat ook Spanje het Verdrag van Straatsburg wenste te ondertekenen. Van Spanje dan maar even naar de hoofdstad van ons eigen land wat daar waren sinds zondag 10 december 1978 op de FM, kanaal 35 97,5 mHz testuitzendingen te horen van een nieuwe FM-piraat onder de naam Radio Unique. De uitzendingen waren, volgens de deejays, nog in een test-stadium en op zondag 24 december begonnen vervolgens de officiële uitzendingen. Radio Unique begon om 1 uur met tot 2 uur Antonio Da Costa (Ton van Draanen), 2 tot 3 uur Ad Roberts, 3 tot 4 uur Paulus de Wit (Erik de Zwart, 4 tot 5 uur Menno de Groot en van 5 tot 6 uur werd het laatste uur gepresenteerd door Rob Hudson (Ruud Hendriks). De uitzendingen waren destijds een welkome afwisseling voor de Amsterdammers die op de zondagmiddagen weinig goede muziek op de FM konden beluisteren. En het zijn deejays die allen een mooie carrière hebben gemaakt. Hans Knot in studio Capital Radio tijdens een van zijn bezoeken Dan een overstap naar de Britse hoofdstad London waar medewerkers van Capital Radio, de eerste van 19 onafhankelijke commerciële stations die in Engeland destijds operatief waren, feest hadden gevierd. In de daaraan voorafgaande vijf jaren had men zijn slechte periode tijdens de eerste maanden in 1973 met een verlies van 100.000 pond per week maar rond 1978 maakt men een gemiddelde winst van 500.000 pond per jaar. Het station kon zich garanderen van 5 miljoen luisteraars in en rondom London. Capital Radio's succes kon worden gezien als een revolutie in de Britse radiogeschiedenis. Er kan rustig gesteld worden dat in het door ons belichtte jaar de 19 commerciële stations in Engeland gezamenlijk een groter succes hadden dan de 20 lokale BBC stations. De radiobonzen in het land zagen Capital Radio als een geduchte concurrent voor de Radio One in London. De programma's op beide stations bestonden destijds hoofdzakelijk uit populaire muziek, waarbij het platenrepertoire de hoofdmoot vormde. Hoewel de directie van Capital Radio medio 1978 verklaarde dat het station niets meer was dan een dure jukebox, was de luisteraar een andere mening toegedacht. Tijdens de persbijeenkomst verklaarde de directie tevens dat men er naar streefde in de toenmalige toekomst te komen tot een zogenaamd community format door de luisteraar meer te betrekken bij de uitzendingen. Diverse projecten had de leiding van het station gestart in de daaraan voorafgaande vijf jaren, waaronder een speciale 24 uurs telefoonservice om mensen in nood te kunnen bijstaan. Vele shows en acties hadden op het station gelopen waarbij een der voornaamste de actie voor het hulpbehoevende Londense kind was. Twee series van gesponsorde Rock concerten waren er uitgezonden vanuit het Drury Lane Theatre terwijl in het klassieke muziekveld het station zijn eigen Wren Orchestra sponsorde. Het enige vlak waarop de staf van het station zich destijds nog niet had begeven was die van de actualiteiten programmering. Dit mede door de concurrentie die men had van de LBC (London Broadcasting), een ander commercieel station in London, welke hoofdzakelijk nieuwsuitzendingen verzorgde en ook in 1973 was opgestart. De nieuwsuitzendingen, die ieder uur via Capital Radio waren te beluisteren werden destijds verzorgd door Independent Radio News. Volgende keer neem ik een blik in de wereld van de internationale samenwerking op het gebied van radio en televisie in de eind jaren zeventig van de vorige eeuw. Hans Knot, 10 december 2016
  22. Vincent

    Hans Knot: Germaine

    De eerste zaterdag in het Nieuwe jaar 2017 betekent tevens de eerste historische radiocolumn voor dit radiojaar via Radiotrefpunt. 2017, een jaar waarin ik hoop dat vooral de jeugdige journalisten en de persmensen van de diverse radio- en televisiestations zich bewust gaan worden van hun vaak foutieve woordgebruik. Recentelijk nog in de Kerstperiode werd er vanuit de burelen van Radio 10 bekend gemaakt dat men met een nieuw online-project van start ging. Vervolgens werd bij herhaling gemeld dat het om een zender ging. Ook kondigde de politieke partij 50Plus aan met een eigen radiozender te komen. In het persbericht ook daar meerdere malen de verkeerde woordkeuze. Ik heb even een voorproefje genomen door te luisteren naar dit nieuwe online radiostation en via tune-in hoorde ik wel heel toepasselijk als eerste ‘the beat goes on’. Maar op de hoofdpagina van ‘tune-in’ werd ik vervolgens gewezen op andere radiostations die voor mij interessant kunnen zijn. En wat staat er? ‘Aan te raden zenders’. Het woord radiostation schijnt door veelvuldig foutief gebruik voor velen verleden tijd te zijn. Zenders waren vroeger grote kasten en heden ten dage redelijk kleine kasten. Zonder deze kasten, van waaruit het signaal voor ontvangst wordt opgestraald, kan geen enkel radiostation haar programma’s verzorgen. Een radiostation is een gebouw met daarin een of meerdere radiostudio’s van waaruit radioprogramma’s worden verzorgd en dus het signaal – dat later via de zender wordt uitgestraald – wordt voorbereid. Ik heb er enige tijd over gedacht om een jaar lang bij te houden hoe vaak het woord ‘zender’ foutief wordt gebruikt in persberichten en ook in artikelen in diverse kranten en tijdschriften. Een onbegonnen zaak daar het te tijdrovend zou zijn en uw wekelijkse column daarmee in het gedrang zou komen. Derhalve maar over naar de allerbeste wensen voor alle radiomakers bij het steeds meer groeiende aantal radiostations dat via allerlei mogelijkheden hun signaal ‘op de zender’ zetten voor verspreiding naar potentiële luisteraars. Toch maar eens duiken in de historie van de radio die ons vandaag brengt naar de maand december 1971 waarin menigeen in Nederland nogal geschokt reageerde op de berichtgeving betreffende de NVSH, vooral in zwart gekleed conservatief Nederland. Het was 18 december 1971 toen het bestuur van de Nederlandse Vereniging voor Seksuele Hervorming aangaf een definitieve licentie aan te vragen bij de Nederlandse regering tot het opstarten van radio en televisie-uitzendingen in Nederland binnen het publieke bestel. Men dacht bij deze club meer dan 15.000 leden bijeen te kunnen krijgen die destijds nodig waren voor erkenning als aspirant-omroep. Mocht dit lukken dan kon men rekenen op 3 uur radiozendtijd op de radio en 1 uur aan programmaruimte op de televisie per week. Ook hoopte men de 100.000 leden, die nodig waren om na een periode van twee jaren als C-omroep in de ether te kunnen blijven. Het bestuur van de NVSH was voorts van mening op basis van haar doelstelling, die ‘mondigheid en tolerantie’ beoogde, het totale programma te kunnen brengen dat destijds nodig was om als omroep erkend te kunnen worden. De NVSH heeft destijds haar plannen aangekondigd voor de Raad van State, daar een beroep diende tegen de beslissing van de toen fungerende minister van Cultuur en Maatschappelijk Werk, mej. Klompé, waarbij de omroep in principe haar zendmachtiging als mini-omroep was ontnomen. De NVSH maakte sinds 1 oktober 1971 programma’s in afwachting van de beslissing op het beroep. Landsadvocaat mr. Drooglever Fortuyn stelde nog eens dat krachtens de toenmalige nieuwe omroepwet alleen mini-omroepen werden toegelaten als in hun specifieke programmadoeleinden niet werd voorzien door de reeds bestaande zendgemachtigden. Aangezien de bestaande omroepen zich inmiddels ook hadden ingelaten met specifieke programma’s gericht op onderwerpen betreffende seksualiteit, had de NVSH geen recht op een eigen status. Wat in de jaren zestig door velen nog als een schimmig tijdschrift werd gezien en werd weggestopt onder andere tijdschriften om bezoekers binnen het gezin te vrijwaren van choquerende informatie, werd in de jaren zeventig vrijer geopenbaard. In het nummer van maart 1972 van het blad van de NVSH, Sekstant, was ondermeer te lezen over de plannen voor een c-omroep: ‘Zoals ondermeer aangekondigd in het januarinummer van Sekstant, heeft het hoofdbestuur van de NVSH besloten om een eigen omroep op te richten. Wat was daartoe de aanleiding? Waarom wil de NVSH, die immers reeds als mini-omroep over 20 minuten televisiezendtijd en 60 minuten radiozendtijd per twee maanden beschikt, zich nu als echte omroeporganisatie aandienen?’ In het onderstaande ging de heer G. J. Smit, destijds voorzitter van de NVSH, in op dit door de NVSH ondernomen initiatief. ‘De minister ging aan al die voorwaarden voorbij en concludeerde dat niet gezegd kan worden dat de uitzendingen van de NVSH voorzien in behoeften waarin niet in voldoende mate wordt voorzien door programma's van andere instellingen die zendtijd hebben verkregen.’ Dit laatste betekende een schok voor de NVSH. Zou men - zoals werd gesuggereerd - werkelijk de positie als voorhoedebeweging hebben verloren en niets meer hebben mee te delen, dat niet reeds door anderen aan de orde werd gesteld? Of zou het eerder zo zijn dat de NVSH destijds een aantal zaken in haar zendtijd aan de orde stelde, die in de ogen van een aantal mensen maar beter niet gezegd zouden kunnen worden? Hierbij viel bijvoorbeeld te denken aan de televisie-uitzending van de Engelse voorlichtingsfilm ‘Growing Up’, naar aanleiding waarvan, volgens hardnekkige Haagse geruchten, destijds de toenmalige justitieminister Polak in het kabinet overlegde over het instellen van een strafvervolging. Ook het op een later datum gevoerde geruchtmakende zondagse kort geding draaide om het feit dat een aantal mensen er nogal wat aan gelegen scheen te zijn de NVSH uit de ether te houden. Slechts een vijftal jaren later bracht de VOO met bepaalde seksueel getinte televisieprogramma’s als wel de VPRO van januari 1976 tot juni 1978 met een door Germaine Groenier gepresenteerd drie uur durend programma. Het laatste uur was ingeruimd voor luisteraars die direct met haar konden praten over seksualiteit en relaties. Het seksuur, de seksrubriek, 'Germaine sans gêne' waren de benamingen die het programma in de loop van die tweeënhalf jaar kreeg. Het programma ontlokte woede, kritiek, lof en hilarische momenten bij de vele luisteraars. Het was taboedoorbrekend en ongekend populair. Grote vraag is echter, hoe in bepaalde bestaande geloofsgemeenschappen men inmiddels de VPRO, in welke hoek men toch toebehoorde, had afgezworen of in hoeverre men stiekem toch, met de handen onder de dekens, naar het radioprogramma van Germaine Groenier luisterde. Hans Knot, 7 januari 2017
  23. Vincent

    Hans Knot: januari 1979

    In deze historische radiocolumn wil ik je mee terugnemen naar het begin van 1979 door een paar onderwerpen, waar ik destijds over schreef, weer naar voren te halen. Allereerst was er in de tijd vaak ophef over de mate waarop sommige omroepverenigingen te pas en te onpas reclame voor eigen huisje maakten. Vreemd genoeg reageerden de gezamenlijke omroepen zelf over de vele negatieve publicaties over misbruik van zendtijd. Men kwam met het voorstel gezamenlijk een arbitragecommissie in het leven te willen roepen die diende te oordelen over het karakter en de tijdsduur van de reclame die de omroepen voor zichzelf zouden mogen maken. In een verklaring, die eind januari 1979 werd uitgegeven, werd duidelijk gesteld dat aan de hand van de gezamenlijk overeen te komen normen en criteria de in te stellen commissie snel na een overtreding uitspraken zou dienen te doen. Men dacht daarbij vooral aan waarschuwingen, oplopend tot boetes of andere straffen. De plannen werden vervolgens officieel voorgelegd aan de minister voor Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk werk, het departement waaronder radio en televisie destijds vielen. De commissie kwam er onder voorzitterschap van secretaris penningmeester J. Hulder van de VARA en vrij snel bleek dat zowel het opleggen van een geldboete als het ontnemen van zendtijd belangrijke punten van overleg dienden te zijn. Bij boetes dacht men dat het alleen nut zou kunnen hebben wanneer het bij overtredingen om duizenden guldens zou gaan, forse bedragen voor die tijd. Een andere mogelijkheid was dat de arbitragecommissie na een overtreding zou bepalen dat de omroep, die in de fout was gegaan, in een bepaalde periode geen reclame voor eigen huisje mocht uitzenden. Een dergelijke straf vond de commissie ingrijpender dan een geldboete, omdat dan een reclamecampagne diende te worden onderbroken. Bij geldboetes zouden de rijkere omroepen bovendien bewust risico's kunnen nemen. De arbitragecommissie kreeg ook als taak de klachten van particulieren, die zich hadden geërgerd aan de omroepreclame, in behandeling te nemen. De regeling werd goed gekeurd en kwam er na ruim 2 jaar overleg, ontstaan als een reactie op de reclamebeschikking van augustus 1976 van het ministerie van CRM. Maar er was meer gaande in de eerste periode van 1979. Zo kwamen er verontrustende berichten uit Brussel. Op vrijdagavond 12 januari werd de BRT-RTB aan de Reyerslaan via een anoniem telefoontje bericht dat er een bom was geplaatst in het gebouw. De Rijkswacht en ook de eigen veiligheidsdiensten gingen op zoek maar vonden uiteindelijk echter niets. Wel werd een brand opgemerkt, die verscheidende containers had aangetast. De vlammen werden echter snel gedoofd. De volgende dag werd bekend dat het anonieme telefoontje werd gevoerd vanuit het BRT-gebouw zelf. Op zich betekende dit niet dat het om een medewerker van de omroep zou gaan. De onbekende persoon sprak Frans. De brand aan de Reyerslaan werd erg verdacht gevonden. Men was er bijna zeker van dat er kwaad opzet mee gemoeid was. In de daaraan voorafgaande weken had het al tien keer eerder gebrand op de terreinen van de BRT en de RTB, destijds verantwoordelijk voor radio- en televisie-uitzendingen in respectievelijk het Vlaams en het Frans. Aanslagen zijn van alle tijden. Zo ook in 1979 toen honderden luisteraars in Rome op 9 januari via de radio getuige waren van een terroristische aanslag. Midden in een uitzending van Radio Citta Futura (stad van de toekomst) hoorden zij een der omroepsters om hulp roepen en tevens een verzoek om niet te schieten. Direct daarop was een zware ontploffing te horen en werd het totaal stil op het radiostation. De luisteraars alarmeerden direct de politie en brandweer. Toen die ter plekke verschenen vonden zij vijf omroepsters van een vrouwenprogramma gewond op straat en de radiostudio totaal verwoest door brandbommen. Radio Citta Futura was een links gericht radiostation en in die tijd was er een golf van aanslagen over en weer van rechtse en linkse terreurorganisaties in Italië en stond deze aanslag niet op zichzelf. Worden de laatste jaren meer en meer middengolfstations uit de ether gehaald omdat er volgens beleidsmedewerkers geen toekomst meer is voor deze vorm van radio, dan was het in 1979 nog wel even totaal anders. Ik wist destijds te melden over een groots opgezet plan in de Verenigde Staten. Een vertegenwoordiger van de Federale Communicatie Commissie, de FCC diende tijdens de conferentie voor golflengte verdeling in Genève een voorstel in waarbij ruimte diende te komen voor ongeveer 700 nieuwe middengolfstations in Amerika. The National Radio Broadcast Ass., een overkoepelend orgaan van alle radiostations, was echter finaal tegen. Hun toenmalige president, Jim Gabbert die eigenaar was van Kl0l FM in San Francisco, zei destijds ondermeer dat er in de meeste delen van Amerika al te veel radiostations waren. De FCC kwam ook met het voorstel de middengolf uitbreiden van 1600 naar 1800 kHz. De NRBA zag niet in dat er meer stations opgericht dienden te worden daar dit het geheel zou gaan verzieken. Als voorbeeld kwam men met Hawaï dat destijds al 31 radiostations had. Ook haalde een vertegenwoordiger van de NRBA aan dat er nog een groot ander commercieel probleem bij zou komen namelijk dat alle radio’s in de VS op de middengolf slechts een bereik hadden tot de 1600 kHz en dat dezen dus allen dienden vervangen te worden. Een luisteronderzoek dat in januari 1979 verscheen gaf aan dat op de donderdagen het meest naar de radio werd geluisterd. Destijds stond het radiotoestel in ruim 3 miljoen gezinnen aan. Op Hilversum 3 zond de TROS uit, op Hilversum 2 de AVRO en op Hilversum 1 de NCRV. Op de vrijdagen werd gemiddeld door 2,9 miljoen mensen geluisterd, op dinsdagen door 2,8 miljoen gezinnen en op woensdag door 2,7 miljoen. Op de zaterdagen ging het aantal flink naar beneden en kwam het aantal van 2,3 miljoen gezinnen tevoorschijn. Een dieptepunt was bestemd voor het radiogebruik op de zondagen met 1,9 miljoen gezinnen waar de radio aanstond. Cijfers die heden ten dage zeker niet meer worden gehaald. Hans Knot, 14 januari 2017
  24. Vincent

    Hans Knot: Henk Oostinga

    Het verzamelen van data was voor mijzelf al op jonge leeftijd iets wat gewoon gebeurde. Het was vooral gericht, hoe kan het ook anders, op radio maar ook op sport. Het was de tijd van voor ‘Langs de Lijn’. Nederland had destijds niet alleen Eredivisie en Eerste Divisie Voetbal maar ook Tweede Divisievoetbal. Wonende in een middelgrote stad als Groningen betekende dat ook dat er meerdere clubs vertegenwoordigd waren in de diverse divisies van het Betaalde voetbal. GVAV, Oosterparkers, Velocitas en Be Quick kwamen alle vier uit de Martinistad. Zoals al gesteld was er nog geen ‘Langs de Lijn’, een programma dat in 1967 voor het eerst op de radio was te beluisteren, en dus dienden we het te doen met hier en daar een sportprogramma van korte uitzendduur van een aantal omroepen. In Groningen was het mogelijk de voetbaluitslagen via de RONO, de Regionale Omroep Noord binnen te halen of op de fiets te klimmen om de schoolborden, die stonden opgesteld in de etalage van het gebouw waar het Nieuwsblad van het Noorden was gevestigd, te bekijken. De sportredactie verzamelde van de diverse velden in het betaald voetbal en de hogere amateurklassen de uitslagen, die met een krijtje werden ingevuld op de borden. Soms diende je langer te wachten omdat men geen verbinding met sommige clubs kon krijgen. Het was de tijd van de bakelieten telefoon en telefoonnummers in een middelgrote stad bestonden maar uit 5 cijfers. Maar het wachten werd beloond als een van de Groninger ploegen weer succesvol was geweest. In maart 1967 was er in het Nieuwsblad van het Noorden voor velen verrassende bericht te vinden waarin werd vermeld dat zeer binnenkort – na twintig jaar van trouwe dienst – de RONO niet meer het bekende ‘Henk Oostinga geluid’ zou brengen. Hij was namelijk toe aan rust in het weekend. De werkzaamheden van de RONO en de omroepen gebeurden als vrijwilliger maar daarnaast had hij ook nog een zware taak als broodwinner. Hij was namelijk leraar aan het Gyot Doveninstituut in Groningen. Wel wist een journalist van het Nieuwsblad op te tekenen dat het omroepwerk hem niet te veel was maar dat het meer de zondag was die steeds maar weer gevuld werd met achter de sport aan te zitten. Het was helemaal niet de bedoeling dat Oostinga bij de RONO zou weggaan, zoals velen dachten. Maar hij had voor minder vastigheid gepleit waardoor hij op bepaalde zondagen ook eens vrij kon zijn. In een interview stelde hij destijds: “Ik wil wat vrije tijd voor mezelf hebben, want wil je een regionaal sportprogramma redelijk brengen, dan moet je je contacten over het hele uitzendgebied aanhouden. En dat loopt voor de RONO van de Achterhoek tot aan Harlingen. Ach, en dat gaat niet meer, vooral omdat ik het met de slechthorenden ook steeds drukker krijg. En dat is tenslotte m’n officiële werk. En dat mag er in geen geval schade van hebben." Destijds meldde Oostinga wel dat hij de werkzaamheden voor de regionale omroep nog steeds boeiend vond. Dat hij aangaf het rustiger aan te doen had ook niets te maken met de vlak daarvoor aangekondigde komst van Eef Brouwers. De latere directeur-generaal van de Rijksvoorlichtingsdienst en ook bekend van NOS Journaal, bleek namelijk benoemd te zijn tot chef-redacteur van de RONO. En dat was volgens Oostinga met volledige instemming van hem. Het was in oktober 1948 dat Henk Oostinga aan zijn sportjournalistieke loopbaan begon, nadat hij als speler van GVAV, de voorganger van FC Groningen, in een interview met de RONO in contact was gekomen. Zijn stem, die later tot de inboedel van elk huis in de regio Noord en Oost zou gaan behoren, kwam toen voor het eerst in de RONO-microfoon en sindsdien was Henk Oostinga niet te houden. Oostinga destijds in het Nieuwsblad van het Noorden: “Mijn voordeel was, dat ik zelf in de sport had gezeten. Want iemand kan volgens mij nog zo’n goede sportjournalist zijn, maar als hij zelf geen sportman is geweest zal hij bij de mensen niet zo veel gezag hebben. Toch heb ik nooit full-time in de sportrubriek gewild. Weet je, en nu ga ik misschien op lange tenen trappen, ik vind alleen-sport wat te eenzijdig. Het is enorm mooi, maar er moet nog iets bijkomen. Daarom ben ik nog steeds gek op het RONO-sportwerk, maar de slechthorenden blijven voor mij de hoofdzaak". En hoe komt het eigenlijk dat ik terugblik op Henk Oostinga? Ik haalde al in het begin aan dat ik altijd bezig ben geweest met het verzamelen van data. Gegevens die ooit weer eens gebruikt konden worden en zo schreef ik in die tijd de uitslagen betaald voetbal in een schriftje op en deed ik in de avond, in bed, net of ik de man achter de microfoon was en deed het nog eens dunnetjes over wat ik eerder die zondag via de RONO en Hilversum had gehoord. Let wel eind jaren vijftig. Zouden daar dan ooit de kriebels voor het radiomaken zijn begonnen? Hans Knot, 21 januari 2017
  25. Recentelijk vroeg ik op mijn facebookpagina wat men in 1959 zoal op de radio hoorde. Eén antwoord als voorbeeld: ‘Kleutertje Luister’, ‘Arbeidsvitaminen’, ‘De jeugd vliegt uit’, ‘Problemen verdwijnen als de kopstukken verschijnen’, ‘half 1 mededelingen voor land- en tuinbouw’, ‘weerbericht op dicteersnelheid’, ‘marktberichten’, ‘Wilhelmus’, ‘Jeugland’, ‘Te Deum Laudamus’, ‘Ochtendgymnastiek’, ‘Rechtdoor naar school en kantoor’..... Zoiets?’ De persoon die het instuurde is anno 2017 70 jaar en een eenvoudige rekensom leert ons dat hij in juni 1959, de periode waar ik zo dadelijk op terugblik, hij 13 jaar was. Opvallend aan de opsomming is dat er geen enkele programmanaam van Radio Luxembourg bij is en dan doel ik op de Nederlandstalige service, waarvan een deel van de programma’s werden opgenomen in opdracht van adverteerders bij speciale studio’s in Nederland maar ook in Brussel. Eén van de liedjes die destijds veelvuldig waren te horen was het winnende Eurovisie Songfestival lied van destijds, gezongen door Teddy Scholten. Voorheen was ze al bekend geworden door optredens in het AVRO programma ‘De bonte dinsdagavondtrein’. Het was de tijd dat er nog maar weinig kijkkastjes in de huizen stonden en er op dinsdagavond massaal om de huiskamertafel werd gezeten om dit wel heel speciale programma voor het hele gezin te beluisteren, ondertussen met op de tafel een krant en te doppen hele pinda’s. Ook trad Teddy in de periode 1955-1960 vaak als gast op in het televisieprogramma ‘De Snip en Snap Revue’ van dezelfde AVRO. De leiding van de NTS vroeg haar op een bepaald moment mee te doen aan het Nationaal Songfestival in 1959 waar ze twee liedjes zong: ‘De regen’ en ‘Een beetje’. Dit laatste nummer was een compositie van Dick Schallies met teksten van Willy van Hemert en het Omroeporkest, onder leiding van Dolf van der Linden, begeleidde haar. Met ‘Een beetje’ werd ze uiteindelijk afgevaardigd naar het Eurovisie Songfestival dat in 1959 in het Franse Cannes werd gehouden. Ook daar werd ze winnaar en zou internationaal scoren. Uiteraard werden er ook anderstalige versies opgenomen. De Franse radio schalde vervolgens met ‘Un p’tit peu’, terwijl de West Duitse radio ‘Sei ehrlich’ op vinyl op de draaitafel hadden. De radiosectie van de RAI in Italië deed het met ‘Un Poco’ en neem maar van mij aan dat op het Zweedse Radio Syd het als ‘Om vaaren’ werd uitgezonden. Maar hoe zat het in een van de landen achter het toenmalige Ijzeren Gordijn? In die landen werd het Eurovisie Songfestival nog niet uitgezonden, simpelweg omdat men geen banden onderhield met de organisatie. En toch kwam de song in een speciaal jasje op de Poolse radio. Even terug naar de tweede helft van de jaren vijftig toen in het Drentse Coevorden de glorietijd van de Mirando’s begon met vele optredens en contracten. Vrij snel werd er al bij het platenlabel Columbia een plaat met zigeunermuziek uitgebracht want er was een zangeres die van Pools-Litouwse afkomst was die voor begeleiding van een platenopname een orkest zocht. Het werd een succes en bovendien stapte men vrij snel over naar Philips waar men het met het orkest van Tata Mirando helemaal zag zitten. Vervolgens werd er regelmatig opgetreden voor radio en televisie. Het repertoire dat de naar Nederland geëmigreerde Monica zong bestond in eerste instantie uit Poolse en Russische liederen maar haar voorkeur ging er toch naar uit om Nederlands te gaan zingen om een nog breder publiek te kunnen trekken. Bij elk optreden sloot ze vervolgens op het einde af met twee liedjes die door Harry de Groot en Pi Verris werden geschreven, namelijk ‘Holland jij bent mijn sprookje’ en ‘Ver van mijn land’. Al zong zij deze liedjes met een duidelijk accent, het Nederlandse publiek was telkens enthausiast te noemen. In mei 1959 bezocht Monica haar familie in Polen en werd ze uitgenodigd om ook voor de radio en de staatstelevisie op te treden en ze besloot een warme propaganda voor het Nederlandse lied te gaan houden. Niet dat ze in het Nederlands haar landgenoten toezong maar met een speciale Poolse tekst bracht ze haar versie van het winnende Eurovisie Songfestival lied van Teddy Scholten. Uit overlevering gaat het verhaal dat slechts enkele minuten na de radiouitzending, waarin Monica haar versie van ‘Een beetje’ ten gehore bracht, het regende van telefoontjes omdat men wilde weten waar de Poolse versie van de song te krijgen was. In allerijl werden de hoofden bijelkaar gestoken met als besluit de Poolse versie spoedig aan het vinyl toe te vertrouwen. Het werd uiteindelijk een LP met vele liedjes gericht op de Poolse luisteraars met als sluitstuk haar versie van ‘Een beetje’. Eind juli 1959 zou Monica, die ook veel op toneel en in films verscheen, haar debuut maken in Engeland met een optreden van de Poolse versie van achter het IJzeren Gordijn, waar ze trouwens een duidelijk vaste grond voor het ‘Nederlandse lied’ had gekregen. Hans Knot, 28 januari 2017
×
×
  • Nieuwe aanmaken...

Belangrijke informatie

Door gebruik te maken van deze website ga je akkoord met Gebruiksvoorwaarden, Privacybeleid en Richtlijnen.