Spring naar bijdragen

Doorzoek de gemeenschap

Toont resultaten voor tags 'regering'.

  • Zoeken op tags

    Voer tags gescheiden door een komma in.
  • Zoek op auteur

Soort bijdrage


Forums

  • Radio
    • Nederland
    • België
    • Verenigd Koninkrijk
    • Overige landen
    • LPAM (kleinvermogen AM)
    • Zeezenders
    • Radio Veronica
    • Radiovormgeving
    • Radiotechniek
  • Overig
    • MediaPages
    • Stamtafel
    • Help
    • Mededeling
    • Niet geregistreerde gebruikers

Kalenders

Blogs

  • Column
  • Nederland
  • Dossier
  • Recensie
  • België
  • Hitnoteringen
  • Testblog
  • Radio Erfgoed
  • Afspraken van Beheerders
  • Afspraken van Hitnoteringen
  • Blog van Radiotunes

Vind resultaten in...

Vind resultaten die bevatten...


Datum aangemaakt

  • Start

    Einde


Laatst bijgewerkt

  • Start

    Einde


Filter op aantal...

Geregistreerd

  • Start

    Einde


Groep


Website


Facebook


Twitter


Skype


Woonplaats


Interesses

3 resultaten gevonden

  1. De maand juli is een zomermaand, een maand om vakantie te kunnen houden maar ook om het even rustig aan te doen. Nostalgisch neem ik je vanaf het laatste weekend in juni in vier delen mee terug in de tijd en ga het hebben over het eens zogeheten ‘heilig kastje’, dat in vele gezinnen een lange tijd centraal stond: de televisie. Vandaag deel 3. Vorige week eindigde ik met het gegeven dat de PTT — dat was wel duidelijk — deze zaak niet alleen zou aankunnen. Bij elkaar genomen ging het immers om een investering van enkele honderden miljoenen guldens — en dat in bedragen van 1965. Men hoopte daarom ook op samenwerking met verzekeringsmaatschappijen, pensioenfondsen en woningbouwverenigingen, waarmee collectieve contracten zouden kunnen worden afgesloten voor de aansluiting van hele woonblokken op het systeem. De toekomstige kosten van een collectief abonnement zouden dan niet al te hoog worden. De PTT-topman verwachtte dan ook dat zo'n abonnement als een meerprijs in de maandelijkse huurafdracht zou kunnen worden doorberekend. Om het publiek warm te maken voor zijn denkbeelden, was de PTT ook niet wars van verre visioenen. Opmerkelijk in dit verband is de vroege vorm van betaaltelevisie, die professor Bast in gedachten had. Hij was van mening dat het mogelijk zou zijn bij elk televisietoestel een soort van muntautomaat te plaatsen, waarbij bepaalde kanalen zouden kunnen worden bekeken. Hier moest dan extra voor worden betaald: "Een mooie manier om de lokale sport te bevoordelen, immers een plaatselijke distributiemaatschappij zou er toe over kunnen gaan wekelijks een voetbalwedstrijd van de plaatselijke vereniging, tegen betaling, te gaan uitzenden. Een soort van wasmunt kan dan het beeld voor de bewoners zichtbaar maken." De optimistische vooruitzichten van de PTT waren echter niet aan de regering besteed. Die had op dat moment ook wel andere zorgen aan het hoofd. De aarzelende houding van de overheid ten aanzien van reclame op beeldbuis, had geleid tot een aantal creatieve, particuliere initiatieven. Daarover was sinds eind 1963 ook al het een en ander in de pers geschreven. Veel hadden de journalisten daarbij besteed aan de plannen van een aantal Nederlanders om voor de kust van Noordwijk een kunstmatig eiland te verankeren. Dit eiland zou worden gebouwd in Ierland (Cork) en op het platform zouden zowel een radio- als een televisiezender worden geïnstalleerd. Het geheel zou worden geëxploiteerd onder de naam REM (voluit: Reclame Exploitatie Maatschappij). De onderneming zou weliswaar pas in september 1964 van start gaan. Maar aangezien de woordvoerder van de REM, Brandel, veelvuldig de publiciteit zocht en ook de diverse kranten de activiteiten van de REM nauwgezet volgden, werden ook de beheerders van de eerder voornoemde CAI's wakker geschud. De meeste van hen zagen de zenderuitbreiding evenwel niet zitten. Begin februari 1964 meldde een woordvoerder van een CAI, in één van de grote steden van de Randstad, al dat zijn onderneming de centrale antenne-installatie in de woningen beslist niet in orde wenste te brengen voor de ontvangst van de toekomstige "reclamezender" uit zee. Dat had overigens ook niet gekund, want het was nog onbekend op welk kanaal de nieuwe zender zou gaan uitzenden. Het was een vraag die Brandel niet wilde beantwoorden. En ook dat leverde weer stof op voor commentaren in de pers: "De chaos op het gebied van de antennes voor de televisie-ontvangst wordt met de dag groter. Niemand weet op welk kanaal de reclamezender in zee in de loop van de zomer zal gaan zenden. Gevolg is dat niemand de antenne thuis, of de centrale antenne-installatie, al gereed kan gaan maken voor ontvangst. Met andere woorden: hoe langer meneer Brandel wacht met het geven van het antwoord op de vraag die velen bezig houdt, des te kleiner maakt hij — zeker in de beginperiode — het aantal kijkers naar zijn betaalde zender." Maar Brandel en de zijnen kozen voor een speciale antenne, die extra moest worden gekocht en aangesloten dienden te worden in de op de antennemast. Via een reclamecampagne in de dagbladpers wist men toch later vele kijkers te trekken. Vrijwel dagelijks waren in die tijd ingezonden brieven, dan wel redactionele opmerkingen, te lezen over de toekomst van de CAI, de reclamezender en een eventueel Tweede Televisienet. Zo kwam er uiteraard commentaar op de weigering van de CAI-woordvoerder om de centrale antenne-installatie aan te passen, wanneer REM TV van start zou gaan. In diverse plaatsen in Oost-Nederland wensten de CAI's in het begin niet het signaal van Duitse stations over te zetten, waarna massaal protest uitbrak en men alsnog overstag ging. Daaruit, zo schreven de kranten, viel een les te leren: ‘Geen exploitant zal zich waarschijnlijk kunnen veroorloven de installatie te laten zoals zij is, en dus niet te zorgen dat zijn abonnees ook naar deze zender zullen kijken. Hij zou, gezien de ervaringen in het oosten van het land, het risico lopen dat de mensen, ondanks het verbod in hun contract zelf antennemasten op hun dak te mogen aanbrengen, dit toch zullen gaan doen. Daarna voor politieagent spelen bleek in het oosten van het land in de praktijk onuitvoerbaar. Gezien het gegeven dat er binnenkort ook beslist zal worden over een eventueel tweede net, zal de technische vakhandelaar het druk gaan krijgen met het aanleveren en plaatsen van twee nieuwe ontvangstantennes bij de verschillende gezinnen.’ En plotseling mengden de Katholieken zich, in maart 1964, andermaal in de discussie. Dit keer waren het de leden van het Katholiek Maatschappelijk Beraad die zich publiekelijk uitlieten over de vraag of "wel of geen reclame op de televisie" moest komen. Binnen het Katholiek Maatschappelijk Beraad waren allerlei andere Katholieke organisaties, zoals de Katholieke Werkgevers, de KNBTH, de Katholieke Middenstandsbond en de Nederlandse Katholieke Vrouwenbond, vertegenwoordigd. Er werd een soort compromis naar voren gebracht. Men achtte de toelating van reclame aanvaardbaar, mits het gebrachte televisieprogramma gevrijwaard bleef van commerciële invloeden. Het Bestuur van het Katholiek Maatschappelijk Beraad was tot deze conclusie gekomen naar aanleiding van een rapport, over de toekomst van de televisie, dat was samengesteld door een commissie binnen het Beraad: ‘.. een gemeenschappelijk standpunt kon worden geconcludeerd na diepgaand overleg, waarbij duidelijk de verschillende wijzen van benadering in de onderscheiden organisaties naar voren kwamen.’ Het KMB onthield zich evenwel van een standpunt over de meest wenselijke vorm van reclametelevisie. Diende er een onafhankelijke commercieel station komen, of diende reclame worden ingevoerd in de programma's van de bestaande omroepen? Op dat punt wrong de schoen natuurlijk het meest. Al in 1961 legden de omroepverenigingen in een geheime nota aan de regering hun ideeën voor over de eventuele invoering van reclame op de Nederlandse televisie vast. De nota werd in februari 1961 bij de Tweede Kamer ingediend. Het rapport was geheim, maar toch werd het in maart 1964 even aangehaald toen bekend werd dat minister Bot de Nederlandse Televisie Stichting (NTS) had gevraagd hem voor 15 juli van dat jaar een plan voor te leggen voor de invoering van de reclame op de televisie. Het verzoek was gekomen naar aanleiding van een oriënterend gesprek, dat op 25 maart van dat jaar plaatsvond met het bestuur van de NTS. De omroepbestuurders ontvouwden toen hun denkbeelden over de reclame in de televisie, maar deze bleken echter allerminst vast omlijnd. De minister gaf daarop zijn voorlopige reacties, zonder daaraan dwingende consequenties te verbinden. Minister Bot wilde vervolgens, dat de NTS met een nauwkeurig voorstel op tafel kwam. Daarin moest concreet worden aangegeven hoe volgens degenen die toen de televisie-uitzendingen verzorgden, reclameboodschappen in de televisieprogramma's konden en moesten worden geïncorporeerd. Het rapport zelf is altijd geheim gebleven. Er mag evenwel worden aangenomen dat het rapport het idee behelsde om een orgaan voor exploitatie van de reclame in het leven te roepen. In dit orgaan zouden, behalve de omroepen ook andere belanghebbenden, met name de tijdschriftuitgevers (NOTU) en de adverteerders (VEA), moeten zijn vertegenwoordigd. Het verzoek van Minister Bot leverde overigens nog een reactie op in de pers. Een woordvoerder van de NTS liet weten dat de organisatie, mede gelet op het feit dat de minister voor 15 juli 1964 antwoord wenste, haast had met de invoering van reclame op de televisie en bovendien snel wilde overgaan tot het oprichten van een tweede televisienet in Nederland. Hoogstwaarschijnlijk dient deze uitlating worden gezien als een gevolg van de angst dat het toekomstige REM-project daadwerkelijk vele kijkers zou kunnen wegtrekken bij de programma's die door de omroepverenigingen werden uitgezonden. Wordt vervolgd. Hans Knot, 13 juli 2019
  2. In de maand december 1962 werd in tal van kranten bericht dat er toch maatregelen te verwachten waren van regeringszijde tegen de activiteiten van Radio Veronica. Het was ‘de Telegraaf’ die op 21 december het volgende bracht: ‘Wettelijke maatregelen tegen het doen van omroepuitzendingen buiten het nationale territoir zijn in voorbereiding. De minister voor Verkeer en Waterstaat pleegt overleg hierover met het ministerie van Justitie. Mede in verband hiermee is het bezwaarlijk thans mededelingen te doen betreffende de termijn, binnen welke zodanige maatregelen kunnen worden tegemoet gezien, alsook om de aard van deze maatregelen tegen ondermeer Radio Veronica, zo blijkt uit de memorie van antwoord op de begroting van Verkeer en Waterstaat.’ Op de laatste dag van 1962 werd er in een krant, die in Amsterdam werd uitgegeven maar waar helaas geen naam in het archief van Max Lewin werd vermeld, de vraag gesteld wat het jaar 1963 ging doen met het schip van Radio Veronica. Op grond van de recente uitlatingen destijds vanuit de Haagse regeringskringen was er bij de betreffende redactie de wetenschap dat de voorbereiding van de slag tegen de drijvende zender Veronica nog steeds aan de gang was. In de inleiding van het verhaal ging men over tot een vergelijking. ‘Door de geruchten, die er over de aard van de te treffen maatregelen gaan, lijkt het een en ander een beetje op de toestanden, die aan de in 1961 mislukte invasie onder Amerikaans patronaat van Castro’s Cuba voorafgingen. Door de vele details van deze jammerlijke verlopen vertoning, destijds in scene gezet door de Central Intelligence Agency en wel door de afdeling ‘dirty tricks’ – zoals de Amerikanen het zelf zeggen. In Washington, waren reeds vele, later waar gebleken, bijzonderheden bekend. Dit gebeurde nog voordat de eerste in Miami gestarte Cubaanse vrijheidsstrijders in Castro’s moerassen omsingeld raakten. Niet de CIA was de bron van deze voortijdige publicaties in de grote Amerikaanse pers; wel Fidel Castro zelf!’ De redactie van de krant vond een vergelijking met het bovenstaande van kracht op de zaak ‘Veronica’: ‘Zo is het ook met de oorlog tegen Veronica. Uit de met deze omroepspeeldoos verbonden kringen van radiotalent en reclame komen hardnekkige berichten over de strategie, die de regering tegen het exterritoriale vaartuig wil toepassen. Er zou, willen deze berichten, een verbod komen voor Nederlanders aan programma’s van Veronica, die op het vasteland worden geproduceerd en ingeblikt, op enigerlei mee te werken. Kan een dergelijke weg werkelijk bewandeld worden? Is er in dit opzicht iets van een wet te maken die klopt met constitutionele, burgerlijk rechterlijke en strafwettelijke bepalingen?’ Door alle jaren dat Radio Veronica als zeezender in de ether is geweest is er ook telkens in diverse publicaties gesuggereerd dat er spoedig maatregelen waren te verwachten, zo ook in het betreffende artikel van 31 december 1962: ‘De tijd zal het spoedig leren. Zeker is dat de ambassadeurs der Hilversumse zuilenbelangen in ons parlementaire leven niet zullen aflaten aan te dringen op een zo snel mogelijke terdoodveroordeling van Radio Veronica, middels wettelijke bevoegdheden.’ Ook ging men in op het gegeven dat op het Jaarcongres van het Genootschap voor Reclame bekend was geworden dat Radio Veronica in een jaar tijd een omzet van 12 miljoen gulden had gehad: ‘Of dit zakenleven oppositie zal voeren tegen een verdwijnen van de reclame-omroep lijkt, op grond van dit bedrag, niet geheel denkbeeldig. Er zijn heel veel mensen, die nooit naar Veronica luisteren omdat de programma’s vol van levensliederaars met een ‘beat’ vol muzikale teenagerromantiek (waaraan overigens ook de huisvrouwen zich gaarne overgeven omdat er zo’n prettige achtergrond bij het strijken uit resulteert) hun niets te zeggen hebben.’ Maar natuurlijk was het merendeel van het Nederlandse volk vol tegenstander van maatregelen door de regering in te voeren. Immers waren de argumenten, die waren aangedragen, niet van doorslaggevende aard om in te stemmen met de plannen van de regering. Het artikel ging verder met: ‘Men heeft geprobeerd ons volk tegen Veronica in te nemen met publicaties, die het onveilig worden van lucht- en scheepvaart, door het vrijmoedig innemen van een radiogolflengte voor Elvis Presley en Willeke Alberti midden uit zee, suggereerden. Daar is vervolgens niet zoveel meer over vernomen, omdat dit punt niet uit de verf kwam. Radio Veronica kwam in Mies Bouwmans langste televisiedag opdraven met de toezegging van een aanzienlijk bedrag en het RAI-gebouw te Amsterdam stortte haast in elkaar van de ovaties. De ‘AVRO’ zei trouwens ook niet ‘nee’ tegen deze bijdrage voor Het Dorp; wat de geste van twee Nederlandse liefdadigheidsfondsen, die zelf wel ‘nee’ zeiden toen Veronica met aanbiedingen op het tapijt verscheen, in een ietwat vreemd daglicht stelde.’ Een eventuele behandeling van de zaak ‘Veronica’ in het Parlement kon dus een intense belangstelling tegemoet zien. Ook dient eraan te herinnerd worden dat het eigenlijk onmogelijk was in die tijd een onafhankelijk mening van de Parlementariërs te verwachten. Tot schade van de reputatie van het toenmalige Parlement werd er veel gesproken en geschreven over de invloeden die de monopolistische zuilenomroepen, daarin zouden kunnen laten gelden. Ook werd er in publicaties gesuggereerd dat Radio Veronica de zender zou kunnen gaan gebruiken voor het uitzenden van ongewenste, anti-regeringsprogramma’s. Men vervolgde met: ‘Democratieën om een voorbeeld te noemen, zijn kwetsbaar en vijanden van democratieën zijn zonder scrupules. Dit is wat het huidige Radio Veronica aangaat zuivere theorie, daar de heren Verweij, de eigenaars van de tot nu toe stormvast gebleken omroep, energieke en brave kooplieden zijn, die allerminst op piraten lijken.’ Er was trouwens meer dat speelde en het maakte de gehele situatie nog moeilijker, daar tegelijkertijd diende te worden gediscussieerd over de invoering van een eventueel derde Nederlands radioprogramma, en dat zich gegadigden, met de zuilenomroepen voorop, hadden aangemeld. Een groot deel van het luistervolk wist wel welke organisatie dit derde net diende te vullen: Radio Veronica. De beschouwing ging verder met: ‘Moet Veronica wijken, dan is het de moeilijke en delicate taak van Den Haag de vele vrienden van het schip, die straks trouwens weer naar de stembus gaan, duidelijk te maken, dat de noodzaak geen ‘groepsbaatzuchtige’ is doch in essentieel landsbelang wortelt. Men zal te maken krijgen met uitingen van openbare verontwaardiging, die veelal niet anders dan exploderende emoties zullen zijn, doch die Nederlandse opvattingen over democratie en politiek, waarover de gemiddelde Nederlander zich toch al dikwijls schamper placht te uiten, een niet onbedenkelijke knauw kunnen geven.’ Van een wettelijk ingrijpen kwam het zeker het daarop volgende jaar niet, laat staan van een massale uiting van emoties door het Nederlandse volk. Daar dienden we nog meer dan tien jaar op te wachten, toen – op 18 april 1973 – massaal een grote vertegenwoordiging van de luisteraars van Veronica naar Den Haag trok om te protesteren tegen te nemen maatregelen door de Nederlandse regering. Hans Knot, 3 november 2018
  3. hans knot

    Hans Knot: Het najaar van 1963

    De nostalgische terugblik brengt ons terug naar 1963 waarbij ik focus op onder meer de zeezender Radio Veronica en de plannen voor een televisieplatform. In de kranten werd in de maand augustus 1962 verslag gedaan van een nieuwe vinding, waardoor het mogelijk werd schepen een schoonmaakbeurt tot onder de waterlijn te geven en op te knappen. Het bedrijf N.V. Magneto-Chemie uit Schiedam was van plan het drijvende radiostation Veronica voor de Scheveningse kust dankzij de nieuwe vinding in volle zee een schoonmaakbeurt te geven: ‘de beurt zal waarschijnlijk – als het weer meewerkt – volgende week plaats hebben. Aan boord van de kotter die Veronica regelmatig van proviand en programma’s op de band voorziet, zullen enkele kikvorsmannen uit de Scheveningse haven vertrekken om het schip onder de waterlijn op te knappen.’ Doel van de beurt was de roest laag, die zich in de loop der jaren op de huid van de Borkum Riff had vastgezet, te verwijderen. Normaal geschiedde dit vrijmaken van corrosie op de werf, maar aangezien het radiozendschip geen enkele haven binnen kon worden binnengesleept zonder gevaar in beslag te worden genomen, had de directie van Veronica zich gewend tot de Schiedamse ondernemer, H. B. Beer, directeur van Magnete-Chemie. De toen nieuwe vinding was al patent verleend in verschillende landen en de directeur had wel een verklaring waarom op zee gewerkt kon worden: “Gewoonlijk bestaat de bescherming tegen roest op de scheepshuid uit zinken blokken, die tegen de platen van het schip worden gelast. Deze blokken dienen te voorkomen dat roest ontstaat. De werkingssfeer van de zinkblokken bedraagt enkele meters, zodat elk schip – afhankelijk van de grootte, enkele tientallen van deze blokken nodig heeft.” Tot begin 1963 was het aanbrengen van de blokken echter steeds noodzakelijk geweest een schip op de werf of in een dok te zetten omdat laswerk heel moeilijk onder water kon worden uitgevoerd. De heer de Beer ontdekte echter een nieuwe mogelijkheid. In de blokken bracht hij sterke magneten aan met een trekkracht van niet minder dan 1800 kilo. Daardoor hechtten de blokken zich onwrikbaar vast op de scheepshuid. Op deze manier kon een schip binnen enkele uren een anti-roestbeurt ondergaan. De Beer destijds over het systeem: “Het systeem biedt grote voordelen voor de scheepvaart. Immers, de vinding betekent kosten- en tijdsbesparing. Normaal dient een schip voor een dergelijke behandeling ongeveer 36 uur uit het water worden gehaald, terwijl werken volgens de nieuwe methode slechts enkele uren vergt. Bovendien kan het schip gewoon in het water blijven liggen. Daarnaast biedt het systeem mogelijkheden voor de bestrijding van roest op damwanden of pijpleidingen. “ De Borkum Riff was het eerste schip waarop de vinding definitief werd toegepast en zou volgens de ondernemer voor twee jaar van roest gevrijwaard zijn. In het najaar van 1963 verschenen de nodige berichten in de dagbladpers betreffende een nieuw plan te komen tot een kunstmatig eiland voor de kust van Noordwijk voor het brengen van zowel radio- en televisieprogramma’s, een project dat de geschiedenis is ingegaan als het REM eiland. Nadat de nodige feiten waren gepubliceerd was het de KRO die, via het toen al populaire journalistieke programma ‘Brandpunt’ meer wilden brengen dan de kranten. Zo liet men een gefilmde reportage zien van het ronddobberende zendschip Borkum Riff van Radio Veronica, beelden die opvallend genoeg waren geschoten door de VPRO-regisseur Almar Tjepkema. Klaarblijkelijk mochten destijds omroepmedewerkers van andere omroepen wel voor andere omroepen werken, terwijl medewerkers van omroepen, die voor Radio Veronica tevens actief waren, de wacht werd aangezegd. Almar Tjepkema zou trouwens in 1964 een opmerkelijk zijpad betreden door te gaan werken voor het REM-eiland project. Maar de redactie van de KRO wilden meer want ze benaderden op zaterdag 19 oktober zowel de ministers Scholten en Van Aartsen om commentaar te geven over het gegeven dat Radio Veronica nog steeds ongemoeid buiten de territoriale wateren haar uitzendingen kon blijven verzorgen. De redactie van Brandpunt had beide bewindsvoerders gevraagd naar de studio te komen, maar ze lieten weten dat het stadium waarin Veronica en het toekomstige REM-project verkeerden, ze helemaal niet inzagen, waarom er commentaar geleverd diende te worden. Nadat de mededeling was gedaan dat er geen commentaar was te verwachten, stelde men het onredelijk te vinden dat een eenvoudige arbeider uit Twente, die een illegaal zendertje gebruikte, door de rechter werd veroordeeld, terwijl tezelfdertijd Radio Veronica vrij bleef uitzenden. Men had trouwens binnen de redactie van Brandpunt niet veel vertrouwen in het aangekondigde REM-eiland project want op 21 oktober 1963 stond in ‘Vrije Volk’ te lezen: ‘De KRO liet een specialist duidelijk maken, dat dit alles wel niet zo snel zal gebeuren, omdat dit veel te hoge kosten met zich mee zou brengen.’ Ook had men de VVD- gedelegeerde in de Tweede Kamer, mevrouw van Someren-Downer, nog om commentaar gevraagd. Ze bleek de hele situatie niet toe te juichen maar het toch te tolereren, omdat er in Nederland op dat moment nog geen meerderheid was gevonden om commerciële etheruitzendingen toe te staan. Uiteindelijk was er toch een afsluitende positieve conclusie waar te nemen toen de presentator van Brandpunt concludeerde: ‘Maar, het kan. Men zou zelfs een keten van speelholen en verboden gelegenheden buiten de territoriale wateren kunnen aanleggen, zonder dat juridisch kan worden ingegrepen. Natuurlijk werden er tal van reacties in de diverse kranten gepubliceerd gericht op de eventuele komst van een commercieel televisiestation, even buiten de nationale wateren van ons land, maar werd ook de zittende regering gewezen op het gegeven dat men niet vroegtijdig had ingegrepen tegen Radio Veronica en daardoor andermaal er plannen waren om buiten de wetgeving om het publiek te bereiken, dit maal met televisie-uitzendingen. In ‘de Volkskrant’ van 12 oktober 1963 was de rubriek ‘Ten Geleide’ bestemd voor het leveren van kritiek, dit maal onder het kopje: ‘Te lang gewacht’. Volgens de niet bij name genoemde redacteur was de Nederlandse regering te laat met een regeling van de reclametelevisie en drong de conclusie zich weer op gezien de plannen waren aangekondigd voor de reclame televisie-uitzendingen, verzorgd vanuit zee. En een vergelijking met Veronica leerde ook dat met van reclame maken via de radio ook niets wilde weten binnen de regering. ‘Desondanks werd de behoefte er aan zo groot dat een gat in de wet werd gevonden, dat zelfs groot genoeg was om er met een complete zendinstallatie door te varen. De overheid is zich al jaren aan het bezinnen òf en hoe aan deze illegale uitzendingen een eind kan worden gemaakt. Maar onderwijl heeft Radio Veronica in feite volledig burgerrecht verkregen bij de Nederlandse luisteraars en bij het Nederlandse bedrijfsleven. Moet het nu weer net zo gaan met de toekomstige reclame-televisie?’ Men wist ook wel dat de komst van reclametelevisie in eerste instantie volledig was afgehouden door de bestaande omroepverenigingen, wat het vinden van een oplossing volledig had geblokkeerd. Wel had het voorgaande kabinet de kwestie eindelijk eens goed aangepakt en besloten te komen tot een tweede Nederlands televisienet, dat mede gefinancierd zou kunnen worden uit de opbrengsten van reclamespots. Maar eenmaal ter behandeling in de Tweede Kamer werd het wetsvoorstel, waarin de wijzigingen van het uitzenden van televisie was vastgelegd, in meerderheid van stemmen afgewezen, zonder er echter iets tegenover te stellen, dat wel voldoende instemming zou kunnen krijgen. Bij de besprekingen te komen tot een nieuwe regering konden de partijen destijds in 1963 het enkel eens worden op de instelling van een zogenaamde pacificatiecommissie, waarin lieden, die alle sterk uiteenlopende meningen hadden, waren vertegenwoordigd. De bedoeling was dat uit dat overleg een voor iedereen bevredigend compromis zou komen. Maar de redactie van de Volkskrant constateerde in oktober 1963 dat tot op dat moment het nog steeds bij plannen was gebleven: ‘Voorlopig is men nog niet eens aan de samenstelling van deze commissie toegekomen. Daarna moet er nog lang een breed gestudeerd worden en als de leden van deze commissie het niet eens worden dan dient het huidige kabinet zelf weer te proberen knopen door te hakken.’ Dit uiteraard met in het achterhoofd de gedachte of er ook voor die plannen weer een minderheid zal zijn in de Tweede Kamer. Voor de schrijver van het commentaar was het dan ook zeer begrijpelijk dat grote Nederlandse zakenlieden, die het wel in de toekomst van reclame-uitzendingen zagen zitten, de oplossing hadden gevonden door met een plan te komen tot uitzendingen vanuit internationale wateren. ‘De mazen in de wet, die wijd genoeg waren om Radio Veronica doorgang te verschaffen, zullen nu ook moeten dienen om er met een op een booreiland gemonteerde televisie apparatuur door te komen.’ Men verwachtte wel dat de regering spoedig zou komen met maatregelen waardoor een eventuele start van een televisiestation in internationale wateren voorkomen zou kunnen worden. En aldus de berichtgeving in diverse kranten, zou het best zo kunnen zijn dat ook Radio Veronica daar dan de dupe zou worden. De kritische rubriek werd vervolgd met: ’Als Radio Veronica toch, hoe dan ook, aan een behoefte voldoet, is het dan billijk dat de overheid nu nog, na jaren, gaat proberen om de klok terug te draaien? En al kan men er begrip voor hebben, dat de overheid zou willen voorkomen, dat er ook nog illegale reclame-televisie ontstaat – haar taak zou – evenals bij de reclame in de radio – toch moeten zijn, tijdig legale ruimte te scheppen voor een nieuwe behoefte. Wordt een dergelijke behoefte te laat onderkend, dan zoekt zij toch op de een of andere manier een uitweg en dat zien we ook weer bij de reclame-televisie. Er is te lang gewacht en daar ligt de fout!’ En we weten dat Veronica nog ruim 10 jaar langer haar gang kon gaan vanaf internationale wateren maar dat eind 1964 de REM de nek werd omgedraaid. Hans Knot, 4 augustus 2018
×
×
  • Nieuwe aanmaken...

Belangrijke informatie

Door gebruik te maken van deze website ga je akkoord met Gebruiksvoorwaarden, Privacybeleid en Richtlijnen.