Spring naar bijdragen

Doorzoek de gemeenschap

Toont resultaten voor tags 'hans knot'.

  • Zoeken op tags

    Voer tags gescheiden door een komma in.
  • Zoek op auteur

Soort bijdrage


Forums

  • Radio
    • Nederland
    • België
    • Verenigd Koninkrijk
    • Overige landen
    • LPAM (kleinvermogen AM)
    • Zeezenders
    • Radio Veronica
    • Radiovormgeving
    • Radiotechniek
  • Overig
    • MediaPages
    • Stamtafel
    • Help
    • Mededeling
    • Niet geregistreerde gebruikers

Blogs

  • Column
  • Nederland
  • Dossier
  • Recensie
  • België
  • Hitnoteringen
  • Testblog
  • Radio Erfgoed
  • Afspraken van Beheerders
  • Afspraken van Hitnoteringen
  • Blog van Radiotunes

Vind resultaten in...

Vind resultaten die bevatten...


Datum aangemaakt

  • Start

    Einde


Laatst bijgewerkt

  • Start

    Einde


Filter op aantal...

Geregistreerd

  • Start

    Einde


Groep


Website


Facebook


Twitter


Skype


Woonplaats


Interesses

  1. Een van de mooiste ontspanningen is het lezen van een boek en tegelijkertijd muziek op de achtergrond te hebben. Aangezien ik al decennia verzamelaar ben van muziek is het moeilijk een keuze te maken wat weer eens te draaien en dus heb ik me een groot aantal jaren geleden aangeleerd om in 90% van de keuzegevallen te kiezen voor muziek met de ogen dicht. Dit betekent dat ik niet ga zoeken naar speciale muziek of artiesten maar een groot aantal cd’s uit de collectie trek, die in de daarop volgende weken te horen is. Op die manier kunnen er verrassende dingen tevoorschijn komen waarbij ook weer andere herinneringen de revue passeren. Zo bleek recentelijk toen er een prachtige verzamel-cd tussen de gekozen muziek zat van een Britse zanger die al tegen het eind van de jaren vijftig van de vorige eeuw actief was terwijl hij, meer dan een halve eeuw later, nog in de opnamestudio’s wordt gesignaleerd. Het grote nadeel is dat hij al vele jaren wordt geboycot op de radio omdat hij te oud zou zijn. Gelukkig heeft hij een zo grote schare aan, vooral vrouwelijke, fans dat live optredens zeker nog winstgevend zijn. Mijn gedachten gingen niet alleen naar de Britse zanger en zijn warme en succesvolle loopbaan maar ook naar de vele fanclubs die er in de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw waren. In de muziekbladen als Muziek Parade, Muziek Expres en Teenbeat werden speciale annonces opgenomen waarin fanclubs zich konden bekend maken aan het lezerspubliek als wel de lezers op te roepen lid te worden van de speciale fanclub. Vergelijk het met de vele facebook pagina’s die er nu zijn te vinden over artiesten. Een ieder die daarbij is aangemeld kan zijn of haar mening kwijt, wat eigenlijk vroeger met de fanclubs ook het geval was. Het waren destijds trouwens niet alleen de muziekbladen die de fanclubs een steuntje in de rug gaven maar ook bepaalde, commerciële, radiostations wisten de artiesten breed te ondersteunen. Zelf haastte ik me, nadat dagelijks de lessen waren afgelopen op de middelbare school, naar huis, zodat ik nog een deel van ‘The Five by Four Show’ kon beluisteren, die op Radio City werd uitgezonden. Zowel de muziek van The Beatles als die van The Rolling Stones kregen aandacht in dit programma. Op zich uniek te noemen daar ze twee totaal verschillende groepen fans naar Radio City trokken. Immers was je in die tijd fan van de Rolling Stones of van The Beatles. Op Radio Veronica, destijds vanuit internationale wateren haar programma´s uitzendend, was er voor beide groepen ook aandacht maar dan in gescheiden programma´s. Een andere artiest die veel aandacht kreeg via Radio Veronica was de zanger die ik eerder bedoelde, Cliff Richard. In de periode tussen 1963 en 1968 werd de Cliff Richard Show wekelijks op maandagavond om 19:15 uitgezonden, waarbij vooral de toen nog bij het station in dienst zijnde Cees van Zijtveld de ´shows rond Cliff Richard en zijn begeleidingsgroep The Shadows, presenteerde. Op zoek in mijn archief vond ik een aantal documenten terug die betrekking hebben op de speciale Cliff Richard shows destijds op Radio Veronica. Zo was er een artikeltje te vinden in het blad ´Dynamite´ van de fanclub betreffende het stopzetten van het programma via de ´192´ en de ontevredenheid daarover. Tevens een lijstje met titels van nummers van Cliff Richard, die in de maand november 1965 werden gedraaid in de speciale programma´s op Radio Veronica. Om het allemaal een beetje in het sentimentele te trekken is het vandaag de dag dat ik deze herinnering schrijf, 22 januari 2016, een halve eeuw geleden dat het prachtige ´Wind me up, let me go´ voor het eerst genoteerd stond in de Top 40 van Radio Veronica, een nummer dat trouwens niet hoger zou komen dat de 36ste plaats. Tot slot kan worden gemeld dat The Cliff Richard Show in het blad Teenbeat in 1966 werd uitgeroepen tot het populairste fanclub programma. Maar dat kan natuurlijk van invloed zijn geweest door het massaal insturen van briefkaarten door leden van dezelfde fanclub. Hans Knot, 30 januari 2016
  2. De volgende terugblik in de vaderlandse omroepgeschiedenis brengt ons naar het jaar 1971 toen er stakingen waren, die we eigenlijk ons heden ten dage niet meer kunnen voorstellen. Op 29 juni van dat jaar werd er een half uur durende actie gevoerd via Hilversum 2, of eigenlijk was er geen sprak van actie want de zender is toen een tijdje uit de lucht geweest. Een deel van het nieuws en de uitzending van ochtendgymnastiek kwamen te vervallen. Jan Nagel, destijds bestuurslid van Mercurius, de algemene bond waarin het meeste omroeppersoneel destijds was verenigd, sprak later die ochtend de verwachting uit dat ook de televisie last zou kunnen krijgen van de acties van Mercurius-leden, die een betere CAO voor de omroep wilden. Jan Nagel En er was die dag toch enig paniek te ontdekken want om elf uur in de ochtend kwam de uit verschillende omroepbestuurders bestaande coördinatiecommissie arbeidsvoorwaarden, onder leiding van de heer K. de Wilde – destijds personeelscommissaris van de NOS – in spoedberaad bijeen om de situatie te bespreken. Ook het bestuur van de vakgroep radio en televisie van Mercurius heeft die ochtend in het omroepkwartier in Hilversum overleg gepleegd over verder te nemen stappen. Er werden meer acties aangekondigd, zonder dat men in detail naar buiten trad. Het bleek dat direct na zeven uur in de ochtend collega's en een vakbondsbestuurder van Mercurius de dienstdoende technicus van Hilversum 2 hadden omgepraat. Hij legde het werk neer en de nieuwslezer werd daardoor onhoorbaar. Op Hilversum 1 ging het programma gewoon verder. Toen na uitzending van de Ochtendgymnastiek de AVRO het programma verder diende te verzorgen nam deze omroep meteen maatregelen. De AVRO verzorgde haar programma’s wegens een verbouwing niet vanuit de eigen studio’s, maar via die van de VARA. Daar staakte echter het omroeppersoneel, zodat de AVRO toch diende uit te wijken naar een geïmproviseerde studio. Een medewerker van het Radiojournaal gaf in de vroege ochtend enige uitleg, waarna tot half acht grammofoonmuziek werd uitgezonden, zonder verdere aankondigingen. Om half acht was de actie al afgelopen en gingen technici van Hilversum 2 weer gewoon door met het programma. Het VARA-radioprogramma ‘Een Opvallend Vrolijke Visite’ is die ochtend ook nog een half uur uitgesteld in verband met de acties. Direct na de aankondiging om elf uur werd het programma onderbroken door een mededeling dat het pas om half twaalf zou beginnen. De stilte, die toen intrad, werd na korte tijd gevuld met een Duitstalig muziekprogramma. En dat allemaal omdat Mercurius als de enige van de drie omroepbonden, de toenmalige CAO niet accepteerde. De avond ervoor werden de nieuwe CAO voorwaarden tijdens een vergadering verworpen en besloten de leden tot actie. Dat konden zowel stakingen, stiptheidsacties of prikacties betekenen. Het voornaamste punt, waarover Mercurius met de omroepleiding van mening bleef verschillen, was het onderscheid in werktijden voor radiotechnici die dezelfde werkzaamheden verrichten. Ook wenste Mercurius een extra-vakantiedag voor de lager gesalarieerden, een hogere uitkering ineens dan de toegezegde 1 procent, een herziening van het zogenaamde ‘schnabbel- en interview-artikel’ in de CAO en een nieuwe regeling voor de arbeids-onaangename uren. Bij de AVRO had men geen enkel idee hoe de acties zich verder zouden ontwikkelen. Tijdens een inderhaast bijeengeroepen stafvergadering werd de zaak besproken om te proberen tot een oplossing te komen, met name voor de televisie- uitzending van die avond. Wel zag men in de dat technici van de NOS een sleutelpositie bezaten zodat, wanneer ze de staking wensten te ondersteunen, er niets tegen kon worden gedaan en er dus geen uitzending zou gaan plaats vinden. Er waren natuurlijk meer omroepen die dezelfde dag radio- of televisie-uitzendingen hadden. Aanmerkelijk minder ongerust toonde men zich bij de KRO. Een woordvoerder zei zelfs helemaal geen moeilijkheden te verwachten: “Ons personeel is georganiseerd in de BHP en niet in Mercurius, dat de acties organiseert. En als men tot stiptheidsacties overgaat, wel, we blijven altijd binnen de vastgestelde tijden." Over de prikacties van de NOS-technici tijdens een uitzending maakte men zich echt niet bezorgd en men was ervan overtuigd dat de kijker er niets van zou gaan missen. Binnen de VPRO had men het die betreffende ochtend duidelijk moeilijk. De programmamakers voelden zich. zoals een woordvoerster het bekend maakte, echt wel solidair met de acties van Mercurius, maar men dacht toch wel met angst aan de voortgang van de programma's. “De redactie van ‘VPRO-Campus’ is inderdaad bang, dat een actie haar uitzending zal treffen, net als de regisseur. En dan is het wel moeilijk, want ze zijn allemaal wel lid van Mercurius en vinden de actie ook wel juist, maar als het gaat om een liveprogramma, waaraan je zolang in voorbereiding hebt gewerkt, is het wel andere koek. De toenmalige voorzitter van de TROS, Mr. Landré, stelde, dat als een bond tot prikstakingen besloot, de leden van die bond het morele recht hadden daaraan mee te doen. Hij vond tevens dat het evenzeer het recht van de werkgever was om daartegen gepaste maatregelen te nemen. Welke die maatregelen zouden kunnen zijn, wilde hij destijds niet nader omschrijven. Wel wilde hij duidelijk stellen, dat de omroepleiding door de acties niet in paniek was geraakt, niet van plan was de deuren dicht te gooien en altijd open stond voor een gesprek. Ook stelde hij dat de TROS het uiterste zou doen om te trachten haar verplichting tegenover de kijkers en luisteraars na te komen. Een dag later, 30 juni 1971, kwam de voorzitter van de landelijke bedrijfsgroep radio en televisie van de bond Mercurius, Jan Nagel, met een communiqué, waarin hij meedeelde dat de prikactie voorlopig beperkt bleef tot een wapenfeit. Voor die dertigste juni was er nog een prikactie en wel het 20 minuten zwijgen van het VARA-Radio Weekblad op Hilversum 2 en wel om tien over negen die ochtend. Het bestuur van Mercurius maakte bekend eerst het resultaat af te willen wachten van de vergadering van de NOS-raad van beheer. Deze raad had die dag onder meer het punt van de door Mercurius gewraakte CAO op de agenda staan. De actie van een dag eerder, zo bleek uit de dagbladpers, had in omroepkringen nogal enige beroering te weeg gebracht. Wibo van der Linden, van de gefrustreerde Televizier-uitzending, wilde in die avond desgevraagd geen commentaar geven. Met grote vaart reed hij woest van het NOS-parkeerterrein. De actie had hem danig dwars gezeten. Joop van Zijl, een van de bestuursleden van de bedrijfsgroep, verklaarde later: “Ik kan me die boosheid best voorstellen. Die mensen werken aan hun programma of film en dan gaat het plotseling niet door." Hij voegde daaraan toe dat hij die middag in Den Haag zelf allerlei interviews had opgenomen, maar er niet eens voor kon instaan dat ze wel werden uitgezonden. Het omroeppersoneel, dat daadwerkelijk aan de actie meedeed, zou daar van de zijde van de omroepleiding geen nare gevolgen van ondervinden. Hoge omroepfunctionarissen hadden bij enkele betrokkenen wel geïnformeerd of ze werkelijk lid waren van Mercurius. Bij een bevestigend antwoord, bemoeide de leiding zich er verder niet mee. Nadat de radio op 29 juni overdag enkele malen de dupe was geworden van de prikacties van de bedrijfsgroep radio en t.v. van de NVV-bond Mercurius. had ook de televisiekijker in de avonduren die dag ervaren dat het de omroepmedewerkers van deze bond menens was. Eerst moest de KRO-uitzending van de wielerronde in het Utrechtse stadion Galgenwaard op Nederland 1 het ontgelden, daarna kreeg de redactie van AVRO’s Televizier op Nederland 2 geen kans zijn programma op de kijkers over te brengen. VARA-voorzitter André H. Kloos, eerder voorzitter van het NVV, liet weten, dat hij het niet eens was met de prikacties. De verlangens van Mercurius ten aanzien van de omroep-CAO achtte hij niet gerechtvaardigd. Hij hoopte dat deze acties niet tot resultaten zouden leiden. Hij wees er ook op dat de omroep de grootste moeite had om rond te komen. Er waren eenmaal grenzen aan de loonbedragen, die men kon uittrekken. Hij zag in het geschil tussen de omroepleiding en de bond Mercurius meer een prestigekwestie. Uit reconstructie van de berichtgeving van destijds blijkt dat tijdens de eerste avond van de prikacties de kijkers overigens nauwelijks hadden gereageerd. De meeste telefoontjes die bij de KRO binnenkwamen hadden betrekking op de vraag wanneer het gestoorde programma dan wél uitgezonden zou worden. Ger Lugtenburg, toenmalig programma chef van de AVRO-televisie, bevond zich die avond na de uitzending van Televizier in een van de zeer rumoerige hallen van het NOS-complex aan de Hilversumse Insulindelaan. Hij zei de actie ten zeerste af te keuren. Volgens hem hadden de prikacties van de bedrijfsgroep flinke financiële gevolgen voor de omroep. Preventiemaatregelen waren volgens hem niet of nauwelijks mogelijk. De technici waren de enige enthousiaste aanwezigen in de hal. Zij meenden dat de actie op alle fronten geslaagd was. Chef-cameraman Joop Enkelaar was voor hen de held van de avond. Hij was namelijk degene die de camera bediende tijdens de mislukte Televizier-uitzending. Weer een dag later, op 2 juli 1971, maakte een woordvoerder, namens Mercurius, bekend dat er geen acties meer zouden worden gevoerd en na 1 oktober van dat jaar zou worden bekeken of er nog enige vorm van protest noodzakelijk zou zijn. Nederland kon in ieder geval gerust zijn daar in de daarop volgende zomermaanden de televisie en radio zonder problemen te kijken en te beluisteren zou zijn. Hans Knot, 23 januari 2016
  3. Nog voordat Radio Veronica op een voor haar onwaardige manier wekenlang de dagbladpers vulde naar aanleiding van de brute aanslag op het zendschip van concurrent Radio Noordzee, was de dagbladpers uitgenodigd om een kijkje te nemen in de hitkeuken aan de Utrechtseweg in Hilversum, alwaar de studio´s van Radio Veronica sinds enkele jaren waren gevestigd. Een redelijk aantal journalisten was afgekomen op de uitnodiging van de programmaleider Rob Out om met eigen ogen te zien hoe eerlijk de wekelijkse Top 40 werd samengesteld en Out had er graag een openingswoordje tijdens de bijeenkomst op 12 februari 1971 voor over. “Vroeger werd er misschien wel geknoeid met onze top-veertig, maar tegenwoordig niet meer. ledere maandag mag je komen kijken hoe we het allemaal doen. Acht meisjes bellen dan 150 vaste handelaren en 50 anderen. De meisjes weten zelf niet eens de namen van de handelaren die ze bellen. Dat hebben we zo gedaan, omdat het dan onmogelijk wordt dat de platenmaatschappijen of groepen alle adressen te weten komen en zodoende de hitparade kunnen beïnvloeden." Volgens een van de journalisten was het samenstellen van een hitparade altijd een twijfelachtige zaak geweest. Immers, wat voor invloed had de platenmaatschappij, de artiest zelf en de deejays? Volgens Out was bij Veronica die invloed destijds in 1971 erg klein te noemen. Het samenstellen van de top-veertig gebeurde volgens hem op een zeer discrete manier. Ledere week werden er in totaal 200 platenzaken gebeld om hun top vijftien door te geven. De nummers één van zo’n top vijftien kregen vijftien punten toegewezen, de nummers twee veertien punten, de nummers drie dertien punten, enz.. De plaat die vervolgens de meeste punten kreeg stond nummer één op de top-veertig van het daarop volgende weekend en was als zodanig te horen in de wekelijkse uitzending van de Top 40, die via de 192 meter van Radio Veronica was te beluisteren. Toch was er volgens Out er een kleine vorm van manipulatie te bemerken: “Om een beetje gelijk te blijven met de verkoopcijfers, die ons door de platenmaatschappijen verstrekt worden, brengen wij af en toe wel eens correcties aan. Maar over het algemeen kloppen onze gegevens wel met die van de maatschappijen." Zoals bekend was de Top 40 in gedrukte vorm iedere week op donderdag al af te halen bij de favoriete platenzaak. Op de achterkant stond wekelijks een afdruk van de nieuwe Tipparade. Deze lijst werd iedere week door de medewerkers van Radio Veronica samengesteld maar dat gebeurde niet alleen door naar de gegevens van de winkeliers te kijken. Out hierover in februari 1971: “De Tipparade heeft volgens ons ook een ‘opvoedende’ taak. Nummers die muzikaal erg goed zijn en waarvan we mogen aannemen, dat ze een hoge notering zullen halen, worden door ons op de Tipparade gezet.” Dat was best geen eenvoudige taak want iedere week verschenen destijds zoveel platen dat het luisterpubliek ze onmogelijk allemaal kon horen voordat ze een keuze tot koop gingen maken. Derhalve werden door Out en de zijnen per week gemiddeld zes nieuwe platen uitgekozen om die als eigen keuze in de Tipparade te zetten. In 1971 verscheen de gedrukte lijst in een oplage van 200.000 exemplaren en Out kondigde aan dat spoedig een uitbreiding van vier tot acht pagina’s zou komen en de oplage dan waarschijnlijk vergroot zou worden tot 300.000 exemplaren. Opmerkelijk was dat Rob Out meldde dat het gedrukte exemplaar wekelijks vrijwel in iedere platenzaak te koop was voor een bedrag van 5 luttele centen. Zelf heb ik de lijst altijd gratis uitgereikt gekregen in de zes verschillende platenzaken die ik destijds in Groningen frequenteerde. Veel van de hitparades werden destijds op dezelfde wijze samengesteld. Maar doordat er soms meer zaken in bijvoorbeeld het noorden werden gebeld voor verkoopcijfers kon de lijst enigszins qua samenstelling verschillen. Een heel andere manier van samenstellen gebruikte AVRO's Top-Pop, waarbij de luisteraars voor dit programma een lied konden aanprijzen voor notering van een plaats bij de eerste twintig. Een dergelijke manier van samenstellen bracht met zich mee, dat veel fanclubs hun leden aanspoorden zoveel mogelijk briefkaarten in te sturen. Lijsten, die op deze manier samengesteld werden, verschilden meestal zeer veel van de andere hitlijsten. Opgemerkt dient te worden, dat de meeste hits bij door het publiek samengestelde lijsten, sneller op de eerste plaats stonden dan bij andere lijsten die volgens verkoopcijfers werden voorgesteld. Amerikanen zouden in dit geval spreken van een Prediction Hit 40. Hans Knot, 17 januari 2016
  4. Ook in deze vakantie periode zal er af en toe een radiocolumn verschijnen, echter met een mindere omloop als U normaal gewend bent. De laatste weken verschijnen, zowel in de kranten als in de sociale media, tal van berichten over nieuwe radiostations die een licentie van de overheid hebben gekregen om op laag vermogen uitzendingen te mogen verzorgen. Doel daarbij is meer Nederlanders de kans te geven radio te maken zonder dat men in de problemen komt met de overheid. Opmerkelijk daarbij is dat vooral de AM geschikt is gemaakt, immers wordt er door de publieke omroep geen gebruik meer gemaakt van deze uitzendband. Allerlei projectjes worden opgestart, waarbij Radio Atlantis in Leeuwarden vooral aan de bel trok bij de media en ook heel veel aandacht kreeg omdat men als eerste op deze manier actief was op de radio. Al in een zeer vroeg stadium was men begonnen aan de inrichting van een studio en kon men vrij snel na het verkrijgen van de licentie van start gaan via de 1395 AM. Een frequentie voorheen in Friesland ondermeer in gebruik door Radio Waddenzee. Een ander gebruik van deze mini licenties is er één om met een knipoog naar te luisteren. De aanvrager van de frequentie 1485 heeft ook de bevestiging al een tijdje in huis en heeft de zender geactiveerd in Amsterdam. Op de sociale media komt een transistorradio op foto voorbij, waarbij het signaal wordt verklaard: 24 uur per etmaal is de Vogeltjesdans te beluisteren. Nu zijn er wereldwijd wel 370 versies opgenomen maar de vraag is of de eigenaar van het station, Herbert Visser, niet beter had kunnen kiezen voor songs waarin het woord ‘vis’, in welke taal dan ook, voorkwam. Mijn gedachten gingen trouwens terug naar de jaren negentig van de vorige eeuw en een soortgelijke opkomst van radiostations in de Verenigde Staten van Amerika. Free Radio Berkeley was ook een dergelijk station en werd op 11 april 1993 opgericht als een "Free Speech"-radiostation. Vanaf het eerste begin was men 24 uur per etmaal en 7 dagen per week in de lucht geweest op 104.1 FM met 50 Watt. Het station beschouwde zichzelf als het medium met het alternatieve geluid voor Berkeley en Oakland en omstreken. Het grote nadeel was dat men geen officiële vergunning had, vergeleken met de huidige laagvermogen stations, die in Nederland de kop op steken. Het was een van de meer bekende stations in zijn soort en daarmee ook een geschikt doelwit van de Federal Communications Commission. Eind 1997 werd een aantal microstations door de FCC uit de lucht gehaald. Maar Free Radio Berkeley wist nog langdurig stand te houden, zelfs tot voor de rechtbank. Maar in 1999 viel dan ook het doek voor Free Radio Berkeley. Stephen Dunifer, die in Amerika ook wel de "Johnny Appleseed" van de micropower-zenderbeweging wordt genoemd, was de oprichter van Free Radio Berkeley. Hij was bovendien elektronisch ingenieur en hij bracht via zijn organisatie ook nieuwe, goedkope apparatuur en bruikbare informatie aan de man. In juni 1999 jaar werd zijn station Free Radio Berkeley door middel van een gerechtelijk dwangbevel gedwongen de uitzendingen te staken. Met doorgaan riskeerde Stephen een fikse gevangenisstraf. "Daarvoor ben ik te oud", zei hij en haalde zijn station uit de ether. Om het station te steunen vond er vervolgens een wel heel bijzondere actie plaats. Eind november 1998 hebben vervolgens twee advocaten het gevecht voor de vrije meningsuiting geopend vanuit een hoge boom in het Willard Park in Central Berkeley. Onder de nickname "Birdman" en "Sparrow" begonnen de twee aan een lange uitzending van het illegale radiostation Tree Radio Berkeley. Gedurende de uitzendingen, die meer dan een week duurden, kreeg men enorme ondersteuning van het normale presentatieteam van het station, dat de advocaten van programma-items voorzagen. Hulptroepen hebben de beide heren regelmatig voorzien van voedsel en drinken maar ook natuurlijk van batterijen om de apparatuur te kunnen laten draaien. Het station, dat op zeer laag vermogen vanuit de bomen heeft uitgezonden, was opgericht om de lokale inwoners van Berkeley erop te wijzen dat de FCC destijds nog steeds microstations met geweld uit de ether haalde. Ook was men ontevreden over het regeringsapparaat dat destijds nog steeds geen besluit had genomen over het eventueel legaal toelaten van microstations in de ether. Tree Radio Berkeley bleef in de lucht van 23 november tot 4 december 1998. De DJ's werden twee keer gewisseld. Wie meer wil weten over de "micropower broadcasting movement" kan daarvoor terecht bij het boek dat Stephen Dunifer samen met Ron Sakolsky publiceerde. De titel luidt toepasselijk Seizing the Airwaves: https://www.akpress.org/seizingtheairwaves.html. Of download het boek gratis: https://monoskop.org/images/d/d2/Sakolsky_Ron_Dunifer_Stephen_eds_Seizing_the_Airwaves_A_Free_Radio_Handbook.pdf Begin februari 1999 kwam het bericht dat de FCC zou overgaan tot het legaliseren van de zogeheten microstations. Nog datzelfde jaar werd een aanvang genomen met het vergeven van vergunningen voor FM-stations met een vermogen tussen de 1 en 1.000 Watt. Doel van deze vergunningen is om ‘buurtradio’ te kunnen gaan maken, maar de licenties zijn ook optimaal geschikt voor religieuze organisaties, minderheidsgroeperingen, scholen en universiteiten en kleine bedrijven. En dus worden dergelijke stappen nu ook in Nederland gemaakt. Hans Knot, 16 juli 2016
  5. In de tweede helft van de jaren zestig, nadat Hilversum 3 van start was gegaan, was er voor velen een terugkerend programma om naar te luisteren. Het was speciaal programma voor ‘de gelegerde’, via de AVRO, en wel onder de titel ‘Op de Plaats Rust’ in de presentatie van Roel Balten. Het was vergelijkbaar een programma dat al veel langer op de radio was te beluisteren in presentatie van andere personen, genaamd ‘Vliegende Schijven’. Op zaterdagmiddag 12 juni 1971 via de KRO op Hilversum 1 werd de 500ste aflevering uitgezonden en bleek bij beluistering dat het programma inmiddels in het 17de jaar van zijn bestaan was en destijds alleen ‘Moeders Wil is Wet’ (KRO) en ‘Arbeidsvitaminen’ (AVRO) ouder waren. Kiene luisteraars werden gedurende het jubileumprogramma wijzer. Zo hoorden ze dat in de 17 voorafgaande jaren het programma ‘Vliegende Schijven’ 475 uur in de ether was geweest en in die periode ruim 7000 platen op verzoek werden gedraaid voor militairen, mariniers en luchtmachtpersoneel. De man, die sinds 1954, bij het prille begin, en in 1971 nog steeds verantwoordelijk was voor samenstelling en de presentatie, was de majoor I. Chr. (Hans) van der Putten van de Legervoorlichtingsdienst. Hij werd voorgesteld als een weinig martiale man en hij was vooral in zijn sas, omdat hij in zijn functie het uniform weinig hoefde te dragen. Hans van der Putten beschouwde ‘Vliegende Schijven’ als zijn hobby. Zo stelde hij ondermeer: “Het is een leuke onderbreking van mijn job als plaatsvervangend hoofd van de LVD.” Hij was in 1947 als dienstplichtig militair in bij de LVD terecht gekomen en was in 1971 er nog steeds actief en wel als toegewijd voorlichter. Grote vraag natuurlijk hoe hij destijds met het radiowerk was begonnen. Twaalf jaar lang was ‘Vliegende Schijven’ een éénrichting verkeer geweest voor de muzikale groeten van de militairen aan hun dierbaren thuis. Sinds 1966 had het thuisfront ook via het KRO-programma ‘Per Ommegaande’, dat destijds in een eveneens veertiendaagse frequentie afwisselde met ‘Vliegende Schijven’, de kans om de groeten ‘per plaat’ terug te doen. Het programma ‘Vliegende Schijven’ zelf was sinds 1967 officieel bij de NOS (aanvankelijk NRU) ingedeeld, maar werd in 1971 nog helemaal in KRO-studio geproduceerd. Net als majoor Hans van der Putten was technicus Jan Mathijssen er destijds de volle zeventien jaar bij. De presentatie gebeurde in het begin samen met Fons Disch, later met Martha Doyle en in 1971 met Anne van Egmond. Voor de keuze van de plaatjes zorgde in 1971 volgens Van Putten Ellen Bijl, maar daar was hij niet helemaal zeker van. Van Putten wilde ook wel iets kwijt over de keuze van de muziek: “Het gros van de plaatjes is een verlengstuk van de boodschap die wij mondeling ook overbrengen. Dus: liedjes over liefde, over jongen-meisje, over I love you. Nee, het merendeel hoort niet in de popsector thuis. De meeste dienstplichtigen zijn net de popleeftijd ontgroeid. We proberen zoveel mogelijk aan de verzoeken te voldoen. Als het niét kan, is de plaat niet meer te krijgen, of is nog niet uit of zit geblokkeerd in de omroepdiscotheek. En, nou ja, het steun-zucht repertoire, dat de platenmaatschappijen zelf al op de index hebben staan, dat doen we ook niet. U kent dat wel, Je t’aime moi, non plus”. Hoe was dat ‘militaire programma eigenlijk ontstaan? Majoor Van der Putten had op die vraag ook wel een antwoord. “Militairen vormen een groep waarmee iedereen in ons land te maken heeft. Er is haast geen gezin, dat niet vroeg of laat een zoon of man aan de militaire dienst moet afstaan. Dan heeft een dergelijk platenprogramma een functie. En dan moet je de zaak niet overdrijven door grote woorden te gebruiken als ‘uit isolement helpen verlossen’ of ‘plaatjes werken troostend, verzachten het leed’. Ach nee, iedere soldaat komt toch bijna elk weekend thuis. Een dergelijk verzoekplatenprogramma, met ingebouwde boodschap heeft wél een opgelegde functie voor jongens, die moeten binnenblijven, omdat ze wacht moeten lopen, of buitengaats zitten.” Speciaal waren de kerstuitzendingen van Vliegende Schijven, die eigenlijk buiten de opzet van het programma vielen. Ze werden gericht op de militairen die in het buitenland waren gelegerd, zoals destijds in Suriname, op de Antillen en in Duitsland. Een nog verdere terugblik leert ons dat De KRO in de jaren vijftig een wekelijks programma van een uur had, dat ‘Na het eten noten toe’ heette en waarin een gedeelte zat, dat was bestemd voor het personeel van de luchtbasis Soesterberg. De drie toen bestaande militaire voorlichtingsdiensten boden hun diensten aan en wilden daadwerkelijk meewerken aan de totstandkoming van een speciaal programma voor de militairen en de leiding van de KRO ging vlot op dat aanbod in. De eerste 25 uitzendingen van ‘Vliegende Schijven’ werden dan ook een serie, waar drie presentatoren aan te pas kwamen: een man van de Luchtmacht-, een man van de Marine- en een man van de Legervoorlichtingsdienst. Daarna lieten de luchtmacht en de marine wegens personeelsgebrek verstek gaan en bleef Hans van der Putten als enige vertegenwoordiger namens de landmacht over. Van de allereerste opzet was eigenlijk in die zeventien jaar tot de 500ste uitzending nauwelijks afgeweken. Die opzet was zó simpel en zó doeltreffend, dat er geen verandering in hoefde te komen. ‘Vliegende schijven’ was een licht populair muziekprogramma: plaatjes, die op verzoek werden gedraaid. Veel muziek en nauwelijks gesproken woord. En wat er dan toch gezegd werd was dat het overbrengen van een korte persoonlijke boodschap van de aanvrager aan diegenen, voor wie het plaatje bestemd was. Van der Putten voelde zich geen disc-jockey stelde hij in een interview in 1971: “Dat bén ik niet en zo heb ik me ook nooit gevoeld. Toen ik in 1954 begon, bestond dat woord, geloof ik, nog niet eens. Het lag ook niet in mijn lijn. Wat disc-jockeys doen is, zonder kritiek hoor, een geforceerde vorm van presenteren en dat toontje hoort niet thuis in een dienstbaar programma. Trouwens, deejays hebben ook de taak om hun plaatjes aan te prijzen of af te kraken. Die vorm van kritiek zal ik wel uit mijn hoofd laten, want als je kritiek hebt op een plaatje, heb je het ook op de aanvrager.” Dat een programma als ‘Vliegende Schijven’ in een behoefte voorzag werd bewezen in de hoge luistercijfers en de enorme stroom van aanvragen, die het service verlenen van de programmamakers van ‘Vliegende Schijven’ een flinke achterstand bezorgde. In de maand juni 1971, diende aan de verzoeken die in de maand februari en maart waren binnengekomen nog te worden voldaan. Het programma werd destijds iedere veertien dagen geprogrammeerd en Van der Putten was vooraf van de uitzending een dag lang met de voorbereidingen bezig. ‘Vliegende Schijven’ een programma dat je in deze tijd van snelle communicatiemogelijkheden niet meer voor mogelijk acht. Met ingang van het radioseizoen 1971/1972 was het programma verdwenen uit de uitzendschema’s. Hans Knot, 13 januari 2016
  6. de redactie

    Hans Knot: Hidden Places

    Komende zaterdag is in Amsterdam een signeersessie van het boekwerk '500 hidden secrets of Amsterdam', een boekje met op de voorkant een foto van het REM-eiland zoals het er anno 2015 eruit ziet. Dus met een extra etage vergeleken met het echte REM-eiland zoals deze tussen 1964 en 2005 in internationale wateren voor de kust van Noordwijk heeft gestaan. Omdat ik de geschiedenis van het REM-eiland uitgebreid in boekvorm heb beschreven en ik tijdens het research vele historische fouten tegen kwam in diverse publicaties was mijn nieuwsgierigheid meteen getrokken bij het zien van de aankondiging op de poster in de etalage van The American Bookstore in Amsterdam. Dat het REM-eiland op de voorkant van het nieuwe boek volop pronkt wil nog niet zeggen dat het uitgebreid aan bod komt maar een gelijkwaardige plek heeft gekregen zoals ook de 499 andere geheime plekjes die zijn beschreven. Omdat komende zaterdag de presentatie en de signeersessie is was al een drietal exemplaren in de etalage geplaatst. Nadat een bereidwillige verkoper mij het boekje ter inzage had aangereikt bladerde ik snel naar de pagina waar een regel of 10 over de geschiedenis van het REM-eiland was geschreven. Kritische volgers van de mediahistorie zullen al voelen wat er aan komt. Ik zal het bij slechts een paar historische fouten laten: Het REM-eiland werd in 1964 in de Noordzee gebouwd! Het was trouwens op een werf in het Ierse Cork. RTV Noordzee was een illegale piraat volgens het korte stukje in het boekje. Men heeft uitgezonden toen er nog helemaal geen wet van kracht was inzake de uitzendingen op het zogenaamde continentale plat. Ook de recentere historie van het 'eiland' is incorrect want er wordt vermeld dat het sinds 2009 in Amsterdam staat en functioneert als restaurant. Pas op 28 maart 2011 was de verbouwing, die nabij Delfzijl plaatsvond, gereed en begon de sleep naar Amsterdam, waarna het nog geruime tijd zou duren alvorens het echt de nieuwe functie kreeg. De vraag is hoe je dan tegen die 499 andere beschrijvingen van uiterst geheime plekjes dient aan te kijken. Hans Knot, 22 november 2015
  7. De afgelopen week heb ik een duik genomen in het hit verleden van 50 jaar Hilversum 3 (Radio3 en 3FM) en dat in twee gedeeltes. Voor hen die van een jongere generatie zijn even het volgende: In 1965 werd er op 11 oktober een radiostation geopend als derde station van het Hilversumse radionet. Als Hilversum 3 was het overdag te beluisteren met als doel een tegenhanger te worden van de eens zo populaire zeezenders, met het toenmalige Radio Veronica voorop. In Hilversum, om precies te zijn op het Mediapark in het gebouw van ‘Beeld en Geluid’, is er een tentoonstelling te zien waarop basis van ‘profilling’, zoals het breed wordt aangekondigd, terug kan worden gegaan naar je jeugd. Het woord profilering heeft de tekstschrijver, betrokken bij de inrichting van de tentoonstelling, beter kunnen gebruiken bij het neerzetten van een stukje Nederlandse mediahistorie. Met hoge verwachtingen was ik naar Hilversum gereisd om de tentoonstelling te bekijken want in 50 jaar is toch een groot aantal objecten verzameld, zijn er duizenden foto’s gemaakt en is er veel beeld- en geluidsmateriaal bewaard gebleven. Al met al een mooie gelegenheid om een mooie overzichtstentoonstelling te maken, te vergelijken met eerdere succesnummers uit de tijd dat ‘Beeld en Geluid’ nog Omroepmuseum heette. Eerste deejaytafel Hilversum 3 Maar wat een teleurstelling was het weinig echte foto’s te mogen aanschouwen, objecten te zien of echt iets van een geschiedschrijving te kunnen beleven dan alleen maar losse flarden en punten waar je, met gebruik van een hoofdtelefoon (ja zo heet het betreffende apparaat) fragmenten kunt beluisteren. Nee, het leek wel een speelplaats voor de hedendaagse jongeren. Maar te zwijgen over de historische fouten die dezelfde tekstschrijver op diverse plekken heeft gemaakt, uiteraard in samenwerking met een daarbij behorende redactie. Een tekstbord vermeldde bijvoorbeeld dat Hilversum 3 pas populair kon worden na 31 augustus 1974 en wel met het verdwijnen van de illegale Radio Veronica en andere stations die actief waren vanaf zee. Illegaal waren ze totaal niet, Radio Veronica en de meeste andere stations hebben zich keurig aan de Nederlandse wetgeving gehouden en verdwenen voordat een wetswijziging van kracht werd en deze de stations – waren ze in de ether gebleven – in de illegaliteit had getrokken. Tevens sprak men over het gegeven dat in 1965 ‘Hilversum 3 de FM zender voor lichte muziek’ was opgericht. Ik kan me alleen herinneren dat destijds het station via de middengolf en de draadomroep actief was en het FM-gebeuren pas later erbij kwam. Hoe kun je de eigen geschiedenis vervalsen, vooral als je op diverse tekstborden vermeld dat je een zender in plaats van een radiostation bent? Daar tegenover staat een totaal ander document dat ik met veel plezier heb bekeken en dat onder de titel ‘Top 50 3FM’ op 24 oktober via de NPO op Nederland 3 werd uitgezonden. Luisteraars van 3FM, en dat zijn natuurlijk vooral de jongeren, kregen de gelegenheid te stemmen via internet op hun favoriete programma uit de geschiedenis van het radiostation. Uiteraard had dit gegeven invloed op samenstelling van de lijst met 50 favoriete programma’s, maar daadwerkelijk kwam er een heel goed informatief programma uit voort, waarin ook toppers van het begin van Hilversum 3 aan het woord kwamen en in actie waren te zien. De lijst, hoewel lang niet alle 50 noteringen de aandacht kregen die deze hadden verdiend, gaf een mooie doorsnee van 50 jaar radio, waarbij ook het gevecht met de populariteit van Radio Veronica als station vanaf zee, niet was vergeten. Heel veel fotomateriaal en beeldmateriaal kwam voorbij, dat was opgedoken uit de diverse archieven en dat zonder problemen van de eerder vermelde tentoonstelling in ‘Beeld en Geluid’ wel een stempel ‘Serieus’ had mee kunnen krijgen, ware dit mooie materiaal daar ook daadwerkelijk gebruikt. Hans Knot, 26 oktober 2015
  8. Met ingang vrijdag 26 februari 1971 ging de NOS op Hilversum 3 in de Jan Corduwener Show maandelijks de Europese Top 6 uitzenden. Het was een kortstondig internationaal schakelprogramma onder auspiciën van de Europese Radio Unie (EBU), waaraan zes landen meewerkten en waarin de zes beste hits van Europa werden gekozen. De Top 6 kwam nog al ingewikkeld tot stand want iedere deelnemende omroep stuurde maandelijks een lijst met de eerste zes nummers van de nationale hitparade van het betrokken land naar de hoofdproducer van het programma, Keith Stewart van de BBC. Bovendien voegde men ook nog eens het hoogst geklasseerde nummer van een artiest of groep uit eigen land toe. Op welke plaats elk van de zes nummers kwamen te staan, maakte het uitgekozen publiek uit, dat in elk van de deelnemende landen in de studio van de deelnemende omroep meeluisterde en na afloop zijn mening gaf door middel van een zogenaamde mentometer; in de volksmond applausmeter genoemd. Op die manier werd ook uitgemaakt welke de beste nationale hit van dat moment was. Het programma werd een week voor de uitzending opgenomen en dat geschiedde in Nederland dus op vrijdag 19 februari 1971 tussen acht en negen uur in de avond. Op de bewuste avond was dus een vertegenwoordiging van het Nederlands luisterpubliek aanwezig in Studio 1 van de KRO, waar de NOS-opname plaats vond. Uit de hem toegezonden lijsten koos producer Keith Stewart de zes nummers voor de Europese Top 6. Daarna werden deze zes nummers vanuit de BBC-studio in Londen in een schakelprogramma met de zes landen ten gehore gebracht. De vaste kern van deelnemende landen bestond uit Skandinavië, België, Engeland en Nederland, terwijl Zwitserland, Frankrijk, Duitsland en Italië afwisselend meewerkten. Tot en met november 1971 werd het lijstje een keer per maand dus uitgezonden in de Jan Corduwener Show op vrijdag via Hilversum 3 en de eerste Europese Top 6 zag er als volgt uit: George Harrison – My Sweet Lord [Apple] Black Sabbath – Paranoid [Vertigo] New Seekers – What Have They Done to My Song Ma [Philips] Kinks – Apeman [Pye] Gilbert O’Sullivan – Nothing Rhymed [MAM] Lynn Anderson – Rose Garden [CBS] Nadat er een einde was gekomen aan dit schakelprogramma duurde het een aantal jaren voordat er weer een nieuw gezamenlijk initiatief kwam via de uitzending van de Europarade, waarvan de eerste uitzending in Nederland was te beluisteren op Hemelvaartsdag 1976 (27), een programma dat aanzienlijk succesvoller was en jarenlang stand zou houden. In Nederland werd het uitgezonden door de TROS op Hilversum 3 en jaren later via Hilversum 2 en Hilversum 1 om tenslotte via Radio 3 (destijds de nieuwe naam voor Hilversum 3). Nederlandse presentatoren waren in de loop de jaren: Ferry Maat, Ad Roland, Frans van der Drift en Peter van Dam. Op 25 juni 1987 kwam er een einde aan een lange serie van Europarades. De deelnemende omroepen waren de BRT uit België, de BBC voor Engeland, RTL uit Frankrijk, Aktuelle Top 50 in West Duitsland via een aantal stations, waaronder RIAS Berlin en Radio Madrid uit Spanje. Uiteraard dient vermeld te worden dat de ideevorming destijds bij de TROS vandaan kwam en wel van de toenmalige programmaleider Hilversum 3, Hugo van Gelderen. Het programma was vooral sterk te noemen door een strakke presentatie en prachtige vormgeving in jingles, tunes en fillers. Günter Noris und die Big Band der Bundeswehr - Swinging Olympia (CBS - 1972) werd als pakkende tune voor de Europarade gebruikt. Hans Knot, 25 september 2015
  9. Zegels sparen, bonusproducten, hamsterweken, voetbal en andere plaatjes, sparen voor goedkopere diners, keukenpret voor kinderen, kristalglazen actie, wuppies en meer. De strijd om het winnen en vasthouden van de klanten is voor het Aholdconcern en voor Albert Heijn van enorm belang. Acties die allemaal worden en werden ondersteund door uitgebreide reclamecampagnes via de radio en de televisie. Nadat op 2 januari 1967 voor het eerst een kort reclameblok via de STER op de televisie werd uitgezonden was men binnen het AHOLD concern nog lang niet toe aan deze vorm van klantbewerking. Men maakte voornamelijk gebruik van dagbladreclame om de producten aan de vrouw te brengen. Voorzichtig kwam daar in 1971 verandering in. Albert Heijn had voor dat jaar een reclamecampagne op touw gezet, waarbij het aantal televisie-spots voor de STER opliep tot 158. Dat betekende destijds gemiddeld drie maal per week een reclamespot voor deze grootgrutter op de buis. De campagnes in de dagbladpers verschilden vanaf dat moment van een vroegere methode. Tot eind 1970 waren de wekelijkse aanbiedingsadvertenties van Albert Heijn in vrijwel de hele dag- en nieuwsbladpers de enige publiciteit van het Zaandamse concern. De kranten zagen zwart van deze aanbiedingsadvertenties, met als gevolg dat Albert Heijn zich in de ogen van het grote publiek niet onderscheidde van de andere grootgrutters, terwijl bovendien de werfkracht bij niet-klanten verminderde. Daar kwam dus in 1971 een belangrijke wijziging in. Door een nieuwe vorm van budgettering hield dit ondermeer in dat er minder en op kleiner formaat geadverteerd ging worden in landelijke kranten. De totale post dagbladreclame (waarin ook de regionale en plaatselijke bladen zaten) zakte van 84 naar 40 procent van de zes miljoen gulden die er aan publiciteit in 1971 werd besteed. De zogenaamde huis-aan-huis-bladen konden rekenen op een flinke stijging van hun aandeel: van 1 naar bijna 40 procent. Het tijdschriftenaandeel liep van 15 tot 10 procent terug. De televisie (STER) kreeg in 1971 11 procent terwijl het budget in voorgaande jaren voor dit medium vrijwel te verwaarlozen was. De televisie werd trouwens voornamelijk ingeschakeld voor de themacampagne. Dat betekende ondermeer aandacht vragen voor de kwaliteit van groente, fruit en vlees. De aansluiting op deze campagnes werd dan vervolgens gemaakt in de damesbladen, andere tijdschriften, landelijke- en regionale dagbladen, die overigens ook voor de zogenaamde prestigereclame werden ingeschakeld. Voor de acties waarin weekaanbiedingen bekend werden gemaakt, maakte Albert Heijn voornamelijk gebruik van plaatselijke bladen, omdat het assortiment lokaal sterk moest worden aangepast aan de lokale behoeften. Daar werd destijds bijna vier miljoen gulden aan uitgegeven. Dat Albert Heijn tot 1971 zo weinig gebruik heeft gemaakt van televisie kwam vooral omdat de STER destijds zo weinig flexibel was. Alle reclamespots voor het hele jaar moesten al vóór 1 januari van het betreffende jaar worden ingeleverd, zodat er onmogelijk actuele aanbiedingen konden worden gedaan. In het allereerste begin van de televisiereclame was ook Albert Heijn er als de kippen bij, maar dat vervelende gebrek aan flexibiliteit was er de oorzaak van dat men even snel weer van het scherm verdween. Omdat themareclame niet aan bepaalde tijdstippen gebonden is, besloot men medio 1970 toch weer in zee te gaan met de STER. Rond die tijd konden in totaal 3.150.000 huisvrouwen thuis naar de televisie kijken, maar ze zagen natuurlijk niet allemaal iedere dag alle reclame. Naarmate er meer spots namens Albert Heijn werden uitgezonden zagen meer vrouwen die. Uit onderzoeken is gebleken dat de reclame op één dag destijds werd gezien door 58 procent van alle huisvrouwen in het bezit van een ontvangsttoestel. Na zes dagen was de reclame (éénmaal of vaker) gezien door 82 procent en dat is niet minder dan 2.600.000 huisvrouwen. Hans Knot, 30 augustus 2015
  10. Ik wil graag met je terug gaan naar het jaar 1968. Ik was toen 19 jaar en keek met meer dan gemiddelde aandacht naar de nieuwsprogramma’s en de actualiteitenrubrieken van de diverse omroepen op de televisie. De inhoud van deze laatste groep varieerde nogal eens als het gaat om duidelijkheid en onafhankelijkheid. In die tijd bewaarde ik al aantekeningen als het gaat om de televisieprogramma’s die via Nederland 1 en Nederland 2 werden uitgezonden, maar ook aangaande de diversiteit aan nieuwsprogramma’s die via de toen bestaande drie Hilversumse radionetten werden uitgezonden. Over de luisterdichtheid van de actualiteitenprogramma's van de radio had men destijds over het algemeen, ondanks de opkomst van de televisie, niet te klagen. Integendeel, de geboorte van de televisie had de inhoud van de radioprogrammering juist uit haar versuffing gehaald. De radio had zich opnieuw van haar waarden bewust dienen te maken, ze had een duidelijke richting gekozen en werd het vooral het belichten van achtergronden, het becommentariëren van het nieuws en het geven van het nieuws aanvullende informatie. Er waren destijds vijf belangrijke actualiteitenrubrieken op de radio en het is interessant terug te lezen hoe men destijds dacht over het belang van het brengen van actualiteiten en de geringe snelheid waarmee men kon werken. Immers was er beperkte zendtijd en beperkte financiën om de programma’s snel en effectief te maken. In de kranten van de Gemeenschappelijke Persdienst waren destijds korte gesprekken te vinden met de vijf hoofden van de radioactualiteitenrubrieken over hun wijze van werken en hun inzichten. Ik wil één van deze vijf gesprekken graag terugbrengen om te tonen hoe destijds over het één en ander werd gedacht en stel u Jacques Grijpink van de KRO voor. Geboren in november 1925 in Den Haag en overleden in maart 2003 in Eindhoven, alwaar hij was blijven wonen na de periode dat hij directeur Omroep Brabant was. Tijdens zijn militaire diensttijd heeft hij gewerkt bij de radio in Indonesië, waarna hij verder ervaring opdeed met journalistiek werk bij het Binnenhof. Vervolgens kwam bij de nieuwsdienst van de Wereldomroep terecht. Hij ging weer terug naar Azië en werd daar tijdelijk aangesteld als hoofd gouvernementsomroep Nieuw Guinea. Na terugkomst werd hij chef bureau Den Haag van de Wereldomroep en kwam in 1965 in dienst van de KRO. Over de vergelijking tussen het brengen van de actualiteiten via radio en de televisie stelde hij destijds dat de sfeer van radio- en televisiejournalistiek parallel liep, alleen dat de mogelijkheden te werken binnen beide media totaal anders waren. Grijpink: “Toen in 1965, om een voorbeeld te noemen, Premier Sjastri van India overleed, was uiteraard zowel radio als televisie te laat. De mensen van ‘Brandpunt’ zijn er toch heengegaan: ze maakten een reportage van de begrafenis en dat werd een dramatisch document van een aparte dimensie. Zoiets kan bij de radio natuurlijk niet. Wij zitten dichter op de directe actualiteiten en dichter op het commentaar daarop. In dat opzicht staan wij meer in de buurt van een krant dan de televisie. Onze documentaires kun je vergelijken met de luxe pagina's van een dagblad. De radiojournalistiek wordt volwassen. Eerst nu gaat de functionele informatie pas goed van de grond komen en dat is mijns inziens ons sterke punt én ons belang. Vroeger wilden we slechts cultuur bij de mensen brengen — de confessionele omroepen hadden voorts hun verkondigende taak, de niet-confessionele hun verstrooiende taak. Maar de echte goede informatie is altijd verwaarloosd.” Dat de actualiteitenrubrieken rond die tijd duidelijke vooruitgang maakten en de journalisten van deze rubrieken zichzelf op een hoger niveau tilden had vooral te maken met het verschijnen en de aanpak van de actualiteitenrubrieken bij de televisie. Dat de luisterdichtheid van radioprogramma’s, overdag alleszins redelijk te noemen was en in de avonduren terugliep onder invloed van de televisie, was destijds een zaak die op zeer veel mensen ontmoedigend heeft gewerkt. Grijpink: “De televisie doet mij geen pijn, ik ga er bepaald niet gebukt onder. De glamour van het bij de radio werken is er een beetje af, gelukkig maar: het komt de journalistieke werkzaamheid echt wel ten goede — je hoeft er geen mooie stem meer te hebben, het gaat er slechts om wat je te vertellen hebt. Zo is ons werk gewoon handwerk geworden en ambachtelijk trachten we het zo goed mogelijk te doen". Een van de belangrijkste bestanddelen van de radio journalistiek was en is natuurlijk het geven van informatie, achtergronden en commentaren. Andermaal Grijpink: “Twee facetten zaten er aan dit onderwerp: In de eerste plaats de identificatie door middel van geluid en in de tweede plaats het bevredigen van de nieuwshonger. Zolang de televisie niet de hele dag uitzendt, blijft er vooralsnog voor de radio voldoende ruimte over. Als de televisie wel uitzendt, moet je gaan werken voor een geselecteerd publiek. Er luisteren 's avonds altijd mensen: in de eerste plaats heeft niet iedereen een televisietoestel en in de tweede plaats is er een groep die geen bevredigende televisiekeuze kan maken en in de derde plaats is er een groep die wat de televisie biedt te oppervlakkig vindt. Op deze groepen kun je je programma richten.” Radiojournalistiek dient aansluitend te zijn op de feitelijke nieuwsmededelingen en men geeft daar ondermeer toelichting op en commentaren, dus men informeert het luisterpubliek publiek. Grijpink: “Dat is nuttig en tevens is het plezierig dat er regelmaat is waarmee wij uitzenden. Daarmee kweek je een groep geïnteresseerden. Wij werken er op vooral kort en informatief te zijn. Onze onderwerpen duren zelden langer dan drie minuten. We proberen zoveel mogelijk afwisseling te bereiken. We hebben bijvoorbeeld ook onze ‘krantenkoppen’ verwerkt op radiomanier. Moeilijk is dat je natuurlijk altijd sterk afhangt van je nieuwsaanbod. Heb je teveel, dan pas je lastig in het uitzendschema. Heb ik echter te weinig, dan heb ik niet de minste behoefte de onderwerpen te rekken. Het zogenaamde opzouten bij een te groot nieuwsaanbod is er bij ons niet bij — wat niet meekan, wordt weggegooid. Doe je dat niet, dan raak je je voorsprong van snel informeren kwijt" Destijds dus een totale andere beleving van actualiteiten op de radio, waarbij het luisteren heden ten dage naar bijvoorbeeld naar Radio 1 snel gaat vervelen daar veel te veel onderwerpen bij herhaling voorbij komen zonder echt te worden uitgediept, enkele uitzonderingen daargelaten. Jacques Grijpink werd in 1976 benoemd tot directeur Omroep Brabant, die eerst alleen in de regio Eindhoven programma’s verzorgde. Later werden er editie-programma’s gericht op diverse delen van de provincie en heden ten dage is men in de gehele provincie Brabant 24 uur per etmaal actief in radio, waarvan een deel met non stop muziek. Hans Knot, 25 augustus 2015
  11. de redactie

    Hans Knot: Radio Moscow

    In februari 1971 werd de uitwisseling van programma’s tussen de NOS en Radio Moscow al naar één uitzending stopgezet. De leiding van de NOS wilde meer weten over de positie van joden in de toenmalige Sovjet Unie. De serie uitwisselingsprogramma's tussen Radio Moskou en de NOS waren tot stand gekomen in het kader van het culturele verdrag tussen Nederland en de Sovjet-Unie. Het was de leiding van Radio Moskou die bekend maakte dat men na één uitzending voorlopig niet de uitwisseling kon voortzetten en dat men voor 1971 van meer programma’s diende af te zien in verband met het overladen programmaschema. Uiteraard was de werkelijke reden dat men vanuit de Sovjet Unie met geen woord wilde ingaan op de vraagstelling die vanuit Hilversum was ontvangen. Als regelmatige luisteraar naar allerlei korte golfdiensten, die in verschillende spraken waren te beluisteren, werd door mij ook afgestemd op de programmering van Radio Moskou. Het was de bedoeling dat in het tweede uitwisselingsprogramma, dat als titel ‘tussen Leningrad en Rotterdam’ meekreeg, informatie zou worden verstrekt over de positie van de joden in de Sovjet-Unie. Een dergelijk verzoek was door de programmamakers in Hilversum bij de collega’s in de Sovjet Unie ingediend maar viel bij de leiding van Radio Moskou dus niet in goede aarde. De opgegeven reden van een te volle programmering bleek achteraf vaker een gebruikelijke smoes te zijn om niet in te hoeven gaan op bepaalde wensen en vragen van westerse collega’s. De leiding van Radio Moskou liet de collega’s van de NOS dagen later alsnog weten dat er geen enkele aanleiding was om van de positie van de joden in de Sovjet-Unie een zaak te maken, omdat al vaker was gebleken dat de publieke opinie in Nederland slecht geïnformeerd was over de werkelijkheid in de Sovjet Unie. Verder ging men niet in op in hoeverre dit was gebleken. Radio Moskou, op een bepaald moment beter bekend als Radio Moscow World Service, was het officiële internationale radiostation van de Unie van Socialistische Sovjet Republieken, zoals de Sovjet Unie officieel heette. Op het hoogtepunt van haar bestaan werden er door Radio Moskou programma’s uitgezonden in meer dan 70 talen met behulp van sterke zenders opgesteld in de Sovjet-Unie, Oost-Europa en op Cuba. Alle programma’s hadden te maken met een zogenaamde ‘Programmering directoraat’. Zie het als een vorm van censuur die pas in 1991 werd opgeheven. De eerste uitzending in een vreemde taal was in het Duits op 29 oktober 1929, waarna programma’s in het Engels en het Frans volgden. Radio Moscow startte met haar uitzendingen in 1922 met een zendstation in de regio Moskou, en een tweede kwam in de lucht vanuit een locatie in de omgeving van Leningrad in 1925. Radio Moskou kwam in 1939 ook met uitzendingen (op middengolf en korte-golf) in het Engels, Frans, Indonesisch, Duits, Italiaans en het Arabisch. De redactie van Radio Moskou sprak al vroeg haar uitdrukkelijke bezorgdheid uit over de opkomst van de Duitse dictator Adolf Hitler tijdens de dertiger jaren van de vorige eeuw, en de Italiaanse dienst, uitzendend via de middengolf, werd enkele jaren later dermate gestoord door de Italiaanse dictator Benito Mussolini dat het doel van de programmering in het Italiaans werd gemist. De Verenigde Staten werd voor het eerst het doelwit van Radio Moskou tijdens de vroege jaren vijftig van de vorige eeuw, gebruikmakend van zenders in de regio Moskou. Later werd West-Noord-Amerika het doelwit van de nieuw gebouwde Vladivostok en Magadan relay-stations. De eerste uitzendingen gericht op de landen in Afrika ging in de lucht aam het eind van de jaren vijftig en wel in het Engels en het Frans. In 1961 waren er via Radio Moskou voor het eerst programma’s in drie Afrikaanse talen te beluisteren, te weten in het Amhaars, het Swahili en het Hausa. Na verloop van tijd, werden daar nog acht andere Afrikaanse talen aan toegevoegd. De begin jaren zestig werden ook gebruikt om centraal geredigeerde nieuwsbulletins het licht te laten zien, hetgeen in augustus 1963 voor de eerste keer het geval was en waarmee luisteraars over de gehele wereld konden worden bereikt daar ze in alle diensten werden gebracht. In de jaren zeventig van de vorige eeuw werd een centraal team van commentatoren van Radio Moskou verenigd en verantwoordelijk voor het programma: ‘News and Views’. Deelnemers aan dit toch wel ambitieuze project waren Viktor Glazunov, Leonid Rassadin, Yuri Shalygin, Alexander Kushnir, Yuri Solton en Vladislav Chernukha. In de loop der jaren groeide het programma uit tot een belangrijke informatief- en analytisch onderdeel van de internationale service van Radio Moscow. Als je blijk gaf dat je had geluisterd naar de programma’s via een ontvangstbericht of gewoon een brief, dan kreeg je geheid een redelijk dikke enveloppe terug uit Moskou. Er was een speciaal team bij het station werkzaam om de post van de luisteraars te beantwoorden en dus kregen luisteraars in Nederland, naast de internationale folders, ook een in het Nederlands geschreven persoonlijke brief terug. Speciaal op de oudere jeugd gericht was er een club waar je lid van kon worden en zelfs werd de luisteraar genodigd om achter het toenmalige IJzeren Gordijn een bezoek aan de hoofdstad van het machtige land te brengen. Tegen het einde van de jaren zeventig werd de Engelstalige service van het station omgedoopt in Radio Moscow World Service. Het project stond onder leiding van de al lange tijd bij Radio Moscow actieve journalist en manager Alexander Evstafiev. Later werd er een Service gericht op Noord-Amerikaanse, een Afrikaanse service en zelfs een speciale service gericht op de UK en Ierland. Allen werden geprogrammeerd in de Engelse taal en waren een paar uur per dag te beluisteren. Dit naast de reguliere 24 uurs Engelstalige World Service, evenals diensten in andere talen. Ondertussen was mijn interesse in de programma’s van Radio Moscow in het begin van de jaren tachtig van de vorige eeuw tanende. Ik luisterde alleen nog, maar tevens zelden, naar de ‘Listeners Request Club', dat werd gepresenteerd door Vasily Strelnikov. Radio Moscow was trouwens niet het enige korte golf station dat werd beluisterd en aangeschreven, daarover een andere keer meer. Hans Knot, 7 augustus 2015
  12. In gedachten zie ik ze nog wel eens staan, de zogenaamde lijnwagens van de NRU, de eerdere naam van de NOS. Ze werden ingezet om verbindingen te leggen tussen bijvoorbeeld een schouwburg of een voetbalstadion voor een reportage op de radio. Ze werden trouwens in het begin van de jaren zeventig van de vorige eeuw vervangen. De Technische Dienst Radio van de NOS had namelijk in januari 1971 de eerste van een nieuwe serie reportagewagens in gebruik genomen, die geschikt waren voor stereofonische reportages en andere uitzendingen in stereo. Voor die tijd een opmerkelijke aanschaf gelet op de ontwikkeling die de radio in die tijd doormaakte. De wagen bevatte een mengtafel met twaalf microfooningangen, drie recorders voor registratie- en montagedoeleinden. Deze werden destijds door de technische dienst van de NOS magnetofoons genoemd. Verder had de wagen een televisiecircuit voor visueel contact met de plaats van de reportage en een verwarmings- en klimaatinstallatie. De uitrusting van de wagen werd verder aangevuld met een zend- en ontvanginstallatie, die een draadloze verbinding van de reporter met de wagen en omgekeerd mogelijk maakte. Daartoe was een uitschuifbare, hydraulisch werkende antennemast ingebouwd. De wagen - destijds het standaardtype Mercedes-bestelwagen — was als stereoreportagewagen ingericht door de Technische Dienst Radio van de NOS. Er kwamen in de eerste helft van 1971 nog drie van deze wagens in bedrijf. Begin 1970 werd door de NOS de allereerste stereo-productiewagen, eveneens een standaardtype Mercedes bestelwagen, in gebruik genomen. Deze wagen, die 32 microfooningangen had, was speciaal bestemd voor het opnemen van grote stereoproducties, zoals concerten en dergelijke. Deze wagen bezat echter geen zend- en ontvangapparatuur, zoals de in januari 1971 in bedrijf gestelde stereoreportagewagen. Voor montagedoeleinden was de stereo-productiewagen evenmin geschikt. Medio 1970 kwamen nog twee van deze stereo-productiewagens gereed. In 1970 werden bovendien een zogenoemde evenementenwagen ingericht. Een en ander had tot gevolg dat in de loop van de eerste helft van dat jaar de acht zogenaamde lijnwagens (voor mono-uitzendingen), waarvan radio-omroep sinds 1963 gebruik maakte, werden vervangen. 31 juli 2015, Hans Knot Technische informatie archief Paul Snoek
  13. In de tijden nadat de zeezenders voor de Nederlandse kust, zo was de bedoeling in 1974, via een wetgeving zouden worden verdreven, waren er gelukkig nog een aantal dat werd opgestart. Te denken viel daarbij aan stations als Delmare, Monique, Laser, Radio 819 en Radio 558. Maar ook het doorgaan, ondanks de wetgeving, van Radio Mi Amigo en Caroline mag niet worden vergeten. Een ander gegeven was dat er in tal van steden en dorpen in Nederland meer en meer radiostations met een professionele opzet werden opgericht en zeer succesvol werden met vele luisteraars en vele invallen van de toenmalige RCD. Er werd grof geld verdiend door stations vooral in het westen van ons land. Lokale radio kwam er pas in 1985, waarbij ik de eer had als eerste presentator te mogen functioneren van Radio Stad in Groningen. Let wel, je kon de eerste weken van Radio Stad het station niet via de radio beluisteren daar het signaal slechts werd uitgezonden via het televisie-informatiekanaal van de lokale kabel van destijds. Na de ziekenomroep periode, waarbij ik een 13 tal jaren actief was, besloot ik wat breder radio te gaan maken wat al vrij snel zich uitte in het maken van programma’s voor diverse stations in Groningen als Lago FM, K98, Radio Groningen en Radio Atlantis en Den Haag (Hiro), België (Nova) en nog een aantal andere stations. De programma’s werden destijds gewoon opgenomen in de studio van Park Radio Producties in Groningen, waar ook de productiemaatschappij Intersounds Producties haar opnames maakten. Park Radio Producties maakte programma’s voor ziekenomroepen en bejaardentehuizen maar sommige medewerkers deden veel meer. Intersounds Producties werd gerund door Kees ‘Snor’ Hoogland, een cafetariahouder aan het Rivierenhof te Groningen, die zo de nodige lijntjes richting de sportverenigingen had. Hij vond ons, Paul Peters en Ton Vogt ofwel Paul de Haan en Hans Knot, bereid om voor diverse sportverenigingen reclamespots in te spreken. Uiteraard waren de eerste namen onze deejay en voice-over namen. Zo kon het gewoon gebeuren dat onze stemmen niet alleen waren te horen via het illegale radiostation Radio Groningen maar ook in de ijshal van Groningen, waar GIJS ijshockey beoefende. Verder ondermeer in de toenmalige Martinihal, waar basketbal werd gespeeld door Donar en in het Oosterparkstadion voor de wedstrijden van FC Groningen. Radio Groningen was een project waarbij een viertal mensen programma’s opnam op doordeweekse dagen, die op de zondagavond en de woensdagavonden werden uitgezonden. Eerst vanaf een locatie aan de Oostersingel in Groningen vrijwel tegenover de oude poortingang, en later vanuit de gemeente Eelde. De wekelijkse programma’s kregen veel response via een postbusnummer, die daarvoor speciaal in gebruik werd genomen. Uiteraard bleven de sponsoren niet uit en werden er grappige commercials gemaakt voor een diversiteit aan bedrijven. Van een hengelsportwinkel in Hoogkerk tot een bloemist in de Martinistad en van een platenzaak tot en met een Johan Franke de Meubelgigant, alles werd aangepakt om het station draaiende te houden. De platenzaak de Cirkel, ging zelfs zo ver door iedere week alle nieuwe LP’s, die men belangrijk vond, te leveren voor het draaien in de wekelijkse Cirkel LP show. Zelfs kwam het zover dat vanuit Delft een cassetteband aan ons werd opgestuurd waarop een nieuwe groep zich voorstelde. Een platencontract had men nog niet maar het ging om de eerste opnamen van een groep met de naam ‘De Dijk’. Gekke dingen deden we destijds, waaronder promotiespots maken waarin we de luisteraars, en dus de Stad Groningers, probeerden duidelijk te maken dat inzet voor het milieu heel belangrijk was. Gelukkig heb ik een aantal van deze spots recentelijk digitaal gemaakt en bijna 35 jaar na het produceren daarvan besef ik dat de overal voorkomende glasbak rond die tijd werd geïntroduceerd. In één van de spots promootten we destijds het nut van het toen nog groene monster. De naam Park Radio Producties ontstond trouwens door het gegeven dat de productiestudio was gevestigd op een zolderverdieping aan de Parkweg in Groningen. Dezelfde zolder waar tegelijkertijd heftige verbindingen werden gedraaid op zondagen via de korte golf en de zogenaamde Whisky Oscar Groep. Illegale verbindingen waarbij geprobeerd werd op één dag zoveel mogelijk staten van de VS te bereiken via verbindingen met collega ‘amateurs’ en ook de overzeese gebieden werden aangedaan. Er ontstond een wekelijkse competitie met Errol, Marcel, Jelle en Hans met als doel wie de meeste staten die dag zou contacten. Studio Radio Groningen en veel meer De radioprogramma’s werden niet alleen voor Radio Groningen gemaakt want daarvoor hadden we de AM al onveilig gemaakt. Paul de Haan en Hans Knot hadden namelijk kennis gemaakt met ene Jacob, die in de buurt van Vlagtwedde op een boerderij woonde en met hoogvermogen zijn zender de betonlucht instuurde. Hij zag wel wat zitten in een speciale show met radionieuws. Nu hadden we, samen met een aantal anderen, destijds de Freewave opgericht. Een tijdschrift dat nu nog steeds bestaat maar niet alleen over de media maar vooral over nostalgie bericht. Aldus geschiedde en kwam een keer per maand de Freewave Informatie Show in de ether met Wil van der Enden, Paul Peters en Ton Vogt op Radio Nolan. Wil was mijn broer Jelle. Let wel, wij namen de programma’s op en weer anderen namen de banden aan en zonden ze uit. Er gebeurde dus behoorlijk veel in de studio aan de Parkweg, dat alles naast de vaste 40 uren baan die ik bij de universiteit bekleedde. Paul de Haan en ik besloten ook rond die tijd ons te verdiepen in de productie van een documentaire over de geschiedenis van de zeezenders. Maanden achterelkaar zaten we avonden lang scripts te schrijven, banden door te luisteren, montages te maken en verbindende teksten in te spreken hetgeen resulteerde in een documentaire met een lengte van 49 uur, die later nog verlengd werd met vele tientallen uren. Immers de geschiedenis van de zeezenders liep ondertussen nog steeds en dus konden er telkens aanvullingen op de documentaire worden gemaakt. Vrijwel tegelijkertijd trok ons werk aandacht bij journalisten van een aantal kranten. Zo waren er velen die uitgebreid schreven over de immense productie van voornoemde documentaire en het Nieuwsblad van het Noorden pakte daarbij ook nog eens uit over het Radio Groningen project. Zo kon het gebeuren dat binnen een week twee foto´s in zowel de Volkskrant als in het Nieuwsblad van het Noorden werden afgedrukt die vrijwel identiek waren. Het waren foto´s genomen van de studio van Park Radio Producties. Op de ene stond ik afgebeeld met op de achtergrond het grote bandenarchief met radio-opnamen en op de andere foto stonden geen personen afgebeeld maar slechts de studio. We hebben destijds wel enigszins in de rats gezeten of er heldere momenten zouden komen bij vertegenwoordigers van de opsporingsdienst door beide foto’s naast elkaar te leggen. Gelukkig is het nooit zo ver gekomen. Hans Knot, 18 juli 2015
  14. Voor sommige mensen is het heerlijk om bijvoorbeeld naar Netflix te kijken. Ongestoord genieten van een televisieserie of film zonder te worden gestoord door harde en opdringerige reclame, die op elk moment het plezier kan onderbreken. Hoe anders was dit in het begin van de jaren zeventig in de vorige eeuw? We hadden nog niet zo lang reclame via radio en televisie en het was tevens beperkt tot gelimiteerde tijden en lengten. Ook waren er totaal geen commerciële bezorgers van radio- en televisie-uitzendingen en waren we slechts in de ban van programma’s ons gebracht door wat we niet veel later zouden gaan beroepen als de publieke omroepen. Maar toch waren er toen al mensen die zich enorm ergerden aan de onderbrekingen door STER-reclameblokken op radio en televisie en dit duidelijk naar buiten brachten middels ingezonden brieven in de dagbladen. Kon het niet anders? Was het niet mogelijk de reclame in één keer in een apart programma uit te zenden? Waarom betaalden we eigenlijk onze omroepbijdragen en werden daaruit niet de programma’s en programmamakers gefinancierd, zoals voorheen wel mogelijk was. Tal van vragen die vanuit het Hilversumse of vanuit de burelen van het toenmalige ministerie voor CRM (Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk werk) in Den Haag niet werden beantwoord. Het bracht de toen 24-jarige student Hans Richter, die elektronica studeerde aan de Technische Hogeschool in Eindhoven, op een idee. Ook hij had zo zijn weerzin tegen de reclameboodschappen in de televisieprogramma’s en op de radio en bedacht een toestelletje dat volgens hem automatisch het geluid uitschakelde zodra de STER-reclame op de beeldbuis verscheen of uit de luidspreker van de radio weerklonk. Het apparaat reageerde volgens Richter op de jingle die aan de reclameboodschappen voorafging en die ook destijds aan het einde van een STER-reclameblok weerklonk. Hij stelde destijds in een interview: “Het vereist een zeer nauwkeurige instelling om te voorkomen dat het ook andere uitzendingen, waarin toevallig dezelfde geluidssignalen voorkomen, zou uitschakelen. Maar dat is voor een elektronicus geen onoplosbaar probleem. Een dergelijke voorziening maakt het apparaatje echter nog te duur voor commerciële productie.“ De opmerking dat het typische en speciaal gecomponeerde STER-deuntje in een ander programma zou gaan opduiken was trouwens te verwaarlozen. De Eindhovense student, die het toestelletje ontwierp, had zich, volgens eigen zeggen, steeds bijzonder geërgerd aan de reclame in televisie en radio, die hij opdringerig en zelfs immoreel vond en die naar zijn mening ook zeer vele andere kijkers en luisteraars irriteerde. Hij suggereerde dat televisie- en radiostations voor en na de reclameblokken een speciale toon uitzonden, waarop zijn schakelapparaatje beter kon reageren dan op de STER-pingel. In het januari 1971 nummer van ‘Radio Bulletin’ kwam Richter voor het eerst naar buiten met het apparaatje, dat hij de reclamewurger noemde. Naast de berichtgeving in diverse kranten werd het onderwerp ondermeer opgepakt door de redactie van ‘Een klein uur U’, dat destijds door de VARA werd uitgezonden in de presentatie van Koos Postema. Het door Richter ontwikkelde apparaatje werd in dat programma voorgesteld aan de toenmalige directeur van de STER. Volgens Richter reageerden er vervolgens rond de dertig Nederlanders per brief met het verzoek een dergelijk apparaatje te mogen ontvangen, uiteraard tegen vergoeding van de kosten. Weer anderen reageerden in ingezonden brieven dat de irritatie vooral kwam door het te hoge geluidsniveau van de gebrachte reclamespots. Bij de STER was men hoogst ongelukkig met de uitvinding en besloot men de jingle aan te passen, zodat het apparaatje niet meer bruikbaar zou zijn. Het werd een kat en muis spel waarbij het apparaatje andermaal werd aangepast en voor een tientje was te bestellen. Bijval kreeg Hans Richter ondermeer van Professor Dr. L. Pons, die ondermeer schreef: ‘Waarschijnlijk bestaat er een veel te weinig uitgesproken, diepgeworteld antipathie tegen de STER-reclame op radio en televisie, waar men uit een soort van gevoel van onmacht niet tegen protesteert. Het is precies zoals U onder woorden brengt met de opmerkingen van Richter over de STER reclame: “die je niet of moeilijk omzeilen kan”. Reclame in de krant betekent vanzelf een keuze te kunnen maken. Bij radio en televisie is dat zeer moeilijk in verband met de concentratie rond nieuws en dergelijke veelbeluisterde programma's. Deze vorm van dwang wordt langzamerhand onuitstaanbaar. Het lijkt wat op reclame met vliegtuigen, die spandoeken rondtrekken: een echte soort luchtvervuiling, in ons geval dus een soort ethervervuiling. Men zou zich ook nog anders te weer kunnen stellen. Met elkaar een lijst van via de radio of televisie geadverteerde producten opstellen en elkaar beloven juist die niet te kopen! Maar dit zal wel mislukken, want wie verzorgt de administratie voor zoiets? Daarom ben ik al enthousiast over de vinding van de heer Richter en wil zijn idee om langs democratische weg met hulp van de regering (die de televisiereclame heeft toegelaten!) de omroepen verplichten een zodanig sein in te bouwen, dat een eenvoudig apparaatje daarop reageert met uitschakelen, gaarne steunen. Hem veel succes toewensend, hoop ik dat velen spoedig van deze reclame – dwingelandij verlost worden’, aldus professor Pons in een editie van de NRC destijds. Ondanks het idee van de Eindhovense student Richter bleef door de decennia heen een deel van de kijkers en luisteraars zich ergeren aan de gebrachte reclameblokken en is het zelfs bij het kijken naar programma’s via bijvoorbeeld het platform You Tube er niet aan te ontkomen, reclame is van alle tijd evenals irritatie in deze. Voor meer over de onderdrukker van Hans Richter en soortgelijke apparaatjes en schema’s verwijs ik graag naar de volgende internetsite: http://nl.scribd.com/doc/60372384/RB-Archief-JWR-1970-1995#scribd Hans Knot, 19 juni 2015 Reclamewurger
  15. Grote geldstromen die illegaal van eigenaar zijn veranderd; corruptie op hoog niveau; tientallen doden bij bouwen van stadions; gevecht om voorzitterspositie; de FBI die leden van de FIFA aanpakt; extreem hoge bedragen voor het mogen uitzenden van wedstrijden of samenvattingen en meer voorpagina nieuws als het gaat om voetbal. Hoe anders was dit bijvoorbeeld in januari 1971? Ook toen al werd er in de verslaggeving al moeilijk om gedaan als het ging om het geld dat er diende binnen te stromen voor het vertonen van ‘flitsen’ van voetbalwedstrijden, getuige de volgende aanhef van een artikel over dit onderwerp. We kijken naar een introductie van een verhaal geplaatst in de kranten van de Gemeenschappelijke Persdienst: ‘Een minderheid van het NOS-bestuur verklaarde zich tegen de nieuwe overeenkomst inzake voetbalverslaggeving. De bezwaren spitsten zich toe op de omstandigheid, dat de nieuwe overeenkomst niet gebaseerd was op feiten. Men wilde een duidelijk inzicht in de feiten die tot dit nieuwe bedrag hadden geleid en die kon de raad van beheer niet geven.’ Bovenstaande stond vermeld in de aangesloten kranten van de GPD in de eerste week van januari en hadden betrekking op de onderhandelingen tussen de KNVB en de NOS betreffende de betaling van uitzendrechten tijdens het voetbalseizoen 1971-1972. De onderhandelaars van beide organisaties bleken vooralsnog niet uit de problemen te zijn gekomen maar toch kwam er een verklaring naar buiten: ‘In een gistermiddag door KNVB en de NOS gezamenlijk georganiseerde persconferentie maakte programmacommissaris televisie, J. W. Rengelink, duidelijk dat de NOS-televisie zich weliswaar beperkt ziet tot drie samenvattingen van elk maximaal een kwartier per zondagavond, maar tevens de vrijheid verwerkt om kosteloos flitsen te geven van maximaal drie minuten per wedstrijd. Deze vrijheid van informatie, gebaseerd op een internationaal geldende praktijk, geeft de NOS in elk geval altijd vrije toegang tot de velden en stadions.’ Het bleek echter dat de vertegenwoordigers namens de KNVB bij lange na niet tevreden waren over de regeling. De rechten van de NOS waren namelijk verder nog uitgebreid tot het uitzenden van competitie- en bekerwedstrijden die niet op de zondag werden gespeeld. Ook waren radio-uitzendingen in het nieuwe contract tussen de KNVB en de NOS opgenomen. Zo bleek dat alle radioflitsen met een maximale duur van 90 seconden per flits, die werden uitgezonden tot vier uur in de zondagmiddag, vrij waren van rechtenbetaling door de NOS. Dus alleen in het laatste kwartier van de gebrachte wedstrijden via de radio leverden de KNVB geld op. In die tijd werden praktisch alle wedstrijden op de zondagmiddag tussen half 3 en kwart over vier gespeeld, als het ging om het betaalde voetbal. En het gratis mogen uitzenden van korte fragmenten tot een kwartier voor het einde van de wedstrijden viel niet goed bij de KNVB. De heer H. A. Burgwal, destijds secretaris-penningmeester van de voetbalbond stelde: “Wij blijven dit akkoord als voorlopig beschouwen. Wij blijven óók van mening, dat het bedrag, dat wij van de NOS dienen te ontvangen, op een reële basis moet staan. Maar ik weet niet welk bedrag een reële basis vormt. Dat moeten de NOS en wij gaan uitzoeken in het komende jaar." Andermaal onduidelijke taal. Wel bleek later dat de NOS en de KNVB tot overeenstemming waren gekomen een gezamenlijke werkgroep te vormen die op zeer korte termijn diende te gaan werken aan een overeenkomst die in de daarop volgende jaren gemakkelijker kon worden gecontinueerd. Slechts enkele dagen later, ondanks onduidelijke persverklaringen in de dagen ervoor, kwam er resultaat van de voornoemde werkgroep: ‘Er is een nieuwe overeenkomst voor de tijd van 10 augustus 1971 tot 10 augustus 1972. De KNVB- en NOS-besturen zijn met tegenzin akkoord gegaan met het zogenaamde flitsenverdrag.’ Het bleek de besturen van de KNVB (met algemene stemmen) en de NOS (zeer verdeeld) hun goedkeuring hadden gehecht aan de overeenkomst tussen beide organisaties over de betaling van voetbalflitsen op de televisie. Het nieuwe bedrag dat de NOS aan de KNVB destijds ging betalen, bedroeg achthonderdduizend gulden voor de periode van twee seizoenen. Het was een grote sprong voorwaarts want in de daaraan voorafgaande seizoenen werd jaarlijks slechts een bedrag van een kwart miljoen per seizoen betaald. Over de kosten van radiorechten voor flitsen tijdens het laatste kwartier van de wekelijkse wedstrijden werd destijds geen mededeling naar de pers gedaan. Hans Knot, 15 juni 2015
  16. de redactie

    Hans Knot: Groningen promotie

    Vele jaren nadat Nederland voormalig Nederlands-Indië had losgelaten en op die manier Indonesië was ontstaan, werden diegene die in Indonesië de moeite namen te luisteren naar speciale programma’s gericht op de inwoners van het land van duizenden eilanden, verrast met allerlei soorten van promotie vanuit ons land via Radio Nederland Wereldomroep. Omdat in Zuid Afrika ook een grote luisterschare was die de Nederlandse taal rijk was, werd het programma ook nog eens via een relaiszender op Madagaskar richting dat land uitgestraald. Zo werd er in juni 1967 een speciaal programma uitgezonden waarbij de provincie Groningen als rode draad doorheen liep. Men had tal van onderwerpen uitgekozen om zo een breed mogelijk beeld te scheppen van de noordelijke provincie. Zo werden in de maand april 1967 tal van opnamen gemaakt. Zo was men ondermeer in het toenmalige Diakonessenhuis te Groningen geweest om de directeur van het Rijtuigmuseum in Leek, drs. H. B. Vos, die daar ziek lag, te interviewen. Een vraag van een luisteraar uit Indonesië was voor de Radio Nederland Wereldomroep destijds de aanleiding een programma onder de titel: ‘Uw toeristische gezant in Nederland’ te maken. Het was trouwens een van de vele vragen die de redactie van de Wereldomroep regelmatig kreeg uit Indonesië, vooral van de zijde van de jongeren. Uit Indonesië ontving men trouwens in Hilversum in die tijd gemiddeld ongeveer 20.000 brieven per jaar. In de maand maart 1967 was al in een speciaal programma aandacht geschonken aan Noord-Groningen. De opnamen, die in april 1967 werden gemaakt, waren voor een klankbeeld over Westerwolde, de Veenkoloniën, het Westerkwartier en Delfzijl alsmede Appingedam. Het programma werd in een miniseries uitgezonden, waarbij het in Indonesië was te beluisteren in afleveringen van een kwartier en in Zuid Afrika men telkens korte klankbeelden van vijf minuten kreeg te horen. De opnamen voor de toen nieuwe serie begonnen op 19 april 1967 in het Klooster te Ter Apel, waar drs. O. van Diepen, toenmalig directeur van de Raad voor de Welvaartsbevordering Opbouw Oost-Groningen, het over de economische verwachtingen en mogelijkheden in Oost-Groningen had. De historische burcht te Wedde, destijds zetel van het Waterschap Westerwolde, bleek de geëigende plaats om deskundigen wat meer te laten vertellen over Westerwolde. Dit deden de heer L. J. Bartelds uit Ter Apel, zijn plaatsgenoot, de heer G. H. Seggers, ir. T. de Jong, toenmalig burgemeester drs. H. J. Eijsink van Bellingwolde en mr. G. L. J. Cazemier, secretaris van het waterschap Westerwolde. In de middag van de 19de april ging het reportageteam van Radio Nederland Wereldomroep in het Veenkoloniaal Museum in Veendam verder met een programmaonderdeel waarin de industrialisatie van Stadskanaal, de historie van de Veenkoloniën, de ontwikkeling van Hoogezand-Sappemeer en de coasterbouw aan de orde kwamen, waarna in Sappemeer de rij gesloten werd op het controlecentrum van de NAM. Op 20 april ging men verder nog naar Leek, het Rijtuigmuseum, Delfzijl en Appingedam. Ook waren er filmploegen van Radio Nederland Wereldomroep actief om een beeld te vormen van ons land via de serie ‘Er op uit’. Ondermeer waren er speciale afleveringen gemaakt over de Groninger Ommelanden. Hans Knot, 28 mei 2015
  17. Voor diegene die zich de grootte van mijn archief proberen voor te stellen, kan ik adviseren nooit een poging te nemen een duik in dit archief te nemen, daar een gemakkelijke weg terug voor de niet kenner van dit archief praktisch onmogelijk is. Wij verbazen ons echter in Huize Knot keer op keer hoe desondanks in ettelijke minuten iets is terug te vinden. Zo was er een externe vraag betreffende de pogingen die de TROS ooit wilde doen om uit het publieke bestel te stappen om op de commerciële toer te gaan. Was het niet zo dat deze omroep in 1965 een zendtijdaanvrage had gedaan, nadat de directie van de Reclame Exploitatie Maatschappij, verantwoordelijk voor de radio- en televisie-uitzendingen van RTV Noordzee, in eerdere instantie had besloten dat de ‘trossen los werden gegooid’ en men kijkers en luisteraars wensten warm te maken voor een lidmaatschap van een potentiële omroeporganisatie. Terugkeer naar een eventuele commerciële status is voor de TROS diverse malen genoemd maar ik herinnerde me dat het even ter sprake kwam toen een nieuwe directeur bij de TROS werd benoemd in het najaar van 1987. Het was de toen 47-jarige Cees Wolzak die – zoals een persbericht in november 1987 meldde, per 1 januari 1988 in dienst zou treden als de nieuwe algemene directeur van de TROS. Reden voor mij even te duiken naar berichtgeving hieromtrent in mijn krantenarchief. En dus vond ik in een knipsel uit ‘Het Parool’ van 23 november 1987 de aankondiging van zijn aanstelling. Zelf wilde Wolzak nog op de achtergrond blijven en hij verklaarde dat hij zich verheugde op zijn nieuwe baan, waarbij hij eraan toevoegde verder niets kwijt te willen over de toekomst. Vanuit de TROS burelen was uitgelekt dat de benoeming van Wolzak wel had te maken met de eventuele plannen van de TROS commercieel te willen gaan. Toch wist een journalist van de voornoemde krant een reactie van hem los te weken: “Als het mogelijk is en als de voorwaarden acceptabel zijn, dan is het zeker belangrijk om daar serieus over na te denken.” Maar omdat hij zich nog verder niet verdiept had in de materie, wilde hij het bij deze uitspraak laten om niet onnodig voor zijn beurt te spreken. Wolzak was tot 1 januari 1988 trouwens directeur van wat toen de ‘Nieuwe Media’ werd genoemd, waarin databanken, beeldplaten en dergelijke binnen de VNU werden ontwikkeld. Wolzak had de nodige ervaring met het commerciële deel binnen de televisiewereld want via de VNU was hij ondermeer verantwoordelijke voor Abonnee Televisie Nederland/Filmnet, waar VNU zich medio 1986 uit terug trok. Wel dient vermeld te worden dat het concern na terugtrekking een slordige 30 miljoen gulden had verloren aan dit project. Op de dag dat de benoeming van Wolzak openbaar werd gemaakt was het ook de NCRV die in de kolommen van de diverse kranten volop aanwezig was. Steeds meer wensten de toenmalige omroepbazen op een vrolijke opvallende manier de kijkers en luisteraars bereiken. Bij Veronica kon je jong en wild (t) tegelijk zijn, Ron Brandsteder liep bij herhaling dat je het beste lid kon worden van de TROS en zo had elke omroep zijn eigen manier gevonden. Ook de NCRV wilde meedoen en huurde een reclamebureau in om met idee en uitvoering te komen voor een nieuw gezicht voor deze omroep. Zo liet men nieuwe ledenwerfspotjes maken waarin een moderne vader, met kind op de rug, spontaan met iemand anders begon te praten over de Bill Cosby Show. De persoon waar tegen gepraat werd was trouwens niet in beeld. Terwijl de jonge vader zijn verhaal deed werd hij plotseling onderbroken door een voice-over die zei: “De Cosby Show is wel NCRV!” Uiteraard verbaasde de vader zich over deze opmerking en kreeg vervolgens nog eens te horen dat het van deze omroep afkomstig was: “NCRV, daar kijk je van op.” Het was slechts een voorbeeld uit een serie van tien promotiespotjes die er werden gemaakt waarbij verschillende zaken binnen de NCRV werden uitgelicht. Zo waren er twee ledenwerfspots gemaakt rond ‘Paperclip’ de jongerenafdeling die ook een eigen radioprogramma had en de NCRV gids. Andere televisieprogramma’s werden ook belicht in de ledenwerfspots, zoals de ziekenhuisserie ‘St Elswhere’, waarbij werd gesteld dat er in onze ziekenhuizen niet zulke leuke dokters waren als in de serie’. Wat dit een reden dat ik destijds absoluut fan ben geworden van deze serie? Verder waren er spotjes gemaakt rondom het actualiteitenprogramma ‘Hier en nu’, ‘Weg van de Snelweg’, ‘de Frank en Vrijshow’ en ‘Rondom Tien’. Allemaal stevige en goedbedoelde ledenwerfspots. Alleen is het triest te weten dat twee van de hoofdrolspelers uit de spotjes bijna dertig jaar later op negatieve wijze in de publiciteit staan. Immers is Bill Cosby vele malen beschuldigd van machtsmisbruik en seksuele intimidatie en -misbruik en is de man van het programma ‘Frank en vrij’ geheel niet meer vrij, daar het om Frank Masmeijer gaat, die anno 2015 in een Antwerpse gevangenis zit opgesloten. Willem Hekhuis was destijds waarnemend hoofd van de Persafdeling van de NCRV en hij wist te melden dat het oude gezicht van de NCRV niet direct stoffig was te noemen maar dat het niet meer echt swingend en dus aan verfrissing toe was. Men had gekozen om programma’s uit te lichten omdat de meeste mensen niet wisten welke omroepen bij welke populaire programma’s hoorden, wat uit de toen nieuwe ledenwerfspots volgens Hekhuis wel duidelijk werd. Hij stelde tevens dat bij onderzoeken de NCRV altijd naar voren kwam als uitermate eerlijk, betrouwbaar met de daarbij behorende aspecten als ‘stoffig, saai, grijs en ouderwets’. Reden genoeg destijds voor de vernieuwing, die niet alleen zichtbaar en hoorbaar was op televisie en radio maar ook via de vernieuwde NCRV gids, waarbij ook ondersteuning werd verleend vanuit een reclamebureau. Peter Mendelts was destijds verantwoordelijk voor de ledenwerfspots en volgens hem wilde de NCRV zich vooral richten op de zogenaamde ‘randkerkelijken’, voor hen duidelijk een nieuwe doelgroep. Daarmee werd bedoeld de mensen tussen 25 en 55 jaar die wel een Christelijke opvoeding hadden beleefd maar niet of nauwelijks nog naar de kerk gingen. Desondanks voelde het merendeel van deze ‘randkerkelijken’ zich wel nog een beetje verbonden aan de NCRV. Het was de taak de belangrijkheid van de NCRV aangaande informatieve, spannende als wel educatieve programma’s in de spots uit te lichten. Met die uitlichting betekende het trouwens niet dat de vooral bij ouderen populaire programma’s als ‘Meditatief Moment’ ‘Te Deum Laudamus’ en ‘Kerkepad’ verdwenen. Als vanouds bleef men ook de ouderendoelgroep trouw. Het jaar 1987 was eigenlijk ook het eerste jaar dat het aanbod van programma’s groter werd met de komst van verschillende buitenlandse satelliet televisiestations, die via de diverse kabelnetten werden aangeboden. Dat ging dan wel stapsgewijs maar de grotere aanbieders, die de meeste abonnees in de grote steden hadden, waren er rap bij het programmapakket uit te breiden. Dit betekende automatisch, met opgroeiende kinderen in huis, dat de vraag naar muziekprogramma’s te mogen kijken, ook groeide. Overheersend, als het ging om de popmuziek, was natuurlijk MTV, dat 24 uur per etmaal te zien en te horen was. Maar ook Sky Channel en Super Channel hadden het nodige in aanbod: Young free and single, Heartline, Eurochart Top 50 Show, Power Hour, First Run, Off the Wall, Super Sonic en veel meer. Toch bleef een groot aantal jongeren in Nederland kijken naar de popprogramma’s van de publieke omroep. Top Pop bestond nog steeds, destijds in presentatie van jongeling Bas Westerweel. Het programma, dat iedere maandag om zes uur werd uitgezonden, haalde een kijkdichtheid van 10 procent, terwijl het met 6,7 werd gewaardeerd. Een andere jongeling presenteerde Popformule. Martijn Krabbé trok in die tijd rond de 1,3 miljoen kijkers, ondanks het gegeven dat het programma rond etenstijd werd uitgezonden. Bij de VOO had men Adam Curry laten opvolgen door Simone Walraven, die garant stond voor een kijkdichtheid van 13% met het programma Countdown, dat iedere woensdagavond vanaf 7 uur te zien was. Het programma werd trouwens ook tot 1 december van dat jaar iedere zaterdag op Super Channel uitgezonden. Een nieuw contract bracht het programma in 1988 naar Sky Channel, dat de internationale uitzendrechten had verworven. Trouwens een programma dat niet echt in de categorie ‘popprogramma’s’ viel was DJ Katshow, dat weer enorm populair was bij de jongere kijker en de opstap naar grote populariteit was voor Linda de Mol. Het was trouwens een programma dat werd gemaakt door de toenmalige productiemaatschappij van John de Mol jr. Let wel: alles bijna dertig jaar geleden. Hans Knot, 20 mei 2015
  18. Op 13 en 14 april 1973 werd er in opdracht van CV Veronica door het Bureau Veldkamp Marktonderzoek BV. een opinieonderzoek uitgevoerd onder de Nederlandse bevolking van 12 tot en met 64 jaar. Het doel was na te gaan in hoeverre de ondervraagde bevolkingsgroep voor- dan wel tegenstander was van het eventuele voortbestaan van Radio Veronica, en te onderscheiden naar leeftijd en stemgedrag. Er werd bij het onderzoek gebruikt gemaakt van een quota- steekproef, waarbij leeftijd, geslacht, regio en urbanisatiegraad der gemeenten werden meegenomen. In totaal werd er een steekproef van 500 mensen getrokken. De vragenlijst, aan de hand waarvan de mondelinge vraaggesprekken werden gehouden, bestond uit vijf gesloten vragen. Het veldwerk voor het onderzoek werd uitgevoerd door 36 enquêteurs in 32 gemeenten. Naast grote steden als Amsterdam, Rotterdam, Utrecht en Den Haag werden er in de rest van het westen, het noorden, het zuiden en het oosten mensen ondervraagd. 20% van de ondervraagden waren in de leeftijd tussen 12 en 19 jaar, 33% 20 tot en met 34 jaar, 26% 35 t/m 49 jaar en 21% in de leeftijdsgroep tussen 50 en 64 jaar. Zonder tot een gedetailleerd overzicht over te gaan, zal geprobeerd worden het totaal percentage per 500 personen per vraag te melden. Op de vraag ‘Luistert U zelf weleens naar één van de stations uitzendend vanaf internationale wateren’ antwoordde 75% met ‘ja’, terwijl 25% een ontkennend antwoord gaf. Vervolgens werd aangegeven dat er in de Tweede Kamer een debat zou gaan komen, gericht tegen het bestaan van deze radiostations. De vraag ‘bent u van mening dat deze stations moeten verdwijnen of bent u juist vóór het bestaan van dit soort stations’ volgde. Liefst 80% van de ondervraagden was voor het behoud van de stations, 6% zag ze het liefst verdwijnen, terwijl 14% van de ondervraagden geen duidelijke mening wenste te geven. In een daarop volgende vraag werd de mening expliciet over Radio Veronica gesteld en wel of men voor- of tegenstander van het station was. Een percentage van 74 kwam uit op de voorstanders, 12% van de ondervraagden was tegenstander terwijl 14% geen mening bleek te hebben. In de groep voorstanders, zo bleek uit de resultaten, waren dezen vooral te vinden in de leeftijdsgroep van 34 jaar en jonger. Vervolgens werd de vraag gesteld dat wanneer er een omroepvereniging zou komen namens Veronica of men dan zich zou aanmelden als lid. In totaal gaf ongeveer 100 ondervraagden aan lid te willen worden van een dergelijke omroepvereniging Veronica. Deze uitslag ondersteunde de gemeten populariteit van Radio Veronica op dat moment. Uiteraard kon niet worden gezegd dat de bereidheid ook daadwerkelijk tot direct lidmaatschap zou leiden, mede daar een groot deel van de ondervraagden op dat moment lid was van een bestaande omroepvereniging. Wel bleek, mede omdat men aan diende te geven van welke omroep men eventueel lid was, dat vooral belangstelling tot eventueel lidmaatschap was bij de TROS-leden en degenen die helemaal geen lid van een toenmalige omroepvereniging waren. Wat deze laatste groep betreft ging het vooral om jongeren die nog niet gerechtigd waren om lid te worden van een omroep. Ook dient natuurlijk vermeld te worden dat de minste belangstelling tot het eventueel aangaan van een lidmaatschap van een aan Veronica gelieerde omroep bij de leden van de NCRV en de KRO lag. Veldkamp Marktonderzoek BV stuurde de enquêteurs trouwens op pad met een vragenlijst die niet anoniem werd ingevuld, want zowel de adresgegevens van de ondervraagde persoon als die van de ondervrager waren op het formulier vermeld. In de maanden februari en maart van 1973 werd er ook een luisteronderzoek uitgevoerd door het bureau Intomart uit Hilversum, waarvan de resultaten op 27 juni van dat jaar werden bekend gemaakt. De afdeling Voorlichting/Persdienst van de NOS bracht de gegevens naar buiten en liet deze voorafgaan met een kritische noot. ‘In de discussie naar aanleiding van de te nemen wettelijke maatregelen met betrekking tot de buiten Nederlands territoriaal gebied opererende zendschepen blijkt enerzijds nogal wat verwarring te bestaan over recentelijk gepubliceerde resultaten ten aanzien van de beluistering van beide stations. Anderzijds worden veronderstellingen geopperd die door recente onderzoeken niet worden bevestigd’. Uiteraard trok men ‘betrouwbaarheid’ naar zich toe door te stellen dat door publicatie van de resultaten van het in opdracht van de NOS uitgevoerde periodieke luisteronderzoek gepoogd werd enige duidelijkheid te scheppen in de ontstane verwarring. Het bureau Intomart maakte voor haar periodieke luisteronderzoeken gebruik van een methode waarbij een representatieve steekproef van 1500 Nederlanders van 12 jaar en ouder, over een periode van twee weken, hun luistergedrag per radiostation per kwartier in een dagboek noteerden. Men claimde dat betrouwbaarheid en exactheid van deze methode veel beter was dan de methodes die door andere instanties werden toegepast, zonder daarbij aan te geven op welke onderzoeken en instanties men doelde. Inzake de exactheid stelde men dat het Intomart onderzoek niet volstond met een indicatie hoeveel mensen ‘wel eens’ naar bepaalde radiostations luisterde, maar ook gegevens opleverde hoe vaak men en hoe lang men dit deed. Men achtte het betrouwbaarder omdat bij deze methode geen beroep werd gedaan op het vermogen van ondervraagden een eigen schatting van het luistergedrag te geven. Iets wat – naar de ervaring leerde – kon leiden tot aanzienlijke afwijkingen van het juiste luistergedrag. Men rapporteerde in het eindverslag luisterdichtheidscijfers per kwartier, dus het gemiddelde aantal luisteraars per radiostation per kwartier in een percentage van de gehele bevolking van 12 jaar en ouder. Daarnaast rapporteerde men ook de zogenaamde cumulatieve luisterdichtheid cijfers, ofwel het aantal personen dat in de loop van de bepaalde periode korter of langer naar een bepaald radiostation luisterde. Dit werd eveneens uitgedrukt in een percentage van de Nederlandse bevolking van 12 jaar en ouder. De eerste luisterdichtheidsmeting, die kort beschreven in het rapport werd vermeld, vond plaats tussen 25 februari en 10 maart 1973 en wel tussen 7 uur in de ochtend en 6 uur in de avond. De meting gaf een luisterdichtheid van 7,8% voor Hilversum III, terwijl voor Veronica 5,3% werd gemeten. Vermeld dient te worden dat 1% destijds stond voor 100.000 Nederlanders ouder dan 12 jaar. In de avonduren tot middernacht werd er voor Hilversum III 1,8% gemeten en voor Radio Veronica 0,7%. Er bleek een eerdere meting als vergelijking te zijn opgenomen, die had plaats gevonden van 3 tot en met 16 december 1972. Hilversum III haalde toen 9,2% overdag, terwijl Veronica 5,3% luisterdichtheid haalde. Geen luisterdichtheid gegevens werden verstrekt betreffende de beluistering in voornoemde periode tijdens de avonduren. Uit de gegevens van de meting in de maand december 1972 bleek dat het hoogste percentage luisteraars voor Hilversum III zich in district Oost bevond (Overijssel en Gelderland) met 12,1%, terwijl in district West (Utrecht en Noord- en Zuid Holland) de minste luisteraars waren met 8,1%. Voor Radio Veronica waren de meeste luisteraars in het District West (Utrecht, Noord- en Zuid-Holland) met 7,3% en het laagste percentage werd gemeten in de provincie Groningen met 2,9%. Over geheel Nederland gerekend had Hilversum III in voornoemde periode een luisterdichtheid van 10,2% en Radio Veronica een luisterdichtheid van 5,8%. Concluderend stelden de onderzoekers dat in de betreffende weken in december 1972 76% van de Nederlandse bevolking ouder dan 12 jaar tussen 7 uur in de ochtend en middernacht korter of langer naar Hilversum III luisterde, terwijl dit percentage voor Radio Veronica op 46 uitkwam. Wel dient vermeld te worden dat er een aardig schoonheidsfoutje in dit deel van het onderzoek was terug te vinden daar men de tijdsduur tussen 07:00 en 25:00 aangaf en een etmaal plots een extra uur was toebedeeld. Een ander gegeven dat het onderzoek in december 1972 opleverde was dat 40% van de ondervraagden in die periode korter of langer naar Hilversum III luisterde en helemaal niet naar Radio Veronica. Dan was er ook nog 10% dat alleen korter of langer naar Veronica luisterde en niet naar Hilversum III. Ook was er een percentage van 15 dat geheel niet naar beide radiostations luisterde. Uit de gegevens blijkt tevens dat in betreffende week in december 1972 de donderdag voor Hilversum III de beste dag was met 50% beluistering door de ondervraagden. De zondag was dit voor Veronica met 27%. De slechtste dag voor Hilversum III was de vrijdag met 35% terwijl de dinsdag met 24% dit voor Radio Veronica was. Tenslotte kwam de afdeling Voorlichting/Persdienst van de NOS nog met wat gegevens inzake een mondelinge ondervraging van 1.500 Nederlanders van 12 jaar en ouder in maart 1973. Zo werd ondermeer de vraag gesteld in hoeverre men tevreden was over het gebodene van beide radiostations. 65% van de ondervraagde personen sprak tevredenheid uit over het programma-aanbod van Hilversum III, terwijl 38% van de ondervraagden dit met het programma-aanbod van Veronica had. Opmerkelijk was verder dat in alle leeftijdsgroepen de tevredenheid over Hilversum III op dat moment groter was dan die tevredenheid over Radio Veronica. Zo waren de ondervraagden in de leeftijdsgroep van 12 tot en met 14 jaar voor 75% tevreden tot zeer tevreden over Hilversum III terwijl dit percentage in deze groep voor Radio Veronica op 67 uitkwam. In de leeftijdsgroep van 15 tot en met 24 jaar lagen deze percentages op 79 en 66. Ook in de oudere leeftijdsgroepen bestond, relatief gezien, een vrij grote mate van tevredenheid. Een kleine 50% van de ondervraagden van 65 jaar een ouder was tevreden over Hilversum III, terwijl 25% in deze categorie tevreden met Radio Veronica was. Met geen woord werd in de voornoemde onderzoeken van Bureau Intomart, uitgevoerd in opdracht van de afdeling Kijk- en Luisteronderzoek van de NOS, gewag gemaakt van Radio Noordzee, een station dat tevens vanuit internationale wateren voor de kust van Nederland haar signaal uitstraalde. Hans Knot, 27 april 2014 Bronnen: Archief, Robert Briel, NOS afdeling Voorlichting/Persdienst en Veldkamp Marktonderzoek NV
  19. Recentelijk zag ik een leeg sigarettendoosje dat achteloos was weggegooid op straat liggen met daarop de welbekende waarschuwing dat roken dodelijk kan zijn. Al vele jaren zie je geen enkele advertentie op bilboards, in kranten en tijdschriften dan wel dat je ze niet meer hoort via radio en ziet via televisie. Het roken is dan ook in even zovele jaren drastisch teruggedrongen, mede dankzij allerlei overheidsmaatregelen waarbij het in openbare gebouwen, restaurant, cafés en ga zo maar door, een absoluut verbod tot roken is ingesteld. Mijn gedachten gingen terug naar de jaren zestig en de middelbare school, gelegen aan de Violenstraat in Groningen. Achter op het schoolplein werd driftig door een meerderheid van de scholieren in de pauze gerookt en we werden er ook niet op aangesproken door het onderwijzend personeel, immers in de lerarenkamer en ook door de schoolpleinwachten, werd er ook driftig op los gepaft. Roken was even gevaarlijk als nu maar het was veel en veel goedkoper, vooral omdat we met een groot aantal klasgenoten gezamenlijk inkochten. Anno 2015 is een pakje slechts 40 gram maar toen kon je gewoon, in een tabakswinkeltje op de hoek van de Oude Kijk in ’t Jatstraat en de Visserstraat een kilo goedkope tabak kopen, dat gezamenlijk werd betaald en onderling werd gedeeld. Het bracht me ook bij de gedachte in hoeverre rond die tijd aan reclamevoering werd gedaan. Vrij welk elk dagblad had per editie meerdere advertenties voor rookwaren, alsook de geïllustreerde weekbladen. Radio Veronica pompte er dagelijks ook meerdere commercials uit voor diverse tabaksfabrikanten. Het geld rolde aan alle kanten en er werd dus volop gerookt, duidelijk zichtbaar voor een ieder tot in de televisieprogramma’s aan toe. Niet veel later, in 1967, bezocht ik de Handelsavondschool, gevestigd in hetzelfde pand als de MULO Cort van der Lindenschool in de Groninger Violenstraat en wel met als doel na het Middenstandsdiploma ook nog eens een aantal specialistische boekhouddiploma’s te behalen. Op de informatietafel lagen er op een avond informatieve folders en flexi grammofoonplaten gericht op de middelbare scholieren onder de noemer ‘Niet roken 1967’. Het was een campagne die puur gericht was op ruim 400.000 jongens en meisjes die op dat moment het voortgezet onderwijs volgden, waarbij gekozen was voor een combinatie van een informatie folder – waarin werd gewezen op de gevolgen van het roken en een gratis grammofoonplaat. Het plaatje was aan de ene kant getiteld ‘Oh so wrong’ en de andere kant ‘Oh Sussana’ beiden gespeeld en gezongen door Eddy and the Eddysons. De actie ‘Niet roken ‘67’ werd gesteund door de Nederlandse overheid en uitgevoerd door de Stichting Landelijke organisaties voor de Kankerbestrijding. In de voornoemde folder werden de jongeren opgeroepen goed na te denken over de nadelen van het roken en werd hen een advies gegeven: ‘Maak van je leven een langspeelplaat.’ Een voorlichtend verhaal trouwens geschreven door Dr. Lenze Meinsma, grote voorvechter van het rookverbod in die tijd. Over Eddy and the Eddysons kan nog gezegd worden dat Eddy, toen nog aan het begin van zijn loopbaan, Eddy Ouwens is. Hij schreef sindsdien tientallen hits en produceerde diverse groepen met ondermeer Teach Inn, Sandy Coast, Jackpot en Bolland and Bolland en scoorde zelf, ondermeer onder de naam Danny Mirror zelf ook de nodige hits. Ook zou hij in de tweede helft van de jaren tachtig nog enige tijd programma’s presenteren, ondermeer voor Radio Monique. Hans Knot, 21 april 2015
  20. Een aantal personen is al decennia actief in kaart te brengen welke nummers er zijn gebruikt voor tunes van programmamakers, programma´s, voor productiewerk van jingles, fillers en ga zo maar door. Zo hebben Jelle Boonstra en Benno Roozen het nodige breed gedocumenteerd in ´Het Tunes boek´(2007), waarbij ook de nodige zaken uit het ‘Hilversumse’ worden belicht. Daarnaast is er in het online Journal for media and music culture ‘Soundscapes’ een grote database ‘Zeezenderdiscografie’, opgestart in 1994 en waar nog steeds wekelijks aanvullingen worden toegevoegd. Maar voor sommige tunes zijn er altijd vraagtekens gebleven. In zowel het Tunes boek als in de zeezenderdiscografie wordt het vrijwel hetzelfde gemeld inzake de eerste tune die Joost den Draaijer, ofwel Willem van Kooten, gebruikte voor zijn programma ‘Joost mag het Weten’ op Radio Veronica: Angelo Francesco Lavagnino - Arrivo a Bora Bora - Arrivo a Papeete. Deze track van de soundtrack van de Italiaanse film Odissea Nuda van Franco Rossi uit 1961 werd gecomponeerd door Angelo Francesco Lavagnino. Het was de eerste tune van Radio Veronica's Joost den Draayer. Het is eigenlijk al vanaf het begin, dat de titel bekend werd, onduidelijk of het hier om één of twee titels ging. Nergens is een programma ‘Joost mag het weten’ met de eerste tune bewaard gebleven. Willem van Kooten zelf wist me recentelijk te melden dat de tune alleen was gebruikt in de periode van augustus 1961 tot en met oktober 1961, toen het voornoemde programma alleen op de zaterdagmiddag werd uitgezonden. Nadat het op alle doordeweekse werkdagen op het radiostation was te horen verdween de tune om plaats te maken voor ‘Asia Minor’ van Kokomo. Dit is in de volgende drie decennia altijd de tune van Joost de Draaijer gebleven. Soundscapes wordt vooral onderhouden door vier personen: Ger Tillekens, Hans Knot, Martin van der Ven en Ingemar Pijnenburg. Deze laatste persoon richt zich vooral op de zogenaamde probleemgevallen, annotaties die wel vermeld staan maar niet altijd correct zijn. Bijvoorbeeld verschillende vermeldingen in beide eerder genoemde databasis. Zo kwam hij recentelijk met de vraag eens te kijken naar de dubbele titel van Angelo Francesco Lavagnino. Zoals al gesteld, is er nergens een programma bewaard gebleven en dus wisten we niet – mede omdat de soundtrack niet in onze collectie voorkwam – hoe het nummer klonk. Willem van Kooten reageerde ondermeer met: ‘Ik heb ‘Arrivo a Papeete’, dat ik vond op de RCA soundtrack LP van die film, het is iets met een fluitje, als tune verkozen.’ Het bleek dat er enige jaren geleden ook al een discussie is gevoerd omtrent deze tune in een van de vele fora op internet: https://forum.offshoreradio.org/viewtopic.php?pid=30262 Een duidelijk antwoord kwam ook niet uit deze discussie. Zoekend op internet kwamen we tal van vernoemingen van de nummers tegen. Ingemar meldde bijvoorbeeld dat Van Kooten ‘Arrivo A Papéete’ van de soundtrack ‘Odissea Nuda’, uitgebracht op het label RCA in 1961, bedoelde. http://www.discogs.com/Angelo-Francesco-Lavagnino-Odissea-Nuda/release/5234725 Maar aangezien Willem van Kooten het niet had over ‘Arrivo A Bora Bora’ is wel duidelijk om welke track het volgens hem zou moeten gaan : http://www.discogs.com/Angelo-Francesco-Lavagnino-Odissea-Nuda/release/5234725 track B1 dus.’ Vervolgens heb ik eerst maar eens uit het archief een van de programma’s van ‘5 Jaar Radio Veronica’ van 21 april 1965 gehaald omdat me duidelijk was geworden dat in dat programma de tune nog eens was gedraaid. Het was Tineke die vertelde dat het programma ‘Zwarte Schijven’ destijds was vervangen door Joost mag het weten en ze draaide vervolgens de betreffende tune. Maar ook daarbij geen titel want ze kondigde het nummer af met ‘dit was het deuntje uit ‘King Kong’. Vervolgens zijn we verder op zoek gegaan naar de soundtrack van ‘Odissea Nuda’, die te vinden is met diverse jaartallen van productie maar ook op verschillende labels, ondermeer in de uitvoering van ‘Symphony Orchestra Italy.’ Nergens in de titellijsten staan de beide titels ‘Arrivo a Bora Bora - Arrivo a Papeete’, gekoppeld aan elkaar en gingen we er van uit dat het om de laatste titel ging. Martin’s aanschaf van de Soundtrack ‘Odissea Nuda’, via Amazon, leverde bij de afluistering van de track ‘Arrivo a Papeete’ een totaal ander nummer op dan de met ondermeer een fluitje gewenste tune. Was er dan al die decennia een verkeerde titel en uitvoerende aan de allereerste tune van Joost den Draaijer gegeven? De plotselinge verrassing kwam echter van Martin die meldde dat hij het deuntje ‘Arrivo a Papeete’, dat hij al jaren in bezit had, dus het liedje met het gefluit, nog even had beluisterd met de muziekherkenner ‘app Shazam’ op zijn mobile telefoon. Dit resulteerde in een totaal andere titel en uitvoerende. Het gaat om Lemmy Mabaso met het nummer ‘Crazy Kid’ uit de musical King Kong, waarvan het verhaal zich afspeelde in Zuid Afrika. Het bleek de internationale doorbraak voor ondermeer Miriam Makeba. http://en.wikipedia.org/wiki/King_Kong_(musical) Het volgende is dus de juiste verwijzing: Lemmy Mabaso - Crazy Kid. Een nummer afkomstig uit de soundtrack van de film ‘King Kong’ uit 1961 dat kan worden gezien als de allereerste tune van Joost den Draaijer op Radio Veronica. Hij gebruikte het nummer tussen augustus en oktober 1961, toen zijn programma Joost Mag Het Weten op de zaterdagmiddag was geprogrammeerd. Hans Knot, 18 april 2015.
  21. Ik zag het eerst in een persbericht voorbij komen, vervolgens een spotje op de radio en op de facebook van de man achter Radio Veronica, Erik de Zwart. 'We draaien zaterdag de hele dag vinyl' dit ter gelegenheid van het 55-jarig bestaan van Radio Veronica. Hoe trek je ten onrechte publiek naar je radiostation? De CV Veronica werd eind 1959 opgericht met als doel een radiostation vanaf zee te beginnen waardoor in april 1960 de enige echte Radio Veronica haar uitzendingen kon beginnen. Ja, dus 55 jaar geleden. Op 31 augustus 1974 verdween Radio Veronica als zodanig uit de ether. De CV Veronica, de enige echte, werd opgeheven. Wel kreeg een aantal medewerkers de vrije hand te gaan werken aan de oprichting van een eigen omroep die men de VOO ging noemen. Dat was al deel 1 van het teren op een goede naam. Nu, vele decennia later, wordt nog steeds, hoewel nu als commercieel radiostation, geteerd op de naam Radio Veronica. Leuk voor de club dat ze naam en logo hebben laten registreren en alleenrecht claimen, maar voor de echte vroege aanhangers van Radio Veronica blijft er maar één Radio Veronica bestaan, namelijk die actief was vanaf zee. Hans Knot, 17 april 2015
  22. Welke 60-plusser herinnert zich niet de voor die tijd allergrootste demonstratie die ooit had plaatsgevonden in Den Haag, gehouden op 18 april 1973. In de jaren tachtig is het aantal demonstranten daarna slechts een keer verbeterd tijdens één van de anti-kernenergie demonstraties. Op 18 april gingen we naar Den Haag omdat ‘we kunnen het toch proberen’ te demonstreren tegen eventuele maatregelen betreffende de toenmalige zeezenders waaronder Veronica, Radio Noordzee en Radio Caroline. De grote demonstratie, die vanaf het Malieveld richting de Tweede Kamer werd gehouden, was massaal ondersteund door spotjes die vele malen per dag weken lang werden gedraaid op de 538 meter, destijds in gebruik door Radio Veronica. De hoorzitting was bedoeld voor bekende Nederlanders en andere betrokkenen bij Radio Veronica om op hun eigen wijze een positieve rede te houden voor het behoud van dit station en andere zeezenders. Ruim een maand eerder, op 7 maart 1973, was een oproep voor de openbare hoorzitting gedaan aan deze personen door de Griffier van de bijzondere Commissie voor de wetsontwerpen 11 373 en 11 374, drs. A.J.B. Hubert. In deze oproep stond vermeld dat men welkom was om het woord te voeren waarbij tevens de lengte van de spreektijd werd vermeld en het verzoek te reageren op het al dan aanwezig zijn tijdens deze hoorzitting. Eén van de betrokken personen, die genodigd was, kon niet komen daar hij op vakantie in het buitenland zou zijn. Op 3 april, een dag nadat het zendschip van Radio Veronica, de Norderney, was gestrand bij Scheveningen, liet Paul Acket weten niet te kunnen komen. Hij was op dat moment niet alleen directeur van het wel overbekende ‘Organisatiebureau Paul Acket’ maar ook directeur van Muziek Expres N.V., uitgever van de maanbladen ‘Muziek Expres’ en ‘Popfoto’. In zijn brief aan de Griffier meldde Acket dat eventueel namens zijn organisatie Ruud van Dulkenraad, toenmalig hoofdredacteur van ‘Muziek Expres’ het woord kon gaan voeren. Omdat hij er niet van overtuigd was dat in zou worden gegaan op zijn verzoek Van Dulkenraad het woord te laten voeren, besloot Paul Acket in de brief goed te onderbouwen wat de reden was van zijn bureau te streven tot behoud van Radio Veronica en andere zeezenders. De standpuntbepaling kwam er op neer dat de Telegraaf- en Telefoniewet van 1904 zodanig gewijzigd diende te worden dat de uitzendingen van Radio Veronica, al dan niet vanaf zee, voortgezet konden worden. Dit niet alleen op grond van het gewoonterecht, dat volgens Paul Acket op dat moment zo langzamerhand toch wel van toepassing was, maar ook gezien de steeds meer nieuwe impulsen die het radiostation gaf aan een bepaalde tak van de amusements- en recreatie-industrie. In zijn brief vervolgde Acket met de mededeling dat zijn bedrijf zich innig verbonden voelde met de activiteiten van Radio Veronica en dat men er trots op was dat de samenwerking met Veronica al dateerde vanaf ongeveer zes maanden nadat het radiostation in 1960 in de ether kwam. Acket: ‘In feite waren wij het eerste Nederlandse bedrijf met landelijke bekendheid dat destijds op permanente basis met Radio Veronica ‘in zee’ ging.’ Het was in de tijd dus dat Radio Veronica zelfs in Den Haag en omgeving nog moeilijk te ontvangen was. Men was in zee gegaan met Radio Veronica omdat men van mening was dat binnen afzienbare tijd de populariteit van Radio Veronica gigantische vormen zou gaan aannemen, hetgeen gunstige resultaten teweeg zou kunnen brengen voor vele bedrijven en instellingen. Acket stelde verder dat mede door Radio Veronica de maanbladen ‘Muziek Expres’ en ‘Popfoto’ een grote lezerskring hadden verworven, hetgeen bovendien had betekend dat het bedrijf groter was geworden en dat men op dat moment ruim 40 personeelsleden in dienst had. Hij stelde tevens dat dit voor de werknemers een plezierige werkplek betekende. En ook vermeldde hij dat de publiciteit die Radio Veronica gaf aan de door het Organisatiebureau ‘Paul Acket’ georganiseerde zalen als bijvoorbeeld het Concertgebouw, de Doelen in Rotterdam en het Congresgebouw in Den Haag’ eveneens niet te onderschatten was. Ook was hij ervan overtuigd, aldus de brief aan de Griffier Hubert, dat het wegvallen van deze ‘free publicity’ bij het verdwijnen van Radio Veronica vermoedelijk een teruggang in het aantal te organiseren concerten zou betekenen. Acket: ‘Het kan niet alleen voor ons maar ook voor tal van bedrijven nadelige gevolgen opleveren, waarbij we slechts denken aan ondermeer theaters en schouwburgzalen, drukkerijen van affiches en programma’s, hotels, transportbedrijven, luchtvaartmaatschappijen en meer.’ Tenslotte wees Paul Acket er op dat de uitslag van de ‘Muziek Expres Populariteitsverkiezingen’ over 1972 in de categorie ‘favoriete radiostation’ Radio Veronica de eerste plaats bezette met 51,8%; de tweede plaats voor Radio Noordzee was met 29,9% en dat Hilversum 3 met 18% slechts de derde plaats behaalde. Volgens de poll was het populairste radioprogramma de ‘Radio Veronica Top 40’ met 31,0% gevolgd door de Lexjo van Veronica met 18%. Als populairste deejay kwam, aldus Acket, Lex Harding uit de bus met 23,6%. Tot slot maakte Acket er geen bezwaar tegen dat de ingezonden brief voor de hoorzitting ter inzage van de pers verstrekt werd. Op 2 dagen na is het 42 jaar na dato dat het schrijven van Acket naar de Griffier werd verstuurd en mij op 31 maart 2015 werd toegezonden voor het archief. 2 april 2015, Hans Knot
  23. de redactie

    Hans Knot: Rob van der Dong

    Afgelopen zaterdag 21 maart overleed, op 65-jarige leeftijd in Groningen Rob van der Dong. Samen met zijn broers zat hij jarenlang in de autohandel en hadden ondermeer een garage in het centrum van Haren. Hij was echter ook bekend van Autoverhuur Stuur en had een vastgoedbedrijf Reinders in Groningen. Maar voor de oudere radioliefhebbers, speciaal de luisteraars van Radio Noordzee in de jaren zeventig, was Rob van der Dong vooral bekend van het Radio Noordzee Racing Team, dat voornamelijk met diverse types van het Japanse merk Datsun de diverse circuits bereden. Al in de jaren zestig van de vorige eeuw beschikte een aantal Britse zeezenders over een eigen racing team, waarmee de stations op enkele circuits in Engeland aan de competitie meededen. Vanaf het begin van de jaren zeventig waaide dit fenomeen over naar de Nederlandse kant van de Noordzee, waar zowel Radio Veronica, Radio Caroline als Radio Noordzee in deze sport actief waren. Hoe zat het nu precies met het racing team van Radio Noordzee? Begin 1973 waren via de Nederlandse service van RNI voor de eerste keer de commercials te beluisteren voor het Radio Noordzee Datsun Racing Team. Destijds, bij het horen daarvan, gingen mijn gedachten meteen terug naar het midden van de jaren zestig, toen Radio London en Radio Caroline de beschikking hadden over hun eigen racing team. Vooral het team van Radio London schitterde regelmatig op het circuit van Brands Hatch. Ook op de radio zelf viel er een programma te beluisteren over deze snelle sport. Bij Radio London presenteerde Sterling Moss namelijk ‘Racing with Moss’, een programma waarin de bekende autocoureur allerlei nieuwtjes bracht op het gebied van de racerij. Radio Noordzee volgde het goede voorbeeld en presenteerde op donderdag 5 april 1973 officieel het Radio Noordzee Datsun Racing Team. Bij toeval had ik zelf al enkele weken eerder één van de toekomstige racewagens mogen aanschouwen. Het betrof de Datsun Sunny van Rob van der Dong, die geparkeerd stond voor de toenmalige garage van aan de Jachtlaan in het Groningse Haren. Begin 1973 kwam ik daar wel vaker langs als ik op weg was van Groningen naar Naarden waar ik regelmatig de prachtige nederzetting De Boeren Hofstede bezocht, waar in tweede instantie de landstudio's van Radio Noordzee waren gevestigd. Even toevallig was ik ook aanwezig bij de groots opgezette perspresentatie van het Racing Team. Ik was niet enige die de acht wagens, in opvallend rood, wit en blauw waren geschilderd, bewonderde. De aandacht was groot, want met de uitbreiding van het al reeds enkele maanden bestaande team behoorde het team van Datsun plotsklaps tot de grootste racing teams van Nederland. Met die uitbreiding bestond het team uit drie raceauto's, drie rallyauto's en twee rallycrossers. Niet eerder was men actief geweest op de Nederlandse circuits, hoewel de verschillende rijders, waarover straks meer, al de nodige ervaring hadden opgedaan op het gebied van het rally-rijden — de Londen-Mexico-race, de Safari-race en de TAP-rally. Natuurlijk lagen er ook commerciële belangen aan de onderneming ten grondslag. De Japanse autofabrikant Datsun had in 1973 een klein marktaandeel van 4% binnen de Nederlandse autobranche. Via de oprichting van dit nieuwe team wilde men ook een beetje laten zien dat het concern wereldwijd aan het groeien was. De aanwezigheid 'Datsun' op de racecircuits, zo was de gedachte, zou daar uitdrukking aan kunnen geven. De bedoeling van de nieuwe opzet was dan ook om het publiek te laten zien dat met de auto's van Datsun meer kon worden gedaan dan alleen maar op de weg rijden. Men wilde bewijzen dat het merk ook zijn ‘mannetje’ kon staan op de autocircuits en tijdens rallytochten. Bijkomstigheid was dat de Nederlandse Auto Vereniging (NAV) op dat moment de exploitatie van het circuit van Zandvoort op zich had genomen. In deze vereniging zag de Nederlandse directie van het Datsun-concern, onder leiding van marketingmanager Waringa, een bevordering van de racesport. In de echte Datsun-racewagens, de 240-Z, reden de coureurs Rob Janssen en Hans Ernst, waarbij ze uitkwamen in de toeristenwagen-klasse 2, die op dat moment publicitair gezien het aantrekkelijkst was. Tevens was er de Datsun Cherry, je hoort het Ferry Maat nog uitspreken in zijn promotiespots, gereden door Theo Koks. Als co-sponsors had Datsun de bandenfirma Dunlop en het olieconcern Castrol bereid gevonden de dure onderneming mede te financieren. Daardoor werd tevens mogelijk om een beter team bijeen te krijgen. Als co-passagier van Koks werd André Jetten ingehuurd, die eerder al eens Nederlands kampioen was geweest. Zij kwamen uit in de 1600 SS, net als een ander Datsun-team, dat van de gebroeders Bijvelds. Verder bestond het team uit Hans Ernst en Rob van der Dong, die onder meer actief waren in het rally crossen, en Han Tjan en Dick Buwalda, die in een Datsun 1200 Coupé de overwinningslauweren probeerden te halen. De toen al bekende Hans Grimmelt functioneerde als teammanager, daarbij bijgestaan door een technisch team bestaande uit Henk van Zalingen, Gerrit van Zijderven en Rob Janssen. Tot aan het einde van de uitzendperiode van Radio Noordzee, 31 augustus 1974, waren vervolgens met grote regelmaat aankondigingen voor diverse wedstrijden te horen. Als je echter de diverse programmabanden nu weer beluistert, dan zal je nergens de uitslagen van de wedstrijden terug horen. Op dat punt werd de plank door Radio Noordzee duidelijk misgeslagen. De vraag ligt voor de hand: was het team nu eigenlijk wel succesvol? Ik sprak Rob van der Dong daarover in 1990 26 jaar later, en gaf een antwoord: "Zondermeer, Datsun heeft destijds via het racing team duidelijk aan naamsbekendheid gedaan waardoor het marktaandeel sterk groeide. Na de close-down van Radio Noordzee is het team uiteengevallen. Ikzelf ben vervolgens gaan rijden voor het racing team dat gesponsord werd door Randstad Uitzendbureau. Dat was toen een duidelijke positieverbetering.” Vele luisteraars, die destijds naar de wedstrijden zijn geweest, zullen de naam van Rob van der Dong blijven associëren met die van get Radio Noordzee Datsun Racing Team. Hans Knot, 25 maart 2015
  24. Bovenstaande kop heeft helemaal niets met een penalty van het voetbalspel te maken, laat staan met welke vorm van sport te bedrijven op velden en/of in zalen. Aan de andere kant was het wel een sport om uit de handen te blijven van bepaalde personen. In gedachten ga ik terug naar de jaren zeventig toen ik woonde aan de Parkweg in Groningen. Mijn oudste broer was al langer geïnteresseerd in het gebruik van zendertjes, die bleken te werken op de zogenaamde 11 meter. Toen hij een korte periode aan de Parkweg kwam logeren werd ook uitgebreid uitleg gegeven over het gebruik van een zogenaamde 27Mc zender. Weer een ander aspect van het medium radio ging voor me open. Al vrij spoedig werd er een apparaat en zendmast aangeschaft en werden er doordeweeks verbindingen gedraaid met stadsgenoten en zelfs tot diep in Friesland gewerkt. In de weekenden was er echter een sportwedstrijd gaande tussen Errol, een inwoner van de Ganzevoortsingel - die afkomstig was uit Suriname, vriend Marcel uit Eelde en ons aan de Parkweg. Hoe konden we zoveel mogelijk verbindingen maken in de vroege zondaguren met soortgenoten in het Caribisch Gebied en in de VS? De ene week waren wij de hoogst scorende, de andere week een van de beide andere twee amateurs. Op die manier voegden we ons tot het ledenaantal van de Whiskey Oscar Club, de amateurs die over de oceaan werkten. Ik was clubmember 363. Er werden vele verbindingen gedraaid maar ook bevestigd via de zogenaamde ontvangstreporten, op formaat van een ansichtkaart, waarna vaak een QSL kaart en meer terug werd gestuurd door de persoon waar mee was gewerkt. Het leverde schoenendozen vol post op, grotendeels al jaren geleden vernietigd. Maar ik ging destijds ook op zoek naar het verhaal over als die zendamateurs die zonder een gedegen opleiding toch verbindingen draaiden en zich op die manier voegden tot de grootste groep van wetsovertreders. Maar ook al jaren eerder lieten de niet gelicenceerde amateurs zich horen door niet alleen achter een zender te kruipen maar deels ook lid te worden van verenigingen. In 1967 was er bijvoorbeeld, met 220 contributie betalende leden, een eigen clubblad vol bestuursmededelingen en op elke eerste dinsdagavond van de maand een bijeenkomst in café Alhena aan de Mathenesserweg in Rotterdam en wel van de Nederlandse Citizens Band Hobby Club. Het was destijds de grootste vereniging van wetsovertreders in Nederland. De NCBHC was een vereniging van zendamateurs zonder machtiging, en stelde zich argeloos en onschuldig ten doel het onderhouden van vriendschappelijke betrekkingen tussen de leden onderling en met die van de buitenlandse zusterorganisaties. Een naam die in die tijd direct was verbonden met die van de RCD – de Radio Controle Dienst - was die van de Chef Opsporingsdienst D. Neuteboom. Hij werd vaak door journalisten gevraagd zijn mening te geven als het ging om de activiteiten van de amateurs en dergelijke clubs en ook over de Nederlandse Citizens Band Hobby Club: “Jawel het zijn amateurs, maar dan met illegale radiozendertjes op de 11 meterband. Het is niet alleen verboden, het is misdadig. Dat gezwam in de ether kan mensenlevens in gevaar brengen. Deze illegale amateurs stoorden recentelijk het radioverkeer van de Haagse Reddingsbrigade. Ditmaal liep het goed af, maar wat als er een drenkeling in zee dreigt te verdrinken? Dan is elke seconde kostbaar, dan kan storing fataal zijn." Zonder machtiging was en is in Nederland niet alleen het gebruik, maar zelfs het bezitten van een radiozender streng verboden. Wie toch met een zender aan het spelen gaat, is niet in overtreding, maar pleegt een misdrijf. In 1967 tilden de leden van de NCBHC-hobbyisten er niet zo zwaar aan het eventueel plegen van een misdaad en bovendien waren ze nogal negatief over de beoefening door anderen van de ethergolven: “Etherpiraten, dat zijn de boerenzoons uit Twente en de Achterhoek, die grammofoonplaatjes draaien en reclame maken voor de slager op de hoek. Wij doen geen vlieg kwaad en bezorgen geen mens last.” Sterker nog, de voorzitter van de NCBHC was er destijds heilig van overtuigd dat hij heel nuttig werk deed. “De NCBHC is er tegen dat er schuine bakken worden verteld, dat er wordt gevloekt in de ether, dat er reclame wordt gemaakt en dat grammofoonplaatjes worden gedraaid," stelde voorzitter A. P. de Jong. Zijn bestuur had daarom ook regels opgelegd aan de leden. “Een lid dat zondigt, wordt uit-gepeild en geroyeerd." 11 meter - 2Op het dak van de amateurs stonden een op het oog heel gewone antenne, naast de vele televisieantennes die er in de tijd op de daken waren te vinden. Had het gebruik van de zender en antenne dan geen invloed op de ontvangst bij de buren? Wijzelf hielden ons destijds vooral aan tijden dat de televisie niet in de ether was, wat vooral de vroege ochtend of nachtelijke uren het geval was. Wel was het zo dat als je een zogenaamde nabrander aankoppelde het signaal versterkt werd en ook de buren zeker meer dan last kregen van gestoord signaal op de radio-ontvangst, behalve als ze gebruik maakten van de Draadomroep. Als buren klaagden hield je een tijdje het vermogen laag, maar er waren in die tijd zoveel mensen met die vorm van radio bezig dat vaak niet eens was te traceren wie er op dat moment stoorde. Maar ook over de storing van de buren en de naleving van de regelgeving binnen de wet had de Chef Opsporingsdienst destijds zijn mening: “Het klinkt zo onschuldig, maar dat is het beslist niet. Het is druk op de weg, er zijn verkeersregels nodig, en een automobilist moet eerst zijn rijbewijs halen, eer hij achter het stuur mag zitten. Hij moet de spelregels kennen, anders gebeuren er nog meer brokken dan nu al het geval is. In de ether is het nog drukker dan op de weg. Amateurs moeten een eenvoudig examen doen en pas met een machtiging mogen ze aan de seinsleutel gaan zitten, en dan nog moeten ze blijven op de banden die voor amateurverkeer zijn gereserveerd, de 80, 40, 20, 15, 10 en 2-meterband en op de 70 centimeterband. Een fietser moet nu eenmaal niet op een autoweg gaan rijden als hij van Amsterdam naar Rotterdam wil." Neuteboom had vaak in zijn commentaar sprekende voorbeelden van wat wel en niet kon en zo stelde hij dat de 11-meterband was toegewezen aan mensen, die voor hun werk een walkietalkie nodig hadden, zoals kraanmachinisten en antennebouwers, aan de reddingsbrigade, aan amateurs die met draadloos bestuurde modellen wilden experimenteren. Neuteboom: “Een kraanmachinist die bezig is met millimeterwerk, mag niet worden gestoord. Eén vergissing, en de last valt uit de takels. Behalve een strop van honderdduizenden guldens, kan dat het leven van een bouwvakker kosten. Het is voorgekomen dat een jongeman met een walkietalkie opzettelijk de elf meterband stoorde, met de bedoeling draadloos bestuurde vliegtuigmodellen neer te halen. Het lukte hem ook nog." Het was toch eigenlijk wel voor een paar jaar een machtige hobby voor mannen met een hang naar ethercontacten en gevoel voor techniek. Het was voor een breed publiek toegankelijk en men had geen ir. voor zijn naam nodig om met een microfoon om te gaan en ook de man met de kleine beurs kon meedoen. Bij Loe Lap, zo was in diverse advertenties terug te vinden, kocht je al twee walkietalkies voor nog geen zestig gulden en een ‘bakkie’ was er ook al vanaf 100 gulden. Je zette er een antenne en een voorversterkertje aan en je kreeg een groot deel van de wereld in de huiskamer. Toen echter de straffen voor eventuele misdrijven werden opgevoerd haakte de een na de ander af. En daarmee was ook dit onderdeel voor vele radioliefhebbers een stukje nostalgie geworden. Hans Knot, 2 maart 2015
  25. de redactie

    Hans Knot: Congres 1970

    Het is al eens vaker door me in herinnering gebracht dat de manier van radiomaken via, wat we publieke omroepen noemen, eind jaren zestig veranderde. Radio op het gebied van actualiteiten en nieuwsvoorziening was niet langer een kwestie van op een gedegen manier de luisteraar te informeren maar ook duidelijk daar een eigen mening aan toe te voegen. Dit laatste gebeurde in die tijd vooral door een serie programmamakers die in dienstverband of op freelance basis werkten voor de VARA en de VPRO. Op 10 januari 1970 werd er in Amsterdam een congres gehouden met als rode lijn de vraag: ‘Wat bezielt die jongens in Hilversum?’ Het ging er op dit congres er niet alleen om de programmamakers zelf hun ideeën over de moderne manier van radio- en televisiemaken te laten horen maar ook om de verontruste leden van de omroepen aan het woord te laten. Immers, zoals Milo Anstadt het destijds verwoordde: “Het is ons altijd geleerd, dat democratie wil zeggen eerbiediging van minderheden. De woede die sommige programma's nog bij kijkers opwekken bewijst dat er nog wel wat ontbreekt aan de democratische gezindheid in Nederland," Zo werd er op het congres over radio en televisie ook het woord gevoerd door een vertegenwoordigster van de Bond van Plattelandsvrouwen die in haar relaas ondermeer over het geweld in de toen populaire televisieserie ‘Floris’ klaagde. Centraal op het podium was er een forumpanel aanwezig dat op bepaalde vragen kon ingaan en het was panellid Herman Wigbold van het VARA actualiteitenprogramma ‘Achter het Nieuws’ die simpel antwoordde dat zijn kinderen bijvoorbeeld niet naar de afleveringen van ‘Skippy’ wilden kijken, omdat ze dat te eng vonden. Maar de afleveringen van ‘Floris’ werden volgens Herman Wigbold met veel plezier bekeken. Daarbij doelde hij op het gegeven dat niet de ouder een kinderprogramma diende te waarderen maar dat dit bij de kinderen lag. Het waren niet alleen de sprekers en toehoorders die aan het woord kwamen want er werd ook gezorgd voor amuserende onderbrekingen. Eén daarvan werd verricht door de gebroeders Haasbroek – die het beiden later zeer ver zouden schoppen in Hilversum. Samen met toen andere talentvolle radio- en televisiemedewerkers zorgden ze voor de nodige afwisseling. Zij versierden de zaal en de aanwezigen met tientallen meters recordertape en droegen vervolgens het ‘Gooise matras’ tot voor de forumtafel en gingen erop liggen slapen. Daarna lieten ze zich braaf met water overgieten door de hoofdredacteur van het blad ‘Rechts-Om’, Max Lewin. Er ontstond vervolgens een discussie over de hoedanigheid van ‘het interview’. De eerdere gememoreerde Herman Wigbold merkte op dat hij het ethisch onaanvaardbaar vond dat de interviewer na het afnemen van een interview nog kritische kanttekeningen plaatste over de geïnterviewde. “Dat komt bij ons (VARA) nooit voor. Bij anderen weinig," Heel belangrijk voor die tijd was een vraag van de televisiecriticus Henk Schaafsma wat leidde tot een met grote meerderheid aangenomen resolutie, waarin de aanwezigen tijdens het congres hun mening uitspraken en stelden dat het getalscriterium voor omroepen volstrekt verwerpelijk was en dat het voortbestaan van een omroepvereniging alleen afhankelijk mocht zijn van het aantal leden, niet van het aantal abonnees op de omroepbladen. Een discussie die decennia lang – met interval – zou terugkomen. Hans Knot, 2 februari 2015
×
×
  • Nieuwe aanmaken...

Belangrijke informatie

Door gebruik te maken van deze website ga je akkoord met Gebruiksvoorwaarden, Privacybeleid en Richtlijnen.