Spring naar bijdragen

Doorzoek de gemeenschap

Toont resultaten voor tags 'hans knot'.

  • Zoeken op tags

    Voer tags gescheiden door een komma in.
  • Zoek op auteur

Soort bijdrage


Forums

  • Radio
    • Nederland
    • België
    • Verenigd Koninkrijk
    • Overige landen
    • LPAM (kleinvermogen AM)
    • Zeezenders
    • Radio Veronica
    • Radiovormgeving
    • Radiotechniek
  • Overig
    • MediaPages
    • Stamtafel
    • Help
    • Mededeling
    • Niet geregistreerde gebruikers

Blogs

  • Column
  • Nederland
  • Dossier
  • Recensie
  • België
  • Hitnoteringen
  • Testblog
  • Radio Erfgoed
  • Afspraken van Beheerders
  • Afspraken van Hitnoteringen
  • Blog van Radiotunes

Vind resultaten in...

Vind resultaten die bevatten...


Datum aangemaakt

  • Start

    Einde


Laatst bijgewerkt

  • Start

    Einde


Filter op aantal...

Geregistreerd

  • Start

    Einde


Groep


Website


Facebook


Twitter


Skype


Woonplaats


Interesses

  1. Sinds meer dan een halve eeuw wordt Nederland overspoeld door hitlijsten. Was het bellen van bevriende platenhandelaren verspreid over het hele land, om te vernemen welke verkoopcijfers er in de afgelopen week waren, wel eerlijk te noemen? Was er niet sprake bij Radio Veronica en Radio Noordzee om bepaalde platen in de Tipparade, Troef 20 en nadien in de Top 40 en respectievelijk in de Top 50 voorbij te zien komen omdat de artiesten waren ondergebracht bij de muziekuitgeverijen verbonden aan één van de beide radiostations? Gedachten waar we in de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw niet bij stil stonden en pas later realiseerden dat het warempel het geval was geweest met bepaalde songs. Je kunt natuurlijk gaan discussiëren bij welk van de twee stations zogenaamde ‘in-huis muziek’ het meeste werd geplugd en bovendien, zonder vermeldenswaardige verkoopcijfers toch een hitnotering kreeg binnen de hitlijst. Dit met als doel de platenwinkels toch maar vooral de betreffende song in te laten kopen om alsnog hogere verkoopcijfers te krijgen. Ook andere stations als Radio Luxembourg en Hilversum 3 hadden hun eigen hitlijst, waarbij vooral bij eerst genoemd station de platenmaatschappijen heel veel invloed hadden gehad door het inkopen van zendtijd waar binnen alleen hun eigen uitgegeven muziek, vaak met lengte van maximaal 1 minuut, werd voorgesteld. Dit met als reden zoveel mogelijk muziek van bijvoorbeeld het DECCA label binnen de toegestane uitzendtijd te kunnen voorstellen aan de luisteraars. We kregen in de jaren zeventig van de vorige eeuw ook te maken met ‘Poptelescoop’, een wekelijkse folder met daarin tal van hitlijsten die radiostation gerelateerd waren. Niet alleen voornoemde lijsten maar bijvoorbeeld ook de TROS Top 50 en vele anderen. Wat echter vele volgers van de geschiedenis van hitlijsten niet weten is dat er in Groningen een regionale hitlijst, hoewel tijdelijk, werd verspreid. In de eerste week van januari 1976 verscheen de lijst op folioformaat gestencild op gekleurd papier. Het werd uitgegeven en samengesteld door de Vereniging Regionale Hitparade uit gegevens van de grammofoonplatenhandel. Dit laatste roept meteen de vraag op of we hier ook met een betrouwbare lijst te maken hadden of dat het natte vingerwerk was. Vanuit Grootegast, waar aan de Lijsterbesstraat 55, de VRH was gevestigd, werden de hitlijsten verspreid die in platenzaken konden worden gehaald maar die ook per post konden worden aangevraagd. Men diende dan wel postzegels voor verzending in te sluiten, variërend van 45 cent voor 1 exemplaar tot f 1,70 voor 35 exemplaren. Allereerst was de Groninger Hitparade, een Top 20, terug te vinden op het gedrukte exemplaar, aangevuld met de 20 platen uit de Veronica Tipparade en een LP Top 10. Gelet op het regelmatig voorbij komen van Lp’s die in de categorie ‘Piratenmuziek’ konden worden geplaatst, is het duidelijk dat de LP Top 10 regionaal gericht was samengesteld. Advertenties die op de gedrukte lijsten voorkwamen waren ondermeer voor ‘Real Sound International drive in show’ uit Westeremden, Marwo Drukkerij uit Opende, Castle Studio’s in Niekerk, en Fantastic Film Festival in Roden. Duidelijk allen adverteerders gerelateerd aan de provincie Groningen. Klaarblijkelijk was er geen belang in datgene dat in Drenthe gebeurde, mede gelet op de vele piratenzenders die destijds vooral op de middengolf daar vaak krakend actief waren. En zie daar in een exemplaar, genummerd 17 december 1977, de 51ste in de tweede jaargang, valt te lezen over de doelstelling: ‘De Groninger Hitparade’ is een uitgave van de Vereniging Regionale Hitparade en wordt iedere week samengesteld uit gegevens van de grammofoonplatenhandel in de provincie Groningen, met als doel te fungeren als tussenstap naar Nationale bekendheid van noordelijke artiesten. Er werd verder aandacht besteed in het dubbelzijdige gedrukte exemplaar aan nieuwe releases, waarbij ook muziek van buiten de provincie Groningen aan bod kwam. In voornoemd exemplaar was er bijvoorbeeld aandacht voor een nieuwe single van de formatie ‘Road’ uit Leeuwarden die van platenmaatschappij Negram naar Phonogram was gegaan en onder leiding van producer Roy Beltman het overbekende ‘Unchained Melody’ op hadden genomen. Verder een korte agenda met activiteiten op popgebied in de provincie Groningen, aandacht voor een lokale piratenzender en hier en daar een ingezonden brief. De Alarmschijf van een andere hitlijst heette bij de Groninger Hitparade ‘Wenteltroef’ en wekelijks werd vanaf november 1977 ook een ‘radio noord piraatplaat top 10’ gepubliceerd. Die lijst was in 1977 door het regionale station geïntroduceerd en werd iedere week gepresenteerd door Pieter Rijlaarsdam en was een productie van Kees Kramer. In de laatste week van 1977 verscheen het laatste gedrukte exemplaar en kwam er na een periode van 2 jaren een einde aan de verspreiding op gestencild papier. Financiële problemen waren de oorzaak. De wekelijkse regionale Groninger Hitlijst werd trouwens in de eerste week van 1978 van Top 20 omgezet naar een Top 30 en werd vanaf dat moment wekelijks gepubliceerd in het huis aan huis blad ‘Loeks’ dat gratis in Groot Groningen jarenlang werd verspreid. Maar, wie zaten er eigenlijk achter het idee van de ‘Groninger Hitparade’? Het was de uit Grootegast afkomstige Roelof Meyer die in oktober 1975 met het idee rondliep dat er te weinig werd gedaan voor de noordelijke artiesten en tevens de mening was toebedeeld dat daar iets aan veranderd diende te worden. Om te zien of er meer mensen waren geïnteresseerd in promotie van deze groep artiesten zocht hij een aantal mensen op met als doel de vraag of ze wensten mee te werken aan de opzet van een Vereniging. Die kwam er dan ook mede door nauwe samenwerking met Lammert Zuiderveld en Frans Stel. Promotie begon en binnen korte tijd had men 100 aanmeldingen waardoor men aan de slag durfde te gaan. Hoofddoel de samenstelling en verspreiding van de wekelijkse lijst en tevens de hoop dat de RONO, de toenmalige regionale omroep, belangstelling had om de lijst uit te gaan zenden. Met ingang van 17 januari 1976 verscheen de Groninger Hitparade als gedrukt exemplaar en gedurende de eerste periode bleken Groninger artiesten als Johan en Henk, Hydra, Music Sounds, Jan van de Zon en de Specials ondermeer genoteerd te staan in de nieuwe lijst, waarvan een enkeling ook buiten Groningen succesvol was. Het doel om ook de lijst uitgezonden te krijgen lukte middels een 14-daags programma dat door Roelof Meyer in samenwerking met Joris Stam van de RONO werd gepresenteerd. De lijsten werden in eerste instantie thuis door Frans Stel gedrukt maar in de zomer van 1976 werd overgeschakeld naar een professionele drukker en werd de oplage boven de 500 exemplaren getild. In het najaar van 1976, bij de herziening van het toen nog in aantal beperkte uitzenduren bij de RONO, werd de uitzending van de regionale hitlijst uit het programmaschema geschrapt. De mannen achter de vereniging waren het hiermee niet eens en besloten een handtekeningactie op touw te zetten als een vorm van protest. Dit leverde ondermeer 1300 handtekeningen op, die door Roelof Meyer werden onderbouwd met de mededeling dat het met dit aantal wel om 0,25% van de totale bevolking van de Provincie Groningen ging. Hij vergeleek het aantal met de toenmalige regelgeving inzake uitzendrechten voor een landelijke aspirantenomroep. Daarvoor waren 30.000 sympathisanten nodig, wat neerkwam op 0,30% van de totale Nederlandse bevolking. Tegen het einde van 1976 werden de handtekeningen, voorzien van een petitie, naar Hilversum gebracht waar ze werden aangeboden aan de voorzitter van de NOS. Weken later kregen de initiatiefnemers te horen dat eerst de programmaraad en de programmaleiding van de RONO geraadpleegd dienden te worden, voordat een beslissend antwoord kon worden verwacht. Andermaal was het wachten op een reactie en in de maand april 1977 was er nog geen antwoord binnen maar was de Vereniging Regionale Hitparade wel uitgebreid met twee nieuwe, enthousiaste, medewerkers. Otto Cazemier ging zich belasten met de samenstelling van de wekelijkse lijst, terwijl Erik Schaapman zich ging richten op het werven van advertenties op de twee pagina’s tellende wekelijkse uitgave. In mei 1977 had de RONO zelf een nieuw regionaal programma geïntroduceerd, Radio Rosalina, met daarin alleen Nederlandstalige easy-listening muziek. Uiteindelijk was er in de maand 1977, na 10 maanden van wachten, een antwoord van de NOS in Hilversum waarin met simpele woorden werd vermeld dat het verzoek was afgewezen. De naam van het toen nieuwe programma Radio Rosalina werd na een half jaar veranderd in ‘Piraatplaat’, waarvan in het gedrukte exemplaar van de Groninger Hitparade vanaf dat moment ook melding werd gemaakt. Uiteindelijk werd tegen het eind van de periode, waarin het gedrukte losse exemplaar verscheen, door de vereniging bekend gemaakt dat van een wekelijkse Top 20 zou worden overgestapt naar een wekelijkse Top 30. Als reden werd aangegeven, dat er in de daaraan voorafgaande twee jaren er veel te weinig regionale artiesten in de lijstjes hadden gestaan en er misschien iets meer ruimte zou komen als er wekelijks ruimte was voor 30 noteringen. Het zou dus vanaf dat moment in januari 1978 slechts verspreid worden via het lokale weekblad Loeks, dat van huis tot huis werd bezorgd in Groningen. Laatstgenoemde was een uitgave van The Publicity Group Groningen. Van het archief materiaal van Robert Briel werd dankbaar gebruik gemaakt. Hans Knot, 12 november 2016
  2. Woensdagavond 23 oktober 1968 hield dr. Fop. I. Brouwer voor de 1200ste keer zijn wekelijkse radiolezing voor de toenmalige Regionale Omroep Noord en Oost. Dr. Brouwer was al in augustus 1945 met deze causerieën begonnen, toen de regionale omroep nog in dienst was van het Provinciaal Militair Commissariaat. Uit deze omroep is naderhand de regionale omroep Noord gegroeid, welke later werd uitgebouwd tot de regionale Omroep Noord en Oost (RONO). Weer later werd deze regionale radio opgesplitst in een aantal regionale stations en werden er televisie-uitzendingen toegevoegd. Door zijn werk bij de Regionale Omroep Noord en Oost werd de heer Brouwer ook uitgenodigd om mee te werken aan het zeer populaire zondagochtendprogramma bij de VARA: ‘Weer of geen Weer’ van presentator Bert Garthoff. In de winterperiode, zeer opmerkelijk, had dit programma een andere titel: ‘IJs en wederdienende’. In dit zondagochtendprogramma hield dr. Brouwer op zondag 20 oktober 1968 zijn 760ste radiolezing voor de VARA microfoon, zodat hij in totaal toen al bijna 2000 radiotoespraken gehouden had. Wel dient vermeld te worden dat al in 1939 Fop I. Brouwer een programma maakte bij de VARA met als titel: ‘Een wandeling door de herfstnatuur’. Hoewel de lezingen voor de zondagochtend steeds op de band werden opgenomen en vanuit Groningen werden doorgestuurd naar de studio in Hilversum, gingen de RONO-lezingen op de woensdagavond altijd ‘life’ de ether in. Beide programma's mochten zich lange tijd in een grote luisterdichtheid verheugen, zoals bleek uit de vele reacties die wekelijks op beide uitzendingen binnenkwamen. Elke luisteraar, die vragen stelde, kreeg antwoord, hetzij persoonlijk, hetzij in een van de radiotoespraken. Ik herinner me dat wij op de lagere school, zoals het toen nog werd genoemd, werden aangeraden de wekelijkse causerie van Dr. Brouwer te beluisteren. Dit was heel eenvoudig door in het begin van de woensdagavond via de toenmalige draadomroep af te stemmen daar het signaal van de RONO ook op een van de vier kanalen, die een draadomroepontvanger had, werd door gestraald. Jarenlang geleden schreef ik een verhaal over mijn jeugd onder de titel: ‘Bromvliegezoem en Onze Lieve Heerbeestjes’, waarin ik mijn radiodoop beschreef, die plaats vond in 1959 op 10-jarige leeftijd. Het was in een radioprogramma bij de RONO waarin de natuur en natuurbescherming de rode draad was en waarop ons in de lessen op de lagere school, de St Ludgerdusschool, door Juffrouw Remkes op werd gewezen. In het programma op de RONO werden allerlei vragen door de luisteraars gesteld en vervolgens beantwoord en ook vragen van scholieren kwamen aan bod en iedere week werd er één van de vragenstellers beloond door naar het Martinikerkhof te worden uitgenodigd, waar de studio van de regionale omroep was gevestigd, om vervolgens in het programma zijn of haar vraag te stellen aan de bioloog. En daar lag dus mijn eerste ervaring toen ik werd uitgenodigd om een dubbele vraag te stellen. Heel veel meer dan de twee vragen weet ik niet meer van deze eerste aanraking met het medium radio aan de andere kant van de microfoon. De eerste vraag ging over het gezoem van bromvliegen en de tweede had betrekking op de stipjes op de rug van een Onze Lieve Heersbeestje. Fop I Brouwer zou nadat Bert Garthoff afscheid had genomen en zijn programma een opvolger kreeg met ‘Voer voor Vroege Vogels’ ook nog vaak te horen zijn bij de VARA. Dit programma had eerst Ivo de Wijs als de centrale presentator op de zondagmorgen. Opmerkelijk dat in dit programma tweelingbroer Egbert Knot in de jaren tachtig ook zijn ‘natuur’ bijdragen vanuit Groningen toeleverde. Het kan dus vreemd gaan. Die bijdragen kwamen dan niet vanuit de studio van de RONO of RTV Noord, zoals de regio omroep later heette, maar via de doorschakellijnen van de toenmalige PTT aan de Rijtemakersrijge in Groningen. De Uher, met daarop de band met het opgenomen item, werd op een doorzendlijn aangeschakeld en spelen maar. Ondertussen stond in Hilversum een recorder het doorgespeelde signaal op te nemen. Ook voor het NOS programma ‘Het Oog op Morgen’ gebeurde het later op deze manier met bijdragen van Henk Kok en mijzelf. In zijn dagelijks leven was dr. Fop I. Brouwer directeur van de Middelbare Landbouwschool der Groninger Maatschappij van Landbouw te Groningen. In 1958 was hij gepromoveerd met een proefschrift over het leven en werk van de natuurbeschermer Eli Heimans. In het jaar 1979 stopte Fop I. Brouwer met zijn wekelijkse bijdragen. Brouwer publiceerde tal van boeken en werd diverse malen onderscheiden, ondermeer met de Zilveren Anjer in 1989. In december 1991 kwam hij in Haren op 79-jarige leeftijd te overlijden maar toch denk ik met regelmaat aan hem terug. We wonen vlakbij een spoorbrug en daar rijden regelmatig de treinen van Arriva overheen. De treinen hebben namen van bekende Noorderlingen en één trein heeft de naam: ‘Foppe Inne Brouwer’. Ook is in Haren een straat naar hem vernoemd. Hans Knot, 5 november 2016
  3. Als we de geschiedenis van de zeezenders beschouwen komen als de allereerste stations steevast de namen bovendrijven van Radio Nord, van Radio Veronica, van het REM-eiland met RTV Noordzee en van Radio Caroline. Weinig tot niets valt er in de beschikbare artikelen en boeken over de (commerciële) radio, gerund aan boord van schepen, te lezen over de diverse projecten die aan die radiostations zijn voorafgegaan. Maar, ook al betrof het vaak kleinschalige projecten, ze zijn er wel. Het allereerste radiostation dat uitzond vanaf zee viel reeds te beluisteren in 1907! Negentien nul zeven. U leest het goed, gedurende de zeer prille begindagen van de radiohistorie. Niet alleen in het begin van de twintigste eeuw, maar ook vijftig jaar eerder dan succesvolle zeezenders uit de jaren zestig. Het was het aarzelend begin van de commerciële radio. Al was het niet altijd winstbejag het belangrijkste oogmerk. Naast een aantal, deels commercieel gerichte projecten heeft zich een aantal stations in de loop der jaren gericht, op de politieke boodschap. Goede voorbeelden van deze stations zijn de HMS Andromeda, de MV Kanimbla met Radio 9MI, Radio Daily Mail — een initiatief van de gelijknamige krant, en ook de politiek gerichte 'Sender der Deutschen Freiheitspartei'. MV Kanimbla De HMS Andromeda. Het allereerste radioproject vanaf een schip, hoewel niet in internationale wateren, was actief in het jaar 1907. Volgens het door Shell uitgegeven boek Shell Book of Firsts werd er door de marineleiding van Groot-Brittannië toestemming gegeven tot het voorbereiden van een experimenteel station aan boord van de HMS Andromeda, die op dat moment aan de kade lag in de marinehaven van Chatham. De communicatieradio aan boord werd voor dit doel tijdelijk omgebouwd en de messroom van de officieren werd ingericht als studio. In de studio werd er een programma verzorgd bestaande uit liedjes en voordrachten bestemd voor de gehele vloot aan schepen die op dat moment in de haven lag. De uitzendingen, aldus het boek, bleken succesvol maar na enkele programma's besloot de marineleiding de zender weer te laten ombouwen voor haar oorspronkelijke doel, dat van communicatiezender. Altijd werd verondersteld dat in Amerika de eerste stappen werden ondernomen tot het oprichten van een radiostation dat actief was vanaf een schip in internationale wateren. In 1980 liep ik echter tegen een boek aan omtrent de geschiedenis van de radio in Australië, waarin gerept werd over een radiozender aan boord van een schip in het jaar 1927. Het ging om de MV Kanimbla, een schip dat speciaal was ingericht voor passagiersvervoer en gerekend kon worden tot de grootste schepen uit die tijd. Het tonnage van het vaartuig bedroeg liefst 11.000. In die dagen was het volgens de Australische wetgeving niet toegestaan om via interne geluidsinstallaties muziek over te brengen, wat vroeg om andere maatregelen. De eigenaar van het schip, Mclewraith and McEacharn Ltd, besloot het uit te rusten met twee kortegolfzenders, zodat men de bestaande regels kon omzeilen en daarom de gasten aan boord kon plezieren met muziek. De zenders hadden een vermogen van 50 Watt en waren op regelmatige tijden in de ether actief in de 25 en 50 meter band en wel via 11.710 en 6.010 kHz. Het station, dat zijn programma's verzorgde onder de call-sign 9MI, was derhalve niet alleen te ontvangen door de mensen aan boord van het schip maar ook door hen die in het trotse bezit waren van een ontvanger. In grote delen van Australië en onder goede condities in andere delen van de wereld kwam het signaal door. Volgens Arthur Cushen, een wel gerespecteerd DX'er uit dat werelddeel, kwam het station de daarop volgende jaren, afhankelijk van de reistijden, met bepaalde regelmaat in de ether en de laatste uitzending die is gehoord dateert uit 1938. In 1928 zette een klein luxe stoomschip, ooit eigendom van Lord lveagh — de toenmalige eigenaar van de Guiness brouwerij, de haven van Dundee koers naar volle zee. Broadcasting Yacht, zoals het schip gedoopt was, zou even buiten de toen in acht genomen driemijls-zone voor anker gaan en op het Britse vasteland gerichte commerciële uitzendingen gaan verzorgen. Enige sponsors: de Daily Mail voor het gelijknamige dagblad, de Evening News en de Sunday Dispatch. De programma's zouden deze kranten moeten promoten. Aan de leiding van het project stond Valentine Smith, aan wie ook het idee kon worden toegeschreven. Hij was binnen de krantenuitgeverij van de Daily Mail verantwoordelijk directeur 'verspreiding en publiciteit'. Met aan boord een kleine zender voer men uit vanuit de haven van Dundee voor de testuitzendingen. Alles leek naar wens te verlopen totdat men echt op open zee kwam, want de stoomboot bleek niet geschikt te zijn voor de te woelige wateren. Soms was het zelfs onmogelijk om de antennemast te onderscheiden vanwege de hoge golven die er tegen aansloegen, wat ook enorme storing in de ontvangst veroorzaakte. Het signaal kwam nauwelijks door in de kuststrook en er werd besloten van het idee af te zien. Men had wel de nodige publiciteit in zowel binnen- als buitenland gehad wat ondermeer resulteerde in een idee van één der directieleden van de firma Siemens. Deze leverde het station vier loodzware geluidsboxen (330 kilo elk) waardoor het signaal moest worden verspreid. Het signaal van deze speakers was zo sterk dat men zonder problemen 2 mijlen landinwaarts het gebrachte programma nog goed kon verstaan. De leiding van de Daily Mail zag wel wat in het idee en de boxen werden, gestort op een ondergrond van beton, aan het dek vastgemaakt waardoor ze tijdens de tocht niet konden omwaaien. Langs de gehele Britse kust werd een lange trip gemaakt om de drie eerder genoemde kranten te kunnen promoten. Nadat het project geslaagd kon worden genoemd had Stephen Williams de smaak klaarblijkelijk helemaal te pakken want hij ging daarna eerst voor Radio Normandie en later voor Radio Luxembourg werken. Faithful Friend was de naam van een Brits schip dat, uitgerust met een eenvoudige zender en een gelijksoortige studio, langs de kusten van Frankrijk, België en Nederland vanaf 12 april 1938 onregelmatig programma's verzorgde onder de naam 'Sender der Deutschen Freiheitspartei'. Men maakte gebruik van een kortegolfzender met een vermogen van 5 kW, hoewel bij lange na dit signaal niet via de 7.842 kHz werd uitgezonden. De energie werd geleverd door een elektro generator die gevoed werd middels benzine. Speciaal voor deze uitzendingen hadden zowel Nederlandse als Britse technici zich ingezet om de zendinstallatie te bouwen. Het waren Carl Spiecker en andere leden van de conservatieve emigrantengroepering 'Deutsche Freiheitspartei' die op het idee waren gekomen om hun idealen te verspreiden via deze vorm van radio, gericht op het Derde Rijk. Ze hadden ook geen andere keuze want geen enkele natie binnen Europa had de groepering toestemming willen verlenen deze programma's vanaf land te verzorgen. Gelukkig had Spiecker wel heel goede contacten met vooraanstaande leden van de Britse Conservatieve Partij waardoor hij gemakkelijk aan een vissersboot kwam. De Britten financierden deze deels, inclusief de technische uitrusting. Onder totale geheimhouding vond de uitrusting van de oude vissersboot plaats, hoewel de Britse regering wel officieus op de hoogte bleek te zijn. Later, na de Tweede Wereldoorlog, kwam namelijk boven water dat de toenmalige Britse geheime dienst, de PDI, op de hoogte was van de voorbereidingen en zelfs was geïnfiltreerd binnen de organisatie van Spiecker. Ook met Nederlandse omroeplieden had Spiecker contacten. Dat leverde hem ondermeer de ondersteuning op van twee technici van de VARA, die hem hielpen de uitzendingen mogelijk te maken. Zijn eigen items, die via het station werden voorgelezen, schreef Spiecker in Parijs, alwaar hij was ondergedoken. De berichten werden telkens getelegrafeerd of getelefoneerd naar een persoon in de haven waar het zendschip vervolgens zou binnenlopen om de berichten op te halen. Tevens werden telkens in de haven de kranten gekocht, waar deels de nieuwsberichten uit werden samengesteld. Om helemaal eerlijk over te komen naar de luisteraars in Duitsland, werden dagelijks de Franse, Britse en Zwitserse omroepen afgeluisterd, die toen ook al bekend stonden als zijnde zeer betrouwbaar. De redactionele leiding aan boord was afwisselend in handen van Jakob Altmaier en Ernst Langendorf, maar slechts na enkele weken draaide Ernst voor alle redactionele activiteiten op daar Altmaier constant zeeziek was en zich weer aan land begaf. Slechts één naam van de VARA-technici is boven water gekomen, te weten dhr D. Fruin, die de activiteiten in wisseldienst met zijn omroepcollega uitvoerde. Het restant van de bemanning, kapitein en matrozen, waren voormalige vissers uit Groot-Brittannië. Men probeerde zoveel mogelijk in de avonduren, na het invallen van de duisternis, de programma's uit te zenden. Het gelukte een redelijk regelmatig uitzendschema op te zetten hetgeen meestal er op neer kwam dat men iedere avond tussen half 8 en 8 uur en tussen 10 en half 11 in de ether was. Alleen wanneer het weer te stormachtig was bleef men in een haven liggen, waardoor er geen uitzendingen konden plaatsvinden. Naast de betrouwbare nieuwsberichten, politieke commentaren en een internationale krantenbeschouwing waren met bepaalde regelmaat ook oproepen tot opstand tegen Hitler en de zijnen in de programma's te beluisteren. Dergelijke oproepen werden ook vaak, zij het niet in reguliere programma-uren, via de 7.842 kHz gehoord. De autoriteiten in Frankrijk waren niet zo blij met de programma's en besloten de zender uit te peilen. Toen men eenmaal het schip had gelokaliseerd werd een marineboot de opdracht gegeven het zendschip in de gaten te houden zodat deze niet meer in nationale wateren van Frankrijk kon komen en zeker niet meer een haven in dat land kon aandoen voor beschutting bij slecht weer dan wel voor bevoorrading. Niet veel later werden de autoriteiten, na aandrang van bepaalde conservatieve politici, soepeler en mocht het zendschip wel weer Franse havens aandoen onder de voorwaarde dat men in nationale wateren de zender niet zou activeren. Later in het jaar zou de Franse regering definitief ingrijpen en zou het Spiecker en de zijnen verboden worden nog langer activiteiten vanuit Frankrijk te ondernemen, waardoor het project werd stopgezet. Hans Knot, 15 oktober 2016 Deze bijdrage verscheen eerder als: Hans Knot, De alleroudste zeezenders. In: Aether, 1996, 10, 2, 6-8. Lees over dit onderwerp verder: Hans Knot, Historie van de zeezenders 1907-1973. Pioniers, duimzuigers en mislukkelingen. Amsterdam: Stichting Media Communicatie, 1993.
  4. de redactie

    Hans Knot: Condor

    Zoals gebruikelijk op de zaterdag tijd voor een nostalgische terugblik en dat brengt ons dit keer naar 1973 toen er allerlei plannen waren om nieuwe radiostations vanaf zee te realiseren, waarbij een tweetal daadwerkelijk te horen waren via de middengolf. In eerste instantie Radio Atlantis en later Radio Mi Amigo, het zei in 1973 slechts met testuitzendingen om op 1 januari 1974 officieel van start te gaan. Een reconstructie van een radioproject dat geheel mislukte. Maar er was ook een aantal projecten, dat niet gerealiseerd werd, waaronder die van de Haarlemmer Steph Willemse, die dacht – samen met anderen – een idealistisch radiostation vanaf internationale wateren te kunnen starten. Eén van de doelen was een schip aan te schaffen en dus bezocht hij allerlei havenplaatsen om te kijken welke schepen te koop of te huur waren. Alweer een paar decennia geleden wenste Steph Willemse wel uitgebreid te praten over het doel van zijn radiostation: “Diverse mensen, die ik sprak, waren zeer te spreken over datgene wat Capital Radio had gebracht en men was van mening dat een dergelijk station zondermeer succesvol zou kunnen zijn. Ik ben toen gaan begrijpen dat er in die richting bepaalde behoeften bestonden en aan die behoeften hebben we later gedacht bij de opbouw van onze programmering.” Voor de aanschaf van een schip kwam Steph Willemse op het juiste moment op de juiste plek de juiste man tegen: “Goed, toen ik naar een geschikt schip zocht, stuitte ik op de Haarlemse berger, Gerrit Elfrich, die uitstekend werk heeft verricht en zich erg goed voor ons project heeft ingezet. Hij zorgde er voor dat we de MV Emma voor een prikje konden kopen. Toen het schip eenmaal in IJmuiden lag moest hij zich helaas terugtrekken daar hij de opdracht kreeg voor de berging van een enorm groot schip uit China. Het bergen van het schip, de Wang Chung, werd helaas een enorme mislukking en ik had liever gehad dat hij zich langer met ons project had bemoeid." Condor (foto Rob Olthof) Er moest heel veel werk verricht worden want het uit 1957 stammende schip was jarenlang voor de visvangst gebruikt en in eigendom van Rederij Ouwehand geweest. Willemse: "Het schip dat we kochten zag er verschrikkelijk uit, het was net een uitgeleefde tobbe waar zwervers de laatste maanden hun onderdak hadden gevonden. Het was ontzettend vies en er zat geen ruit meer in. Gedurende een periode van 9 maanden hebben we er met 10 man aan gewerkt om het weer enigszins leefbaar en vooral bruikbaar te maken. Nadat het schip weer enigszins schoon was hebben we gedeeltelijk er een elektrische leiding in aangebracht. De oude leidingen waren allemaal doorgesneden en bovendien ontbrak het sanitaire gedeelte. Toen kwam het erop aan om het uit te rusten tot zendschip. We hadden niet, zoals met andere zeezenderprojekten, een half miljoen gulden voor handen en moesten het dus doen met weinig geld. We hebben op een bepaald moment de zenders van de King David (Capital Radio), die toen in Heerwaarden lag, opgekocht. Het betrof hier zowel de 10 als 1 kW zender. De 10 kW zender was een half leeg geroofde kast waarvan we besloten deze alleen te gebruiken als linear-trap.” Er zijn destijds vele verhalen geweest over het al dan niet in de ether te zijn geweest van Radio Condor. Rob Olthof was er destijds bij aan boord van de tot Condor omgedoopte Emma toen de zender werd aangezet en meteen de boel met een grote ‘boem’ eruit klapte. Zelfs de meest fervente radiofreak heeft nooit testuitzendingen van Radio Condor ontvangen, maar Willemse hield vol dat men in de ether is geweest: "1 kW hadden we zelfs niet nodig want met de 500 Watt zender, die we met Condor gebruikten, hebben we zelfs ontvangstberichten ontvangen vanuit Engeland en Scandinavië. Al met al zijn we een paar week lang in de ether geweest maar wel met enorm veel pech, daar alles tegen zat. De eerste keer dat we buiten lagen hebben we de zender na een dag of tien aan de praat gekregen." Op 9 augustus 1973 maakte men vanuit de organisatie bekend dat men in de toekomst ook wilde gaan uitzenden via de FM op de 98 MHz. In eerste instantie zou men een T-antenne maken, zoals ook door Veronica werd gebruikt, en later kwam men met bet idee een zendmast te bouwen, zoals ook op de MV Mi Amigo stond. Toen werd ook bekend gemaakt dat Willemse niet alleen televisiehandelaar was, maar in de 60'er jaren had gespeeld in de Oscar Benton Groep en radiotechnicus was geweest aan boord van Capital Radio. Dat niet alle informatie van de kant van Willemse juist was bewijst ´Nederpop´, een encyclopedie waarin alle bezettingen zijn genoemd van de Nederlandse popgroepen tussen 1960 en 1985. Bij Oscar Benton wordt onder de namen van de leden van de groep geen Step Willemse terug gevonden. Pessimisten hadden het al aangekondigd dat een schip zonder motor en voorzien van een rijnanker, zoals het met de ´Condor´ het geval was, het niet lang zou kunnen uithouden op de Noordzee. Men kreeg gelijk, want op 11 augustus 1973 was het al raak. Tijdens een harde wind sloeg bet schip van haar, voor de Noordzee eenvoudige, anker en moest het de haven van IJmuiden worden binnengesleept. De boot was gaan krabben en nadat de technici de zendinstallatie onklaar hadden gemaakt werd besloten de Condor binnen te halen. Het vreemde aan de daarop volgende situatie was dat men het schip had binnen gesleept en afgemeerd in het Buiten Spuitkanaal, zonder de Rijkspolitie ter Water of de Velsense Gemeentepolitie op de hoogte te stellen van de reden van de afmering. Willemse bleef overdrijven: "Toen we van het anker sloegen hebben we een dag of vijf op de Noordzee rond gezworven en zijn we vervolgens met de Condor naar de haven van IJmuiden gevaren, terwijl we de zender gewoon lieten aanstaan. Van die uitzending hebben we zelfs ontvangstrapporten ontvangen.` Ook had Steph een woordvoerster, Fietje van Donselaar, waarmee hij destijds samenwoonde. Zij stelde: “Op bet schip zagen ze de pier van IJmuiden dichterbij komen en op een gegeven moment heeft meneer Willemse, die op dat moment aan boord zat, om hulp gevraagd. Later is hij met de tender naar IJmuiden gegaan om een sleepboot te halen. Door twee sleepboten zijn we later naar de haven gesleept. Toen zaten we tussen twee vuren in, want de havendienst zag ons begrijpelijkerwijs het liefst snel weer vertrekken. Aan de andere kant hadden wij geen geld om een nieuw anker te betalen. Nadien hebben we geld geleend om er een te kopen, hetgeen ons wel weer op een nieuwe schuld van f1500,-- kwam te staan." Vooral decennia later lijkt het erop dat Willemse een grote aard van fantasie had, let maar eens op: “We zijn er trouwens later, via politieonderzoek, achter gekomen dat er sabotage is gepleegd aan het anker. De ankerketting bleek van de buitenkant gekapt te zijn, hetgeen later nog eens zou worden geprobeerd. Toen we de haven van IJmuiden binnen liepen hebben we bepaalde onderdelen in het water gegooid om deze niet in de handen van de PTT te laten vallen. Ook zijn bepaalde zaken 'gestald' bij een medewerkster. Deze dacht ze weer te moeten uitlenen aan kennissen, die ook dachten iets te kunnen beginnen. Toen ze van ons hoorden dat de spullen weer terug moesten hebben ze deze gebracht. Alleen waren de spullen deskundig omgebouwd tot bet fabrikaat 'onbruikbaar'." Eigenlijk wilde hij over de ankerbreuk niet verder in gaan op het politieonderzoek. Wel wilde hij nog iets kwijt over benadering door een andere organisatie: "Door bepaalde lieden zijn we, nadat we voor anker waren gegaan, gevraagd om een eindje verder op te gaan liggen. We begrepen eerst niet waarom bet ging en een paar dagen later werden we zelfs gevraagd om een oogje dicht te doen als bepaalde schepen in de omgeving van onze Condor voor anker zouden gaan. Men bood ons hier zelfs veel geld voor. Later bleek bet een aanvoerroute van hasjplakken te zijn. Gezien we niet ingingen op de verschillende verzoeken om elders voor anker te gaan hebben ze ons, denk ik, op een gewelddadige manier getroffen. Natuurlijk was het simpeler geweest op dat moment het geld aan te nemen en een sleepboot te huren om de Condor naar elders te slepen maar we wisten geen van allen dat de sabotage zou gaan plaats vinden en waarom het precies ging." Toen er destijds in 1973 via de diverse dagbladen steeds meer verhalen verschenen rond het nieuwe zeezender project kreeg men allerlei aanvragen van diverse groeperingen die zendtijd wensten te huren. Zo reageerde bijvoorbeeld The United Family, Vereniging voor Vrijwillige Euthanasie en de Vereniging van Goedwillende Automobilisten. Steph: ”We zouden zoveel mogelijk non-stop muziek gaan draaien, zonder reclamespots, hetgeen deze organisaties wel zagen zitten voor het verspreiden van hun boodschap. We hadden echter nog geen prijzen voor het verhuren van zendtijd daar we eerst zouden afwachten hoe eventuele testuitzendingen zouden verlopen. Helaas is het project nooit goed uit de kinderschoenen gekomen. Wel kan ik stellen dat Fiet van Donselaar heel veel werk in die periode heeft verzet, waar ik haar nog steeds erg dankbaar voor ben." Nadat op de 11de augustus de Condor de haven was binnengesleept bleef het geruime tijd stil. Reden was ondermeer de slechte financiële toestand binnen de organisatie. Ook ging er organisatorisch het één en ander scheef. Pas op 13 september 1973 verscheen er weer een artikel in het Haarlems Dagblad. 'Het radioschip Condor zal de haven van IJmuiden uitgesleept worden om naar ten sloopbedrijf te worden gebracht. Sinds de dag dat het schip van haar anker sloeg bleven de problemen voor de aspirant radiopiraat zich opstapelen. Allereerst betekende bet terugslepen vanaf zee ten enorme financiële tegenslag. Daarna verbood de scheepvaartinspectie de eigenaar opnieuw met de voormalige trawler uit te varen omdat de scheepspapieren niet in orde waren. De havenautoriteiten van IJmuiden maakten echt duidelijk dat het schip niet langer in het Buiten Spuitkanaal kon blijven liggen. Volgens Willemse zou het meer dan een jaar duren alvorens men via een notaris aan benodigde scheepsbrieven kon komen: "Zo lang kunnen we echt niet wachten. Als gevolg hiervan zijn we wel genoodzaakt het schip aan een sloper te verkopen." Enige weken later verklaarde de eigenaar een contract te hebben met een Belgisch-Panamese onderneming, die bet schip in eerste instantie naar Zeebrugge zou slepen en vervolgens naar Bilbao in Spanje. Hij zei wel dat er nog gepoogd zou worden een andere wending te geven aan de verkoop maar dat in eerste instantie wel diende te worden overgegaan tot verkoop. Een sleepcontract naar een sloperij was namelijk de enige mogelijkheid het schip buitengaats te krijgen. Voor de eerste keer, zonder toestemming, naar buiten laten slepen van de Condor was inmiddels proces verbaal opgemaakt en door een vertegenwoordiger van Justitie in Haarlem aan Willemse overgedragen. En wat zei Steph? "Ik begrijp hier werkelijk niets van en zie geen reden me te laten verbaliseren. Allereerst is de Condor niet op eigen kracht naar buiten gevaren, maar is het schip erheen gesleept. Je hoeft dan zelfs geen kapiteinspapieren te hebben omdat in zo'n geval eenmaal geen gezagsvoerder aan boord van een schip hoeft te zijn. In feite was ik dus een soort 'runner' op de Condor, toen het schip naar buiten werd gesleept." Iedereen binnen de vrije radiowereld had de hoop tot de komst van nog een zeezender al opgegeven toen op 25 september 1973 plotseling de Condor toch weer voor anker ging ter hoogte van Zandvoort. Men liet het schip er heen slepen en toonde voordien aan de havenautoriteiten een sloopopdracht met als bestemming de haven van Dordrecht. Dit was voor de autoriteiten voldoende om de sleepboot, met als sleep de Condor, toestemming te geven de haven van IJmuiden te verlaten. Eenmaal buitengaats liet Willemse het sloopcontract voor wat het was. Op volle zee kocht hij zijn praam weer terug en liet hij een nieuw, zwaarder, anker neer op de plek waar de Condor reeds eerder verankerd lag. Andermaal verklaarde hij dat het station binnen tien dagen van start zou gaan met testuitzendingen via de 270 meter. De kosten van de sleepboot, de Pirahna Famagusta, werden betaald door de eigenaar van een keten van bars en restaurants in Haarlem. Wlllemse had zelf het anker, dat volgens hem windkracht 12 kon verdragen, gefinancierd en zei niet bang te zijn dat hij problemen zou krijgen met de autoriteiten daar de annulering van het sloopcontract volledig legaal was gebeurd. Tevens kondigde hij andermaal aan dat er toen ook een FM zender aan boord was maar dat deze incompleet was gezien anders de douane het schip nooit zou hebben laten gaan. Men had ook illegaal de haven kunnen verlaten maar daar had hij, ondanks vijf aanbiedingen, niets voor gevoeld. Nog voordat een enkel signaal de ether was ingegaan, hoewel men dit zelf altijd zou blijven ontkennen, was het einde voor Radio Condor gekomen. Geldgebrek en veel pech brachten ten einde aan de plannen. Het schip werd later verkocht aan Adriaan van Landschoot, die zijn Radio Atlantis een herstart gunde. Hans Knot, 13 augustus 2016
  5. de redactie

    Hans Knot: Programmamakers

    Zaterdag en dus weer terug in de tijd in mijn radiocolumn. In de lange historie van Radio Veronica komen heel wat meer namen voor van programmamakers dan de gemiddelde 60 plusser zal opsommen. Verder dan Lex Harding, Tineke, Klaas Vaak, Rob Out, Will Luikinga, Stan Haag, Tom Collins, Chiel Montagne en nog een paar boegbeelden zal men niet komen. Veel van de voornoemde 60 plussers zijn dan ook pas gaan luisteren toen Radio Veronica een zogenaamd Top 40 formaat aannam. In de jaren voor 1965 was er vooral sprake van gesegmenteerde programma’s in lengte verschillend tussen 15 minuten en een uur. Programma’s die bij lange na niet werden opgenomen aan de Hilversumse Zeedijk, maar werden aangeleverd door reclamebureaus. Recentelijk vond Jan van Heeren een aantal knipsels dat betrekking had op de loopbaan van ene Wout Steenhuis in Engeland, die zeker succesvol kan worden genoemd. Ergens wordt vermeld dat hij ook presentator is geweest bij Radio Veronica. Navraag bij de Stichting Norderney leverde als antwoord op dat deze naam totaal onbekend is als het gaat om Radio Veronica. Het is ongeveer vergelijkbaar met het antwoord van de gemiddelde 60 plusser. Als je specifiek zou vragen hoeveel vrouwelijke presentatoren Radio Veronica heeft gehad zal je als antwoord waarschijnlijk: Ellen van Eck, Anuschka en Tineke krijgen. Uit het archief van mij blijkt dat dit er veel meer zijn geweest. Ik heb altijd bijgehouden, aan de hand van het luisteren, het lezen en bewaren, welke dames ooit achter de microfoon van Veronica hebben gezeten, al dan niet via het werk voor een reclamebureau. Hou je vast! Het zijn er meer dan 50 geweest: Ellen van Eck, Mies Bouwman, Brenda, Ellen, Anuschka, Tineke, Ger Ann Verweij, Ageeth Scherphuis, Annie M.G. Schmidt, Jasperina de Jong, Netty Rosenfeld, Hetty Blok, Karin Kraaykamp, Ida de Leeuw van Rees, Pia Beck, Jacqueline Hoes, Isabelle, Joekine van der Valk ook wel aangekondigd als Joekie, Tony Bouwman, Anita, Margot, Dimitra, Marjon Berg, Erny Köhlers, Madelon Heyen, Linda Goedhart, Annette, Calvo Roderiquez, Yoka Berretti, Adele Bloemendaal, Sylvia de Leur, Marijke van der Zon, Hanna Berk, Marjan Berk, Nienke, Mieke Verstraete, Hansje van Twist, Mieke Bos, Trees Gerards, Maria Ballings, Conny Stuart, Corinne Mude, Lies, Elisabeth Mooy, Enny Mols – de Leeuwe, , Doctor Fantastica, Yvonne, Silvia, Laura, Edith Pels, Stella Priest, Loes en Marga, Maria Casella, Eydie Gormé, Anneke van Hooff, Miep Koopman, Denise Maes, Louise Reeder, Mieke van Veen, Ria Valk, Marlies van Alcmoer, Jerry Bey, Willeke Alberti, Rosita, Janinde van Wely en Ria Vrolijk. Terugkomend op Wout Steenhuis kan worden vermeld dat ook hij in het archief is terug te vinden als zijnde presentator bij Radio Veronica en wel met ‘een kwartiertje met Wout Steenhuis’ een programma dat in ieder geval beschreven staat als zijnde uitgezonden in de maand maart 1964. Het was geprogrammeerd in de middag tussen kwart voor twee en twee uur. Na 1964 haal ik deze week ook een herinnering op aan de maand oktober 1968. Het toenmalige ministerie van Onderwijs en Wetenschappen werd namelijk met ingang van 16 oktober opgenomen in het schema van de radio-overheidsuitzendingen. Het programma van Onderwijs en Wetenschappen kwam vervolgens iedere drie weken in de ether. Steeds was het op woensdagen te beluisteren tussen 17:50 en 18:00 uur op Hilversum 1 — met een programma dat, waar mogelijk, inhaakte op de actualiteit. Zo werden in de eerste uitzending, die van 16 oktober, de bewindslieden van Onderwijs en Wetenschappen, dr. G. H. Veringa en mr. J. H. Grosheide, gevraagd een toelichting te geven op enkele nieuwe punten van het toenmalige beleid. Andere onderwerpen die voor de daarop volgende uitzendingen in aanmerking kwamen, waren: de opleiding en opleidingsmogelijkheden voor medische studenten, de nota- Posthumus over de herstructurering van het wetenschappelijk onderwijs, de lerarenopleiding, de nieuwe schooltypen LEAO, MEAO en HEAO, het buitengewoon lager onderwijs in zijn vele facetten, de bijscholing van HTS-leraren in samenwerking met grote bedrijven en tenslotte de studenten en studentenorganisaties in Nederland. Vanwege de overheid had men wat bij te schaven bij de luisteraars op het gebied van Onderwijs en de radio bleek in die tijd het juiste medium voor eenzijdige communicatie te zijn. Hans Knot, 30 juli 2016
  6. In deze zaterdagcolumn wil ik een diepe duik in het radioverleden nemen. Een populair kinderprogramma in de jaren vijftig van de vorige eeuw was de tweewekelijkse IKOR-uitzending van Luisterclubs Opgelet. Het was de bedoeling dat kinderen samen — in luisterclubs — rond de radio neerstreken om naar dit programma te luisteren. En, dat deden ze klaarblijkelijk ook. Het programma kwam in 1949 van de grond als een initiatief van de IKOR, de Inter Kerkelijke Omroep Radio, het uitvoerend orgaan van de Oecumenische Raad van Kerken, belast met het verzorgen van radio-uitzendingen en de voorganger van de latere IKON. In het afgelopen decennia kwamen er vanuit de pers diverse vreemde berichten binnen over de media, al dan niet uit ons eigen land. Eén ervan was het bericht dat de Chinese regering voor een groot deel het kijken naar televisie-uitzendingen via satellietontvangst verbood voor individuele gezinnen. Wel werd het in weer later nog mogelijk naar bepaalde, uiteraard door regering gecensureerde, programma's te kijken. Dit mocht echter alleen nog gebeuren op dorpspleinen, in buurthuizen dan wel andere in gemeenschappelijke gebouwen, telkens onder toezicht van een door de lokale overheid aangewezen persoon. Deze vorm van televisiekijken deed me terugdenken aan de jaren dat in huize Knot het eerste exemplaar, in de vorm van een Erres-televisietoestel, stond opgesteld. De intrede van het magische beeldscherm waaruit in eerste instantie niet al te veel programma's te voorschijn kwamen, vond eind 1959 plaats. Zowel op de woensdag- als de zaterdagmiddag was er enige ruimte voor op kinderen gerichte programma's, waarbij Coco en de vliegende knorrepot me nog steeds erg goed in de herinnering komt, evenals de eerste uitzendingen van Swiebertje. Waarom nu kinderprogramma's? Het was de tijd dat ik nog op de lagere school zat en de buurtkinderen zelfs de kleuterschool niet of nauwelijks hadden doorlopen. Het gegeven dat de familie de enige op de door ons bewoonde stoep was met een eigen televisietoestel, leidde ertoe dat de buurtkinderen in grote getale langskwamen om mee te genieten van het gebodene. Erg goed in de herinnering ligt ook nog de donderdagavond toen de zoon van de rechterburen naar de wekelijkse toneelavond op de televisie kwam kijken. Uiteraard wisten de buren goed — de krant verstrekte de programma-informatie — hoe laat het programma was afgelopen. Was hij twee minuten later nog niet thuis dan werd er op de muur gebonsd. Immers hij zou zich kunnen laten overhalen om een pilsje of iets anders van alcoholisch genot tot zich te nemen. Maar, toen de rechterbuurman uiteindelijk overstag ging en enkele jaren later er een eigen televisietoestel werd aangeschaft, was het opeens gebeurd met de bezoekjes van de andere buurtkinderen van gereformeerde afkomst. Of de dominee die vorm van samenkleven ooit heeft kunnen waarderen is mij niet bekend. Wel bleef mij de opmerking van mijn moederszijde over de luisterclubjes me enorm interesseren. Immers waren deze clubjes voor het eerst in 1949 ontstaan naar aanleiding van een initiatief van de IKOR, de Inter Kerkelijke Omroep Radio. Het jaar dus van mijn eigen geboorte. Als je terugkijkt op het toen tweewekelijks door de IKOR uitgezonden programma Luisterclubs Opgelet, kom je automatisch terecht bij een beschouwing van dit programma, ooit in 1958 opgetekend door Hans Schmidt in het tijdschrift Goede Ontvangst. Hij schreef toen ondermeer dat het programma Luisterclubs Opgelet het enige programma op de Nederlandse radio was, waar de organisatie doelbewust vermeden werd. Wel voegde hij eraan toe dat er een strakke lijn in de programma's zat en dat het niet zonder een goede voorbereiding tot stand kwam. Een duidelijke verklaring wat hij nu precies met deze stelling bedoelde heeft hij echter niet aan het papier toevertrouwd. Het idee van de IKOR-luisterclubs kwam in 1949 van de heer Y. Schaaf, destijds assistent-programmaleider bij de IKOR. Men stond in die tijd voor het probleem hoe er ook iets gedaan kon worden voor de kinderen tussen zes en twaalf jaar, waardoor vervolgens het idee kwam tot het opzetten van de luisterclubs. Het bleek een schot in de roos te zijn, want hoewel men niet nauwkeurig het luisteraantal kon vaststellen, kon men wel uit allerlei reacties opmaken dat de luisterdichtheid op het moment van de tweewekelijkse uitzendingen bijzonder groot was. De medewerking aan de programma's was puur op vrijwillige basis geënt, net als de oprichting van de individuele luisterclubs. Het initiatief werd meestal genomen vanuit een gezin met een aantal kinderen, die kinderen uit de buurt en vrienden en vriendinnetjes uitnodigden om mee te doen, ofwel eens in de veertien dagen mee te luisteren naar het programma. Hans Schmidt ging in zijn verhaal over de luisterclubs verder in over de motivering van de oprichting van de groepjes: "Wat er voor, tijdens of na het luisteren gebeurt, loopt sterk uiteen. Meestal houdt het wel enig verband met de motieven, waarom de kinderen bijeen geroepen zijn. Dat kan namelijk, omdat een ouderpaar zo graag evangeliserend werk wil doen, omdat Jantje en Pietje op school wat gehoord hebben en het nu ook willen, maar ook omdat een lieve oude dame, die overigens geheel niet kerkelijk is, zo dol is op kinderen om zich heen. Daaruit volgt dan weer dat de ene luisterclub door een moeder of vader wordt voorbereid, op wat er gehoord gaat worden en dat ergens anders het geestelijk voedsel materiaal gesecondeerd wordt met limonade en koekjes en dat er weer anders een nabespreking kan worden gehouden." Over het aantal deelnemers in luisterclubs werd destijds zeker ook onduidelijk gedaan gezien de uitspraak dat het aantal leden kon oplopen van negen tot veertig, maar misschien in aantallen ook wel kleiner of groter waren. Ook over het aantal luisterclubs in het midden van de vijftiger jaren van de vorige eeuw waren geen overduidelijke gegevens beschikbaar. Er werd gegist dat het 150 tot 200 zouden kunnen zijn of meer. Wel diende de leider van een dergelijke club zich in Hilversum bij de IKOR aan te melden. Niet alleen kon men vooraf gemeld krijgen waarover een bepaald programma zou gaan, de club zou ook eens in Hilversum kunnen worden uitgenodigd om in de studio zelf voor de microfoon mee te kunnen doen aan Luisterclubs Opgelet. Afmeldingen van deelname, door verhuizing ofwel het gegeven dat de kinderen te oud voor het programma waren, kwamen meestal niet bij de IKOR binnen. Niet alleen in de studio in Hilversum werd het programma gemaakt maar ook op locatie, hetgeen een Diaconessenziekenhuis kon zijn of een in een gebouw van het Leger des Heils en soms zelfs bij een luisterclub-familie thuis. Aan echte promotie tot meer luisterclubs, middels het aanstellen van een coördinator, is men destijds niet toegekomen. Men wilde het allemaal spontaan laten ontstaan zonder druk van de zijde van de IKOR. Terugkijkend in het artikel van Hans Schmidt stelde hij: "Bovendien is de IKOR niet opgericht om evangelische organisaties op te richten, het is slechts het uitvoerend orgaan van de Oecumenische Raad van Kerken, belast met het verzorgen van radio-uitzendingen." Als inhoud van Luisterclubs Opgelet werd er een aantal vaste onderwerpen gebracht, waarbij ondermeer de discussie over een bepaald onderdeel uit de Bijbel, waarbij eerst het verhaal werd voorgelezen. Daarnaast werd er door een aantal luisterclubs een liedje gezongen, waarbij ze allen op het einde van het programma werden besproken en gewaardeerd door cantor-organist Frits Merthens. Bovendien waren er voor die tijd voortreffelijke vertelsters die de kinderen aan de radio geklonken hielden. In eerste instantie was dat mevrouw Goudt-Christiaanse en later wika Schruyer. Een wika was overigens een soort sociaal-werker, de afkorting stond voluit voor 'werker in kerkelijke arbeid'. Uiteraard werd in die tijd het programma van tevoren opgenomen om bepaalde opmerkingen, die niet binnen de doelstelling van het programma pasten, te kunnen wegsnijden. Legendarisch wat betreft deze montagemogelijkheden was destijds de anekdote die de assistent-programmaleider van de IKOR, de heer Schaaf, zich herinnerde, daarbij terugkerend naar de moraal van het eerste deel van mijn verhaal: "Een inleidster vroeg aan de kinderen waar naar zij dorst hadden. Het betrof een uitleg van een psalm en het antwoord had 'de hemelse gerechtigheid' kunnen zijn. 'Bier' zei de stem van een kind, als gevolg van een heldere ingeving, wat werd gevolgd door 'jenever' door een ander kind. Vervolgens kwam er een heel assortiment van lang niet alcoholvrije drank voorbij." Het snijmes was dapper genoeg om al deze zinnen weg te werken, waarna een probleemloos kinderprogramma alsnog kon worden uitgezonden en de luisterclubs dus niets merkten van al datgene, dat wel gezegd werd maar officieel niet bespreekbaar was binnen deze vrome gezinnen. Hans Knot, 23 juli 2016
  7. Wat waren het toch mooie tijden tegen het einde van de jaren vijftig en het begin van de jaren zestig van de vorige eeuw. Vaak was het zelfs twee keer per jaar dat we hét mochten beleven, en dan doel ik op de Derby der Lage Landen. De telkens terugkerende voetbalderby tussen het Belgische nationale team en de leeuwen van Oranje. Als ik mijn ogen sluit zie ik in gedachten de sportkrant achter de ramen van Tabakswinkel Klaasen aan de Korreweg in Groningen bijna tegenover ons woonhuis. Het was de maandag bijlage van het Algemeen Handelsblad, het latere Algemeen Dagblad. ‘Sport en Sportwereld’ bracht ons een echt uitgebreid verslag van de Derby met daarbij prachtige foto's. Niet alleen van de gespeelde wedstrijd maar ons ook een blik tonend op de enorme schare toeschouwers die, in het stadion waar de Derby werd gespeeld, aanwezig waren. Op de foto van de tribunes voornamelijk mannen gekleed in donkere jassen en voorzien van een hoed, die bij een doelpunt in de lucht kon worden gegooid. Bovendien hing er een wolk van rook boven de foto, voornamelijk veroorzaakt door dikke sigaren rokende oudere mannen. Mannen zagen, gelijk aan de vrouwen uit die tijd, er veel ouder uit op hun leeftijd dan nu – meer dan een halve eeuw later. Er kwam een moment dat de verslaggeving van de Derby, waarbij soms verrassende uitslagen waren te verwachten, niet langer alleen via de radio werden gebracht maar ook, het zei in zwart wit, er een - al dan niet live - verslag was te zien via de uitzendingen van de NTS, dat later NOS en weer later NPO zou worden benoemd. Het bleef voor mij echter een heerlijkheid de wedstrijden te blijven volgen via de radio omdat je op die manier, via de verslaggeving, jezelf een beeld kon vormen van het alles bepalende gevecht om de – toen nog – bruine leren bal. Vaak, ook in de jeugdboeken, was deze omschreven als het bruine monster. Ook in het voorjaar van 1966, in de maand april, was er een radio- en televisieverslag van de Derby gepland, die was toegewezen aan het Feyenoord stadion in Rotterdam. De voorbereidingen waren in volle gang toen op 13 april er in de media, destijds voornamelijk in de geschreven pers, werd bekend gemaakt dat de honderdste interland tussen Nederland en België, niet rechtstreeks via de Nederlandse televisie zou worden uitgezonden. Het bleek namelijk dat er geen toestemming aan de NTS was verleend tot uitzending van de wedstrijd omdat er in de lagere divisies van de Belgische Voetbalbond die betreffende zondag een normaal programma zou worden gespeeld. Ook was er een andere reden en wel omdat voor de wedstrijd in Rotterdam zeker nog 21.000 kaarten niet waren verkocht. Ook dit gegeven speelde destijds een belangrijke reden een wedstrijd niet via de televisiekanalen uit te stralen. De berichtgeving maakte heel duidelijk dat zelfs wanneer het stadion in Rotterdam geheel zou zijn uitverkocht er geen rechtstreekse uitzending zou zijn gezien de aanwezigheid van sluikreclame. Gelukkig, zo herinner ik me, heb ik op de bewuste zondag, naar de radio geluisterd naar een verslag van Dick van Rijn, die daarmee zendtijd van de AVRO vulde. We leerden uit zijn reportages ondermeer dat het voor het laatst in 1961 was geweest dat Nederland in het Rotterdamse stadion gewonnen had van de Belgen. Het stadion, met 60.000 voornamelijk staanplaatsen, was uiteindelijk geheel uitverkocht. Voor de wedstrijd was het een gezellige boel met het optreden van de Marinierskapel die een aantal marsen, zoals Koning Voetbal, en het lijflied van Feijenoord ‘Hand in hand kameraden’, ten gehore bracht. Bij dit laatste nummer werd in het stadion uit volle borst meegezongen iets wat ook duidelijk via de radio was te horen. Het vele publiek geloofde weer in het Nederlands Elftal – dat enkele slechte jaren achter de rug had. Men werd niet teleurgesteld want Nederlandse elftal won de wedstrijd met 3-1. In 1966 werden er in totaal 7 interlands gespeeld waarvan er 3 werden gewonnen, 3 werden verloren en 1 gelijkgespeeld. Vlak voor het weekend waarin de interland werd gespeeld was er een behoorlijke verhuizing, die plaats vond in Hilversum, afgerond. In de daaraan voorafgaande zes weken was in etappes aan de verhuizing van de gezamenlijke Fontotheek van de NRU (Nederlandse Radio Unie), waarin dus ook de toenmalige omroepen waren vertegenwoordigd, gewerkt. Tot aan de verhuizing waren de platen en banden op vijf verschillende plekken in Hilversum opgeborgen, waaronder in een bunker. Al het materiaal werd verplaatst naar het nieuwe gebouw op het Hilversumse Omroepkwartier. In een andere vleugel van ditzelfde gebouw had in december 1965 reeds de Muziekbibliotheek van de NRU zijn intrek genomen. Daarvoor, in oktober, werden daar de studio's voor het programma van Hilversum 3 in gebruik genomen. Ofschoon de inrichting, na de verhuizing, nog enige afwerking behoefde, waren dus vanaf medio april 1966 de Muziekbibliotheek en de Fonotheek, die zoals bekend hun diensten verleenden aan alle omroepverenigingen, de regionale omroepen, de Wereldomroep, de NRU en de NTS, bij de studio's van Hilversum 3 geconcentreerd. De verhuizing van de Fonotheek van de NRU betekende dat een voorraad van 150.000 78-toerenplaten, 60.000 45-toerenplaten, 50.000 LP's en 80.000 magnetofoonbanden dienden te worden overgebracht. Daartoe behoorden ook het zogenaamde geluiden-archief (met een assortiment van 10.000 geluiden) en het historisch archief met duizenden opnamen van historische waarde. Kortom, de grootste fonotheek van Nederland had destijds zijn bestemming voor de daarop volgende decennia bereikt. Hans Knot, 9 juli 2016
  8. Nu de maand juli 2016 een aanvang heeft genomen is het voor mij reden genoeg eens in de geschiedenis van de radio te duiken als het gaat om het jaar 1979, liefst 37 jaar geleden. In het begin van die maand werd bekend dat de voormalige voorzitter van de Adje Bouman Fanclub, Sieb Kroeske, na een periode van zes jaar, de Stichting Top 40 ging verlaten. Hij was ondermeer verantwoordelijk voor de dagelijkse leiding en de samenstelling van de Nederlandse Top 40 en de Tipparade. Het persbericht maakte melding van een overstap naar de platenmaatschappij Ariola, alwaar hij labelmanager voor het internationale repertoire zou worden. Opvolger bij de Stichting Top 40 werd Peter van Doorn, die daarvoor ruim zes jaar werkte voor de platenmaatschappij CNR als pers- en reclamechef. Die maand kon ik ook berichten dat op 1 juli om 12 uur precies de officiële uitzendingen waren begonnen van Radio Mi Amigo 272 vanaf een nieuw zendschip, de MV Magdalena. Het openingsprogramma werd verzorgd door Ton Schipper en was van tevoren op band opgenomen omdat het voor hem onmogelijk was naar het zendschip te komen. De opening werd vooraf gegaan door een nieuwsbulletin waarin uitgebreid over de start van het station melding werd gemaakt. Een nieuwsblok dat die middag elk uur, op het hele uur, werd herhaald. Na het eerste uur was er een show met deejay Wim de Groot waarna de teleurstelling werd ingezet want vervolgens was er alleen non stop muziek te horen dat werd gedraaid door Kees Borrell en Otto. De gekozen frequentie zat ook lang niet iedereen lekker. Zo kwam er een klacht binnen van de organisatie achter Radio Bloemendaal. Men zou op de frequentie kunnen storen die door de PTT was toegewezen maar in werkelijkheid viel het mee en was er een verschil tussen beide frequenties van 16 kHz en een ander station dat ik de weekenden vanuit een gehucht in de buurt van Vlagtwedde kwam werd er gemeld dat de persoon achter Radio Nolan de zender had opgeschroefd naar de 269 meter om storingen te voorkomen. Op ditzelfde station werd in die tijd maandelijks de Freewave Informatie Show uitgezonden als ondermeer promotie voor het gelijknamige blad. Het is altijd weer leuk in de archieven van dit blad, dat al sinds 1978 bestaat, te duiken. Ik heb de eer al die decennia hoofdredacteur te zijn waardoor het mogelijk is ondermeer deze rubriek te vullen met tal van herinneringen. Zeg eens eerlijk, wie herinnert zich nog een actie voor Radio Friesland bij de afsluitdijk in de zomer van 1979? Op de kop van de Afsluitdijk hadden leden van de actiegroep ‘Teken voor Radio Friesland’ ruim 34.000 handtekeningen en 70 zogenaamde bijvalbetuigingen van verschillende Friese organisaties overhandigd aan de toenmalige minister voor Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk werd, Gardeniers. Zij was dus ook verantwoordelijk voor het omroepbeleid. Met de overhandiging wilde men de minister duidelijk maken dat Friesland met zijn dubbelcultuur niet genoeg had aan 1 uur zendtijd voor de regionale omroep. Volgens de actievoerders zou een aantal van zes uren per etmaal toereikend zijn. Het zou nog enige jaren duren alvorens het werd gerealiseerd. In die tijd kwamen er ook altijd de meest vreemde onderwerpen aan bod zoals eventuele omroepverkiezingen. Zo kwam er een werkgroep kwartaal-enquête van de subfaculteit Politicologie van de Vrije Universiteit van Amsterdam met gegevens naar buiten waarin werd gesteld dat de TROS, indien er in 1978 omroepverkiezingen waren geweest, met 21% van alle stemmen de grootste omroep zou zijn geworden. De AVRO kwam uit op 14%, de VARA op 13% en de NCRV zou 11% van de stemmen hebben gekregen. De KRO en de VOO kwamen niet verder dan 8% elk terwijl de VPRO en EO beiden op 4% kwamen. Of er 17% van de mensen niet zou hebben gestemd werd niet vermeld. Ook werd die maand bekend dat de medewerkers van de regionale Omroep Brabant de luisteraars meer bij de uitzendingen dienden te betrekken. Zo dienden de nieuwsdienst medewerkers bij de formulering van het nieuws meer rekening te houden met het lage opleidingsniveau van het merendeel van de luisteraars. Een en ander kwam voort uit een onderzoek gehouden door twee studenten bedrijfskunde aan de TH van Eindhoven. De luisteraars, de medewerkers en de correspondenten, behoorden, volgens de studenten, ook betrokken te worden in de beleidsorganen van de regionale omroep. Waar destijds ook vaak over werd geschreven was de zenderkleuring waarbij Hilversum 1 bijvoorbeeld als lichte muziek zender was aangekleed. In juli 1979 werd bekend dat het radiostation Hilversum 1, na het ingaan van de zenderkleuring, door meer mensen dan voorheen werd beluisterd. Het toenmalige popstation Hilversum 3 had minder luisteraars gekregen. Dit bleek uit een onderzoek dat in de periode van 22 april tot en met 5 mei 1979 bij 1000 personen in Nederland was gehouden. De metingen werden verzorgd door de afdeling Kijk- en Luisteronderzoek van de NOS. Men meldde, bij het vrijgeven van de cijfers, dat er wel voorzichtig mee om diende te worden gegaan met de uitkomsten: ‘een echt overzicht van de resultaten van de zenderkleuring kan pas in november worden verwacht wanneer er bij 5000 luisteraars metingen worden gehouden.’ En wat stonden er voor cijfers in het eerste voorzichtige onderzoeksverslag? De gemiddelde luisterdichtheid van Hilversum 1 was overdag gestegen van 3,5% naar 7,1%. Hilversum 3 daalde van 17.6% naar 15,8% en de luisterdichtheid van de toenmalige Hilversum 2 en 4 waren beiden nagenoeg gelijk gebleven. Radio Vaticaan zorgde ervoor dat in het zendstation een 500 kW zender in gebruik werd genomen en tevens dat er ook uitzendingen in het Pools werden opgestart. En dat was om vooral de landgenoten van de toenmalige Poolse Paus te kunnen bereiken, in een land dat voornaam katholiek was. Bedenk wel dat er veel, zo niet heel veel, is veranderd in de radiobeleving de afgelopen decennia. Hans Knot, 2 juli 2016
  9. Iedere 60-plusser kent ze nog wel, de diverse acties op school, waarbij vooral missie-organisaties het goede doel waren. Zowel de Christelijke als Katholieke organisaties werden daarbij op diverse manieren ondersteund. In het begin van de zestiger jaren, zo herinner ik me, werd er op de St. Ludgerdusschool aan de Tuinbouwdwarsstraat in Groningen zilverpapier verzameld voor de Mill Hill organisatie. Het was niet de bedoeling dat de massaal ingezamelde verpakkingen naar de missieposten gingen maar het werd te gelde gemaakt. Zilverpapier bestond uit een tin legering dat werd omgesmolten om opnieuw te kunnen worden gebruikt. De opbrengst werd daarna in de missiekas gestort. Hemelsbreed slechts 500 meter meer richting het centrum van de stad Groningen was er in de maand maart 1971 een opmerkelijke andere inzamelingsactie waar we dit keer bij stil staan. De actie werd gevoerd op het Christelijke Wessel Gansfortcollege, destijds gevestigd aan de Grote Rozenstraat 38. De actie werd ondermeer gevoerd tijdens een feest voor leerlingen, personeel en buitenstaanders, waarbij de opbrengst ten goede kwam voor het werk van een Nederlandse Kapucijnenpater in Chili, een man met de wel klinkende naam Jan Janssen. De actie van de leerlingen en stafmedewerkers van de school was bedoeld om het werk van het radiostation, Las Voz de la Costa, gevestigd in de Chileense provincie Osorno, te ondersteunen. Een radiostation dat zich vooral richtte op minderheden – met nadruk op de Mapuche Indianen. Van alle gelden die het feest en andere acties op de school opbrachten, kon de missieorganisatie transistorradiootjes aanschaffen die onder de inwoners in Osorno werden verdeeld om groepsgewijs naar de uitzendingen van Las Vos de Costa te kunnen luisteren. In het gebouw van de school, dat al jaren in gebruik is van de Pedagogische Wetenschappen van de Rijksuniversiteit, was in de bibliotheek een hele week lang een tentoonstelling waarin foto’s en lectuur over Latijns Amerika, en over het werk van de paters Kapucijnen in Chili in het bijzonder, waren te zien. Om niet al te storend te zijn voor de voortgang van de lessen was de tentoonstelling slechts 1,5 uur per dag geopend. In de lessen was er trouwens ook aandacht voor de actie, zoals in de aardrijkskundelessen. In de aula, waar ondermeer de reguliere muzieklessen plaatsvonden, was een groot deel die week ingericht als een soort van drive-in-bioscoop waar documentaires vertoond werden over de eerder genoemde Mapuche-Indianen. Het meeste materiaal was trouwens afkomstig van de paters Kapucijnen, die hun klooster in Tilburg hadden. Het was natuurlijk voor die tijd heel vreemd dat een dergelijke actie voor Katholieke paters werd georganiseerd vanuit een Protestantse school. Het was de geschiedenisleraar J. Koyck, die twee jaar later de school zou verlaten voor een baan op het Willem Lodewijk Gymnasium, die het initiatief had genomen en een werkgroep had gevormd waarin ook een aantal leerlingen werd betrokken bij de voorbereidingen en organisatie. In een gedenkboek over de geschiedenis van de school, dat enkele jaren geleden uitkwam, zijn slechts een paar pagina’s gericht op de tijd dat het Wessel Gansfort College in de Grote Rozenstraat was gevestigd en is over deze actie dus helemaal niets terug te vinden. Namens de leerlingen zaten Tonnis van Ham, Cor von Meyenfeldt, Wim Wolff en Joop de Boer in de werkgroep. Bij het doorspreken van diverse potentiële projecten vond men dit project het best gemotiveerd en het meest concreet. Bovendien hoopte men met dit project de aandacht te vestigen op de problematiek van de Derde Wereld. Mede in verband daarmee was ook contact opgenomen met de Interkerkelijke Vredeswerkgroep, die dergelijke acties stimuleerde. Er waren rond die tijd 650 leerlingen aan de school verbonden. Tijdens de feestelijke vrijdag in maart 1971 waren er van twee uur in de middag tot elf uur in de avond allerlei activiteiten in het gebouw aan de Grote Rozenstraat. In diverse klaslokalen werden er competities op het gebied van allerlei spelen gehouden en in de aula was een heus rad van avontuur opgesteld waarbij allerlei leuke prijsjes konden worden verdiend. Ook was er ruimte voor informatiestandjes over de problematiek van de Derde Wereld. Verder was er een optreden van de schoolcombo en 's avonds kwam de Hoogkerker beatgroep The Black Shadows de dansavond verzorgen. Tussen de muziek door waren er optredens van de schooltoneelgroep waarvoor ook thema's uit de Derde Wereld waren gekozen. De heer Koyck vond dat de actie niet tot de school beperkt hoefde te blijven. De deuren gingen daarom ook open voor de buurtbewoners en andere relaties van de scholieren en de school. Op die manier dacht men via kleine en grote bijdragen de nodige transistorradio’s te kunnen aanschaffen. Voor tweeënzeventig gulden kon op die manier een twintigtal gezinnen leren lezen en schrijven, want de radio werd op een centrale plek neergezet zodat gezamenlijk kon worden geluisterd en geleerd. Door de verkoop van foto's door de fotoclub van de school en door de verkoop van drankjes tijdens het feest dachten de organisatoren vijftienhonderd tot tweeduizend gulden bij elkaar te krijgen. Ik heb slechts een lid van de werkgroep na 45 jaar kunnen traceren en wel Cor, wat niet zo moeilijk was met een afwijkende achternaam. Hij reageerde dan ook op een e mail met: ‘Er is maar één Cor von Meijenfeldt en dat ben ik. En ik heb inderdaad op deze school gezeten en aan veel acties meegedaan.’ Maar op de vraag of hij zich nog iets herinnerde betreffende de opbrengst van deze actie stelde hij: ‘Ik zou dat echt niet meer weten. Wel dat we voor Radio La Voz de la Costa geld inzamelden (voor een pater op een protestantse school, toch wel opmerkelijk!), maar niet hoeveel geld en toestellen dit genereerde.’ De activiteiten van La Voz de la Costa begonnen dus door een actie van de pater Jan Janssen die in totaal in den lande voor vier ton bijeen schooide; geld dat werd gestoken in de bouw van radiostudio, de aanschaf van een zender en apparatuur. Ruim 20.000 mensen werden daardoor betrokken bij het volgen van radio-onderwijs. Een kleine groep onderwijzers werd in staat gesteld een hele grote groep mensen via de radio te bereiken en op allerlei gebied hun kennis te verspreiden. Het meest verheugend van alles vond de heer Koyck destijds in 1971, dat het initiatief van een klein werkgroepje op school zo enthousiast ontvangen was. Met Cor von Meijfeldt is het ook allemaal goed gekomen gezien zijn prachtige loopbaan: ‘Na de middelbare school ben ik in Wageningen afgestudeerd in de tropische bosbouw en sinds die tijd werk ik, steeds bij een of ander onderdeel van de of een overheid, op het gebied van bos, natuur en landschap, in binnen- en buitenland.’ Het bisdom Osorno zat in de jaren vijftig van de vorige eeuw echt verlegen om priesters en het was de toenmalige eerste bisschop Fray Francisco Valdes Subercaseaux, afkomstig van de congregatie Kapucijnen, die op het idee kwam in verschillende delen van Europa priesters van zijn congregatie op te roepen te komen helpen in Chili. In 1958 kwamen de eerste Nederlandse missionarissen in het land aan en vonden hun kerken in Quilacahuín en San Juan de la Costa. Het was een gebied waar absolute armoede heerste en tevens een hoge graad van analfabetisme. Ook was er sprake van ondervoeding, kindersterfte en lage levensverwachting en grote werkloosheid. Het vele werk en grote inspanningen van de missionarissen was vooral gericht op het bijdragen aan de sociale en culturele promotie; het overwinnen van de isolatie met de grote steden; het verbeteren van de moeilijke toegang en de lage wegendichtheid. Om deze geïsoleerde mensen in deze gebieden te doen integreren werden de Kapucijnen vooral geïnspireerd door het werk en de ervaring van Radio Sutatenza in Colombia. Het bracht een vorm van onderwijs op afstand, waarbij de radio en dus de ether werd gebruikt. In Chili werd vervolgens de Radio Stichting School op gericht met als doel via de radio de bevolking op een hoger intelligentie niveau te kunnen brengen middels voornamelijk educatieve programma’s. La Vos de la Costa begon op 10 augustus 1968 met haar uitzendingen. Eerst werd het programma op beperkte schaal beluisterd, want in de meeste dorpen was er geen geld om een radio aan te schaffen voor gezamenlijke beluistering. Het niet aanwezig zijn van radio’s kwam niet alleen door economische omstandigheden maar ook door gebrek aan elektriciteit. Wie geïnteresseerd was in de alfabetiseringscursussen kreeg een radio voor hun dorpsgemeenschap aangeboden en zelfs accu's om ze te kunnen laten werken. Maar er waren dus veel te weinig radiotoestellen om het project tot een groot succes te brengen en het was daar ondermeer dat pater Jan Janssen met het initiatief kwam om in den lande en dus ook in Groningen, scholen te benaderen om voor dit doel inzamelingsacties via ondersteunende feesten te organiseren. En met succes want beetje bij beetje werd het doel van het radiostation bereikt en werd vele analfabeten de nodige kennis bijgebracht zodat ze of een vervolgstudie of een goede baan konden krijgen. We zijn inmiddels 45 jaar verder en La Vos de la Costa bestaat nog steeds en staat nog altijd voor hetzelfde doel maar daar is zeker ook in de loop van de afgelopen decennia de strijd voor gerechtigheid en het leven in een zo goed mogelijke democratische omgeving bijgekomen. En het idee van het radiostation van destijds heeft zich ook verspreid over allerlei andere Latijns-Amerikaanse landen, waar ook dergelijke stations zijn opgericht. Daar kunnen ook de oud leerlingen van de Wessel Gansfort College in Groningen trots op zijn. Via internet is het radiostation trouwens te beluisteren: www.radiovozdelacosta.cl Hans Knot, 25 juni 2016
  10. Ik neem U mee terug naar het begin van het jaar 1967. De Nederlandse omroepen vielen nog steeds onder de NRU, dat stond voor de Nederlandse Radio Unie. Vanuit zee was het vooral Radio Veronica dat vele Nederlanders deed afstemmen op de 192 meter en dus niet of veel minder op de publieke omroepen. Op een van de vele Nieuwjaarsbijeenkomsten in het Hilversumse, in dit geval die van de NRU, wees de toenmalige voorzitter mr. A.B. Roosjen op de moeilijke financiële situatie waarin de omroepen zich volgens hem bevonden. Hij haalde een aantal punten naar voren waarop zijn vermoedens berusten. Zo waren in 1966 de hoogte van de inkomsten op de luistergelden gelijk gebleven, maar waren de loonkosten in de daaraan voorafgaande drie jaren met 40% gestegen. Hij meende dat indien het niveau van de programma’s in 1967 gelijk zou blijven, dat het de verwachting was dat de radiopoot eind van dat jaar ‘rood’ zou schrijven, mede gelet op het gegeven dat de na de Tweede Wereldoorlog opgebouwde reserves waren opgebruikt. Bij de begrotingsdebatten in 1966 had de toenmalige minister voor CRM, Vrolijk, dan wel voorgesteld dat de luistergelden zouden worden verhoogd als de inkomsten uit de in te voeren reclamegelden niet voldoende zouden zijn. Zoals al eerder door mij beschreven werden reclamespots voor het eerst in 1968 op de radio gehoord en dus diende men op de inkomsten te wachten, wat ook volgens de voorzitter van de NRU het geval was met een eventuele verhoging van de luistergelden. mr. A.B. Roosjen (foto Jo van Bilsen) In Hilversum was het een groot raadsel waarom nog steeds niet tot invoering van radioreclame was overgegaan, immers was in oktober 1965 Hilversum 3 al van start gegaan en was in eerste instantie de verwachting dat de invoering van reclame gelijk zou lopen met de start van het zogenaamde popstation. Echter waren er de nodige problemen geweest. De vernieuwde omroepwet gaf aan dat er een maximum aan 24 minuten zendtijd voor reclamespots per radiostation mocht worden geprogrammeerd, te brengen rond de top van het uur. In de reclamewereld was men het hier echter niet mee eens want men wilde de spots tussen de muziekplaten door, zoals ook bij Radio Veronica gebeurde, ten gehore laten brengen. Ook het gegeven dat dit station nog steeds vanaf zee actief was betekende voor de reclamewereld dat men helemaal geen haast had knopen door te hakken, hoewel in december 1966 wel bekend werd dat de eis de spots te verweven in de programma´s eventueel zou komen te vervallen. Mr. Roosjen merkte tevens op dat de NRU bereid was 80 seconden voor en na de bulletins van de Radio Nieuwsdienst reclame te willen brengen. Eén van de andere problemen, die hij aanhaalde, was de confrontatie die er betreffende de zendtijdverdeling was ontstaan. Sinds de TROS met drie uur zendtijd per week was toegelaten tot de ether had deze organisatie inmiddels meer dan 10.000 leden, waardoor de verwachting was dat per 1 oktober 1967 deze omroep zou komen te vallen onder de categorie C-omroepen die 10 uur zendtijd per week mochten vullen. De NRU zou in het najaar van 1967 een verruiming krijgen van 10 uur aan radiozendtijd, dit om haar minimumzendtijdpercentage van 15%, zoals destijds omschreven in de omroepwet, te kunnen effectueren. Ook werd het duidelijk tijdens de Nieuwjaarsbijeenkomst dat als het kabinet zou besluiten niet over te gaan tot zendtijduitbreiding op de toen bestaande drie radionetten de toenmalige grote omroepverenigingen, KRO – NCRV – AVRO en VARA, hun zendtijd met liefst 17 uur per weg zou inkrimpen. Wat de verdeling van televisiezendtijd betreft was de groei tot C-omroep van de TROS niet zo’n probleem want men kreeg een wekelijkse zendtijduitbreiding van 1 naar 2,5 uur zendtijd. Het was de bedoeling dat de NTS, de Nederlandse Televisie Stichting en dus het zusje van de NRU, daarvoor zendtijd zou inleveren. De omroepen weigerden namelijk zendtijd voor de TROS beschikbaar te stellen voor televisie-uitzendingen. De NTS bezat op dat moment 40% van de totale zendtijd en daar had men geen problemen met het inleveren van 1,5 uur per week. De ernstige gezichten van de omroepbonzen tijdens de Nieuwjaarstoespraak waren trouwens snel verdwenen toen kelners rondgingen met de nodige borrels en men kwistig gebruik kon maken van de voorraad sigaren en sigaretten die op de diverse tafels in glazen stonden uitgestald. Hans Knot: 18 juni 2016
  11. de redactie

    Hans Knot: CAI Groningen

    De duizenden televisieantennes, die in de binnenstad van elke stad in 1971 nog steeds op de daken stonden, waren voor veel liefhebbers van stedelijk schoon een bron van grote ergernis. Zij vonden de antennes ‘lelijke harken’ die het stadsbeeld in hoge mate ontsierden. Rond die tijd verdween er af en toe een ‘hark’ van de daken – al dan niet door stormachtig weer als oorzaak. Maar er waren meer mogelijkheden om de antennes te laten verdwijnen, zoals in de Martinistad Groningen. Ambtenaren van de gemeente Groningen oriënteerden zich namelijk over het aanleggen van een centrale antenne-inrichting, waarop alle televisies en radiotoestellen zouden kunnen worden aangesloten. Bovendien hadden rond die tijd zowel de leden van de Tweede en Eerste Kamer een wetsontwerp aangenomen, waardoor het mogelijk werd van overheidswege een Centraal Antennes Systeem (CAS) voor het gehele land in te voeren. Verschillende grote en middelgrote gemeenten in Nederland waren al druk bezig met de invoering van een centrale antenne-inrichting. Het Groninger college van B. en W. stelde in de wekelijkse vergadering begin maart 1971 met deze ontwikkelingen niet te willen achterblijven. Aan de toenmalige wethouder drs. M. J. van den Berg werd opgedragen zich over de eventuele realisering van een dergelijk systeem in de stad Groningen te gaan beraden. Hij had klaarblijkelijk gerekend op deze opdracht, immers zat het onderwerp in zijn portefeuille, want hij gaf staande de vergadering, zijn eerste aanzet: “Die harken op de daken ontsieren het stadsbeeld en moeten eigenlijk verdwijnen. Er zijn verschillende mogelijkheden om dit te bewerkstelligen. In de nieuwe stadswijken wordt het ontvangen van radio- en televisiesignalen al door het gebruik van centrale antennes, gedaan.” Van den Berg doelde hierbij op de drie wijken die toen al grotendeels waren afgebouwd: Selwerd, Paddepoel en Vinkhuizen. “Voor de binnenstad bestaan er meerdere manieren en uiteraard is ook nog de landelijke ontwikkeling met het Centrale Antennesysteem gaande.” Volgens de toenmalige versie van de omroepwet waren er twee mogelijkheden een systeem voor de stad Groningen in te stellen. De eerste was dat het gebeurde onder supervisie van de NOS, en de tweede dat de steden een en ander zelfstandig tot ontwikkeling zouden brengen. Aan de toekomst voor de regionale omroep RONO, een voorganger van RTV Noord, had de wethouder ook gedacht: “Er liggen bij een centrale antenne-inrichting mogelijkheden voor regionale televisie, maar daarover moet ik mij nog verder oriënteren.” Het duurde echter nog 24 jaar alvorens er echt sprake kon zijn van regionale televisie voor de provincie Groningen want in 1995 werd de naam van Radio Noord veranderd in RTV Noord. Ook de stedenbouwkundige adviesraad hield zich in die tijd bezig met de bestrijding van de antennes. Zo gaf dhr. J. H. Zeeven, lid van die adviesraad, in een interview in het Nieuwsblad van het Noorden zijn mening over het antenneoerwoud. “De bedoeling van ons is om de burgerij in te schakelen bij het verfraaien van het stadsbeeld. We moeten van die verrekte rare dingen op de daken af. Antennes, die niet nodig zijn kunnen gemakkelijk verwijderd worden, als mensen in een bepaalde buurt maar zouden samenwerken. Wanneer door de gemeente een centrale antenne- inrichting voor de hele stad zou worden ingesteld, zijn we natuurlijk helemaal klaar.” Maar het ging allemaal minder snel dan verwacht want de regelgeving in ons land had destijds de nodige beperkingen voor het verspreiden van radio- en televisiesignalen. Vanaf 1970 kon dan wel een machtiging worden aangevraagd voor de aanleg en exploitatie van een gemeenschappelijke antenne-inrichting, de zogenaamde GAI. Dit betekende een kabelnetwerk bestemd voor een kleine groep woningen. Ook was het mogelijk vergunning te verkrijgen voor de aanleg en exploitatie van een centrale antenne-inrichting, een kabelnetwerk bestemd voor wijken, plaatsen of hele gemeenten, de zogenaamde CAI. Een dergelijke machtiging kon verkregen worden als aan technische en administratieve voorwaarden werd voldaan. Een CAI mocht in principe niet groter zijn dan 100 aansluitingen en na het kruisen van een weg mocht het signaal niet meer worden versterkt. Een CAI was beperkt tot de gemeentegrens. Gedurende de jaren 70 en 80 van de vorige eeuw werden in vrijwel alle gemeenten een of meer kabelnetten aangelegd; maar per aansluitgebied werd slechts één machtiging aan een woningcorporatie of bedrijf verleend. Geleidelijk aan kwamen de kabelnetten in exploitatie bij gemeentelijke diensten. Vaak kwam dat omdat woningcorporaties de rechten voor hun GAI overdroegen aan de gemeente waarin de coöperatie actief was. Later werden de regels verruimd en mochten de kabelnetten van gemeenten worden gekoppeld en konden ze samen van één ontvangstation gebruikmaken. In Groningen werd voorzichtig het kabelnet opgezet en toen jaren later de lokale radio eindelijk op 12 november 1984 de lokale radio via de kabel van start ging dienden de vrijwillige medewerkers ook nog maar eens af te wachten of er luisteraars waren die afstemden op de programma’s. Het geval was dat de schrijver van deze rubriek de eerste presentator was in de ochtend en het luisterpubliek herinnerde aan het gegeven dat de uitzendingen werden verzorgd via het informatiekanaal van de televisie van het kabelnetwerk in Groningen. Het zou nog maanden duren alvorens het signaal via de kabelradio was te ontvangen. De programma’s werden verzorgd vanuit een voormalig schoolgebouw aan de Donderslaan in Groningen waarbij een deel van Radio Stad voornamelijk muziekprogramma’s waren maar ook aandacht werd besteed aan actualiteiten en er tevens programma’s waren voor minderheden. Daarover een andere keer meer. Hans Knot, 11 juni 2016
  12. We gaan de terug naar de zomer van 1970 en als ik een paar namen van de volgende dames noem zal het merendeel van de lezers er helemaal niets van begrijpen als ik stel dat deze vrouwen van groot belang waren voor het runnen van een radiostation vanaf internationale wateren. Want wie kent Florence Oudenbroek, Thin Shan Hasiang Shanfa, Lisa Christiansen of Gerrie Preuss? Het zijn vier van de acht vrouwen die gekleed gingen in een prachtig kostuum dat toebehoorde aan de marine van een land dat niet gelegen is aan een zee maar daadwerkelijk wel een eigen vloot had, zover bekend bestaande uit één boot. Deze marine was speciaal in het leven geroepen nadat de International Broadcasters Society (IBS), onder leiding van de Canadees Timmy Thomason, begin 1970 bij de regering van het land besprekingen had gevoerd met als doel een vlagregistratie bij het land te verkrijgen zodat een toekomstig zendschip in internationale wateren zou kunnen functioneren onder de Liechtensteinse wetgeving. Men ging in Vaduz, de hoofdstad van de ministaat, akkoord met niet alleen de registratie maar ook met het oprichten van een speciale marine-eenheid die functioneel zou gaan worden aan boord van de MV King David. Dit was destijds de nieuwe naam voor de voormalige Groninger coaster, 32 jaar eerder gebouwd, die eerder onder de namen MS Tiny en, na herdoop, MS Zeevaart als vrachtschip dienst deed. Opgelegd in de haven van Groningen werd de coaster aangekocht en daar zowel als elders omgebouwd voor haar nieuwe doel, het brengen van muziek, charitatieve boodschappen als wel religieuze programma’s. Zoals gesteld was het de IBS die achter de organisatie van Capital Radio zat en kantoor had in Bussum, terwijl ook een bijkantoor in New York was gevestigd. De IBS was een organisatie die een beroepsvereniging heette te zijn van radio- en televisiemensen als wel organisaties in de gehele wereld. Volgens Thomasson waren er rond de 2000 mensen aangesloten bij de IBS verdeeld over ongeveer 100 landen, terwijl er in Nederland weinig belangstelling voor het werk van de IBS zou zijn. De IBS werd in 1960 opgericht door de Canadees en Berthe Beydels, een voormalige omroepster van Radio Nederland Wereldomroep en die tevens had gewerkt bij Radio Luxembourg en de AVRO. In 1962 trouwde Beydels met Thomasson. Ieder jaar werd er door de IBS een Award uitgereikt aan een van de meest belangrijke mensen van dat jaar binnen de radio-industrie en zo was het eind jaren zestig één van de Veronicadirectieleden, Hendrik (Bull) Verweij, die de eer kreeg deze onderscheiding in ontvangst te nemen. De vraag was echter of Radio Veronica ook lid was van de IBS. In de voorzomer van 1970 antwoordde zijn broer Dirk Verweij, die ook in de directie zat, dat dit niet het geval was. “Ik denk dat bepaalde kerken achter de organisatie van de IBS zitten. Wij zijn destijds benaderd om lid te worden van de IBS. Aanvankelijk bestonden er niet veel bezwaren tegen, omdat het kennelijk een normale vereniging van grote radiostations was. Later bleek dat de vereniging volgens ons van karakter was veranderd. Misschien is het een dekmantel. Wij hebben in elk geval besloten geen lid te worden van de IBS, sterker nog we willen er helemaal niets mee te maken hebben.” Vreemd genoeg was het Berthe Beydels die de pers in juni 1970 uitgebreid ter woord stond in het nog niet volledig ingerichte kantoor in Bussum, waarbij een van de aanwezige journalisten vermeldde dat er meer zakken cement dan grammofoonplaten aanwezig waren in het pand. Over de lidmaatschappen stelde ze heel duidelijk dat er behalve de Gebroeders Verweij geen enkele andere Nederlander lid was. Ook organisaties als de Wereldomroep waren niet aangesloten bij de IBS. Volgens Beydals had dit vooral te maken met het conflict dat de reden was geweest tot ontslag van Thomasson bij de Wereldomroep. Een andere bekende radiomaker, Edward Startz van Radio Netherlands, kreeg de award in 1968 uitgereikt. King David In de berichtgeving over Capital Radio werd veelvuldig geschreven over een idealistische instelling maar nog meer over tegenspoed dat de organisatie had met het zendschip en haar uitrusting. Men was in een korte uitzendperiode meer niét dan wél in de ether en men werd tevens in verband gebracht met het in bezit hebben van wapens. Echter over de aanwezigheid van vrouwen op de King David, dat in 1970 enkele maanden voor de kust ter hoogte van Noordwijk in internationale wateren lag verankerd, verbaasde menig lezer van de diverse kranten bij het zien van foto’s die geschoten waren in de studio’s aan land als wel aan boord van het zendschip Slechts in enkele infobulletins van de International Broadcasters Society en enkele kranten werd eerder melding gemaakt van vrouwen, die actief waren binnen het radiostation aan boord van het zendschip en aan land. Daarbij werden ze op foto’s getoond terwijl ze ondermeer actief bezig waren in de landstudio van Capital Radio in Bussum. De luisteraar die zich enthousiast per brief richtte tot Capital Radio kreeg ook nog eens een boekje toegestuurd volop informatie en met diverse afbeeldingen van de voor de organisatie actieve dames. In de programma’s en enkele andere uitingen van Capital Radio werd de luisteraars duidelijk gemaakt wat de doelstellingen van de IBS en dus ook Capital Radio waren. ‘Het bieden van een alternatief ten opzichte van Europese regerings-radiomonopolies. Verder het aantonen hoe goedkoop en effectief radio kan zijn en de vrije radio in de praktijk brengen.’ De voornamelijk non-stop muziekprogramma’s werden herhaaldelijk onderbroken voor het voorlezen van andere doelstellingen, voornamelijk op algemeen menselijk gebied. Voorbeelden hiervan: ‘het redden van mensenlevens en het beschermen van menselijke waardigheid’ en ‘het bevorderen van gelijke kansen voor mannen en vrouwen’. Dit laatste werd dus duidelijk bewezen door de vrouwen zowel aan land als aan boord van het zendschip naast de mannen op voet van gelijkwaardigheid te laten werken. Voor velen werd de aanwezigheid van vrouwelijke Liechtensteinse mariniers aan boord van de MV King David heel duidelijk toen men in de maand november 1970 in het Journaal dan wel in de dagbladpers beelden zag van een aantal vrouwen dat vanaf het gestrande zendschip richting het strand een weg baande. Velen konden hun ogen niet geloven want vrouwen en radio was al uniek maar vrouwen op een radioschip was helemaal niet gebruikelijk in het decennium daaraan voorafgaand, toen tal van radiozendschepen verankerd lagen in internationale wateren in West Europa. Maar er waren veel eerdere momenten dat vooral in lokale en kleinere kranten toch wel aandacht werd besteed aan de aanwezigheid van vrouwen aan boord van de coaster. Zo diende op een bepaald moment het zendschip voor herstelwerkzaamheden al vrij snel de haven van IJmuiden aan te doen en door te varen naar Zaandam om daar werkzaamheden aan de dubbelgeklapte zendmast te laten verrichten. Het was op het ANP nieuws geweest dat het schip een veilige haven ging opzoeken en dus lukte het een verslaggever van ‘De Tijd’ een bezoekje te brengen aan de werf, waar hij ontdekte dat er vrouwen behoorlijk aan het werk waren om de buitenzijde het dekhuis op het zendschip van een nieuw verfje te voorzien. Hij hoorde op afstand al een hoge stem roepen tegen Gerry dat de pers niet ter woord mocht worden gestaan: “We mogen echt niets zeggen”, maar toch kwam een blonde vrouw van rond de 25 jaar – haar gezicht vol verf – richting de journalist om hem kort te spreken. Ze stelde zich voor als ‘Jerry’, dit omdat er ook Engelstaligen betrokken waren bij Capital Radio. Desgevraagd wilde ze wel stellen dat een ieder wel iets mocht zeggen tegen journalisten maar alleen tot op zekere hoogte: “Het geheel is een experiment dat grotendeels is geslaagd. Eerst werden we moeilijk geaccepteerd door de mannelijke bemanningsleden, maar tijdens een storm, toen het roer en de zendmast beschadigd raakten, hebben we getoond wat we waard zijn en sindsdien worden we gezien als volwaardige matrozen”. Gerrie had enige tijd in Canada gewoond en allerlei baantjes aangenomen, wat ook van haar collega’s kon worden gezegd daar ze van alles aanpakten om op een eerlijke wijze hun geld te verdienen. “Het werk is misschien dan wel mannelijk, zoals onderhoudswerkzaamheden, maar bij Capital Radio gaat men er vanuit dat het werk voor de vrouwen gelijkwaardig dient te zijn aan die van de mannen. Alleen dan niet op de Dolle Mina wijze, maar gewoon door het te doen. En het gaat op een ongelofelijke manier goed het samen te doen.” Naast de voornoemde acht vrouwen, die in toerbuurt met vier tegelijk aan boord zaten van de King David, bestond de bemanning uit een kapitein, een stuurman, twee man technisch personeel, een matroos en een kok. Desgevraagd bleek ook dat de mannen het experiment zeer geslaagd vonden. De vrouwen brachten in eerste instantie drie weken aan boord en drie weken aan land door maar na een aantal maanden van proefuitzendingen, veranderde dit op 1 september 1970 in twee weken aan boord en twee weken verlof aan wal. Natuurlijk heerste er, zoals gewenst aan boord van een willekeurig schip, een uitermate vorm van sterkte discipline. Andermaal Gerrie Preuss: “De discipline is als op elk schip erg streng maar toch voelen we ons een grote familie. Het is vreselijk gezellig maar toch dient er grote discipline te zijn.” En uitgehoord over het kostuum dat ze droeg stelde ze: “zwarte broek, wit overhemd, das en matrozenpet, alles volgens de normen van de Liechtensteinse marine. Sommige meisjes vonden dat in het begin niet zo leuk, maar nu wil niemand meer anders.” Later die middag vroeg de journalist van de Tijd of ze bereid was op de foto te worden gezet. Maar Timmy Thomasson, de directeur van Capital Radio, was inmiddels op de werf gearriveerd en gelet op de strenge regels betreffende contacten met de pers werd er meteen een afstandelijke houding aangenomen. Reden genoeg om hem aan de tand te voelen inzake zijn station: “Wij zijn voor ‘law-land-order’, noem het liberaal-conservatief. Wij zijn wel voor demonstraties maar niet op straat zoals met de langharigen op de Dam in Amsterdam. Deze langharigen liggen mij ook niet zo, maar dat is een persoonlijke mening. Wij zijn voor vrije onderneming en niet gebonden aan een politieke partij of een geestelijke stroming. Desondanks hebben we al enkele advertentie aanbiedingen van politieke partijen gekregen die graag ons radiostation als platform willen gebruiken. Wij willen het Europese publiek laten horen dat professionele, commerciële radio goede radio kan zijn.” In een ander teruggevonden krantenartikel kwam Bertha Beydals andermaal aan het woord betreffende de idealen die men voorstond en ze haalde een onderwerp aan dat niet eerder in een Nederlandse krant werd gepubliceerd. Ze stelde dat men zich bezig ging houden door mensen te redden in ontwikkelingslanden waarbij dit mede mogelijk werd via het oprichten van radiostations waarbij de programmamakers zich vooral voorlichtend bezig dienden te houden om mensen te kunnen redden. Ze stelde dat de IBS daarvoor nauwe contacten onderhield met de Action Cultural Popular in Columbia. Deze organisatie hield zich al sinds een aantal jaren bezig met het verzorgen van educatieve programma’s via de radio in het Zuid-Amerikaanse land. Beydals benadrukte in het interview dat de programma’s op Capital Radio in de toekomst niet dienden te worden gezien als bedelacties: “Wij komen met een geheel nieuwe vorm van ontwikkelingshulp. De mensen, die straks reageren op onze acties, geven niet alleen geld maar nemen met dat geld deel in een project. Later krijgen zij dat geld terug. Een volslagen nieuwe manier van ontwikkelingshulp, dat begrijpt U wel.” Andere vormen van publiciteit waarin Berthe Beydals naar voren trad als woordvoerster geven mij de indruk dat ze de populariteit van het station groter maakte dan het in daadwerkelijkheid was. Immers was het vermogen van de gebruikte zender zo laag dat goede ontvangst, als Capital Radio in de ether was, alleen goed was in de Randstad. In Groningen ontving ik het zelden in redelijke kwaliteit en dan ook nog met behulp van praktisch goede middengolf ontvangstantennes. Zo stelde ze na een week van reguliere uitzendingen dat honderden brieven per dag binnenkwamen op het postadres in Bussum: “Opvallend veel reacties krijgen we binnen van academici en mensen met een adellijke titel”, was een van haar uitspraken. In het interview werd haar ook gevraagd of er al reclamezendtijd was verkocht waarbij de suggereerde dat er sterke banden waren met een Engels kerkgenootschap dat dagelijkse zendtijd wenste te kopen. Een naam durfde ze niet te noemen daar er nog geen contract was getekend, wat daarna ook niet zou gebeuren. Wel was ds. Geert Toornvliet uit Bloemendaal die met bepaalde regelmaat was te beluisteren via de 270 meter. Hij bracht dus enig geld binnen bij Capital Radio, financiën die werden verkregen via oproepen aan de religieuze luisteraars die maar graag doneerden. Beydals werd in hetzelfde interview ook gevraagd naar potentiële grote vissen als de Coca Cola Company, een vraag die ze afdeed met: “Ik begrijp niet waar men zich druk over maakt. Tegenwoordig schijnt bij ieder project van deze omgang gezocht te worden naar grote organisaties en/of bedrijven die er financieel achter steken. Particulieren schijnen geen geld meer te kunnen hebben.” In de zomer van 1970 werd aan diverse journalisten een promotiepakket toegestuurd waarin door de IBS ondermeer gewag werd gemaakt van de opening van een prachtig kantoor van waaruit het secretariaat haar werkzaamheden kon gaan verrichten voor de IBS als wel voor Capital Radio. Mr. J. Mattiesing was benoemd tot General Manager en werd verantwoordelijk voor het dagelijks runnen van de organisatie. Als programma coördinatrice voor Capital Radio werd Liz Dalfsen aangesteld, die tevens de binnenkomende telefoontjes mocht opvangen. Verder had Mattiessing de beschikking over bekwame typistes en de voor die tijd modernste apparatuur. En ook in Bussum in het nieuwe pand aan de Elisabethgaarde, werden diverse activiteiten door diverse vrouwen verricht op voet van totale gelijkheid met de mannelijke collega’s. In de tweede week van november 1970 raakte het zendschip op drift en liep het op de kust. Duizenden belangstellenden kwamen op het gestrande zendschip op het strand bij Noordwijk af en vormde zich een enorme file. Ook in de duinen en op de boulevard van de badplaats waren velen, al dan niet voorzien van een fototoestel, aanwezig om een blik te vangen van dit radioschip met toch wel een heel vreemd uitziende antenne. Maar was het alleen de antenne die aandacht trok? Geruchten deden er alom de ronde binnen bepaalde kringen van de aanhangers van de zeezenders. Grote vraag was of het schip voor andere doeleinden werd gebruikt dan alleen het brengen van een idealistische boodschap. In eerdere instantie tijdens de voorbereiding van het project was de tender Kangeroo al eens een haven in Engeland uitgevaren zonder de douaneambtenaren op de hoogte te stellen van de lading aan boord, een aantal jeeps waarvan ook nog eens vage berichten de ronde deden over de inhoud van deze jeeps. Had de International Broadcasting Society misschien banden met landen waar men het niet zo nauw nam met de internationale voorwaarden betreffende de levering van wapenen aan bepaalde landen? Nieuwsgierigen genoeg in de dagen dat de King David op het strand lag. De bemanning was nog enige tijd aan boord gebleven maar op een bepaald moment besloten sommigen toch het zendschip te verlaten en verbaasd keken de vele op het strand en in de duinen aanwezige nieuwsgierige mensen hoe niet alleen mannelijke bemanningsleden de tocht van het schip naar de wal ondernamen maar ook een aantal vrouwen, gekleed in het vrouwelijke tenue van de Liechtensteinse marine, door het lage water richting de duinen waadden. Dat er meer aan boord van de King David was dan op het maken van radioprogramma’s gerichte apparatuur wist de gemiddelde belangstellende destijds niet totdat enige dagen later terug gegrepen werd in de dagbladpers op de stranding en melding werd gemaakt van de aanwezigheid van traangas en automatische wapenen – waaronder lichte en zware mitrailleurs. Decennia later werd de voormalige directeur van Capital Radio met de aanwezigheid van de wapenen aan boord van een zendschip dat vooral een charitatieve instelling tot doel had, geconfronteerd. Timmy Thomasson verdedigde zich met: “Het was het geval dat we ons onveilig voelden en we wilden voorbereid zijn op eventuele pogingen om het zendschip te kapen. Alle bemanningsleden, ook de vrouwen, waren er op getraind om daadwerkelijk tegen dergelijke acties te kunnen ingrijpen.” Onder andere bepaalde omstandigheden bleek de bemanning echter niet adequaat in te grijpen want de reden dat het zendschip strandde op de kust bij Noordwijk was simpel en alleen te weerleggen aan het gebrek van een machinist aan boord van de King David. Deze had tijdelijk het zendschip verlaten om thuis enkele zaken te regelen zonder duidelijke instructies achter te laten aan de vrouwen hoe de motor van de coaster was te starten. Hoezo, een gedegen training? Er was op dat moment wel een kapitein aan boord, de 47-jarige Leen Plug uit Amsterdam. Toen hij merkte dat het zendschip op drift was geraakt wekte hij Gerrie Preuss en andere collega’s. Het was Gerrie die contact opnam met Radio Scheveningen en de legendarische woorden: “Scheveningen, help, help” zou hebben geroepen. Maar verder zou er niet al te veel paniek zijn geweest. In totaal waren er op dat moment vier vrouwen en drie mannen aan boord en er werd nog wel geprobeerd het noodanker uit te brengen en werd er een poging ondernomen het schip onder zeil te zetten. Een aanbod tot assistentie van de bemanning van de sleepboot Hector, eigendom van de firma Wijsmuller, werd afgewezen daar men van mening was dat men het wel zou gaan redden. De wind was echter zo hard dat de MV King David zeer snel richting het strand afdreef, liefst 8 kilometer verwijderd van waar ze eerder die nacht nog was verankerd. Het jongste bemanningslid aan boord was de uit Amsterdam afkomstige Thin Shan Hasiang Shanfa Zij was slechts 17 jaar maar had totaal geen angst want volgens Gerrie Preuss riep ze bij herhaling dat we lekker naar het strand gingen en zich afvroeg of de koffie daar al klaar was. Nadat men op drift was geraakt had de dienstdoende kokkin, Florence Oudenbroek, nog rustig even een kopje thee in de kombuis gezet zodat een ieder even tot rust kon komen alvorens men de puinhoop aan boord kon opruimen, die was ontstaan doordat het schip dwars op de golven behoorlijk afwijkende bewegingen had gemaakt. Nog voordat het zendschip uiteindelijk op het strand liep was er toch een gewenste assistentie die werd verkregen door de ondersteuning van de bemanning van de reddingsboot Kurt Carlsen die de eerder genoemde dames en de Engelse matroos Richard Brown van het zwalkende schip haalden. De kapitein en een Britse ingenieur, die weigerde zijn naam te noemen, bleven op het schip achter. Terugkomend op de vermeende wapenen aan boord van de King David stelde de vrouw van directeur Thomason, Berthe Beydels, dat het mogelijk kon zijn dat de bemanning maatregelen had genomen ter voorkoming van de overtreding van de Nederlandse wetgeving, dit zonder in verder detail te treden. Later op de dag, nadat de stranding volop in het nieuws was geweest, stelde een woordvoerder van de P.T.T., ondermeer verantwoordelijk voor de opsporing van niet officieel geregistreerde zendapparatuur, dat er niet tegen de organisatie achter Capital Radio zou worden opgetreden omdat het ging om noodweer. Beydels sprak liever over een bedrijfsrisico en stelde dat het radiostation spoedig weer zou terug komen op de 270 meter. Noch de vrouwelijke bemanning, noch de mannelijke bemanning van de King David keerde voorgoed terug op het zenschip. Diverse pogingen werden ondernomen door ondermeer de eerder genoemde sleepboot Hector om het zendschip los te trekken van het strand, wat niet alleen direct mislukte, en dus vele pogingen zou duren, maar ook veel geld zou gaan kosten. Toen uiteindelijk het schip werd losgetrokken werd het versleept naar de haven van IJmuiden en men verwachtte dat het radiostation binnen een week weer in de ether zou komen. Het bleek echter dat alle gemaakte kosten bij lange na niet konden worden betaald en maanden duurde de strijd met de schuldeisers. In de voorzomer van 1971 besloot de IBS haar eigen faillissement aan te vragen. Alle vrouwen, uitgezonderd Berthe Beydels, waren toen al vertrokken bij de IBS. Hans Knot, 4 juni 2016
  13. In juni is het liefst 22 jaar geleden dat er een thematentoonstelling was in het voormalige Omroepmuseum aan de Amersfoortseweg in Hilversum. Het thema was: ‘de Nederlandstalige zeezenders’. De loop op het museum was in de periode dat de tentoonstelling was gepland zo groot dat de tentoonstelling nog met een aantal maanden werd verlengd. Veel van de toenmalige luisteraars van de zeezenders, zoals Radio Veronica, Radio Noordzee en Radio Mi Amigo, wisten goed de weg naar het museum te vinden om herinneringen op te halen en soortgenoten te ontmoeten. In de jaren daarna kwamen veel van deze personen met regelmaat bijeen tijdens de Radio Days en de verschillende reünies die op een aantal plaatsen in den lande werden georganiseerd. Liefst 42 jaar na de invoering van de zogenaamde anti-zeezenderwet zijn de herinneringen aan de tijd van de zeezenders zo sterk dat een groep personen op het idee is gekomen tot het inrichten en openen van een zeezendermuseum. Het blijkt dat sinds januari er een samenwerking tot stand is gekomen, waarbij ondermeer vertegenwoordigers van 192 TV (Bert van Breda), de Stichting Norderney (Juul Geleick en Ad Bouman) en Museum Rock Art (Jaap Schut) zijn betrokken. Men is druk in de weer te komen tot de opening van een ‘Veronica en zeezendermuseum’ in het gebouw van 192TV in Nijkerk. Lex Harding is één van de ‘drijvende’ krachten achter het project. Samen met de eigenaar van 192TV, Bert van Breda, is hij verantwoordelijk voor de uiteindelijke realisatie, dit samen met de mensen van museum RockArt in Hoek van Holland. De laatsten hebben immers veel kennis over het inrichten van een dergelijk museum en over deze materie in huis. Willem van Kooten en Bull Verweij tijdens opening tentoonstelling 1994 De Stichting Norderney zal medeverantwoordelijk zijn voor het aanleveren van veel informatie uit hun omvangrijke archief betrekking hebbende op Radio Veronica en andere zaken. Daarnaast zullen voormalige medewerkers van andere zeezenders hun medewerking gaan verlenen. Men is van mening – en terecht – dat de periode van de zeezenders niet is afgelopen bij de indiensttreding van de wet in september 1974 en er dus ook aandacht in het toekomstige museum dient te komen voor de radiostations die daarna vanuit internationale wateren actief zijn geweest. Ook heeft men al een flink aan artiesten benaderd die bereid zijn om een steentje bij te dragen. Immers hebben velen hun populariteit te danken aan de stations uit die tijd. De samenwerking dient uit te monden in een permanente tentoonstelling in het museum. Uiteraard, gelet op de betrokken personen, zal er veel over de geschiedenis van Radio Veronica als zeezender te zien en te horen zijn. Ook werd er gedacht in de toekomst vanuit het gebouw van 192TV in Nijkerk radio-uitzendingen te gaan verzorgen op speciale dagen. Het ligt in de bedoeling ook een aantal thema zaaltjes in te richten, zoals over de geschiedenis van de Nederlandse Top 40, over 1967: ‘the summer of love’, over de grote actie ‘Veronica blijft als U dat wilt’ en een over de Nederpop. Uiteraard zal er ook een filmzaaltje worden gepland, waar diverse films van en over bijvoorbeeld de zeezenders te zien zullen zijn. Het streven is om het geheel in Nijkerk in première te laten gaan op 31 augustus aanstaande. Een groot voordeel van de keuze voor Nijkerk is dat het centraal is gelegen in Nederland. Het lijkt mij nostalgie van de bovenste plank. Hans Knot, 28 mei 2016
  14. de redactie

    Hans Knot: Hitweek

    Mijn overdenking gaat vandaag over de kracht die in de late jaren zestig en begin jaren zeventig uit ging van sommige bladen gericht op de toenmalige jeugd, de babyvoortboomers. In mijn archief zitten duizenden en nog eens duizenden artikelen over de ontwikkelingen van de radio in dezelfde jaren zestig en zeventig en bij de overdenking kwam ik toch al vrij snel bij de uitgave van Hitweek. Daarin waren allerlei ingezonden brieven en artikelen te lezen van dezelfde babyboomers, die het allemaal beter wisten en daar ook duidelijk mee naar voren kwamen. Het was ook het sterke aan Hitweek, dat in Amsterdam Zuid werd gemaakt, Men gaf de lezer volop ruimte om een eigen mening naar voren te brengen. Het leverde de meest aangename uitwisselingen van ingezonden brieven op, waarbij de lezers elkaar zeker niet spaarden. Maar ik kan u verzekeren dat door de ingezonden brieven en reacties mooie vriendschappen destijds ontstonden, waardoor decennia later er nog gesteld kan worden dat 'we hebben elkaar via Hitweek leren kennen'. Vriendschappen die tot de dag van nu nog steeds voort duren. Maar soms waren er ook mijmeringen terug te vinden waarvan je ze met grote vraagtekens las. Ik heb er een opgedoken waarvan ik het betwijfel over de naam van de schrijver een echte naam is of dat de naam er cynisch onder is gezet met een knipoog naar de grote Willem Vogt, een zeer belangrijke persoon in de vroege ontwikkeling van de radio industrie in Nederland. De kop bij het ingesloten artikel dient ook met een glimlach te worden gelezen. Want stel toch eens voor, met de zeer recentelijke bekrachtiging van de verandering in wetgeving waarbij het voor particulieren mogelijk wordt met laag vermogen buurtradio te maken via de middengolf, onze Mark Rutte een eigen station activeert vanaf de Hofvijver in Den Haag.
  15. de redactie

    Hans Knot: Radio 1980

    Mijmeren over de tijd van toen is het doel van het merendeel van mijn columns. Soms lijkt de tijd nog dichter bij dan het in werkelijkheid is. Maar liefst 36 jaren is het deze zomer geleden dat de Olympische Spelen werden gehouden in Moskou, waaraan een aantal landen weigerden mee te doen. Door een door de VS geleide boycot deden aan deze Zomerspelen, de eerste die werden gehouden in een communistisch land, slechts 81 landen mee. Nederland was wel vertegenwoordigd want, zo werd al vroegtijdig via de radio bekend gemaakt, een boycot zou helemaal niets uitmaken. Daarvan had men al geleerd toen men de Olympische Spelen in 1956 in Australië boycotte. Tijdens de Zomerspelen in Moskou werd tijdens de openingsceremonie door de Nederlandse afvaardiging geen Nederlandse maar Olympische vlag gedragen. Ik kan me trouwens niet herinneren of ik in dat jaar bewust geluisterd heb naar de programma’s over de Olympische Spelen in Moskou. Wat voor velen een dieptepunt was in het jaar 1980 was het zinken, in de maand maart, van de MV Mi Amigo, het zendschip van Radio Caroline waarop vele talenten hun eerste sprongen in de ether hebben gemaakt. Het werd die maand voor velen stil op de middengolf en uit protest werd er zelfs door een enkeling helemaal geen radio meer beluisterd. Wie herinnert zich nog de diverse capriolen van de landpiraat WMR tegen het einde van de jaren zeventig? Op 24 februari 1980 was de voormalige landpiraat World Music terug in de lucht en wel via legale basis via de zender van Radio Andorra op de 6215 kHz. De uitzendingen van het programma waren iedere zondagavond van 22 tot 23 uur GMT te beluisteren met deejays Paul Dane en Lee Alvin. World Music Radio werkte in dit programma samen met de organisatie achter het World Radio and TV Handboek, die ook een eigen rubriek met actualiteiten rondom diverse stations in het programma had. WMR nam destijds de uitzenduren van Radio Scandinavia over, die de uitzendingen via Radio Andorra tijdelijk had stopgezet wegens te slechte ontvangst in Zweden. Ook in 1980 was men in Griekenland niet tevreden als het ging om verschillende zaken. De algemene opinie in het land, na de val van het kolonelsregime in 1974, was dat de censuur op het radiogebeuren voorbij zou zijn. Niets was echter meer waar. Begin 1980 werd de toen nieuwste elpee van de Griekse artiest Manolis Mitsias door militairen gerunde station YENED geweigerd op grond van het feit, dat drie van de elf tracks anti-Amerikaanse teksten bevatten. Commentaar van YENED vertegenwoordigers was, dat men het luisterpubliek probeerde te verdedigen tegen demoraliserende teksten. Ook verklaarde men, dat men alleen landelijke en geen internationale artiesten boycotte. In december 1979 presteerde het station ERT om 80% van de lokale artiesten uit het programmapakket te gooien. Na grote oppositie van het Griekse luisterpubliek werd de boycot ingetrokken. 1980 was de tijd dat er nog bij lange na niet regionale radio was, laat staan dat er heel veel zendtijd was. Ik vraag me af of (oud)-medewerkers van Radio Noord nog weten dat men eind maart 1980 2 ½ uur extra zendtijd had gekregen. Dit in verband met het toch in stand houden van het allerlaatste ouderwetse restaurant Frigge in de Herenstraat in Groningen. Uitgebreid werd over het ouderwetse uitgaanscentrum van Groningen gepraat, wat muzikaal werd omlijst door het zigeunerorkest Tata Mirando. Frigge bestaat inmiddels al jaren niet meer. Radio Kootwijk Financieel ging het in vele landen ook zeer slecht. Dit betekende dat her en der diende te worden bezuinigd en de Britse regering had een speciale commissie ingesteld die zich niet alleen diende bezig te houden met aanbevelingen op het punt van inkrimping van het aantal ambassades en consulaten, maar zich ook diende te buigen over de toekomst van de BBC World Service. Deze organisatie was destijds hard aan kapitaalinvestering toe. Het zenderpark was voor het grootste deel sterk verouderd, studio's eveneens. Geld voor verbeteringen, zo dacht de commissie, kon worden gevonden door inkrimping van het aantal uren in de Engelse taal en door het laten vervallen van de uitzendingen in talen van ‘bevriende volkeren’. Dat was echter tegen de zin van de programmamakers, die hun werk ondergeschikt zagen gemaakt aan overwegingen van buitenlandse politieke aard. De BBC vroeg het publiek om te reageren wat zij van de aanbevelingen van deze zogenaamde ‘Think Tank’ vonden. De respons was overweldigend, zeker als je in aanmerking neemt, dat het vermoedelijk zeer omvangrijke publiek achter het toenmalige IJzeren Gordijn en in China niet naar London mochten schrijven. Het rapport van de commissie verdween echter onder tafel, nadat de BBC een bedrag van 24 miljoen Pond kreeg toegewezen voor technische investeringen. Het zou niet bij de laatste rapportering blijven en de daarop volgende decennia werd er nog bij herhaling in budgetten geschrapt. In Amerika werd intens geluisterd naar de World Service en opmerkelijk was een schrijven van een luisteraar uit de VS die op een dag via de Engelstalige service werd voorgelezen. De BBC had, bij afwezigheid van een Britse correspondent, op een bepaald moment gebruik gemaakt van een Amerikaanse journalist voor een reportage uit een Afrikaans land. De luisteraar waarschuwde in zijn brief dat er nooit meer door de BBC gebruik mocht worden gemaakt van een Amerikaanse journalist om de eenvoudige reden dat dezen allemaal onbetrouwbaar zouden zijn. In maart 1980 was het niet alleen de boven het water uitstekende zendmast van de gezonken Mi Amigo die op foto´s in kranten verscheen, maar er werd ook bericht over het neerhalen van de laatste grote zendmast die nog op Radio Kootwijk, het voormalige zenderpark in de directe omgeving van Apeldoorn stond. De 212 meter hoge mast werd op 22 maart opgeblazen. De stalen constructie was het laatste restant van het in 1923 geopende zendstation dat de verbinding onderhield met Bandoeng in het toenmalige Nederlands Indië. De zes masten van het oorspronkelijke zenderpark werden in 1945 door de Duitse bezetter opgeblazen. Na de oorlog werden uit de restanten twee nieuwe masten gebouwd. In 1966, toen Radio Kootwijk inmiddels geen dienst meer deed als gevolg van de ingebruikneming van trans-Atlantische kabels en communicatie satellieten, werd de eerste mast onderuit gehaald. De Lange Gerrit werd neergehaald, omdat de onderhoudskosten te hoog werden voor de PTT, destijds verantwoordelijk voor het onderhoud van Radio Kootwijk. Het mooie weer komt eraan en ik kan U aanraden een dagtripje te maken naar Radio Kootwijk waar nog genoeg aan historie is te zien. Hans Knot, 7 mei 2016
  16. de redactie

    Hans Knot: Roel Rengers

    In deze aflevering van de zaterdagse column wil ik aandacht besteden aan een persoon uit de Nederlandse radiogeschiedenis die in 1971 zijn zilveren jubileum heeft gevierd en eigenlijk te weinig in de spotlight heeft gestaan. Het gaat om Roel Rengers, ooit samen met Leo Pagano, de bedenker van het NOS Sportprogramma ‘Langs de Lijn’. Weinigen herinneren nog zijn naam laat staan zijn stem want Rengers hield zich vooral op de achtergrond. Het waren vooral mannen als Theo Koomen, Wim Hoogendoon en Dick van Rijn die in de beginjaren van het programma ‘Langs de Lijn’ aandacht trokken en bekend werden in sportlievend Nederland. De grote initiator en regelaar in die begindagen was echter Rengers en in maart 1971 werd het lichtelijk gevierd dat hij een kwart eeuw omroepman was, waarna op 9 mei 1971 nog eens een klein feestje werd gevierd toen de 250ste aflevering van het Sportprogramma op de radio was te beluisteren. Zoals gezegd werd zijn jubileum lichtelijk gevierd want van hoger hand werd er niets vernomen op die bewuste eerste maart. De anekdote gaat dat de secretaresse van de toenmalige programmacommissaris Wagenaar op de kamer van Rengers was gekomen en een feestelijk bloemstuk had gezien. Ze verontschuldigde zich daar binnen de leiding men er vanuit ging dat op 10 maart het jubileum plaats vond. Roel Rengers begon vijfentwintig jaar eerder bij de snel groeiende afdeling ‘Gesproken Woord’ van de VARA. Door de groei van die afdeling werd er op een bepaald moment een opsplitsing gemaakt waardoor er een aparte sportredactie ontstond. Rengers vond er samen met Bob Spaak een plek binnen dit onderdeel en zouden destijds samen het ‘Zondagsportjournaal’ maken dat tussen vijf na zes en half zeven in de avond werd uitgezonden via de radio en veel luisteraars trok. In die tijd had elke omroep zijn eigen sportprogramma op de radio. Wie boven de 65 herinnert zich niet Tom Schreurs' en later Dick van Rijn's Sportrevue van half vijf tot vijf in de middag en vele andere zoals KRO’s Goal met ondermeer Theo Koomen en Felix Meurders? Op een bepaald moment werd het iedereen binnen de omroepen duidelijk, dat een bundeling van sportieve omroepkrachten alleen maar meer service aan de luisteraars kon betekenen. Het was Eef Brouwers die in 1971 terugblikte op een ander programma waar Rengers zijn aandeel in had. In 1966 ging het gecombineerde sportprogramma ‘Marathon-Sportrevue’ van start. Roel: “Ook geen gekke naam, maar er kleefden nog te veel banden met het verleden aan. We hadden een heel nieuwe programma-opzet en daarom moest er ook een heel nieuwe naam komen. Ik bedacht ‘Langs de Lijn’, stelde het voor en het werd aangenomen. Direct in 1967 begonnen we onder die nieuwe naam, die het nog altijd geweldig doet." ‘Langs de Lijn’ zat aanvankelijk op Hilversum 1 of 2 in de lucht tussen half drie en vijf uur en tussen vijf over zes, direct na de nieuwsdienst, en half zeven. Op 10 mei 1970 verhuisde het programma naar Hilversum 3, dat in de strijd tegen zeezender Veronica best een opkikkertje kon gebruiken. De tijden bleven destijds voorlopig nog hetzelfde, maar op 29 november 1970 ging een langgekoesterde wens in vervulling. ‘Langs de Lijn’ werd een programma van vier aaneengesloten uren op de zondagmiddag, en wel van twee tot zes. Hoewel Hilversum 3 niet overal in het land even perfect kon worden ontvangen - vooral automobilisten klaagden over zenderbereik van Hilversum 3 - sloeg de nieuwe opzet geweldig aan. Dagelijks kwamen er destijds op Roel Renger’s bureau in het Omroepkwartier brieven binnen van enthousiaste luisteraars. Vooral bewonderaars van de kleinere sporten, die voorheen weinig tot geen aandacht kregen in de sportprogramma’s, uitten hun lof over de inhoud van Langs de Lijn. In 1970 was de sportredactie ook succesvol met de manier waarop de Tour de France in de zomer was verslagen namelijk via een programma dat iedere dag horizontaal werd gepresenteerd tussen één en zes uur in de middag. De sport op de radio zat in 1971 duidelijk, mede dankzij Roel Rengers, in een warme snelle vooruitgang. Hans Knot, 23 april 2016
  17. de redactie

    Hans Knot: Radio 1965

    Andermaal ga ik met U terug naar muziek en radiobeleving in 1965. Om toch maar even nog bij de radiobeluistering in het midden van de jaren zestig van de vorige eeuw te blijven herinner ik dat ook de KRO omroep op de radio meer besef kreeg dat ook de teenager van die tijd een eigen speciaal programma diende te hebben. Natuurlijk was er al bij de AVRO ‘Tussen 10+ en 20-‘ en bracht de NCRV ‘Tienertoeren’ en de VARA was al overbekend met ‘Tijd voor Teenagers’. Naar ‘Coda’ kon je in die tijd één keer per veertien dagen via de KRO beluisteren, een programma dat werd samengesteld door producer Ton Kool. De presentatie was in handen van zangeres Gonnie Baars en van Henk Terlingen. Dit vooral kort en krachtig en dat alles duurde per aflevering liefst anderhalf uur, wat erg lang voor die tijd was als het ging om teenagerprogramma’s in de programmering van de publieke omroepen. Naast de welbekende deuntjes die we in die dagen ook hoorden in programma’s van Radio London, Radio Caroline of Radio Veronica, maar soms werden in Coda, zoals ik me herinner, wel de nodige zijstapjes gemaakt naar bijvoorbeeld Dixieland of Jazz. In het voorjaar van 1965 waren we trouwens ook verrast een nieuw programma te kunnen beluisteren van de AVRO. ‘Sjout’ heette het en met een frequentie van eens in de vier weken kwam het voorbij. Voor ons nu bekende namen waren betrokken bij het programma: presentatie Jos Brink, productie Skip Voogd en Roel Balten. Heen en weer in het jaar, in dit geval herinneringen van mij aan 1965, gaan altijd de verhalen. Zo kom ik nu terecht bij een vermelding die betrekking heeft op Hemelvaartsdag van dat jaar, die op 27 mei viel. In Blokker werd, in samenwerking met Muziek Parade, het Blokker Festival georganiseerd, waarvoor de toen befaamde organisator Ben Essing verantwoordelijk was. Al vanaf 1956 had hij de nodige artiesten naar het kleine dorp in Noord Holland gehaald en voor Hemelvaartsdag stond Louis Amstrong geprogrammeerd, die ook al in 1959 de nodige publiciteit had opgeëist. Maar enkele weken eerder in 1965 waren er ook al de nodige activiteiten georganiseerd door Essing. Laten we eens kijken wat Peter Smit hierover destijds meldde: ‘Zo begon het voorlaatste Blokker Festival in 1965 op Tweede Paasdag, 19 april met een spektakel onder de naam ‘Beat, beat in Blokker’. Het speelde zich af in het kader van de AVRO jeugddag en in samenwerking met de AVRO radio en televisie. De langharige Pretty Things uit Engeland brachten de met drieduizend tieners bezette veilinghal tot een woest enthousiasme, na een voorprogramma met ondermeer Edwin Rutten, de Noord-Hollandse groep The Marks en de Duitse Geschwister Jacob. Een echte bende werd het niet. Ben Essing hield de gemoederen weer in bedwang, maar het lawaai was haast niet te harden. Jongelui dansten boven op van fruitkisten gebouwde torens, krijsten en gilden voor de televisiecamera’s en klommen tot in de nokken van de veilinghal. Maar hoe de jeugd ook genoot, het geboden programma werd er niet beter door.’ In vele opzichten had het tweede bezoek op Hemelvaartsdag 27 mei 1965 van Louis Armstrong aan Blokker een revanche voor het lawaaiige beatgebeuren moeten worden. Dit lukte slechts gedeeltelijk. Een bijna onopvallende intocht viel de grote jazzmeester te beurt; schril, vergeleken bij een dorp - en niet het dorp alleen - dat zes jaar eerder bijna op zijn kop stond toen diezelfde man zijn intocht maakte. En er waren maar drieduizend mensen, die zich in de halflege veilinghal - verdeelt over twee concerten - de handen warm klapten voor de duidelijke ouder geworden Louis Amstrong. Uiteraard was de geestdrift van het publiek groot, niet alleen voor de beroemde trompettist, maar ook voor zangeres Jo Brown, die voor een hoogtepunt in zijn concert zorgde. Ondanks de voetbal cupwedstrijd tussen Inter Milaan-Benfica op de televisie, waren er ’s avonds toch meer mensen dan ’s middags. De voetbalwedstrijd mocht dus niet het excuus zijn voor de tanende belangstelling. De enige verklaring lag in de verandering van de tijd, in de snel opkomende tienermuziek. Het tijdperk van Louis Amstrong bleek te zijn afgesloten. De festivalorganisatie zag dit einde gerealiseerd in koele cijfers: een nadelig saldo van twintigduizend gulden. Dit verlies werd tenslotte nog voor een deel goedgemaakt op de allerlaatste festivalavond. Een Beierse avond op 29 mei 1965, die uitstekend werd bezocht en waar de Oberbayerische Trachtenkapelle ‘Feldwies’ de stemming voortreffelijk op peil wist te houden. En daarmee kwam een einde van een serie van tien Blokker Festivals. Ben Essing, de organisator, ging door en zou nog vaak van zich laten horen. De voornoemde concerten van Louis Amstrong werden respectievelijk om drie uur in de middag en acht uur in de avond gegeven, en duurden anderhalf uur. Amstrong werd begeleid door zijn All Stars, destijds bestaande uit Quentin Jenckson op trombone, Eddie Shu op tenor sax en klarinet, Billy Kyle op piano, Danny Barcelona op drums en Arvell Shaw op bass. In de avondprogrammering was er tevens een groot bal aan vast gelast waar The Dixieland Disiples en het Trio Gert Timmerman optraden. Dezelfde avond kreeg de inmiddels al jaren verguisde Gert een Gouden Plaat voor zijn hit ‘Schommelstoel’. In de middag kosten de kaarten voor het concert destijds f 7,50 terwijl ’s avonds een tientje moest worden betaald aan de kassa van Stichting Festival Blokker. Geen dag kun je eromheen, al decennia lang, als de verkeersinformatie ons, gewild of ongewild, via de radio wordt verkondigd. Bij de ‘Van Brienenoordbrug’ een file van 4 kilometer. We zijn er al lang aan gewend, maar toch valt het telkens weer op als bij herhaling bepaalde knooppunten weer terugkeren in voornoemde berichtgeving. Het gebruik van Nederlandse wegen was in 1965 nog veel beperkter dan heden. Dezelfde Van Brienenoordbrug werd trouwens op 1 februari 1965 in gebruik genomen met een officiële plichtpleging door onze toenmalige koningin Juliana. Een verbinding die gemaakt was tussen de noord en zuidoever in Rotterdam Oost en de staat een slordige 100 miljoen gulden had gekost om aan te leggen. Nog lang niet alle verbindingswegen waren dat jaar klaar waardoor vaak de brug gesloten was en inderdaad lange files konden ontstaan. Ook zou dat jaar, in december en andermaal door de Koningin, de Oosterscheldebrug in gebruik worden genomen. Afsluitend heb ik maar een duik genomen in ‘Wereldkroniek’ en wel de aflevering van 17 april 1965 waarin Skip Voogd, toch niet zo maar een naam, zich waagde de nieuwe toenmalige LP van de Rolling Stones te moeten bekritiseren. ‘We draaien dit keer uitsluitend op lichte toeren en beperken ons naar hitparade paardjes. The Rolling Stones ‘nog helemaal in’ bij de beatfans, zongen en speelden een 30cm langspeler vol. Het was echt niet nodig geweest, want na twee of drie nummers weet iedereen gedetailleerd waar hij aan toe is en kunnen de Stones onmogelijk langer boeien. ’t Is dat ‘Time is on my side’ op deze LP is te vinden, maar voor het overige ‘What a shame’ om maar met één van de titels op deze DECCA LP te spreken.’ Wel is dezelfde Skip Voogd in voor een, zoals hij dat zelf schreef. ‘Folklore LP’, destijds gevuld door Pete Seeger. Hij had een ‘In Concert’ LP opgenomen waarbij deze LP een aantal songs herbergde dat het volgens hem het best voldeed met een Publiek Decor, ofwel ‘live opgenomen’. De songs bleven hem, na één keer beluisteren, meteen in het geheugen hangen. Skip schreef: ‘Het zal iedereen onherroepelijk meeslepen en de songs op de LP zijn meer dan alleen aandacht waard.’ Maar hij besefte ook dat er meer zangers vanuit Amerika de wereld op hun manier aan het veroveren waren. En wel ondermeer een zanger die decennia later nog steeds op zijn manier scoorden. Skip andermaal: ‘Hij heeft geducht met de concurrentie van ene Bob Dylan te maken, die de laatste weken namelijk naar voren is gekomen. En deze – er vaak als middeleeuwse roofridder uitziende –jongeman lijkt nog mét meer pep, met nog méér flair te zingen als Pete Seeger. Dylan is bovendien primitiever en staat dus dichter bij de luisteraar van zijn repertoire.’ Van de VARA kenden we al jaren, via de radio, Co de Kloet en wel als samensteller van de programma’s van Herman Stok. In november 1965 schreef hij in Muziekparade een column onder de titel ‘Hilversum III voor Tieners’. Vrolijk programma waar eigenlijk geen geld voor is’. Tot de zekerheden van het leven behoort sinds een halve maand eindelijk het derde radionet, populair genoemd Hilversum III. Tot 1 januari 1966 zal Hilversum III ’s avonds niet uitzenden. Overdag bereikt de oren van de gelukkige FM bezitters, radiodistribuanten en steunzendertrekkers een stroom van lichte muziek. Popplaten, verzoekplaten, orkestopnamen, banden vol opnames die voor herhaling vatbaar zijn, vormen zo’n beetje de elementen van dit derde programma waarvan Hilversum eigenlijk vindt: “Drie is teveel’. Omdat er geen geld is, omdat er onvoldoende personeel voor is, en omdat de beste technische faciliteiten ontbreken. Maar goed, III is er en ik wil je aandacht even vestigen op een paar tienerprogramma’s die speciaal voor jullie worden uitgezonden. Wat hebben de vier grote omroepverenigingen de tieners op Hilversum III te bieden? Over de VARA kan ik kort zijn, Henk de Heus die de programma’s voor III regelt, heeft in zijn schema geen tieneruitzendingen opgenomen. De AVRO brengt iedere zaterdagmorgen van tien tot elf uur het programma ‘Tien uur, tienertijd’. Het wordt geproduceerd door Wim Harsma, die zich ook bezig houdt met de productie van ‘Tussen tien + en twintig -’ op de echte zender. De KRO heeft iedere maandagmiddag van vier tot vijf uur ‘IORRRr’ gepresenteerd door Margriet redacteur Henk J. Schuurmans, onder het pseudoniem Henk J. Singer. Er zitten nieuwe platen, nieuwe Nederlandse talenten, verzoekplaten en een hitparade in. Het meeste tienerwerk verricht de NCRV, maar deze omroep heeft dan ook Skip Voogd aangetrokken. Dat levert dan dinsdags van 16 tot 17 uur en zaterdags van 12.30 tot 13 uur het programma ‘Tienarama’ op, en bovendien van half één tot één de top tien van de week. Deze programma’s worden door Skip zelf gepresenteerd. Zaterdagsmiddags is er ‘Matinee van de Lichte Muziek’ een door Skip ingevulde Teenerrubriek. Ik geloof dat je het daar maar mee doen. Als je alle radio en TV programma’s voor tieners optelt, er steeds minder reden tot ontevredenheid is. Voor het jongere broertje Hilversum III geldt in ieder geval: ‘Een vrolijk programma, waarin ook voor jullie heel wat muziek is.’ Co de Kloet had dus duidelijk een eigen mening maar niet de juiste. Er was echt nog een groot tekort aan popmuziek op Hilversum III dat was opgezet als alternatief voor de populaire Radio Veronica, dat praktisch van uur tot uur, uitgezonderd bijvoorbeeld met programma’s als: ‘Jukebox’ en ‘Men vraagt en wij draaien’ wel de popmuziek echt de hoofdrol liet spelen in haar programmering en sinds 1 januari 1965 zich wel ‘popstation’ mocht noemen. Hans Knot, 16 april 2016
  18. de redactie

    Hans Knot: Jan Koopman

    Vele radiomakers hebben in de afgelopen zestig jaar hun eerste ervaringen opgedaan binnen de vele ziekenomroepen in Nederland. Ikzelf heb tussen 1969 en 1983 tal van activiteiten ontwikkeld in de regio Groningen. Wat de reden geweest is op die manier de wereld van radio binnen te stappen kan ik me eigenlijk niet meer herinneren. Wel dat ik opeens aanwezig was in de kelder van het oude RKZ aan de Verlengde Hereweg in Groningen, en daarna kon ik de volgende donderdag op proef een programma presenteren. Gevolg was dat ik gegrepen werd door het radiomonster. Op de radio had je een aantal programma’s dat geheel of deels bestemd was voor de zieke medemens. De Muzikale Fruitmand zal zeker niet van invloed zijn geweest voor mij om radio voor zieken te gaan maken want dit programma was pas in 1976 voor het eerst te horen. Mijn moeder was een fervente KRO-aanhangster, bezocht wel eens de KRO-studio met de dames vereniging van de Sint Franciscuskerk in Groningen om daar een: ‘Moeders Wil is Wet’ bij te wonen. Binnen die omroep had je ook een programma; ‘De Zonnebloem’, dat totale aandacht besteedde aan de zieke medemens. Tenslotte was er het programma ‘Palet’ bij de AVRO, waar ik deze keer historisch gezien wat meer aandacht aan wens te besteden. Op 18 mei 1965 werd namelijk de 500ste aflevering van dit programma via de AVRO uitgezonden in presentatie van Jan Koopman. Dat betekende, met een niet altijd wekelijkse rotatie, het destijds al bijna twaalf jaren was te horen. In een van de interviews die destijds verschenen stelde Koopman: “Ik beleef er altijd veel plezier aan, ook al omdat het een van de weinige programma's is die altijd ‘live’ gaan. Dat is toch zo’n fijne sensatie om daar in de studio te zitten, te beginnen en niet meer terug te kunnen, daar hebt u geen idee van". Dames vereniging op bezoek bij de KRO (foto archief familie Knot) Jan Koopman beweerde nooit echt over ziektes en ziek zijn in zijn programma’s te praten. Dit omdat hij zelf langdurig ziek was geweest en wist hoe de mentaliteit van zieken was en is. Daarbij doelde hij op het feit dat het geen nut had zieken nog ziéker te maken. Bijna was er trouwens over dit jubileum destijds een schaduw gevallen want het was bij de leiding van de AVRO de bedoeling dat het programma ‘Palet’ op een drastische wijze zou worden ingekort of een geheel andere opzet zou krijgen. Maar vlak voor het jubileum in mei 1965 werd bekend dat ‘Palet’ gewoon het ‘Palet’ zou blijven, zoals de luisteraars gewend waren. Jan Koopman was blij met het genomen besluit maar stelde tevens met nadruk dat hij vond dat Palet een programma was zonder enige pretentie: “Het stelt niets voor en ik geloof dat daaraan het succes van deze uitzendingen te danken is. Ik houd niet van gezwollen publiciteit, behalve dan een beetje deze keer". Jan Koopman heeft destijds heel wat buitenlandse gasten in Palet ontvangen. Om eens een paar namen te noemen: Vera Lynn, Peter Sellers, Larry Adler, Peter Nero, Los Indios Tabajaros, Mahalia Jackson, Sheila, Lena Horne, Peggy Lee en Eartha Kitt. In het lijstje met Nederlandse artiesten die hun eerste optredens op de radio via het programma Pallet maakten werd ondermeer gevuld door het Cocktail Trio, The Shepperds en Joop van de Marel. Heel opmerkelijk stelde Koopman in 1965 over sommige van de buitenlandse gasten: “Die buitenlandse artiesten zijn allemaal heel gezellige mensen, als ze hier komen, ook al zingen ze voor een andere zuil, dan bellen ze mij op en vragen te mogen komen zingen voor mijn zieken, gratis. Ik ken ze bijna allemaal en het klinkt wel eens duur als ik zeg: “we eten vanavond bij Vera Lynn”, maar het zijn allemaal hele gewone mensen. Uitzonderingen zijn er altijd en zo wist Joop Koopman te herinneren dat er ook gasten waren die totaal niet uit de verf kwamen, waarbij hij Marlene Dietrich als voorbeeld noemde: “Geen woord krijg je er uit, dat mens, toch eigenlijk allang passé, heeft zoveel vijven en zessen dat er werkelijk niet meer mee is om te gaan.” Eigenlijk had Jan Koopman helemaal geen radiomaker willen worden. Zijn vader was directeur van een verzekeringsmaatschappij en deze wilde dat ook Jan in de assurantie zou ging. In Schotland kreeg hij dan ook zijn opleiding op dat gebied. Zijn ambitie voor assuranties was echter nihil: “Altijd ging ik op sjouw met artiesten: mijn hart ging nu eenmaal uit naar muziek en omstreken. Toen werd ik ziek, vijf jaar lang. Eenmaal beter ben ik secretaris geworden van de stichting ‘onze lichte muziek’ en in 1954 ben ik bij de AVRO in dienst gekomen.” Vele stunts heeft Jan Koopman in de loop van de eerste 500 uitzendingen van het programma Palet bedacht. Zo werd er vanaf de Euromast in Rotterdam uitgezonden, vanuit de Trans Europe Expres en vanuit een DC-8 van de KLM. Via de KLM kwam hij ook in contact met stewardess Alice Oppenheim, die af en toe wat nieuwtjes in zijn programma vertelde. Zij viel bij de AVRO-leiding in de smaak die haar vervolgens een aanbod tot omroepster deden. Tosca Hoogduin Cars Toneman en Jan Koopman (foto Soundscapes archief) Iets meer over de inhoud van AVRO’s Palet, zoals ik eerder omschreef in het artikel ‘Radioprogramma's voor specifieke doelgroepen, 1955-1965’ (2004 Journal for Media and Music Culture Soundscapes). De AVRO liet op dinsdagmorgen het programma horen voor de zieken onder de noemer ‘AVRO's Palet.’ Dit programma stond onder leiding van Jan Koopman. Ook hier vinden we het streven om de zieken uit hun isolement te halen middels ontspanning en het brengen van actualiteiten en nieuws. Ook hier moest die doelstelling gerelateerd zijn aan het gegeven dat de berichtgeving de doelgroep, de zieken, moest opmonteren. Voor dit deel van het programma was in de jaren zestig Tosca Hoogduin — een prachtige radiostem — verantwoordelijk. Ondanks het feit, dat de AVRO geen christelijke achtergrond heeft, bracht men toch ook een dominee in het spel in de persoon van de zeemansdominee Bodaan, die ook wel de zingende dominee werd genoemd. De man stond bekend om zijn pittige, maar ook zilte toespraakjes. Daarnaast waren er altijd meer vaste gasten te horen om de zieke luisteraar op te frissen dan wel kennis bij te brengen. Cécile Dreesman was er bijvoorbeeld om de kunst van het borduren, ook toch een ontspannende bezigheid, tot in de kleinste draadjes duidelijk te maken. Muzikale onderdelen van AVRO's "Palet" werden opgediend door Mary Michon, Chris van Hoorn en Joop Stokkermans. Hierbij ging de aandacht niet alleen uit naar de Nederlandse muziek- en cabaret-scene, maar ook naar buitenlandse artiesten als Peter Nero en de formatie Los Indios Tabajaros. Bekende en minder bekende Nederlandse artiesten die met regelmaat optraden, waren Ilonka Biluska, The Sheperds, Louis van Dijk en zeer regelmatig ook het draaiorgel "De Arabier," dat van origine de Martinistad Groningen als basis had, voordat eigenaar Perlée het orgel weer naar Amsterdam terughaalde. Overigens is Joop van Zijl ook ooit bij Palet begonnen. Hij werkte toen nog purser bij de KLM en verzorgde reisverslagen in het programma.’ In 1965 kreeg Joop Koopman ook een verzoek van de AVRO-leiding om eens te gaan duiken in de oude amusementsmuziek, zoals de muziek van de Britse dansorkesten. Jan Koopman gaf gevolg aan dat verzoek en dit resulteerde in het radioprogramma, dat op 14 oktober van dat jaar van start ging en ‘Toppers van Toen’ heette. Al snel kon men met betrekking tot dit toen nieuwe programma spreken van een groot succes. De leeftijd van het luisterend publiek lag naar schatting tussen de 28 en 88 jaar. Nadat Jan Koopman in 1973 met pensioen was gegaan, werd hij in ‘Toppers van Toen’ verband opgevolgd door Wim Haarsma. Ondertussen waren er al weer tientallen jongeren die zich bereid hadden verklaard in de diverse ziekenhuizen in ons land zich toe te gaan leggen op de presentatie van speciale radioprogramma’s gericht op de zieke medemens, al dan niet onder invloed van Jan Koopman en zijn AVRO-programma. Hans Knot, 9 april 2016
  19. Recentelijk had ik het met mijn oudste broer, fervent gelicenceerde zendamateur, over verre ontvangsten, waarbij een locatie werd genoemd die me deed terugdenken aan een gedenkwaardige 1 april grap vele decennia geleden. Het onder aandacht brengen van je eigen 1 - april grap is alleen mogelijk als je vooraf duidelijke afspraken maakt met de media. Zijn er nu volop media beschikbaar, in 1962 was dit wel zeer beperkt te noemen. De kunstenaar Edo van Tetterode was slim genoeg geweest dat jaar contact op te nemen de NCRV, die een medewerker op hem af stuurde om Van Tetterode te interviewen. In het interview leek het erop dat hij een wereldberoemde deskundige was, uit Scandinavië afkomstig, die meer zou vertellen over een aangespoeld beeld, dat op 30 maart bij Zandvoort op het strand zou zijn gevonden. De deskundige diende vast te stellen om wat voor een beeld het zou gaan, waarbij het vermoeden werd geuit dat deze afkomstig was van het Paaseiland. Niet alleen was de NCRV genodigd maar had men flink aan de bel getrokken bij de schrijvende journalisten want velen verschenen, al dan niet vergezeld van een eigen fotograaf, in Zandvoort om verslag te brengen. Ook de burgemeester van de gemeente, Mr. H.M. van Fenema, kwam naar het strand om zich op de hoogte te stellen van de vreemde vondst. Er werd de volgende dag dan ook in vele dagbladen melding gemaakt van de vondst, waarschijnlijk afkomstig van Paaseiland. Het beeld werd gevonden door de heer E. Fransen, exploitant van paviljoen ‘Zuid’, die ook in het complot was betrokken. Nadat op de televisie en in de kranten aandacht was besteed trokken duizenden nieuwsgierigen naar het strand van Zandvoort om het zware beeld zelf te aanschouwen. Van Tetterode, beeldhouwer en in zijn vrije tijd toneelspeler, maakte weldra bekend dat hij de maker was van het kunstwerk, genaamd ‘de Loeres’. De onthulling gebeurde vreemd genoeg niet in een programma van de NCRV maar tijdens een live-uitzending van Brandpunt. Van Tetterode heeft naar aanleiding van deze grap destijds het Nationaal 1-aprilgenootschap opgericht. Vanaf 1963 reikte hij jaarlijks een bronzen ‘Loeres’ uit voor de beste grap, niet alleen van 1 april, maar van het hele afgelopen jaar. Het genootschap stelde zich ten doel de humor in brede zin te bevorderen en heeft haar bekroningen na 1968 nog uitgebreid. Na de dood van Van Tetterode op 22 februari 1996 werden de activiteiten gestaakt en is het genootschap opgeheven. Kijkend op Wikipedia leer je meer over Paaseiland, sinds 1995 op de Unesco lijst van Werelderfgoed. Het eiland ligt in de Stille Oceaan, op 3700 kilometer van het Chileense vasteland en op 4050 kilometer van Tahiti (Frans Polynesië). Het eiland is van vulkanische oorsprong en heeft de vorm van een driehoek, gevormd door de 3 vulkanen; de Maunga Terevaka, de Poike en de Rano Kau. Het gevonden beeld (foto Archief 1 April Genootschap) Paaseiland, in grootte vergelijkbaar met Texel, heeft ruim 5000 inwoners. Het eiland werd in 1722 op Eerste Paasdag door de Nederlander Jacob Roggeveen ontdekt. Het eiland wordt door de inwoners ‘Rapa Nui’ genoemd. Hoewel Paaseiland behoort tot Chili, kennen de bewoners van het eiland niet dezelfde voorouders als hun landgenoten op het vasteland. De Paaseilanders stammen af van de Polynesiërs. Zij zetten hier waarschijnlijk in de vierde eeuw van onze jaartelling voor het eerst voet aan wal. Deze eerste bewoners zijn waarschijnlijk ook verantwoordelijk voor de realisatie van de rots sculpturen 'Moai' die over het gehele eiland te vinden zijn. En voor gelicenceerde zendamateurs is het een must eens te werken met een collega op de Paaseilanden. Er waren in 1962 trouwens meer, al dan niet leuke, 1 – april grappen die de dagbladpers haalden. Voor de categorie minder geslaagde grappen neem ik je mee naar Berlijn waar aan de toenmalige westkant van de muur gedacht werd dat men te maken kreeg met andermaal een vluchtpoging van Oost Duitsers via de Bernauerstrasse. Vanuit een pand in de straat, die dichtgemetseld was, bleek men met behulp van een zaklantaarn seinen te geven door een gat, dat in de dichtgemetselde ramen was gemaakt. Omdat uit dit huis en uit aangrenzende woningen reeds tientallen Oost-Berlijners de sprong naar de vrijheid hadden gewaagd, sloegen de politiemannen aan de westerse kant terstond alarm. De brandweer kwam met een vangnet en ook arriveerden extra politiepatrouilles. Toen er honderden helpers en belangstellenden verzameld waren, staken twee Oost Duitse VOPO’s hun hoofd door het gat in de ‘muur’ van het huis en riepen luidkeels: “één april". Een bericht dat trouwens wereldwijd werd gelezen daar het door AP op de telex was gezet. Tijdens de uitzendingen van 1 april 1962 via Radio Moskou werd in een van de programma’s door een presentator eerst uitgelegd wat er gebruikelijk aan grappen op die bewuste datum de wereld werd in geslingerd. Daarna vertelde hij over een bijzonder gebeuren aan de oevers van het meer van Genève, op de plek waar het Palais des Nations is gevestigd. Op die dag was daar een conferentie aan de gang, bijgewoond door vertegenwoordigers uit 17 landen met als topic het ontwapeningsprobleem in de wereld. Men liet een klankbeeld horen waarin het onderwerp aan bod kwam. Vertegenwoordigers van landen kwamen in de reportage bij het meer hun wapenen inleveren, waarbij het een en ander misging. Zo sprong een Amerikaanse admiraal bij het zien van het tot zinken brengen van een Polarisraket in het water met de kreet: “Ik volg je mijn liefste”, waarna de man, gestoken in parade-uniform met vele medailles en zwaard onmiddellijk in de golven verdween. Later zou blijken dat het een ongelukkige aandeelhouder was van de industrie die de rakketten vervaardigde. De speciale uitzending van Radio Moskou eindigde met de zin: “Helaas het vreselijke ongeval was slechts een één april grap.” Hans Knot, 1 april 2016 Bronnen: NPO Geschiedenis Nieuwsblad van het Noorden 2 april 1962 Zandvoort vroeger 1 April Genootschap
  20. In de vele naslagwerken over de radiogeschiedenis in Nederland die er in de loop van de afgelopen vier decennia zijn gepubliceerd komen vaak dezelfde topics naar voren en zijn de kleine speldenprikken, die hier en daar zijn uitgedeeld, vaak groter belicht dan ze in werkelijkheid waren bedoeld. Maar er zijn ook gebeurtenissen die totaal onderbelicht zijn. Zoals de plannen tot het aanvragen van een concessie tot het mogen runnen van een lokaal radiostation in Amsterdam en omgeving in het jaar 1961. Zoals bekend is de lokale radio in ons land pas in 1984 van start gegaan omdat de wetgeving het niet eerder toestond en bovendien de zuilen een grote stem hadden in het besluitvormingsproces. Toch werd er in december door de Stichting Onderlinge Studenten Steun te Amsterdam een officieel verzoek ingediend bij de toenmalige minister voor Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, waaronder ook het radiowezen viel. De stichting was van plan een eigen radiostation op te starten met als werknaam: ‘Concertzender Kriterion’. Gedacht werd aan uitzendingen via de FM met een zendbereik van maximaal 15 kilometer en dus Amsterdam en directe omgeving als doelgebied. In de concessieaanvraag werd gesproken van uitzendingen gedurende 24 uur per etmaal, zeven dagen per week en ondermeer bestaande uit serieuze muziek, nieuwsberichten en informatieve onderwerpen. De exploitatie dacht de Stichting rond te krijgen middels het voeren van reclame in de programma’s. Wel stelde men dat het voeren van reclamespots onder strenge voorwaarden zou worden gebracht, zonder verder in detail te treden. De aanvraag werd ondertekend door de toenmalige rector-magnificus van de Universiteit van Amsterdam, Prof. Dr. J. Kok, die eveneens voorzitter van voornoemde Stichting Onderlinge Studenten Steun was evenals door de secretaris van de Stichting, drs. J. Geleijnse. In de aanvraag stelde het Stichtingsbestuur dan de Concertzender Kriterion beslist geen winstgevende onderneming zou gaan worden en meer gezien diende te worden als een werkverschaffingsobject voor de studenten. Op die manier had de Stichting Onderlinge Studenten Steun (SOSS) al meerdere ondernemingen opgezet voor studenten die aan de universiteit van Amsterdam studeerden en wel voor die groep die door omstandigheden hun studie zelf diende te financieren. Ondermeer was er al een bioscoop Kriterion, een schouwburgzaaltje met de naam ‘Hypokriterion’, een benzine- en servicestation en een oppascentrale. Op die manier waren honderden studenten al aan het werk gezet maar de aanvragen voor meer werkplekken bleven binnenstromen. Ondermeer bestaat de bioscoop nog steeds als ook de oppascentrale: http://www.kriterion.nl/filmevenement/algemene-info https://oppascentralekriterion.nl/over-ons.php Uiteraard was het idee overgenomen van het Amerikaanse systeem waarbij universiteiten licenties hadden voor het verzorgen van radioprogramma’s, de zogenaamde Campusradio ofwel kleine commerciële radiostations ter informatieverzorging aan studenten en medewerkers van de betreffende universiteit. Programmatisch was in het plan van Kriterion opgenomen dat men voor 90% aan muziek zou gaan brengen: serieuze muziek, toenmalige symfonische muziek, jazzmuziek maar ook volksmuziek. Om een zeker peil te garanderen had men besloten een speciale commissie in het leven te roepen bestaande uit deskundige musici. Naast de informatie gericht op de studenten wilde de Stichting ook dat bepaalde groeperingen in de hoofdstad zouden worden voorzien van informatie en muziek, waarbij gedacht werd aan ondermeer de nachtarbeiders, de scholieren en educatief onderricht. Het idee was om werkonderbrekingen te gebruiken voor deze vorm van informatievoorziening. Nieuws, zo werd duidelijk, zou gericht worden op internationale en nationale berichten maar zeker ook zou de aandacht worden gericht op lokaal nieuws en lokale gebeurtenissen. Om het een en ander onder de aandacht te brengen was men van plan, na het verkrijgen van een concessie, een maandelijks informatieblad te verspreiden in Amsterdam, waarin ook de programmering kon worden opgenomen. Zoals al gesteld dacht men aan reclameboodschappen om de exploitatie draaiende te kunnen houden. In de aanvraag werd specifiek gemeld dat deze boodschappen dienden te voldoen aan de eisen van goede smaak en dat de reclamespots de eenheid van een muziekprogramma niet mochten gaan onderbreken. De exploitatie, zo was gepland, zou geheel in handen van studenten komen uitgezonderd de voornoemde repertoire-commissie en een administratief- en technisch leider. In de brief, gericht aan het ministerie van OWK, wisten de aanvragers wel te melden zich bewust te zijn dat de aangevraagde vorm van radio-exploitatie in ons land een omstreden element vertegenwoordigde, maar achtte men zich gezien de doelstelling bij voorbaat niet kansloos. Kansloos of niet, de concessie-aanvraag kreeg geen positief vervolg maar twee jaren later, in november 1963, werd andermaal een aanvraag ingediend bij het ministerie en wel door de heer J. Troeder en wel mede namens de SOSS. Maar ook deze aanvraag werd niet gehonoreerd en er kan dus niet worden gesteld dat deze tak van de SOSS, een stichting die direct na de oorlog werd opgericht en na ruim 70 jaren nog steeds actief is, succesvol was. Hans Knot, 19 maart 2016
  21. Top of Flop was vroeger, in de jaren zestig van de vorige eeuw, op de televisie in presentatie van Herman Stok het populairste programma voor de jeugd en de VARA scoorde dubbel want ook het programma ‘Tijd voor Teenagers’ was het meest populaire programma op de radio, waarmee in populariteit Arbeidsvitaminen was gepasseerd. Het programma ‘Tijd voor teenagers’ was in handen van Dick Duster, wiens echte naam Dick van ’t Sant was. Dick was van origine in dienst bij de NRU en later bij de VARA als medewerker bij de hoorspelkern. Op een bepaald moment, eind jaren vijftig, werd hij gevraagd een stemtest te doen en voordat hij het wist was een nieuw programma, ‘Tijd voor Teenagers’, geboren met hem als presentator. Op 11 september 1959 werd door de VARA de allereerste aflevering van ‘Tijd Voor Teenagers’ uitgezonden. De eerste plaat die werd gedraaid was de versie van ‘Kansas City’ van Pim Maas. In oktober 1963 verliet Dick van ’t Sant de VARA om in dienst bij de NCRV te treden als televisieregisseur. Herman Stok nam vervolgens de presentatie over. Co de Kloet sr. was de bekende producer van Tijd Voor Teenagers. Maar terug naar Dick Duster. Hij creëerde op de radio zijn eigen stijl waarbij vooral informatie over de gedraaide artiesten belangrijk was en als gevolg van het directe succes ook andere omroepen besloten jonge medewerkers uit hun hoorspelkringen weg te halen om programma’s te gaan presenteren. 27 juli 1932 werd Dick in Bloemendaal geboren. Zijn vader werkte bij de Nederlandse Spoorwegen en werd ettelijke malen overgeplaatst, waardoor verhuizingen vaak voor kwamen. In het midden van de jaren vijftig kwam hij terecht in Bilthoven, onder de rook van het Hilversumse. En plots was daar dus de stemtest Was Nederland verbaasd van het nieuwe programma? Binnen de VARA zelf toch wel een beetje want bijna iedereen keek verstoord op toen jeugdchef Joop Söhne het idee in de programmavergadering lanceerde voor het nieuwe programma. De producer Co de Kloet jaren later over zijn troetelkindje ‘Tijd voor Teenagers’: “Ik ben daar overigens niet bij geweest want de programmavergadering was een bijeenkomst van afdelingschefs en hogere bazen. Zij beslisten gezamenlijk over het halfjaarlijkse radioschema. De leiders van de muziekafdeling spuugden vuur en wilden niets van het voorstel — te ordinair voor woorden — weten. Anderen vielen deze liefhebbers van operette en orgelspel bij en het idee leek kansloos. Ary van Nierop, Hoofd van de Afdeling Gesproken Woord van de VARA kwam uiteindelijk met de pakkende titel van het programma. Doel was niet het klakkeloos draaien van platen maar ook kritisch zijn en regelmatig wijzen op bedenkelijke muzikale peilen en wangedrocht moest worden geweerd. Daarnaast was een educatief element zondermeer gewenst.’ Dick Duster herinnerde zich in 2001: “Het programma werd eerst uitgezonden op vrijdagmiddag en zou een half uur gaan duren. Voor de eerste uitzending was niet meer dan een paar uur voorbereiding beschikbaar. Na lang zoeken en luisteren koos ik voor de tune het begin van het nummer ‘Secret Love’ in de uitvoering van Catarina Valente. Voordat ze inzette werd er afgeteld met zo'n metalen raketstem. Five... four... three... two ... We monteerden er de kreet ‘Tijd voor Teenagers’ er achteraan.” De dertig minuten werden al ras uitgebreid tot vijftig en in de lente en zomer werd het op de zaterdagmiddag gebracht, terwijl het in de andere seizoenen – om onbegrijpelijke redenen – op de vrijdagmiddag werd gebracht. Hoewel dit weer te maken zal hebben gehad met de zendtijdtoewijzing aan de diverse omroepen. Terugkijkend op de programma’s van voor de tijd van ‘Tijd voor Teenagers’ kun je snel bedenken dat echte muziek voor de teenagers er niet was. We werden zoet gehouden met ‘kwijl muziek’, gesproken woord, klassieke deuntjes en jazzplaten. Hoofdzakelijk werd vernederend gesproken over de muziek die de babyboomers het liefste hoorden en over grote Amerikaanse sterren als Elvis Presley en Bill Haley werd door vele ouders minachtend gesproken. De uitweg was voor velen af te stemmen, het liefst onder de dekens, op het geluid van Radio Luxembourg. Daar werden de platen van en voor de leeftijdsgenoten wel gedraaid. Alleen, en dat beseften we ons toen niet echt, waren ze te kort om er echt volop van te kunnen genieten. Platenmaatschappijen kochten hun eigen kwartiertje of half uur zendtijd en daarin moest zoveel mogelijk nieuw materiaal voorbij komen, het liefst avond aan avond in de herhaling. En wat was de herinnering van Dick Duster aan het eerste programma? “Na de eerste uitzending, een directe, hadden we allemaal hoofdpijn en dienstdoende technicus Hagen Niehaus slaakte een zucht van verlichting toen het programma voorbij was. En ik was natuurlijk gloeiend benieuwd of er reacties zouden komen. Wel ze kwamen, bij stromen. Brieven, briefkaarten en telefoontjes. Uit alle delen van het land, uit dorpen en steden. En na de eerste uitzending wisten we het wel dat ‘Tijd voor Teenagers’ het enthousiasme van de mensen, waarvoor het programma bestemd was, hadden opgewekt en gelukkig is dat enthousiasme gebleven gedurende de drie jaren dat ik het zelf presenteerde en in de jaren van Herman Stok na die tijd.” Ook de eerdere tegenstanders van de tienermuziek zijn door het nieuwsgierig en vooral stiekem luisteren fan geworden van het programma. Ze zijn, hoewel langzaam, duidelijk tot andere gedachten gekomen. Duster: “We draaiden voornamelijk nieuwe platen om de teenagers vooral de nieuwe muziek uit bijvoorbeeld Amerika te laten horen.” Geheel expliciet was hij in een ander interview waarin hij stelde dat men zou kunnen stellen dat de teenagermuziek door het programma vooral volwassen was geworden. Bovendien had het invloed gewonnen want naast de teenagers luisterden voorzichtig ook de ouders mee, die de stroom van teenagermuziek eerder als het ware haatten. “De ontwikkeling is snel gegaan. Vele elementen uit het eerste begin zijn verdwenen en andere hebben zich op het gehele terrein van de lichte muziek ingevoegd. Het ‘wilde’ is er af. De ongeschoolde stemmen van de eind jaren vijftig zijn in de vergetelheid verdwenen. De jongens en meisjes van 16,17 jaar, die één keer een hit konden maken, lukte dat nooit weer. Maar er waren ook de componisten en tekstdichters die de teenagermuziek op een hoger niveau hebben getild.” Dieper ingaand op de kleine successen en de eerste directe acceptatie van zo maar weer een tienerster wilde Duster wel wat zeggen: : Eerst was alle mooi! Neem nu de zanger Fabian, die jongen die niet zingen kan maar er wel erg mooi uitzag. In de USA werd hij een grote ster. In Nederland maakten allerlei dubieuze rock and roll bandjes snel furore maar de lol was er betrekkelijk snel af. De toenmalige teenagers wilden teenager muziek horen en niet iets wat er een beetje op leek. Elvis Presley gaf het goede voorbeeld door na zijn diensttijd van de ruige rock and roll over te stappen op de betere muziek. Hij had het goed bekeken en spoedig zou het goede talent hem volgen en tegelijk de beperkingen van de toenmalige rock and roll komen te vervallen.” En natuurlijk doordat de artiesten meer en meer in tienerprogramma’s op de diverse radiostations en omroepen waren te beluisteren kreeg men ook meer kans om te worden gevraagd via het toen redelijke nieuwe medium van televisie hun songs te vertolken. Niet iedereen bracht het er echter goed van af want kritiek, zo wist Duster, moest er zeker ook zijn: “Ik heb in de periode dat ik ‘Tijd voor Teenagers’ presenteerde een song finaal afgekraakt en dit leverde altijd weer tegenreactie van het publiek. Luisteraars konden heel erg boos worden en brieven sturen met teksten als ‘bemoei je er niet mee’ of ‘we maken zelf wel uit wat we mooi vinden’. Gelukkig waren daar tegenoverstaand altijd weer de positieve reacties van teenagers die het roerend met me eens waren. Zo heb ik ooit eens een uitgebreide kritiek geuit op een Nederlandse groep die de klassieke thema’s verrockte, hetgeen een gebrek was aan eigen idee en creativiteit. Ik kreeg veel bijval en gelukkig is die plaat nooit een hit geworden. In de begin jaren zestig was er ook een groot hoos aan Duitstalige zangers en zangeressen die bij veelvoud de Nederlandse hitlijsten beklommen en als er dan weer een nieuwe single uitkwam en een song die erop stond mij niet beviel, zei ik dat gewoon. Ik heb bijvoorbeeld eens in een programma gemeld dat Freddy Quinn me zo mierzoet overkwam en vervolgens een woordvoerder van de anti Freddy Fanclub uitgenodigd. Tientallen boze brieven maar ook de oprichting van de anti Rex Gildo Fanclub had die uitzending tot gevolg.” Zo maar een korte terugblik op een programma en de loopbaan van één van de eerste ‘deejays’ van Nederland. 12 maart 2016, Hans Knot Bronnen: ‘Ton van Draanen’s weblog’ 2005. Kloet, Co, de: Teenager Parade: Top of Flop, Helmond, Uitgeverij Helmond, 1963. Kloet, Co, de: Tijd voor teenagers. Het eerste programma met rock ‘n’ roll op de Nederlandse radio. Aether, 1994 (8).
  22. Een verborgen radioschat is in Duitsland naar buiten gebracht. De WDR heeft namelijk een schat aan klokkenopnamen uit haar archief openbaar gemaakt. De verzameling van ontelbare opnamen is de laatste 45 jaar opgebouwd. Het archief, ‘Glockenpforte’ is recentelijk geopend als onderdeel van het religieuze aanbod op de internetpagina’s van de WDR. Sinds 1945 zendt de WDR op zondagen en ook op feestdagen religieuze bijeenkomsten uit, die worden verzorgd uit kerken in Nordrhein Westfalen en Noord Duitsland. Alle uitzendingen worden ingeluid met klokkengeschal van de kerk waarvan uit het programma plaats vindt. Sinds het einde van de jaren zestig worden al die programma’s opgenomen op geluidsband en vervolgens gearchiveerd. Uiteraard werd later omgeschakeld op archivering op cd en nog weer later op externe schijven. Voorlopig ziet men bij de WDR de ‘Glockenpforte’ nog als een bouwterrein. Zo zijn er al vele ‘klokken’ te beluisteren maar ontbreekt nog de nodige achtergrondinformatie betreffende de kerk waartoe ze behoren. Ook ontbreken de nodige foto’s of ander beeldmateriaal. Daarom roept de WDR, via de religieredactie, haar luisteraars, de bezoekers van de site en liefhebbers van het klokkenspel op mee te helpen aan verdere invulling van de site en de nodige informatie en foto’s aan te leveren. Op de website bevindt zich al een ‘poort’ die toegang geeft tot een aanbod aan klokken uit de grote steden van het land. Men gaat ervan uit dat door de samenwerking met het publiek het aanbod op een natuurlijke manier zal groeien en spoedig ook de klokken uit kleinere plaatsen zijn te zien en te horen via religion.wdr.de Hans Knot, 5 maart 2016
  23. Recentelijk was ik in mijn archief aan het zoeken naar een aantal berichten uit maart 1968 toen mijn oog ook viel op aantekeningen betreffende de toen geplande veranderingen binnen de RONO. In die tijd waren er maar een paar regionale radiostations actief waaronder de RONO, wat stond voor Regionale Omroep Noord en Oost. Een situatie die je heden ten dage niet meer kunt voorstellen. Een korte historische terugblik. De hoofdstudio van de RONO was gevestigd aan het Martinikerkhof te Groningen terwijl er ook studio’s waren in Leeuwarden en Enschede. In Leeuwarden was in 1966 een nieuwe studio geplaatst die echter in de daarop volgende twee jaren nauwelijks werd gebruikt. Morrend was daar wel het nodige commentaar op geweest maar er zou spoedig verandering in komen doordat er besloten werd de redactie van het Friese programma, tot op dat moment nog actief vanuit Groningen, zou gaan verhuizen van het gebouw aan de Prinsenhof in Groningen naar het gebouw aan de Prinsentuin in Leeuwarden. Begin maart 1968 werd de laatste hand gelegd aan de inrichting van de toen nieuwe kantoorruimten die gevestigd waren boven het voor die tijd zeer goed uitgeruste radiostudio. Al veel eerder waren er plannen voor het stichten van een eigen studio voor de regionale omroep in Friesland. Al in 1957 waren vertegenwoordigers van de ‘Kuktuerried’ (Cultuurraad), van de gemeente Leeuwarden en de Nederlandse Radio Unie in besprekingen om te komen tot het stichten van een eigen radiostudio in de Friese hoofdstad. Twee jaar later sprak de leiding van de Nederlandse Radio Unie (NRU) zich uit tot bereidheid ter ondersteuning en financiering, mitst de gemeente Leeuwarden een goede locatie zou vinden. Wel diende de te bouwen studio dan de naamgeving ‘hulpstudio’ te krijgen waarbij de studio in Groningen de belangrijkste zou blijven binnen de RONO. Studio RONO Prinsenhof Groningen 1972 (Collectie Paul Snoek) Ruimte werd dus gevonden in de Prinsentuinschool. Van hieruit werd vervolgens vanaf medio 1966 een deel van het Friese aandeel verzorgd in de programma's van de Regionale Omroep Noord en Oost. In 1968 kreeg de studio meer ruimte en een modernere uitrusting. Het zou vervolgens tot 21 november 1977 duren alvorens er een afscheiding kwam en voor het eerst de naam 'Radio Fryslân' door de ether klonk. In 1988 veranderde de naam Radio Fryslân in Omrop Fryslân. Naast radio wordt er sindsdien ook televisie gemaakt. In 1999 verhuisde de Omroep naar een nieuw gebouw aan de Zuiderkruisweg op een industrieterrein in Leeuwarden, van waaruit men nog steeds actief is. In 1965 werd de renovatie van de studio van de RONO in Enschede voltooid, waarover ik eerder uitgebreid meldde in een artikel op Mediapages. In maart 1968 werd tevens bekend dat voor de bediening van de studio in Enschede spoedig een eigen technicus zou worden aangesteld. Tot op dat moment werd er steeds gebruik gemaakt van één van de drie technici vanuit Groningen, die dus veel onnodig heen en weer reisde en zijn tijd verdeelde tussen Groningen, Leeuwarden en Enschede. De verwachting was dan ook, zodra een nieuwe technicus was aangesteld voor alleen de activiteiten in Enschede, het anderhalf jaar eerder stopgezette programma gericht op Oost Nederland, hervat zou gaan worden. Het Oost-programma omvatte destijds de provincies Overijssel en Gelderland. Ook werd besloten dat er twee journalisten zouden worden ingezet, die tevens gestationeerd werden in Overijssel. Zoals al gesteld een situatie mogelijk in 1968 maar die je nu voor onmogelijk houdt. Tenslotte, wat betreft de RONO, verwijs ik U naar een aantal fotopagina’s, dat ik samenstelde naar aanleiding van de verbouwing van het studiocomplex aan het Prinsenhof in Groningen in het begin van de jaren zeventig van de vorige eeuw; foto’s uit de collectie van oud NRU medewerker Paul Snoek. Hans Knot, 29 februari 2016
  24. Via de radio, de kabel, internet en andere ontvangstmogelijkheden zijn er vanuit ons land bijna ontelbare radiostations, groot en klein, te beluisteren. Dat is natuurlijk wel eens geheel anders geweest. Lokale radio bijvoorbeeld was pas vanaf 1984 mogelijk, waarbij het niet eens direct toegestaan was om reclame in de uitzendingen te brengen. Reclame die heden ten dage tot vervelens toe het luisteren naar radioprogramma’s kan verzieken. Hoe anders was het zo’n 48 jaar geleden toen bekend werd dat op de Nederlandse radio reclame zou worden ingevoerd. Laten we eens terug gaan naar de maand 1968 toen er meer bekend werd omtrent de invoering van de reclame. Hilversum 1, 2 en 3 waren de enige radiostations die dagelijks langdurig waren te ontvangen, terwijl de televisie ons alleen Nederland 1 en Nederland 2 bracht. Met ingang van 1 maart van dat jaar gingen de drie Hilversumse radiostations per net 26 minuten per etmaal aan reclame brengen en wel verdeeld over 26 blokken voor en na de dertien nieuwsuitzendingen die waren geprogrammeerd. Ja, inderdaad blokken met een lengte van 1 minuut maximaal. Wel werd bekend gemaakt dat mocht de ontwikkeling dit wenselijk maken de mogelijkheid er was uitbreiding tot 48 minuten door te voeren. Dat was het maximale dat vanuit het ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk werk in het eerste experimentele jaar was toegestaan. Aanvankelijk was men in reclamekringen nogal sceptisch gestemd over de mogelijkheden van de invoering van legale radioreclame. Gesteld werd dat de reclamebureaus geen fabrikant zo gek zouden krijgen zijn dure geld te steken in advertenties, die uitsluitend rond het nieuws zouden kunnen worden uitgezonden. Men heeft dan ook bij herhaling naar voren gebracht dat reclame op de radio impulsief zou worden gebracht, te midden van de lichte muziek. In het achterhoofd dacht men daarbij ook aan zogenaamde gesponsorde programma's, waarbij de uitzendingen van Radio Veronica als voorbeeld werden gegeven. Immers, dit station, destijds actief vanaf internationale wateren, had zowel losse reclamespots in haar programma’s als de zogenaamde gesponsorde programma’s. Deze hadden meestal een lengte van 15 minuten waarin alleen ruimte was voor reclame van de bepalende en dus betalende sponsor. De minister van CRM en de leden van de Tweede Kamer wilden daar echter niets van horen. Als tweede redenen om de legale reclame te boycotten noemde men de tarieven, die volgens de reclamebureaus in geen enkele verhouding stonden tot die van Radio Luxembourg en Radio Veronica. De prijzen voor reclame op Hilversum 1 en 2 werden voor de ochtenduitzendingen bepaald op 45 gulden per seconde, 's middags en 's avonds op 60 gulden per seconde. Voor Hilversum 3 lag het tarief in het begin, vreemd genoeg, slechts op 15 gulden per seconde. Toch hebben de belangrijkste bureaus in de reclamewereld eieren voor hun geld gekozen. In november 1967 was niet een op de tien reclamebureaus voorstander van de invoering van radioreclame. In februari 1968 bleek echter dat er een totale andere meningsvorming was gekomen. Informatie vanuit de burelen van de STER (Stichting Ether Reclame) in Haarlem liet zien dat de dagelijkse reclamezendtijd op de Hilversumse radiostation al bijna was volgeboekt. Op Hilversum 1 en 2 had men voor sommige maanden zelfs meer vraag dan aanbod. Veelal betrof het grote bedrijven en instellingen, die reclamezendtijd hadden geboekt, terwijl er bijna geen een adverteerder zich beperkte tot het minimum van 10 seconden per spot. Dikwijls ging het om reclame spots van 20 tot soms zelfs 50 seconden in lengte. De reclamezendtijd werd door hetzelfde wijsje ingeluid als destijds reeds enige tijd via de televisie gebeurde. Ook de verwachting dat het bedrijfsleven, gezien de gegeven mogelijkheden, vrijwel uitsluitend interesse zou hebben in het muziekstation Hilversum 3 was niet uitgekomen. Integendeel, de grote vraag betrof het kopen van reclamezendtijd via Hilversum 1 en 2. Een van de redenen hiervoor was waarschijnlijk de scherpe concurrentie van Radio Veronica. Immers, veel fabrikanten hadden belang bij de teenager consumptiemarkt en onderzoek had uitgewezen dat deze groep van potentiële kopers voor het grootste deel naar Radio Veronica luisterde. Toch had men, wat die concurrentie betrof, niet altijd gelijk. De luisterdichtheid van Hilversum 3 lag in die tijd rond de dagelijkse nieuwsuitzendingen aanzienlijk hoger dan die bij Veronica. Daarnaast bereikte men veel meer mensen als men gecombineerd over alle drie de Hilversumse radionetten de reclamespots liet horen dan via Radio Veronica, waardoor de duurdere reclamezendtijd indirect dus goedkoper werd. Verwacht werd in februari 1968 dat de totale opbrengst van de radioreclame in de rest van dat jaar ongeveer 8 miljoen gulden zou gaan bedragen. Betreffende de lange weg te komen tot reclame via de televisie (2 januari 1967) en de radio (1 maart 1968) verwijs ik U gaarne naar een uitgebreid essay dat ik er over schreef in het jaar 2000: http://www.icce.rug.nl/~soundscapes/VOLUME03/Rumoer_om_reclame.shtml Hans Knot, 20 februari 2016
  25. de redactie

    Hans Knot: Petroleumradio

    Het zijn van die hele kleine berichtjes die soms de aandacht trekken bij het doorbladeren van oude kranten zoals het ook gebeurde met één van dergelijke artikeltjes in een krant van 9 september 1961. Het berichtte over de mogelijkheden in het technisch nog niet zo ver ontwikkelde Zuid-Afrika. Radio beluisteren was niet voor een ieder weggelegd en ook de komst van televisie was bij lange na niet overwogen. Radio beluisteren in die streken van het land, waar normale elektriciteit-verspreiding niet tot de normen behoorde, was op dat moment nog niet mogelijk. Uitzonderingen waren schaars en dan betroffen het zeer zeker alleen rijke mensen die zich het bezit van een duur radiotoestel konden permitteren en het geld hadden peperdure batterijen te kunnen kopen wanneer ze ook nog de beschikking hadden over een transistorradio. In het bericht werd melding gemaakt van het gebruik van een ouderwetse petroleumlamp om deze aan te sluiten op een radiotoestel waardoor een prima ontvangst van de binnenlandse radiostation mogelijk werd. Met trots werd er gemeld dat de petroleum-radio de jongste Zuid-Afrikaanse uitvinding was, die op de markt gebracht werd voor landsbewoners, die geen geld voor batterijen hadden en goedkoper van petroleum gebruik konden maken. Het petroleumlampje behoefde niet bepaald op of naast de radio te staan, wanneer de radio speelde. Onmiddellijk nadat de vlam van het petroleumtoestel aangestoken was, ging de radio in werking. Tevens werd gemeld dat door ontsteking van het vlammetje er ook voldoende energie aanwezig was om een platenspeler draaiende te houden. Wel dient daarbij gemeld te worden dat de tank, behorende bij de petroleumlamp, een inhoud had van 8 liter. Daarmee was het mogelijk voor bezitters de radio 180 uur draaiende te houden. Lang niet alle radiotoestellen waren voorbestemd om op die manier draaiende te houden. Slechts de kleinere transistorradiotoestellen, die op beperkte schaal in Zuid-Afrika op de markt waren gekomen, konden worden geactiveerd. Er werd namelijk een elektrische stroom opgewekt van 14 volt, waarvan 8 voor de radio en 6 voor een eventuele platenspeler. Aangenomen mag worden dat men in groepsverband luisterde. De uitvinding was niet helemaal een Zuid-Afrikaanse want de grondbeginselen had men van een Russisch principe. Het lampje had vinnen die als koelers werkten. Achter deze koelers bevonden zich cellen die, wanneer ze door de vlam verhit werden en door de vinnen afgekoeld, de elektrische stroom afgaven, waardoor het radiotoestel werd geactiveerd. Speuren naar een afbeelding bracht geen resultaat, wel werd me duidelijk dat heden ten dage er een petroleumlamp te koop is, waaronder een radio is bevestigd. Hans Knot, 7 februari 2016
×
×
  • Nieuwe aanmaken...

Belangrijke informatie

Door gebruik te maken van deze website ga je akkoord met Gebruiksvoorwaarden, Privacybeleid en Richtlijnen.