Spring naar bijdragen

Doorzoek de gemeenschap

Toont resultaten voor tags 'hans knot'.

  • Zoeken op tags

    Voer tags gescheiden door een komma in.
  • Zoek op auteur

Soort bijdrage


Forums

  • Radio
    • Nederland
    • België
    • Verenigd Koninkrijk
    • Overige landen
    • LPAM (kleinvermogen AM)
    • Zeezenders
    • Radio Veronica
    • Radiovormgeving
    • Radiotechniek
  • Overig
    • MediaPages
    • Stamtafel
    • Help
    • Mededeling
    • Niet geregistreerde gebruikers

Blogs

  • Column
  • Nederland
  • Dossier
  • Recensie
  • België
  • Hitnoteringen
  • Testblog
  • Radio Erfgoed
  • Afspraken van Beheerders
  • Afspraken van Hitnoteringen
  • Blog van Radiotunes

Vind resultaten in...

Vind resultaten die bevatten...


Datum aangemaakt

  • Start

    Einde


Laatst bijgewerkt

  • Start

    Einde


Filter op aantal...

Geregistreerd

  • Start

    Einde


Groep


Website


Facebook


Twitter


Skype


Woonplaats


Interesses

  1. Het was donderdag 22 januari 1970 dat de voormalige Nederlandse coaster Silvretta, omgedoopt tot MEBO 2, de haven van Slikkerveer verliet richting Rotterdam, om daar uitgeklaard te worden voor vertrek naar internationale wateren. Het schip was voorbestemd om het nieuwste drijvende radiostation te huisvesten, dat onder de naam Radio Nordsea International de ether in zou gaan. Er was een ankerpositie voor de kust van Nederland verkozen door de Zwitserse eigenaren Erwin Meister en Edwin Bollier. In de weken voorafgaand aan het vertrek was in de diverse kranten al het een en ander losgelaten over de plannen, waarop ook weer andere lieden – die dachten bemoeienissen te hebben – op de voorgrond traden. Vrijdag 23 januari 1970 meldden de kranten dat, als alles volgens plan van de Zwitserse eigenaars Erwin Meister en Edwin Bollier verliep, RNI de daarop volgende nacht voor de eerste maal in de ether zou komen. De kranten van de Gemeenschappelijke Persdienst meldden: ‘Het scheepje ligt dan voor de Nederlandse Noordzeekust, dicht in de buurt van een andere piraat, Radio Veronica. RNI zal gaan uitzenden in het Duits, Frans en Engels voorlopig op de 102 meter en de 942 meter.’ Een paar dagen eerder had de eigenaar van een aantal drogisterijen in Rotterdam en omgeving aangegeven financieel betrokken te zijn in het nieuwe radioproject. Deze man, Jacques Soudan, had eerder gewerkt voor Radio Dolfijn – een andere zeezender actief in delen van 1966 en 1967. Op de dag van het vertrek stonden Meister en Bollier uitgebreid de pers ter woord waarbij natuurlijk ook de nodige vragen konden worden verwacht betreffende de betrokkenheid van Jacques Soudan. Het waren Erwin Meister en Edwin Bollier die kort en krachtig een einde maakten aan het fantasieverhaal. ‘Wij hebben niets met die meneer Soudan te maken. Wij zijn de enige eigenaren van het nieuwe zendschip MEBO II. Die Meneer Soudan is drogist en heeft geen enkele vorm van samenwerking dan ook met onze onderneming MEBO Ltd, dat gevestigd is in het Zwitserse Zürich. Laten we even terug gaan naar het artikel waarin Jacques Soudan, destijds 33 jaar, het nodige van zich liet horen. Hij zei commercieel bij het project betrokken te zijn en ook iets met de programmering te maken te hebben. Jacques gaf een interview af aan een ochtendblad en daarna stonden de journalisten (radio en televisie incluis) te dringen op de stoep van zijn drogisterij in De la Reystraat in Rotterdam. Vrij eenvoudig namen sommige journalisten het verhaal als waar, noteerden de nodige uitspraken op hun notitieblokjes en verzonden naar hun redactie de nodige informatie als zijnde een waar verhaal. Maar op 23 januari 1970 verscheen in de kranten van de GPD het tegenstrijdige, maar wel ware, verhaal van de Zwitserse eigenaren: ‘Bollier en Meister, twee vriendelijk pratende Zwitsers, zeggen: “Meneer Soudan is alleen komen praten of hij niet als disc-jockey te werk kon worden gesteld voor het Nederlandse programma. Wij hebben van zijn medewerking afgezien. Hij heeft noch commercieel noch financieel iets met ons project te maken gehad." Bollier en Meister, met keurig zittende pakken en met hippe stropdassen om, stellen ook dat men niets met andere rijke Zwitsers te maken hebben als het gaat om de financiering van dit radio-project. “We hebben al enige jaren een eigen bedrijf in verschillende telecommunicatiematerialen en werken hoofdzakelijk in Afrikaanse landen. Wij financieren alles uit eigen middelen en administratief wordt alles vanuit Zwitserland geregeld." Op de ochtend voor het vertrek uit Slikkerveer spraken beide Zwitsers in de kantine van de scheepswerf De Groot en Van Vliet hun verbazing uit over het verhaal van Soudan. Op de Slikkerveerse werf werd het schip ondertussen gereedgemaakt voor de proefvaart die om tien uur begon. Ze spraken de hoop uit in de middaguren met hun zendschip voor Scheveningen af te meren. En in de nachtelijke uren wilde men in volle zee en buiten de territoriale wateren de experimentele uitzending beginnen. Ondertussen had een journalist van de Gemeenschappelijke Persdienst ook nog wat woorden in Rotterdam verzameld van Jacques Soudan, die steeds in meervoud over ‘wij’ sprak. “Wij gaan naar zee zonder enige programmering. Erg gek natuurlijk, maar het moet nog groeien. Het hele project is versneld door de publiciteit die er achter aan zat te jagen." Soudans verhaal zit echter vol hiaten. Hij is boos op Edwin Bollier en Erwin Meister, maar de twee Zwitsers zijn op hun beurt laaiend op de Rotterdamse drogist. Meister en Bollier verschaffen informatie over, laten wij maar aannemen, hun schip. Ze zeggen: “Er komen Oostenrijkse en Zwitserse diskjockeys op het schip. De MEBO 2, het zendschip, wordt begeleid door de MEBO 1, dat dan voor de bevoorrading zorgt. We kunnen overal heen. We hoeven met het zendschip niet voor anker. Voorlopig zijn we te beluisteren op de ultra korte golf, op 102 meter en op de korte golf op 942 meter (6210 khz). We hebben tussen zes uur ’s middags en twee uur 's nachts een bereik tot aan Warschau.” Natuurlijk was half luisterend Nederland ook nieuwsgierig of de Zwitsers met hun radiostation zichzelf zagen als een concurrent van Radio Veronica, dat op dat moment een absolute monopoliepositie op zee had. Men gaf aan zich op een veel grotere markt, ook wat betreft de werving van reclamespots, te richten. En als RNI een succes zou worden, voorspelden ze dat ze een tweede radiostation zouden gaan opzetten met commercieel gerichte uitzendingen op Afrika. Opmerkelijk gegeven is dat toen RNI in september 1970 voor het eerst voor een langere periode uit de ether verdween men stelde dat er belangstelling was voor het zendschip vanuit Afrika. En over Afrika gesproken: in het meest zuidelijke deel woont al jaren duimzuiger Jacques Soudan. 15 januari 2015, Hans Knot
  2. Op 31 augustus 1974 verdwenen stations als Radio Veronica, Radio Northsea International en Radio Atlantis voor goed uit de ether als zijnde zeezenders. Men had voor deze zaterdag gekozen omdat het niet alleen een mooie afsluiter van de maand augustus zou zijn maar ook omdat medio september, na aankondiging van een wetswijziging van de Telegraaf- en Telefoniewet in de Staatscourant, vaak de anti-zeezenderwet genoemd, het onmogelijk zou worden om op legale wijze een dergelijk station te runnen. Via de aangepaste wetgeving werd het namelijk voor personen ondermeer verboden te adverteren, te bevoorraden of aan land programma’s op te nemen voor een dergelijk radiostation. Wie echter wel – op welke manier dan ook – toch voor een dergelijk station ging werken, had de kans door justitie te worden vervolgd met alle gevolgen van dien. Alle activiteiten verricht door medewerkers van voornoemde stations voor de datum van het van kracht worden van de wetswijzigingen werden dan ook volstrekt legaal verricht. Voor me ligt op dit moment nummer 114 van ‘Aether, tijdschrift over de geschiedenis van de omroep en de fonografie’, een kwartaalblad dat ik vanaf de oprichting altijd met veel plezier lees. In dit nummer komt het onderwerp ‘zeezender en haar historie’ een aantal malen voor, waarbij abusievelijk aan de geschiedenis een verkeerde draai wordt gegeven door het gebruik van het woord ‘piraat’. Als voorbeeld noem ik het artikel ‘Middengolf gaat op slot’, waarin melding wordt gemaakt van het op 15 september 2015 uit de ether nemen van de laatste middengolfzender van de publieke omroepen. Men constateert dat het daarna wel heel stil zal worden op de AM. ‘Het betekent’, aldus de auteur van het artikel, ‘het einde van een tijdperk, waarbij vooral in de jaren vijftig en zestig massaal naar de middengolf werd geluisterd, met Hilversum I en II en Radio Veronica en andere piraten.’ Het is te hopen dat de redactie van een uitstekend tijdschrift als Aether wil inzien dat het gebruik van het woord ‘piraat’ geheel onjuist is, daar op geen enkele wijze de wet werd overtreden door de in 1974 uit de ether gegane stations. Het enige juist te gebruiken woord is en blijft ‘zeezender’. Hans Knot, 24 december 2014
  3. Recentelijk stuitte ik in de archieven op een oude krant van 24 februari 1971 waarin een verhaal is terug te vinden over een ontevreden schipper, de toen 37-jarige, C.J. de Ridder afkomstig uit Urk. Hij had zijn schip, de ‘Linda’, al bijna een jaar liggen in de haven van Scheveningen en hem was al een paar keer door een ambtenaar van de Havendienst erop gewezen dat het afmeren van een schip in de haven van Scheveningen bijna onmogelijk was zonder de vergunning, waarin duidelijk omschreven werd dat het betreffende schip werd ingezet voor bepaalde activiteiten die te maken hadden met handel gericht op Scheveningen en Den Haag. Omdat De Ridder totaal niet reageerde op het verzoek van de ambtenaar om te vertrekken en elders een ligplaats te zoeken, kwam in de derde week van februari, in de holst van de nacht, een sleepboot - die dienst deed voor Rijkswaterstaat- op last van de gemeente Den Haag, de kotter ‘Linda’ uit de Scheveningse haven wegslepen. Volgens een woordvoerder van de Dienst had De Ridder geen vergunning om er zijn schip af te meren en verbleef hij er dus illegaal. In eerste instantie werd de ‘Linda’ ingezet, zoals vele schepen actief vanuit Scheveningen, voor het vissen op de Noordzee, maar werd ook voor andere doeleinden ingezet. Eerder die maand werd bekend dat het beslag op de MEBO I, dat in 1970 werd ingezet voor de bevoorrading van de MEBO II van Radio Nordsee International, nog immer aan de ketting lag in de haven van Scheveningen. Het beslag was gelegd in opdracht van de Panama Overseas Shipping Company, een onderneming opgezet door ir. Heerema. Deze maatschappij stelde nog een vordering te hebben op MEBO Ltd, de moedermaatschappij achter RNI en eigendom van de Zwitsers Meister en Bollier. Details werden niet vrijgegeven. Heerema was, ondermeer met vriend Kees Manders, verantwoordelijk voor een poging tot kaping van het zendschip van RNI in de maand augustus 1970. Manders had ook een vordering op de Zwitsers maar die zou met beide heren tot een regeling zijn gekomen. In de tweede week van februari 1971 werd bekend gemaakt dat RNI, dat eind september 1970 met uitzendingen was gestopt, spoedig weer een serie testprogramma’s wenste uit te zenden om daarna te beginnen met uitzendingen in het Nederlands en het Engels. Hiertoe werd de Exploitatie Maatschappij Noordzee N.V. opgezet, waarvan de muziekuitgeverij Basart een van de vennoten was. Als streefdatum voor de start van RNI in 1971 werd aangegeven dat deze tussen 20 februari en 1 maart zou komen te liggen. Daar het zendschip, het zei met een beperkte bemanning, nog steeds in internationale wateren voor Scheveningen voor anker lag, diende er dus met bepaalde regelmaat te worden bevoorraad. Hiervoor maakte de onderneming gebruik van boten van een aantal scheepseigenaren uit Scheveningen, maar ook van het schip van De Ridder. Voordat het schip ‘Linda’ werd weggesleept had de schipper gedurende twee weken met regelmaat de MEBO II bevoorraad, iets was de havenautoriteiten ook was opgevallen. Via een wel heel grote omweg kwam de ‘Linda’ vanuit Scheveningen in de Laakhaven in Den Haag terecht. Het schip werd van Scheveningen via Hoek van Holland en de waterweg naar Rotterdam, via binnenwateren, naar Den Haag gesleept. Als reden gaf de directeur van de Havendienst, Mr. W.C.A. Riem Vis, aan dat De Ridder geen vergunning had activiteiten vanuit Scheveningen te verrichten. De sleeptocht werd in de nacht van 23 februari gedaan om de scheepvaart in de binnenwateren zo weinig mogelijk te hinderen en om geen opzien te baren. Ook vond men het niet nodig de eigenaar, die om half 1 in de nacht het schip had verlaten, op voorhand te informeren. Riem Vis destijds: “Hij is al lang genoeg gewaarschuwd. Hij wist dat dit zou gebeuren als hij voor de twintigste van deze maand niet vertrokken was. Wij vinden het dan niet nodig hem te verwittigen. Hij heeft trouwens ook nooit iets van zich laten horen.” In de ochtenduren deed De Ridder aangifte bij de politie wegens diefstal van de ‘Linda’. Ook hierop reageerde Riem Vis: ‘Diefstal, dat is geen diefstal. Het is het verplaatsen van een vaartuig, dat volgens een verordening mag. Hij zal wel de kosten moeten betalen.” De kosten werden destijds trouwens op rond de 2000 gulden geschat. Achteraf had De Ridder die nacht de boot van Rijkswaterstaat wel in de omgeving zien varen maar had hij niet door met wat doel: ‘Als ik geweten had dat even later ze mijn bootje zouden kapen, was ik erbij gebleven en hadden ze nog een grote rel mee kunnen maken. Maar ze zijn nog niet met me klaar. Dat stiekeme gedoe lust ik niet. Ik heb een advocaat ingeschakeld om de zaak voor me te redden.” Een woordvoerder van de gemeente Den Haag stelde dat de overtallige schepen in de haven van Scheveningen al meerdere malen onderwerp van gesprek waren geweest en dat de situatie in de haven steeds chaotischer werd en dus ingegrepen diende te worden om de schepen, waarvoor wel een vergunning was, een ligplaats te kunnen geven. Het is daar razend druk en als deze sportvissers, die niet in de haven thuis horen, er maar hun gang gaan wordt de chaos steeds groter.” De Ridder was het met deze verklaring niet eens en stelde dat Scheveningen een vrije haven was en dat ieder schip, goedgekeurd door de scheepvaartinspectie, daar mocht komen. De gemeente Den Haag ging echter uit van het standpunt dat de haven allereerst bestemd was voor Scheveningers en dat men diende aan te tonen dat men zich met handel of visserij bezig hield. Wel waren er rond die tijd vele jachten die door een besluit uit het verleden er tevens een ligplaats hadden. Hoe het uiteindelijk is afgelopen is niet duidelijk want na die enkele berichtjes in februari 1971 is er niets meer van Schipper De Ridder en zijn ‘Linda’ vernomen. Hans Knot, 5 december 2014
  4. Officieel werd er in 1965 al een tijdje gepraat over een nieuw radiostation dat zich vooral op de jeugd zou gaan richten met het brengen van populaire muziek, ook wel popmuziek genoemd. Maar kwam deze plannen ook echt uit? Op 10 augustus van dat jaar werd bekend gemaakt dat de omroeporganisaties bang waren de streefdatum van 1 oktober niet te halen betreffende het openen van het derde radionet in Nederland. Programma technisch was er al wel het nodige uitgevoerd door de Technische Dienst van de Nederlandse Radio Unie, maar op programmatisch gebied was er door de omroepen nog niets voorbereid omdat men eenvoudig weg nog geen cent had ontvangen van regeringswege uit Den Haag. Een niet bij name genoemde woordvoerder stelde dat men ook niet zonder een welgevulde portemonnee naar een kruidenier kon gaan. In een Kamerdebat had de toenmalige minister Vrolijk, van Cultuur Recreatie en Maatschappelijk Werk, eerder gemeld dat er genoeg geld voorhanden was om de kosten voor het derde radionet te kunnen dekken. Maar andermaal werd weer eens hoog van de toren geblazen want informatie, destijds ingewonnen, leerde dat de omroepverenigingen pas een week daarvoor de begroting via de regeringscommissaris voor het Radiowezen bij de regering hadden ingediend. Wel werd duidelijk, gezien de krappe tijd, dat de omroepen slechts met eenvoudige programma’s van start konden gaan. Slechts 11 dagen later werd er een officiële startdatum vrijgegeven. Het bleek namelijk dat het bestuur van de Nederlandse Radio Unie, waarin ook de toenmalige omroepen waren vertegenwoordigd, had besloten dat vanaf 11 oktober, elke dag van 9 uur in de ochtend tot 6 uur in de avond, het derde programma de ether in zou gaan. Het programma, zo werd ook bekend, zou via de FM-band worden uitgezonden, terwijl de NRU het vertrouwen had uitgesproken dat de PTT de faciliteiten voor het uitzenden via de middengolf voor betreffende datum ook gereed zou hebben. Wel gaf men tenslotte aan dat het bestuur van de NRU, met het oog op de financiële kwesties, alleen de kosten kon dekken voor het lopende jaar en dat voor 1966 uitgebreid overleg diende te zijn met vertegenwoordigers van het Ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk. Op vrijdag 10 september 1965 werd er bekend gemaakt dat het voorlopige programma van Hilversum 3 tot 31 december van dat jaar gehandhaafd zou blijven en als een gezamenlijk programma van de Nederlandse Radio Unie zou worden gebracht. De AVRO, KRO, NCRV en de VARA hadden zich bereid verklaard de eerste drie maanden de programma’s te verzorgen. In een officiële verklaring van de NRU werd andermaal duidelijk dat het een programma van eenvoud en van ontspannend karakter zou gaan worden. Tevens maakte men bekend dat er gebruik zou gaan worden gemaakt van studiofaciliteiten die werden ondergebracht in de kelder van de nieuwbouw van de discotheek van de gezamenlijke omroepen. Tenslotte werd gemeld dat elk uur, dat men in de ether zou zijn, op het hele uur, een kort nieuwsbulletin zou komen met de duur van maximaal twee minuten, verzorgd door de Radionieuwsdienst. Mondjesmaat kwam de informatie inzake het toekomstige muziekstation naar buiten en 1 oktober 1965 werd bekend dat de deelnemende omroeporganisaties hun programmaschema klaar hadden. Uitzendtijden waren definitief gesteld van 9 uur in de ochtend tot 6 uur in de avond. Omdat in eerste instantie de VPRO wel was gepland en zich alsnog had teruggetrokken diende, zo werd gemeld, dat segment nog vanuit Den Haag onder de andere vier betrokken omroepen zou worden verdeeld. De programmering van de zondag werd verdeeld onder de AVRO en de VARA waarbij om de week de uitzendlengte van beiden veranderde. Wel was het zo dat de VARA het merendeel van de programmering die dag voor zijn rekening zou gaan nemen. Op de maandag was de gehele dag in gebruik door de KRO, terwijl de dinsdag tot 5 uur de NCRV actief zou zijn en het laatste uur nog door de VARA werd meegenomen. Het merendeel van de woensdag was vervolgens voor de KRO, terwijl de rest voor de AVRO zou zijn. De donderdag was vervolgens geheel voor programma’s van de VARA terwijl de vrijdag door de AVRO zou worden gevuld. Op zaterdagen waren de uren tot 11 uur in de ochtend ingeruimd voor de AVRO terwijl de rest van de uitzenddag het de NCRV was die voor de programmatische verantwoordelijkheid stond. Alles werd dus geprogrammeerd door de vier verschillende omroepen maar wel onder de verantwoordelijkheid van de Nederlandse Radio Unie. Ook werd bekend gemaakt dat de officiële opening van het station zou worden gedaan door de eerder gememoreerde minister voor CRM, Vrolijk. De KRO maakte bekend dat men de licht amuserende programma’s ging afwisselen met korte actualiteiten van maximaal 3 minuten. ‘Heeft Veronica Joost en Tineke bij de KRO hopen we dat Betty en Bert hun populariteit ook zullen halen.’ De NCRV had zich ingezet op de populariteit van Skip Voogd, die ook voor verschillende muziekbladen schreef. Onder zijn leiding zouden de platenprogramma’s worden gebracht. De VARA meldde zich in te zetten voor tal van verschillende programma’s, waarbij het eigen orkest een belangrijke rol zou gaan spelen, terwijl de AVRO vooral beloofde aandacht te besteden aan de automobilisten in een programma met de titel ‘de zingende bougie’. Ook beloofde de AVRO dat zij en de andere omroepen ook gebruik wensten te maken van de onder supervisie van de NRU spelende orkesten. Daarbij zou vooral gebruik worden gemaakt van eerder opgenomen materialen. Al eerder werd gemeld dat er in de nieuwbouw van de discotheek op het omroepkwartier ruimte werd gecreëerd. Op 1 oktober werd duidelijk dat het ging om een presentatieruimte als wel een hoofdcontrolekamer, waar de banden en platen konden worden opgelegd voor uitzending. Meerdere andere ruimtes werden voor ingebruikname in 1966 gepland. Hard was er gewerkt om het geluid van Hilversum 3 vooral ook via de FM verspreid te krijgen, wat – in samenwerking met de PTT – aardig was gelukt. Slechts het deel van Noord Holland boven Alkmaar en de inwoners van de Waddeneilanden zouden verstoken blijven van een FM-signaal. Wel werden inwoners, ver verwijderd van een FM-zender, aangeraden een buitenantenne aan te (laten) brengen. In de loop van 1966, zo stelde de PTT, zou er een steunzender Wieringermeer gereed komen waarna de overige inwoners ook via de FM zouden kunnen gaan meeluisteren. Tijdens de eerste maanden bleken de uitzendingen alleen via de FM-frequenties beschikbaar en volgens het ministerie van CRM kon het enkele maanden duren voordat ook de middengolf, via de 240 meter, geactiveerd werd. Dat Hilversum 3 direct geen gevaar werd voor de toenmalige zeezenders, die voornamelijk muziekprogramma’s gevuld met popmuziek en aanverwante zaken programmeerden, mag blijken uit een aantal namen van programma’s door de vier eerder genoemde omroepen in de eerste drie maanden van het bestaan van Hilversum 3 werden gebracht. Betty Boogiewoogie Cosmopolitian Dansensemble Drie in de pan Echo’s van duizenden eilanden (Indonesische volksmuziek) Elektronisch orgelspel Hoogtepunten uit operettes, musicals en films Instrumentaal allerlei Instuif Johan Willem Friso Kapel Keuze van de omroeper Klanken van eigen bodem Koorzang en orkest Langs de weg Leger des Heils Lichte grammofoonmuziek voor Tieners Lichte lunchmuziek Lichte orkestmuziek Midi melodie Muziek aan de lopende band Muziek bij de thee Muziek is troef Operettemuziek Opgeruimd Orgelspel Orkestparade Popopera Popshow (dansorkest en solisten) Promenadeorkest Ritmisch strijkorkest Tango Rumba Tienerama Tienerparade Toedeloe Toonkunst voor allen Top tien van deze week Toptalent Tot uw orders, gevarieerde muziek Van uur tot uur Vertel dat maar in platen en praten op een dorpsplein Volksmuziek Western Country Zangsolisten Zet em op Zing met ons mee Zing zing zing Zingende boogie Je mag er vanuit gaan dat bij de start van een nieuw radiostation er volop promotie zal worden verricht om het station onder de aandacht te brengen van het potentiële luisterpubliek. Mede omdat Hilversum 3 een actie was van de bestaande omroepen en de regering in Den Haag om het als alternatief voor het te populaire en in hun oren illegale Veronica te kunnen beconcurreren. Getuige het bovenstaande overzicht van programmanamen werd het me al snel duidelijk, als niet-luisteraar van de beginperiode van Hilversum 3, dat de concurrerende positie van het station ten overstaan van Radio Veronica minimaal zal zijn geweest. Een bij elkaar geraapt geheel aan programma’s dat geheel niet een doorsnee popstation kon worden genoemd. Bij research voor dit artikel heb ik me vooral gericht op datgene dat via de Gemeenschappelijke Pers Dienst in de regionale pers naar voren kwam. Niets bijzonders op de dag voor de start van het station in oktober 1965, slechts een korte aankondiging dat Minister Vrolijk het station officieel zou gaan openen. Op de dag van de opening en de dag erna andermaal geen bijzonderheden behalve de programmering voor de volgende dag. Pas op zaterdag 13 november, ruim een maand na de officiële start van Hilversum 3, werd er in een langer artikel aandacht besteed aan de programmering en de programmamakers. Zo werd ondermeer vastgesteld dat van de vier betrokken omroepen vooral de KRO de meest frisse en boeiende aanpak van haar programma’s wist te bereiken. Ongetwijfeld had de omstandigheid, dat men voor dit doel en enthousiast team jongeren had aangetrokken, hierop een belangrijke invloed gehad. Uit het artikel werd duidelijk, dat de KRO-uitzendingen werden gekenmerkt door een niet aflatende actualiteit. ‘De jongens zitten in de letterlijke zin bovenop het nieuws. Ze hebben zo nodig verbindingen naar elk punt in Nederland en het buitenland beschikbaar.’ Als voorbeeld werd genoemd dat Han Mulder enkele dagen eerder op reportage was geweest in Harlingen en omgeving, op zoek naar een zoekgeraakte kist met ammunitie, waarbij de luisteraar door flitsende reportages heet van de naald continue op de hoogte werd gehouden. Over de presentatie werd gemeld dat deze aantrekkelijk was door de volstrekt ongedwongen manier waarop de deejays hun ‘commentaartjes en gezegden ten beste gaven’. Gelukkig concludeerde de niet bij name genoemde journalist dat deze vorm van presentatie niet nieuw was daar het door Veronica al eerder werd geïntroduceerd. Wel nieuw was de actualiteitendrift in het programma van de KRO en op dit punt was Veronica in het nadeel omdat de programma’s een week vooraf werden opgenomen en vanaf internationale wateren werden uitgezonden. Maar er was nog een duidelijk verschil volgens de journalist: ‘Persoonlijk mis ik de reclame allerminst. Beter voldoen me de korte, luchtige Hilversum 3 commentaartjes, die niet het opdringerige hebben dat reclamespots nu eenmaal hebben.’ Kritisch luisteren was zeker gedaan want hij vervolgde met: ‘Uiteraard missen de jongelui nog de rijpheid van de doorgewinterde radiomedewerkers en foutjes en minder geslaagde stuntjes zijn daardoor niet te vermijden. Maar dit vormt aan de andere kant ook weer een boeiend element aan de uitzendingen van Hilversum 3.’ Maar het maken van fouten had volgens hem ook zo zijn charmes getuige: ’Feitelijk maakt de Hilversumse radiofabriek te weinig slippertjes. Wat dat betreft was het in die prille radiotijd interessanter. Het kon toen nog wel eens gebeuren dat een grammofoonmachine plotseling dienst weigerde en ik herinner me ook nog dat Oom Henk (H. F. Oets) van het zo bekende VARA-vragenuurtje voor de kinderen tijdens een uitzending opstond om de openstaande tuindeuren van de studio te sluiten. Er kwam namelijk een onweersbui opzetten en die hadden we via de microfoon toen al eerder horen naderen.’ Een andere programmamaker bij de KRO was Bert de Winter, destijds 28 jaar en die volledig zichzelf bleef als hij achter de microfoon zat. Feitelijk was hij de vliegende reporter bij de KRO en in die tijd hield hij precies bij hoeveel reportages hij had gemaakt. Hij sprak de verwachting uit dat eind 1965 het aantal van 1000 zou worden gehaald. Een nadeel van het hebben van een eigen programma, twee dagen per week, was, dat hij zich gebonden voelde en niet elk moment er op uit kon vliegen om een reportage te maken. Bert de Winter deed zijn presentatie trouwens voor de vuist weg. Dit in tegenstelling tot Betty Snoek, die alle teksten vooraf schreef. Deze 26-jarige KRO-medewerkster was de dochter van Arie Snoek. Die naam staat bij 60 plussers bekend als de man achter de piano in Ab Goubitz zijn Ochtendgymnastiek op de radio. Dat de KRO redelijk aansloeg bij een deel van het Hilversum 3 luisterpubliek had mede te maken met een half jaar durend onderzoek dat een aantal medewerkers had verricht. Gerard Hulshof was destijds continuïteit regisseur op Hilversum 3. Hij stelde in een interview dat het gesproken woord kort en bondig diende te zijn en feitelijke informatie gefixeerd diende te zijn op herkenbare punten. Frans Wijsen en Frans de Zwaan hadden voor de start van Hilversum 3 in opdracht van de KRO het onderzoek verricht naar de juiste manier van radiomaken voor het nieuwe station. Men had ondermeer gerenommeerde radiomakers in Engeland, Frankrijk, Duitsland en Amerika geïnterviewd. Mede door de inhoud van de interviews kon Gerard Hulshof, samen met zijn programmamakers, een juiste invulling geven en een programma neerzetten dat in grote trekken, volgens hem, met een ideaal station overeenkwam. Men was tijdens het onderzoek er op gespitst er achter te komen op welke uren er meer, en ook wanneer er minder, zou worden geluisterd. Daarom waren vooral de drukke uren tussen 12 en 13 uur en die tussen 17 en 18 uur tijdens de KRO dagen gevuld met veel ‘recht-toe-recht-aan’ muziek. Andere uren waren er voor meer diepgang in de programma’s. Hulshof: “Het is natuurlijk behoorlijk pionieren, we maken lange dagen van 7 tot 19 uur en er wordt veel geïmproviseerd. De ogen van radioveteranen glimmen als ze ons bezig zien.” Op 21 december werd bekend gemaakt dat het tijdstip waarop het programma van Hilversum 3 ook via de middengolf zou worden uitgezonden, nog niet vast stond. Van de zijde van de PTT maakte men destijds bekend dat het wachten was op het antwoord van minister Vrolijk, die moest vaststellen wanneer Hilversum 3 te beluisteren zou zijn op de 240 meter middengolf. Frankrijk en Ierland, die ook op deze golflengte met zenders actief waren, hadden al meegedeeld geen bezwaar tegen de komst van Hilversum 3 te hebben, maar Hongarije verzette zich wel tegen de uitzending na zonsondergang, omdat dan de reikwijdte van de Nederlandse zenders zo groot was dat het Hongaarse programma gestoord kon worden. De verwachting was dat Nederland rekening zou houden met de bezwaren van Hongarije, dat ook lid was en is van de Internationale Telecommunicatie Unie. De overweging dat een ander land van achter het toenmalige IJzeren Gordijn, te weten Oost-Duitsland, er nut in zag westelijke zenders te storen, wanneer men dat nodig achtte, legde geen gewicht in de schaal. Oost-Duitsland was namelijk1 geen lid van de Internationale Telecommunicatie Unie en was dus vrij te doen wat het wenste. Voor de hand zou liggen Hilversum 3 in de winterperiode eerder uit de lucht te nemen dan in andere jaargetijden. Volgens een advies aan minister Vrolijk zou dit in december en een groot deel van januari betekenen dat de AM-zender om half vijf uit de ether diende te worden gehaald. Vanaf 21 januari om vijf uur, vanaf 5 februari om half zes en vanaf 20 februari om zes uur. De termijn van zes weken, waarin buitenlandse regeringen bezwaar konden maken tegen de geplande Nederlandse uitzending op 240 meter, liep tussen Kerstmis en Oudjaar 1965 af. Ondertussen gingen de doorsnee gezapige programma’s op Hilversum 3 door en werd bij lange na niet de doelstelling, de concurrent van Radio Veronica te worden, gehaald. De luistercijfers van Hilversum 3, dat later zowel op FM als de AM uitzond, waren pas in de jaren zeventig hoger dan die van Radio Veronica. Hans Knot, 29 november 2014
  5. Blader een aantal weken door de dagbladen en ongetwijfeld zie je berichtgeving over het arresteren van mensen vanwege het smokkelen van drugs naar ons land. Of is het mogelijk dat je berichtgeving vindt over iemand die in zijn kofferbak een andere persoon illegaal de grens heeft over gebracht. Beelden genoeg in het geheugen hoe in havens aan de Franse noordwestkust grote groepen buitenlanders proberen een plekje te krijgen op een boot naar Engeland. Ze proberen dit op slinkse manieren, zodat ze niet zichtbaar en dus illegaal Engeland kunnen binnenkomen om daar te profiteren van de financiële voordelen die asielzoekers hebben. Een halve eeuw geleden was het andere koek. Vermaard is bijvoorbeeld de botersmokkel vanuit België. Zelfs werd er een lied de hitparade ingezongen door de Twee Jantjes. ‘Hij was een smokkelaar’, met tekst van Jaap Valkhof en muziek van Johnny Hoes. Natuurlijk waren er andere producten die illegaal ons land werden binnengebracht. Het was de tijd dat er nog overal grensbewaking was en de douane scherp diende op te letten. Toch lukte het de smokkelwaar ons land in te brengen, hoewel het niet altijd goed afliep. Op 17 november 1964 werd een 23 jarige inwoner van Hamburg in Almelo aangehouden. De politie maakte bekend dat hij – H.D.S. , bij aanhouding in het bezit was van 38 televisietoestellen. Onderzoek gedaan door de douane wees uit dat de persoon in totaal 1974 toestellen aantoonbaar de grens had overgesmokkeld. Het was geen lief jongentje want al vrij snel, na de aanhouding, bleek dat hij in Duitsland al een straf had uitgezeten voor de smokkel van koffie en conserven. Maanden later, op 20 april 1965, verscheen de Hamburger voor de rechtbank in Almelo, waar hij bekende ongeveer 1200 televisietoestellen illegaal ons land had binnengesmokkeld. De officier van Justitie eiste tegen hem een gevangenisstraf van negen maanden, waarvan drie voorwaardelijk. Tevens werden de gevonden toestellen verbeurd verklaard, evenals een vrachtauto en een draagbare zendinstallatie. De Hamburger verklaarde via landweggetjes 40 transporten te hebben uitgevoerd, waarbij hij in eerste instantie alleen werkte en later personeel aannam om de klus te klaren. De zendinstallatie gebruikte hij om zijn werknemers te waarschuwen als er onraad was. Uiteindelijk werd hij opgepakt doordat Duitse collega’s de Nederlandse douane waarschuwden. Financieel voordeel was er ook geweest want het had hem 25.000 gulden pure winst opgeleverd. Hans Knot, 20 september 2014
  6. de redactie

    Hans Knot: Verkeersinformatie

    Als wij met de auto op pad gaan, dat niet al te vaak gebeurt, is het vooral om een langere afstand te overbruggen. Trouw regel ik de avond voorafgaand het vullen van de speciale CD-houder, die dan meegaat in de auto. Zo hebben we volop keus om onderweg onze favoriete muziek te kiezen. Onderweg wordt zo nu en dan de muziek weggedrukt en komt de verkeersinformatie naar voren. Of we nu in Nederland of Duitsland rijden, de techniek staat voor niets en we worden snel geïnformeerd. Op allerlei manieren kan men heden ten dage de informatie tot zich nemen. Bezitters van de uitgebreide mobiele telefoons, waarbij internet te ontvangen is, kunnen van minuut tot minuut zich via de ANWB of allerlei andere sites laten informeren. De VID verzorgt al vele jaren de verkeersinformatie via diverse radiostations in ons land. Hoe anders was dat in de tijd dat het wegennet in ons land nog niet zo uitgebreid was en er bij lange na niet het grote aantal weggebruikers als nu was. Je ging op het goede geluk de weg op, nam een recente wegenkaart mee en zorgde ervoor dat je, voordat je op pad ging, een dergelijke kaart goed bestudeerde, zodat je niet op een foute weg terecht kwam. Als je de beschikbare informatie betreffende de geschiedenis van de verkeersinformatie op de Nederlandse radio bestudeert dan zal vaak naar voren komen dat sinds 1973 incidenteel verkeersinformatie via Hilversum 2 en 2 werd gebracht. Met enige regelmaat werd er pas vanaf 22 maart 1978 verkeersinformatie op de radio gebracht. Dat was dan twee keer per week als een wachtmeester van de Rijkspolitie, Rob van Rees, in het programma ‘Auto in, AVRO aan’ zijn opwachting maakte. Elke dinsdag en donderdag was hij vanaf die dag te horen in het programma van Tosca Hoogduin. Al vrij snel kreeg het brengen van de verkeersinformatie een bepaalde populariteit, waardoor er vraag naar meer ontstond. Dit had tot gevolg dat via de toenmalige radiostations Hilversum 1,2 en 3 Rob van Rees samen met collega’s Theo Gerritsen, Jelles Boden en Jan Delebeke zeer regelmatig werden gehoord, vooral in de ochtend en namiddagspitsuren. De presentatie van de berichtgeving vond plaats vanuit een speciaal gebouwde omroep cel, die was gebouwd in het gebouw van de Verkeerspolitie, gevestigd in Driebergen. In de begintijd was de informatie vrijwel geheel afkomstig van meldingen van politiesurveillanten onderweg, waaronder teams die reden in de nog steeds bekende Porsches. In de loop van de jaren tachtig van de vorige eeuw werden steeds meer trajecten voorzien van verkeerssignalering, die er voor zorgde dat het verkeersbeeld om computerschermen in de politieverkeerscentrale te volgen was. De uitbreiding van verkeerssignalering door Rijkswaterstaat gaf een enorme verbetering in de verkeersinformatie-meldingen. oms kan het tot een vreemde draai komen in iemands loopbaan, zo ook met die van Rob van Rees. Na vele jaren verkeersinformatie te hebben gebracht bij de publieke omroep werd hij door de leiding van het toenmalige RTL-Véronique benaderd om presentator te worden van de autorubriek ‘Autovisie’. Ook dit was een activiteit die Van Rees naast zijn werk bij de Rijkspolitie deed. Vervolgens werd er gesteld dat hij het werk voor het commerciële RTL Veronique niet kon combineren met het brengen van de verkeersinformatie bij de publieke omroepen en werd voor hem een nieuwe baan gevonden bij de Rijkspolitiekapel. Eind 1998 verliet hij de Rijkspolitie omdat hij met functioneel leeftijdsontslag ging. Maar terugkerend op de ontstaansgeschiedenis van de verkeersinformatie dient zeker het eerste experiment te worden vermeld dat plaats vond gedurende de Paasperiode in 1965. In de kranten werd het vooraf bekend gemaakt: ‘In verband met de te verwachten drukte gedurende het komende Paasweekeinde, hebben de reportage-afdelingen van alle omroepverenigingen besloten om in alle actualiteitenrubrieken op Hilversum 1 en 2, gegevens over de verkeersinformatie op te nemen,’ Hilversum 3 bestond toen nog niet en zou pas later in 1965 actief in radio worden. Voor deze berichtgeving werd destijds samengewerkt met de informatiedienst van de ANWB en de ANVV, dat staat voor Algemene Nederlandse Vereniging van VVV’s, terwijl ook de Rijkspolitie informatie aanleverde. De berichtgeving in de actualiteitenprogramma’s vond plaats vanuit een speciaal ingerichte omroep cel in het gebouw van de ANWB in Den Haag. Op donderdag 15 april 1965 werden de eerste berichten uitgezonden, terwijl de vier daarop volgende dagen ook regelmatig berichten rond de verkeersdrukte via beide radiostations werden gebracht. Direct na het betreffende weekend werd bekend gemaakt dat de proef geslaagd was en dat ook het in de bedoeling lag om deze informatieve uitzendingen te doen plaatsvinden op 5 mei (Bevrijdingsdag), 27 mei (Hemelvaartsdag) en tijdens het Pinksterweekend. Hans Knot, 14 september 2014
  7. Op donderdag 1 april 1965 was er in de kranten van de Gemeenschappelijke Persdienst, waaronder vele regionaal gerichte, berichtgeving terug te vinden over het 1-jarig bestaan van Radio Caroline. Vooral de uitzendingen vanaf de MV Fredericia, verankerd in internationale wateren ter hoogte van het eiland Man, werden daarbij belicht. Als je een halve eeuw later een dergelijk artikel leest en je denkt intens de historie van het legendarische radiostation te hebben gevolgd, dan komt, bij verassing, toch een aantal nieuwigheden naar boven. Men begon het verhaal met de mededeling dat enkele dagen eerder door de medewerkers van het radiostation haar verjaardag werd gevierd met een programma van extra uitbundige muziek. Terug te luisteren is er van deze dag op Caroline North niets; wel is duidelijk dat op Caroline South allerlei verjaarswensen van de toen bekende artiesten tussen de muziek werd uitgezonden. Blijkbaar was de correspondent van het GPD uit Londen aan boord geweest van de Fredericia want hij stelde verder: ‘De Nederlandse kapitein, G. Kooger, en de ook voor een deel uit Nederlanders bestaande bemanning maken zich niet bezorgd over een mogelijke inbeslagneming of blokkade van het schip of over het afsnijden van hun bevoorrading op grond van het feit dat Engeland de conventie van Straatsburg heeft ondertekend, waarbij radiopiraten onwettig werden verklaard. De bemanning was dus onder leiderschap van kapitein G. Kooger, een naam die bij mij tot nu toe niet bekend was. Zoekend in diverse registers levert als resultaat op dat hij in 1957 in dienst was als gezagvoerder bij de NV Koninklijke Pakketvaart Maatschappij. Deze maatschappij zorgde voornamelijk voor de verbindingen tussen Nederland en Nederlands Indië en later Indonesië. De KPM had een vloot van 38 schepen, met een gezamenlijk tonnage van 205.766 BRT. In 1966 hield men, door een fusie, als zelfstandige onderneming op te bestaan. Waarschijnlijk heeft kapitein Kooger een eerdere overstap gemaakt naar de firma Wijsmuller uit Baarn. Verder ingewonnen informatie leerde me dat hij eerder in 1965 als één van de tijdelijke opvolgers van kapitein W. Buninga door Wijsmuller was aangesteld als gezagvoerder op de MV Fredericia. Kapitein Ko Walters was de andere plaatsvervangende gezagvoerder. Kapitein Buninga kreeg trouwens van de bemanning van het Caroline North zendschip, bij zijn vertrek naar Radio London, een herdenkingsplaat met het wapen van het eiland Man; een gedenkplaat die een tiental jaren geleden door zijn zoon Ron Bunninga aan mij werd geschonken voor de offshore radio collectie. Klaarblijkelijk had de correspondent nog verder gepraat met Kooger over eventuele problemen want hij meldde: ‘Indien voedselleveranties uit Engeland zouden worden stopgezet kan men altijd nog terecht in Ierland en Spanje, die de conventie niet hebben ondertekend. Ook bevoorrading vanuit de lucht is een mogelijkheid. Zo lang niet bewezen is dat Caroline mensenlevens in gevaar brengt, door scheepsgolflengten te gebruiken, bestaat er weinig kans dat het Britse parlement maatregelen zal nemen.’ Hij refereerde nog wel aan de twee keer dat Caroline per ongeluk verkeerde frequenties had gebruikt, maar vanuit de organisatie was toegezegd dat dergelijke incidenten niet meer zouden plaatsvinden. Een uitstapje naar het eiland Man en een bezoek aan de haven van Ramsey was het volgende dat de correspondent deed. Hij constateerde dat de bevolking van het havenplaatsje met veel plezier het avontuur van de Caroline-boys beleefde en die onder de inwoners zeer populair waren: ‘Het plaatselijke hotel heeft dankzij het vertier, dat zij brengen, nooit een dergelijk goede winter gehad. Als de deejays elke 14 dagen voor hun aflossing Ramsey aandoen, zijn de bars en cafés vol op handtekeningen jagende teenagers. Iedereen in Ramsey leeft mee met Caroline, vooral als het ruw weer is en men afstemt op het station om te horen of alles wel is aan boord.’ Over de bevoorrading van de MV Fredericia, volgens de correspondent een voormalig stoomschip, wist hij te melden dat er twee maal per week vanuit Ramsey werd bevoorraad met het schip ‘Essex Girl’ en omdat het zendschip in internationale wateren lag deed de douane van het eiland streng haar plicht voordat de bemanning van de Essex Girl toestemming kreeg uit te varen, wat bij terugkeer niet anders was. In die tijd was het bekend geworden dat de regering van Panama had besloten de registratie van de vlag in te trekken waardoor de Fredericia in moeilijkheden kon komen als een zogenaamd vlaggeloos schip. Maar kapitein Kooger had hem duidelijk gemaakt zich geen zorgen te maken daar hij in het bezit was van een verzegeld pakket, dat slechts in geval van nood mocht worden opengemaakt. Daarbij uiteraard doelend op een andere vlag en registratie, die dekkend was voor de bemanning van de Fredericia. Er was wel een duidelijk verschil tussen de verlofperiodes van de radiomensen aan boord en van die van de bemanningsleden. Elke veertien dagen werden de radiomensen afgelost, terwijl de bemanningsleden liefst zes weken van huis bleven: ‘Het leven aan boord is voortreffelijk en men kan zeer goed met elkaar overweg. Er is voldoende werk en er is tijd genoeg om te vissen. Iedereen krijgt dagelijks twee blikjes bier. Van zeeziekte heeft niemand last, dat is alleen een probleem tijdens de tochten van en naar het zendschip.’ Eindigend concludeerde de correspondent dat het gezelschap op het drijvende radiostation veel voldoening uit het werk kreeg, mede omdat men het gevoel had te voorzien in een behoefte om een sterke persoonlijke band met de luisteraars te hebben. Hans Knot, 5 september 2014
  8. Hoeveel televisiestations kunt je ontvangen via de kabelaansluiting of satellietschotel? Wel eens een telling gedaan en ook je afgevraagd hoeveel geweld en moorden er in een etmaal voorbij kunnen komen op je beeldscherm? Waarschijnlijk, met de afstandsbediening in de hand, niets eens bij te houden. Dan was het ruim vijftig jaar geleden wel heel anders met het karige aanbod aan televisieprogramma’s. Toch werd al zeer duidelijk een wijzende vinger opgestoken voor misdaad gerelateerde beelden. De geleerden gingen er vanuit dat de techniek zich altijd sneller ontwikkelde dan het menselijke moraal. Zo was het de Leidse professor Jacob Maarten van Bemmelen, hoogleraar in het strafrecht, de strafvordering en de criminologie, die in 1963 in een open brief zich richtte op het lezende volk. ‘Sinds de mens vuur en kruit uitvond hadden deze zegenrijke maar ook verderfelijke gevolgen. Het duurt altijd lang, voordat de funeste consequenties enigszins aan banden zijn gelegd en de nieuwe mogelijkheden uitsluitend of tenminste grotendeels alleen ten goede werken.’ En zo was het volgens van Bemmelen ook weer met de atoomsplitsing en de evolutie van de communicatiemiddelen. Volgens hem was men van de gevaren daarvan wel bewust, maar de methode van beteugeling van deze risico’s werden maar langzaam ontdekt. Hij waarschuwde dat de televisie binnen enkele jaren tot een machtig werktuig geworden was, vooral ter beïnvloeding van de massa; waarbij dit ten goede en ten kwade kon worden aangewend. Bemmelen schreef in zijn open brief dat het gevaar van de massa beïnvloeding zo groot was dat bijvoorbeeld hele landen en zelfs werelddelen en door konden beïnvloed. Al eerder had Van Bemmelen gewezen op de beïnvloeding. Nadat in november 1962 de Aktie ‘Open het Dorp’ op de televisie was geweest stelde hij dat de massasuggestie daar ten goede had gewerkt, maar waarschuwde hij er ook voor dat de televisie voor verkeerde doeleinden kon worden gebruikt. Ook ging hij in op de gruwelijke beelden vertoond op de televisie van de moord op John F Kennedy, de toenmalige president van de VS, gevolgd door de beelden van de moord op zijn moordenaar Oswald: ‘Er schuilt hier groot gevaar. Iedere criminoloog weet dat het vertonen van dergelijke moorden nieuwe misdaden tot gevolg heeft. Dickens wist reeds dat elke openbare terechtstelling nieuwe moorden verwekte. De televisie kan leiden tot het aankweken van solidariteitsgevoelens tussen de mensen onderling, maar dan dient het middel wel met verstand worden aangewend.’ Hij was trouwens van mening dat dit ook betrekking had op alle andere communicatiemiddelen, die ons in die tijd ter beschikking stonden zoals: film, krant en radio. Hij stelde dat de exploitanten van deze communicatiemiddelen met elkaar duidelijke afspraken dienden te maken om met de vertoning en vermelding van moorden een grotere soberheid te betrachten. Verder ging hij met: ‘Op het ogenblik lijkt het alsof dit verlangen naar soberheid in de berichtgeving een vrome wens zal blijven. Maar misschien dat de gebeurtenissen in Dallas tot diep nadenken zullen stemmen. Het is goed, dat de gehele westerse wereld rouwt om de dood van Kennedy, maar het is verkeerd, dat diezelfde wereld direct geconfronteerd wordt met de lugubere feiten.’ Het was de tijd dat beelden bij lange na niet rechtstreeks op de televisie waren te zien. Vaak kwam een filmblik, met beelden die in de VS waren geschoten, in Nederland aan via de hulp van bevriende KLM-piloten en werd berichtgeving in nieuwsrubrieken vaak alleen begeleid door beschikbaar fotomateriaal. Van Bemmelen was van mening dat elke misdaad onrust en angst verwekte en dat hoe groter de misdaad was hoe meer dit het geval zou zijn. Hij pleitte dan ook voor goed gevoerd onderzoek en een daarop volgende eerlijke berechting, waardoor de angst en onrust enigszins kon worden weggenomen. Wel wees hij erop dat aangaande de moord op Kennedy een onheuse situatie was ontstaan: ‘Des te erger is het wanneer het onderzoek naar de dader van zulk een moord wordt gefrustreerd doordat degene, die ervan beschuldigd wordt, meteen vermoord kan worden op het ogenblik, waarop hij tussen twee politieagenten wordt overgebracht van de ene naar de andere gevangenis.’ Hij voegde eraan toe dat iedere deskundige begreep hoe een volkswoede kon oplaaien ten opzichte van een persoon die verdacht wordt van het plegen van een afgrijselijk misdrijf: ‘Wat thans in Dallas is gebeurd is in hoge mate verontrustend en staat dan ook terecht in de Amerikaanse pers aan felle kritiek bloot. Het zal ongetwijfeld tot gevolg hebben dat bij menigeen het vermoeden blijft bestaan, dat ondergrondse machten hierin de macht hebben gehad. Die angst zal zeker niet weggenomen worden door het feit, dat de televisiekijkers nog eerder dan de rechercheurs, die Oswald overbrachten, zagen dat de nieuwe moordaanslag plaats vond.’ Heel duidelijk staan de zwart-wit beelden op het netvlies geschreven waarin Oswald werd neergeschoten door nachtclubeigenaar Jack Ruby. Tussen twee politieagenten en omringd door talloze fotograven, journalisten en camera’s werd Oswald naar een andere gevangenis gebracht en het kwam over als een waar circus. Andermaal Van Bemmelen: ‘De hele wereld, en in het bijzonder de Amerikaanse gemeenschap, zal ervan overtuigd moeten worden dat de berechting van misdadigers weliswaar een publieke zaak is, maar dat dit nog niet betekent, dat verdachten met journalisten mogen spreken, of overgebracht worden terwijl televisiecamera’s op hen gericht zijn.’ Hij voegde eraan toe groot voorstander te zijn van een verbod van vertoning van rechtszittingen of zelfs van executies: ‘Het plegen van goede justitie is een zaak van het gehele volk, maar niet iedereen behoeft deze berechting – en al wat daarbij behoort – van nabij mee te maken. Het is voldoende dat de openbaarheid van de rechtspleging in zoverre gewaarborgd is, dat daarop een zekere controle van de zijde van het publiek via de persorganen kan worden uitgeoefend.’ Afsluitend stelde Van Bemmelen dat de openbaarheid tot op dat moment getoond, inzake de moorden in Dallas, ten kwade had gewerkt. Dit – zo verwachtte hij – zou altijd het geval zijn wanneer ze de misdaden en de berechtingen ervan te uitvoerig en te realistisch tot de massa zouden blijven brengen. Het is maar goed dat de in 1982, op 84-jarige leeftijd overleden Van Bemmelen, niet meer meegemaakt heeft op welke geavanceerde wijze de sociale media zich heeft ontwikkeld en daarbij zeker een nog grotere vorm van positieve- maar ook negatieve beïnvloeding is ontstaan. Jacob Maarten van Bemmelen http://resources.huygens.knaw.nl/bwn1880-2000/lemmata/bwn4/bemmele Hans Knot, 30 augustus 2014
  9. Diegenen die vooral in de jaren zestig van de vorige eeuw actief zijn geweest in een ziekenomroep weten wat experimenteren is. Steeds werden er maar nieuwe programma ideeën bedacht en werden er vervolgens één of meerdere technici ingeroepen om te kijken of het bedachte plannetje wel tot uitvoering kon worden gebracht. Op die manier zijn de meest vreemde uitzendingen tot stand gekomen. Maar ook via de landelijke en regionale omroepen werd destijds tal van technische sprongetjes gemaakt om uiteindelijk te komen tot een stuntje in een programma. We gaan terug naar de jaarwisseling van 1959 naar 1960. In het studiogebouw van de NCRV in Hilversum was het idee ontstaan het nieuwe decennium te openen met 12 klokslagen van een statige klok, waardoor het Nederlandse volk kon worden binnengeleid in 1960. Men koos voor de Martinitoren in Groningen en zoals men het omschreef: ‘Als stenen getuigenis in de tijd geworteld en sinds vier eeuwen het emotionele richtpunt van historisch bewustzijn van de noordelijke provinciën dient om 12 uur het tijdstip aan te kondigen van een nieuw decennium.’ Maar de vraag was hoe je dan het klokkengelui in een live-uitzending vanuit Hilversum kreeg uitgezonden. Hiervoor diende eerst uitgebreid intern overleg te worden gepleegd, waarna de hulptroepen werden ingezet. Men maakte dankbaar gebruik van een technicus van het GEB in Groningen (Groninger Elektriciteit Bedrijf) evenals een persoon van de RONO, de toenmalige Regionale Omroep Noord en Oost. Deze was destijds actief voor de provincies Friesland, Groningen, Drenthe als wel Overijssel. Men had natuurlijk een opname kunnen maken van een willekeurige ’12 uur’ en deze van band af het programma in kunnen mengen, maar men had gekozen om het geluid live vanaf de Martinitoren om klokslag 12 uur de huiskamers binnen te brengen via een zogenaamde lijnverbinding. Men vond dit veel directer en nam op de koop toe dat men daarbij wel risico’s nam. Ook was er in het kort gesproken over een probleem dat de klokken van de Martinitoren soms hadden, namelijk één klap te weinig te geven. Men nam de gedachte mee dat rond de klok van twaalf uur, op oudejaarsavond, de meeste mensen toch wat oliebollerig zouden zijn. En in de meeste families om het hardst zou worden meegeteld, waarbij het klokkengelui meer op de achtergrond zou komen. En warempel de Martinitoren had het weer, of beter gezegd, had het weer niet: die ene slag miste de jaarwisseling. Het dient vooral voor de betrokken technici, in zowel de toren als in Hilversum, een rare ervaring te zijn geweest dat het niet 12 maar 11 uur sloeg. Hoog in de Martinitoren zat de eerder gememoreerde technicus van het GEB, de heer Meijer. Niet voor niets was hem gevraagd te helpen, want een van zijn normale taken was het onderhoud van Martiniuurwerk. Hij was die oudejaarsavond al na tienen naar boven geklommen om een vaste plek al in te nemen. Hij hield zich vooral bezig met het luisteren naar de hartslag van het uurwerk en het nauwkeurig afstellen van de mechaniek, zodat geen enkele seconde te vroeg of te laat de twaalf-uur slagen zich zouden laten horen. Met behulp van een draagbare radio wist heer Meijer zich om 11 uur te voorzien van het precieze tijdsein. Jan Deddens (foto RTV Noord) Een andere rol was weggelegd voor de hoofdtechnicus van de toenmalige regionale omroep RONO, Jan Deddens. Hij zat namelijk beneden in de Martinikerk achter de techniek, waarbij hij de verbinding tussen de kerk en de studio in Hilversum tot stand diende te brengen en het signaal op hoogwaardige wijze via een lijnverbinding live in Hilversum te krijgen. Hij maakte ook gebruik van een zogenaamde decorluidspreker, waardoor hij het zachte getik van het uurwerk kon horen. Uiteraard knalden er met regelmaat andere geluiden door, immers velen waren al vervroegd vuurwerk aan het afsteken ondanks het Nieuwe Jaar nog niet was aangebroken. In de ochtenduren had hij 250 meter kabel in de toren aangebracht voor 2 microfoons, die zowel het geluid van het uurwerk als het slaan van de klokken dienden weer te geven. Ruim voor de klok van middernacht werd de lijnverbinding tot stand gebracht. Het bleek dat op Hilversum I, waarop de NCRV die avond uitzendtijd had, een dominee was ingehuurd om het Oude Jaar uit te bidden. Maar het ging niet alleen fout met het aantal klokslagen want ook de dominee bleek niet uitgebeden toen het Nieuwe Jaar een feit was en dus waren de zachte tikken van het uurwerk al door zijn gepraat heen hoorbaar en kwamen de ‘twaalf’ slagen van de klok terwijl de dominee nog met zijn gebed bezig was. Slechts 30 seconden duurde de uitzending vanuit Groningen in het Nieuwe Jaar, waarna werd overgeschakeld naar een andere lijnverbinding. Een reportage vanaf de Euromast in Rotterdam volgde. In de Martinikerk werd, met ondersteuning van een PTT ’er – die de lijnverbinding bewaakte – alle apparatuur en kabels opgeruimd en kon om 15 minuten na middernacht in het nieuwe decennium het licht in de Martinikerk worden uitgedaan. 1960 was ingeluid! Hans Knot, 26 augustus 2014
  10. Soms kunnen positieve beslissingen slecht vallen bij een andere persoon binnen een leefgemeenschap. Er kan dan op een gezonde manier mee worden omgegaan door met elkaar in gesprek te gaan. Maar dat is en was lang niet altijd het geval. Ik neem je mee naar het jaar 1961 en het plaatsje Rijssen. Het valt anno 2014 onder de gemeente Rijssen-Holten en is gelegen tussen Deventer en Almelo en dus in de provincie Overijssel. Bij het doen van research als mediahistoricus kom ik in de archieven tal van artikelen tegen, waar ik niet naar op zoek ben maar die toch ongewild mijn aandacht trekken. Begin maart 1961 bleek er namelijk grote deining te zijn ontstaan rond de actie die daar op initiatief van een medicus, was begonnen om langdurige zieken een televisietoestel ter beschikking te kunnen stellen. De plaatselijke artsen in Rijssen hadden hun volledige medewerking verleend en een opgestarte actie leverde veel geld op om toestellen te kunnen aanschaffen. Maar lang niet iedereen was het met deze actie eens. Een vrij grote groep van de toenmalige Rijssense bevolking stond op grond van religieuze aard principieel afwijzend tegenover het gebruik van de televisie. Het gevolg was dat, wat eens met zoveel enthousiasme en idealisme begon, dreigde uit te groeien tot een grote rel. Wel was al een aantal chronische patiënten in het bezit gekomen van een televisietoestel en op die manier waren ze, eerder door ziekte gedwongen afgesloten van de buitenwereld, weer enigszins in het volle leven geplaatst. Maar er was echter een groep die tegen deze vorm van ondersteuning aan zieken was. Een woordvoerder verklaarde in een gestencilde brief aan de regiopers: ‘Geen televisietoestellen voor langdurige zieken want zij halen de wereld in de ziekenkamer. Dit betekent de wereld en dus de zonde. Wij hebben onze gemeenteleden verboden naar de televisie te kijken en gelden voor deze actie te geven. Een ieder die dit verbod overtreedt wordt door ons in de ban gedaan.’ Vreemd genoeg, bij verder research, was deze uitspraak, gedaan door ds. Aangeenbrug en wel in een editie van het Algemeen Handelsblad uit Rotterdam – het latere Algemeen Handelsblad. Hij behoorde, aldus de krant, tot een aantal ‘wedergeborenen’ behorend tot de Gereformeerde Gemeente in Nederland, die zich keerde tegen de televisieactie voor zieken. Wat betreft de toenmalige gemeente Rijssen was de ziel van de tegenactie te vinden in de persoon van de ouderling Haase, die in het jaar 1923 ‘wedergeborene’ was geworden en daarom geacht werd tot het hoger gezag in zijn gemeente te behoren en als zodanig gerespecteerd diende te worden. Deze ‘wedergeborenen’ kleedden zich destijds in ‘stemmig zwart’ en zagen nauwlettend toe op alles wat het zielenheil van hun geloofsgenoten kon belagen. Daarom spraken ze van de televisie als van de ‘kijkkast van de duivel’. Ds. Aangeenbrug verklaarde in het ‘Algemeen Handelsblad’ nimmer televisie te hebben gezien, maar hij wist wel dat het werelds was en daarom de gelovigen van God afhield. In hoeverre was deze negatieve tegenactie van invloed op de inzamelingsactie ten bate van de chronisch zieken? Gelukkig leverde dit geen afbreuk aan de opbrengsten. In tegendeel, want zoals een Rijssenaar destijds in de regionale krant stelde: “Het is alsof de andersdenkenden Rijssenaars tot grotere offers hebben gedreven. Nimmer tevoren werd in onze gemeente zoveel geld in een korte tijd bijeen gebracht.” Een Rijssense handelaar gaf bijvoorbeeld 12% korting op de aanschaf van een binnenhuisantenne. Ontvangstproblemen zou dit niet geven gezien de afstand tot de toenmalige steunzender in Markelo. Een voordeel van de binnenhuisantenne was wel dat buren niet konden zien of men een televisie in huis had. Afsluitend kan worden gemeld dat deze handelaar eerder in 1935 in de problemen was geraakt met een toenmalige dominee. Deze weigerde een nieuwgeborene binnen het gezin te dopen omdat er een radio in huis was. Vijf jaar later zou dezelfde dominee bij de handelaar een radiotoestel bestellen, wat niemand vreemd vond. Wel bleef het voor de volgelingen van dezelfde dominee in 1961 verboden naar de televisie te kijken en dus ook een verbod tot aanschaf van zo’n duivelse kijkkast of het geven van een geldbedrag ten bate van de actie voor chronisch zieken. Leve de medemens. Hans Knot, 21 augustus 2014
  11. In de tijd dat de overgrote meerderheid van de Nederlandse bevolking nog niet in het bezit was van een televisietoestel was de radio zondermeer het middelpunt in elk huisgezin. Gezeten rond de tafel werden tal van hoorspelen beluisterd en werd er de volgende dag op het werk of op school er over nagepraat. En diegenen die niet geluisterd hadden werden bijgepraat over de voortgang van het verhaal. Op dinsdag 26 januari 1960 was er in de kranten het opzienbarende nieuws te lezen dat in de avond de eerste stereofonische uitzendingen van een toneelstuk zou gaan plaatsvinden. ‘Vanavond om tien minuten over half elf zal het eerste radiofonische hoorspel worden uitgezonden over Hilversum I en II.’ De uitzending en productie waren gezamenlijk in handen van de KRO en de AVRO en het hoorspel zou tot half 12 gaan duren. Wel had men, om het stereofonische effect te verkrijgen, twee radiotoestellen nodig, waarbij in de kranten geadviseerd werd ook de geluidsbox van de eventueel aanwezige draadomroep te gebruiken. Het hoorspel heette trouwens ‘Even schuilen’, geschreven door Allen Burke en Leone Stewart. Het werd geregisseerd door Leon Povel. In de kranten werd de potentiële luisteraars niet alleen uitgelegd hoe er geluisterd diende te worden maar ook geadviseerd de verlichting uit te gaan doen, tussen de beide ontvangers in het donker te gaan zitten en te gaan doen alsof men midden in het hoorspel alles optimaal beleefde: ‘de voetstappen gaan dan van links naar rechts, de stemmen hoort men nu hier, dan weer daar. Kortom, het is alsof men erbij is.’ Zo werd de lezer van de krant geluiden beloofd die zeer natuurgetrouw zouden gaan overkomen. Ondermeer werd er een vechtpartij beloofd, waarbij één van de personen met een plof op de grond terecht zou komen, waarbij het aan de luisteraar was om te bepalen in welke hoek dit gebeurde. Als lezer begrijpt U het al, destijds diende de ene radio-ontvanger op Hilversum I en de andere op Hilversum II te worden afgesteld. Het was nog in de prille transistorradio periode en de vraag is hoeveel inwoners van Nederland destijds de beschikking hadden over twee ontvangers zodat ze het experiment konden volgen. Ook voor de ‘spelers’ in het hoorspel was het moeilijker acteren daar ze niet voor de microfoon konden blijven staan maar heen en weer dienden te lopen in de studio, zodat de illusie bij de luisteraars kon worden opgewekt dat er in de huiskamer daadwerkelijk gelopen werd. Op de vloer in de studio waren, op de centimeter nauwkeurig, plaatsen afgetekend waar men diende te staan, uiteraard telkens afwisselend. De berichtgeving in de kranten eindigde met: ‘Wie er werkelijk ontvankelijk is, kan rillen van spanning bij het misdaadavontuur, dat vanavond thuis in de huiskamer wordt ontrafeld.’ Aan het hoorspel werkten Jan Borkus, Evan Janssen, Louis de Bree, Frans Somers en Dries Krijn mee. De draad van het verhaal werd in de omroepbladen, zover het was opgenomen, als volgt omschreven: ‘Martin Croner heeft zojuist afscheid genomen als inspecteur bij Scotland Yard. Op weg naar huis wordt hij overvallen door een regenbui. Hij besluit te gaan schuilen bij Willard en Jane. Hij begint de rechercheur uit te hangen en fantaseert als grap een verhaal bij enkele dingen in het huis van zijn vriend, die verdacht zouden kunnen zijn. Twee jaar later heeft hij daar nog steeds spijt van.’ En zo begon die avond de aankondiging, gedaan door een dragende mannelijke stem van een omroeper: “Hier zijn de zenders Hilversum I en II met een gezamenlijke stereofonische uitzending van de AVRO en de KRO. Vanavond zal voor de eerste maal in ons land een stereofonisch hoorspel worden uitgezonden. Om de uitzending zo goed mogelijk te kunnen ontvangen dient U twee luidsprekers, op een afstand van ongeveer drie meter van elkaar, te plaatsen. De linker stemt U af op Hilversum I, 402 meter. De rechter op Hilversum II, 298 meter. U kunt het ook doen op de corresponderende FM-zenders en/of Draadomroep.” Vervolgens werd de luisteraar geadviseerd de beide ontvangers op gelijke geluidssterkte in te stellen om op die manier een zo goed mogelijke stereofonische ontvangst te verkrijgen. Ook werd men geadviseerd op enkele meters afstand van beide ontvangers te gaan zitten. Vervolgens werd de luisteraar de kans gegeven alles goed in te stellen, waarbij de omroeper van dienst eerst zijn stem liet horen in de linker luidspreker en daarna in de rechter. De pers was op 18 januari een document ter hand gesteld door de persdienst van de KRO waarin het een en ander werd verklaard over het doel en het technische aspect van de allereerste stereofonische uitzending van een toneelspel in ons land. De persconferentie werd gehouden in het technisch centrum van de NRU, de Nederlandse Radio Unie en werd ‘inleiding over de artistieke aspecten van het stereofonisch spel’ genoemd. Zo werd er bekend gemaakt dat er al was geëxperimenteerd met stereofonische muziekuitzendingen, gelijk aan met wat de bedoeling was met die van het stereofonische hoorspel; dus via gebruik van twee ontvangers. Het idee voor de uitzending bleek te zijn ontstaan bij de KRO, waarna bij de collega’s van de AVRO voorzichtig was gevraagd om te gaan samenwerken, zodat van zowel de zenders van Hilversum I als Hilversum II voor het experiment gebruik kon worden gemaakt. Aan de ’s Gravelandseweg in Hilversum had men geen probleem met deze vorm van samenwerking. Men meldde aan de pers ondermeer: ‘Over stereofonische spelmogelijkheden was vrijwel niets bekend en teksten hiervoor bestonden ook niet. Er wordt dus uitgegaan van een monofoon spel, een hoorspel dus, dat tot stereofonisch spel kan worden bewerkt. De essentie van stereofonie is de ervaring van ruimte in diepte en breedte. In een hoorspel komen de stemmen van één vast punt: het radiotoestel. Bij stereofonie komen de stemmen los van de luidspreker te staan en bewegen zich tussen de twee luidsprekers in, die voor stereofonische ontvangst nodig zijn. Er wandelen dus gestalten door de ruimte heen. Het geluid moet ook stereofonisch zijn, wil men zich op straat wanen. En het gevolg is dat vrachtwagens en autobussen dwars door de kamer rijden en de kamerwanden schijnen weg te vallen.’ Men had nog daadwerkelijk een verrassing voor de journalisten toen men wist te melden dat er meer was dan alleen de stemmen en het geluid van bewegende spelers in het hoorspel: ‘Stereofonische illustratieve muziek completeert dan het geheel, waarvoor keuze kan worden gedaan uit een bescheiden voorraad opnamen, waarmee ook interessante stereofonische effecten kunnen worden verkregen en wel waar dit om dramatische redenen gewenst is.’ Het bleek dat in het laboratorium van de NRU dagenlang was geëxperimenteerd en gemonteerd. Tevens werd er in de openlucht vele uren besteed aan het registreren van buitengeluiden, die aan speciale eisen dienden te voldoen. Vervolgens werd door de technische dienst van de NRU, onder leiding van ir. Paul Snoek, de gebruikte, ingewikkelde, apparatuur overgebracht naar een hoorspelstudio, die vervolgens een week lang het werkterrein werd. Natuurlijk werden er in die week opmerkelijke ontdekkingen gedaan op technisch gebied. Nieuwe mogelijkheden, maar ook nieuwe moeilijkheden kwamen tevoorschijn. Zo ontdekte men dat rustig twee mensen door elkaar heen konden praten, zonder dat dit van invloed kon zijn voor de luisteraar. Deze kon beide gesprekken, mits in het bezit van twee ontvangers, uitstekend van elkaar scheiden. Wel was het zo dat een spreker niet van links naar rechts in een rechte lijn kon lopen om goed over te komen, zeg maar in stereo. Dit diende echter in een half-cirkel vormige lijn te gebeuren, waarbij het gezicht naar de volgende microfoon gericht diende te zijn. Waarschuwend werd ook gemeld dat deelnemers aan een dergelijk stereofonisch hoorspel zich niet mochten bewegen als ze niet deelnamen aan het lopende gesprek. Ook maakte men duidelijk dat de spelers een uitgebreid draaiboek kregen, waarin van moment naar moment was beschreven waar men diende te staan: ‘Een scene kan zich als een nevel oplossen en een nieuwe langzaam een gestalte krijgen’. De nieuwe opzet destijds maakte het mogelijk de rol van verteller bij een hoorspel uit te schakelen. Het gebeurde allemaal eigenlijk redelijk compleet. De plaats van de deelnemende spelers diende dus exact te worden bepaald, want elke afwijking, hoe klein dan ook, kon zorgen voor luisterproblemen bij diegene die het hoorspel stereofonisch probeerde te beluisteren. Als locatie, zo had men bij de Technische Dienst van de NRU, onder leiding van Ir. P. Snoek, bedacht, kon alleen een zogenaamde ‘dode ruimte’ worden gebruikt of een heel grote zaal, waar meestal de reflecties veel minder zwaar terugkaatsen. De later gebruikte studio, die eigenlijk niet geschikt was voor stereofonische uitzendingen, werd dan ook geheel volghangen met zware gordijnen om op die manier het gewenste akoestische effect te verkrijgen. Het leuke in de vijftiger- en zestiger jaren van de vorige eeuw was dat, via het gerenommeerde Nieuwsblad van het Noorden, de lezer – en wie weet de potentiële luisteraar – op een terdege manier via een getekende uitleg duidelijk werd gemaakt van de doelstelling en de uitvoering en hoe het beluisteren van een stereofonische uitzending diende te gebeuren. Elders heb ik al gepubliceerd over mijn mening betreffende stereofonische- en stereo-uitzendingen: Hans Knot, 18 augustus 2014
  12. In 1962 werd, onder auspiciën van de Telegraaf, een groot aantal radioprogramma’s opgenomen voor de militairen die in die tijd gelegerd waren in Nieuw Guinea. Doel was een groet vanuit huis als wel de luisteraars daar op de hoogte te houden via woord en amusement van datgeen in het vaderland plaats vond. Zonder in te gaan op het aantal luisteraars in Nieuw Guinea meldde de Telegraaf op 12 juli 1962 dat het succes van deze radioprogramma’s wel duidelijk aantoonde dat er een taak voor een commerciële radio-omroep in Nederland lag, daar het succes van de programma’s gericht op de militairen, de deur openzette voor het stichten van een legale commerciële omroep die de tot verdwijnen gedoemde Radio Veronica kon gaan opvolgen. De uitzendingen gericht op de overzeese troepen waren volgens de Telegraaf de eerste legale commerciële radio in ‘Nederlands Rijksgebied’ en bleken, volgens de vele uit Nieuw Guinea ontvangen berichten, in een behoefte te voorzien en het moreel van de daar aanwezige troepen te versterken, zodat zij naast politieke ook een belangrijke sociale waarde hadden. Volgens de redactie van het Dagblad waren ook mensen in overheidskringen ingenomen met de speciale uitzendingen. Anders was het volgens de Telegraaf gesteld met de reacties die in Nederland geuit werden: ‘meestal door de zuilen over de verderfelijke invloed van de commerciële radio en televisie.’ Maar die werden getuige de reacties van de jongens overzee dan ook wel duidelijk ontzenuwd. De supervisie over de door zijn zoon René van Vooren geproduceerde programma’s had Rene Sleeswijk. Hij verwoordde destijds de reacties: “Het voordeel van deze commerciële nationale programma’s vind ik wel dat wij in deze radio-uitzendingen een bundeling van krachten krijgen, die men in Hilversum door de verschillende omroepbelangen, nooit in één programma bij elkaar krijgt. Een nationale, onafhankelijke omroep is daarom zo belangrijk, dat daarbij – zoals met de uitzendingen die de Telegraaf thans naar Nieuw Guinea stuurt - het talent niet meer versnipperd wordt.” Maar in Nederland waren destijds dergelijke programma’s bijna niet te verwezenlijken. Toch had elke omroep wel haar eigen paradepaardjes, waarmee men zo zuinig mogelijk omging. Het was eigenlijk wel mogelijk dat de artiesten zonder problemen met elkaar wilden samenwerken, maar het was vooral de invloed van de politieke partijen die de versnippering en verdeling van de talenten onder de artiesten destijds in de hand werkte. De door Sleeswijk georganiseerde en door de Telegraaf gesponsorde programma’s werden opgenomen onder de noemer ‘Artiesten Appel’’ Ze hadden volgens Sleeswijk maar een doel en wel een zo uitstekend mogelijke kwaliteit te bereiken, waarbij het een groot voordeel was dat artiesten van allerlei richtingen hadden toegezegd eraan mee te werken. Sleeswijk: ‘’Deze topprogramma’s zijn voor mij een bewijs dat een onafhankelijk radiostation in Nederland zeker in een behoefte kan voorzien. Want alleen dit nationale element maakt het mogelijk elke zondag drie programma’s met topmensen op te nemen.” De toen nog niet zo lang voor de Telegraaf actieve journalist, Henk van der Meyden, deed er nog een schepje bovenop door ook zijn eigen mening te geven: ‘De enthousiaste ontvangst van onze programma’s in Nieuw Guinea is wel een duidelijke tegenstelling met de koelheid waarmee onze zuilen op onze programma’s reageerden. Zij hadden zelf in deze met hun goed geoutilleerde technische apparaten geen enkel initiatief genomen en werkten zelfs tegen door officieel hun medewerking aan onze programma’s te onthouden. Gelukkig zijn de Nederlandse artiesten een andere mening toegedaan.’ Om een voorbeeld te noemen werd er in de eerste week van de maand juli 1962 een drietal programma’s opgenomen waaraan de volgende artiesten hun medewerking verleenden: Rudi Carrell, Rita Reys, Corrie Brokken, Willy Walden en Piet Muyselaar – voor vele Nederlanders destijds veel beter bekend als ‘Snip en Snap’- Jules de Corte, Anneke Grönloh, Conny van den Bosch en de Wama’s. En Van der Meyden, ging – als zovele anderen – er vanuit dat Radio Veronica spoedig uit de ether zou gaan verdwijnen, getuige: ‘Het publiek in Nieuw Guinea is blijkens de eerste reacties enthousiast over deze topprogramma’s. Een commercieel radiostation in Nederland zou niet alleen het belang van onze militairen, maar ook het gehele Nederlandse volk kunnen dienen, dat een moderner nationaler geluid verlangt dan datgeen de verpolitiekte omroepen zullen produceren. En het verdwijnen van Radio Veronica, dat dit jaar te verwachten is, geeft de regering de gelegenheid aan dit verlangen tegemoet te komen.’ Vervolgens werd het wel heel duidelijk gemaakt dat het verlangen naar een landelijk, onafhankelijk, commercieel radiostation in Nederland erg groot was. De lezers van het dagblad de Telegraaf werden opgeroepen massaal een brief te schrijven waarin hun wensen op het gebied van de radio werden geuit. ‘Schrijft U ons ook, deze massale reactie kan de Nederlandse regering een steun geven om de drempel te overtreden en een commercieel station in Nederland mogelijk te maken.’ In de jaren zeventig, zo weten velen te herinneren, werd er in tal van kranten door de lezers gereageerd op de plannen van de Nederlandse regering middels een wetswijziging de zeezenders voorgoed uit de ether te weren. Wekenlang waren honderden ingezonden brieven te lezen waarin vooral tegenstanders van een eventuele wetswijziging aan het woord kwamen. Maar ruim 10 jaar eerder, in 1962, waren ook vele reacties terug te lezen, waarvan een bloemlezing. ‘Als voorstander van een commerciële omroep en door de grote tegenwerking een dergelijke omroep te verkrijgen van de zijde van de zuilen, zou ik het ook zeer betreuren, indien ook hier door machtswellust het uitzenden door Veronica onmogelijk wordt gemaakt. Hier is alle reden om een petitie aan ons Parlement te doen uitgaan. Gaarne zal ik daaraan mijn medewerking verlenen. Ik constateer wederom met genoegen, dat hier ook weer op de bres wordt gestaan voor de vrijheid van anderen.’ (H.H. Hammacher uit Utrecht). ‘Veronica mag niet uit de lucht verdwijnen. Indien dit onverhoopt toch zou gebeuren, zal ik in de eerste plaats mijn ‘zuil-abonnement’ opzeggen en bovendien geen luisterbijdrage meer betalen, wat ook de consequenties hiervan zullen zijn.’ (D. Wagenaar, Zwolle.) De omroepen willen Veronica weg hebben. Waarom? Omdat een zeer groot deel van ons land er naar luistert. De omroepen zijn naar onze smaak oer- en oervervelend. Helaas gaat Veronica ’s avonds al vroeg de ether uit, maar dan is er gelukkig Radio Luxembourg nog. De reclame van beide stations stoort ons in het geheel niet. Het is verantwoord verdeeld over het programma.’ (J. Oymans, Venlo.) ‘Naar mijn mening, en naar ik aanneem van vele miljoenen landgenoten, voorziet Radio Veronica in een zeer grote behoefte bij het Nederlandse volk. Het is te betreuren dat men haar nog steeds geen legale plaats heeft toegewezen. Het boycotten van Radio Veronica door de zuilen en het parlement zou moeten worden beantwoord middels het boycotten van alle zuilen door alle Nederlanders die nog een greintje vrijheidsdrang bezitten.’ (M.Korving, Den Haag). ‘De zenders Hilversum 1 en 2 zenden te weinig populaire muziek uit. Politiek, geloof en oorlogen lezen wij wel in de krant. Wij kuren lange, lange dagen. Door Veronica kunnen wij dat wel verdragen. Om 8 uur is voor ons de dag al lang begonnen. Door Veronica is er weer een kuur-dag gewonnen. Voor Hilversum betreuren wij het ten zeerste. Voor ons is Veronica toch echt wel de eerste. Zendt Veronica niet meer uit, dan noemen wij dit geen kloek besluit. Als men Veronica weg gaat sturen, dan duurt het eens zo lang, het kuren.’ (H.M.J. Dekkers, Bilthoven sanatorium Berg en Bosch.) ‘Radio Veronica hebben wij hoofdzakelijk aanstaan en met ons velen van onze kennissen en vrienden. Iedereen is verontwaardigd over het feit, dat men overweegt een schip, dat bovendien buiten de territoriale wateren liggend, zijn bestaansrecht, nog beter zijn bestaansnoodzaak, heeft bewezen, het voortbestaan onmogelijk te maken. Ik ben nog steeds zo optimistisch, dat ik graag wil vasthouden aan de idee dat Nederland een vrij land is, met recht en rechtvaardigheid.’(G.G.C.J. Bjelke van Milligen, Amsterdam.) Terug komend op de coördinator van de programma’s, Renee van Vooren kan gemeld worden dat hij naast Piet Bambergen één van de leden van de Mounties was. Hans Knot, 13 augustus 2014
  13. Sinds januari 1965 werd door Radio Veronica wekelijks een gedrukt exemplaar van de Veronica Top 40 verspreid via een groot aantal platenhandelaren. Teenagers namen wekelijks de tijd op donderdagmiddag, vrijdag of zaterdag een exemplaar te bemachtigen, want anders waren ze op. Dit daar er aan bepaalde platenzaken er slechts 100 exemplaren wekelijks, tegen betaling, ter beschikking werden gesteld. Dit hield in dat ook lang niet alle platenzaken de lijst in de winkel hadden liggen. In Groningen kon je de lijst bijvoorbeeld halen bij Muziekhuis Vink en kreeg je de lijst voorzien van een vette firmastempel. Bij Muziekhuis Hemmes, in de Steentilstraat, lag de lijst ook op de toonbank, terwijl Muziekhuis Boverhof op het Schuitendiep ook klantvriendelijk was aangaande de Veronica Top 40. Bij de platenafdeling van Vroom en Dreesmann lag de lijst jarenlang niet, ze hadden daar hun eigen blaadje in de Discobar liggen. ‘Discofoon’ was tevens de naam van het eigen platenlabel waarop diverse LP’s van Johnny Hoes, via Koninklijke Militaire Kapel tot Donovan werden uitgebracht, maar ook platenborstels, platenstandaards, geluidsbanden en coversingles van onbekende artiesten met bekende hits, maar de enige echte hitlijst, de Veronica Top 40, lag er niet. Binnen de burelen van Radio Veronica, aan de Utrechtsestraatweg in Hilversum, werd in de zomer van 1971 gebrainstormd over de toekomst van het wekelijkse exemplaar van de Veronica Top 40. Wat niet eerder naar buitenkwam is dat er serieus werd nagedacht om het gedrukte exemplaar van de Veronica Top 40 op te heffen en deze te vervangen door een tijdschrift. Het blijkt uit een conceptbrief, die op 26 augustus 1971 werd geschreven door Rob Out, gericht aan de detailleveranciers, ofwel de aangesloten platenwinkels die de lijst wekelijks op de toonbank hadden liggen. Het, niet ondertekende, document is boven water gekomen met dank aan Robert Briel die langdurig hoofdredacteur van het Veronicablad is geweest en een deel van zijn archief ter beschikking heeft gesteld ter openbaring. Het bleek dat dezelfde platenhandelaren, door Out detailhandelaren genoemd, ook waren ingezet tot het verspreiden van de adhesiekaartenactie ‘Veronica blijft als U dat wil’, want hij schreef: ‘Zonder uw onmisbare hulp was deze actie beslist minder geslaagd. De directie en medewerkers van Radio Veronica zijn u daar zeer erkentelijk voor en hopen dit nog eens persoonlijk te kunnen bevestigen.’ Vervolgens ging hij meteen over tot het nieuwe product, dat in de markt diende te worden gezet: ‘Juist door deze spontane medewerking van de detailhandel zijn wij blij u het exclusieve verkooprecht van het Veronicablad te kunnen aanbieden.’. Out maakte tevens in de brief bekend dat het eerste exemplaar een maand later zou verschijnen: ‘Het Veronicablad dat met ingang van zaterdag 25 september aanstaande de plaats van het gedrukte exemplaar van de Veronica Top 40, zoals deze nu is, gaat innemen.’ Tevens meldde Out dat de kiosken en tijdschrifthandelaren zouden worden uitgesloten van verkoop en het blad alleen in de losse verkoop zou komen via de platendetaillisten. Veronica beloofde een blad van 52 pagina’s, de full colour omslag meegeteld, gevuld met interessant popnieuws, algemene artikelen, Amerikaanse en Engelse hitparade, Veronica nieuws en – programmering, de platenreleases van de week waarin het blad verschijnt, de Veronica tipparade en op de achterkant de Veronica Top 40. Men was er van overtuigd dat het – mede gezien de inhoud – een succes ging worden: ‘een muziekblad, dat wordt samengesteld door een team van deskundige journalisten, een platenblad, Een blad dat als echt vakblad voor koper, handel en industrie zal gaan werken.’ Ook werd er ingegaan op de verkoopprijs, 45 cent per exemplaar, een bedrag dat voor iedereen bereikbaar zou zijn. Detaillisten hadden een winstpercentage van 10 cent, want ze mochten ze inkopen voor 35 cent. Niet verkochte exemplaren, aldus Out, mochten deels worden teruggestuurd: ‘U hebt een onbeperkt recht van retour. Wij verzoeken U daarvoor de cover van de onverkochte exemplaren steeds aan het begin van een nieuwe maand naar ons redactieadres te sturen: Veronica 192, Haarlemmer Houttuinen 35, Amsterdam. U ontvangt dan voor de verkochte exemplaren een factuur.’ Tegelijkertijd werd aan de detaillisten meegedeeld dat, indien ze het blad niet in de verkoop zouden nemen, er de mogelijkheid was een kwartaalabonnement te nemen voor een bedrag van f 4,95. In de 2 pagina’s tellende brief werd vervolgens een opsomming gegeven van de voordelen van het blad ten opzichte van het gedrukte exemplaar van het tot aan dat moment verschijnende gedrukte exemplaar van de Veronica Top 40. Een kwartaal abonnement op de Top 40 kost U f 32,50 per 100 exemplaren. Dit blad kost U niets! Integendeel, er zit een brutowinst in van 10 cent per blad. De grote vraag naar de top 40 van zeer jonge, niet platen kopend publiek, bent u kwijt. De prijs werkt hier selecterend. Doordat het Veronicablad is afgestemd op de muziek- en platenliefhebber, verstevigt dit de binding met de klant. Een wekelijkse centrale releaselijst voor handel en koper. De Nederlandse -, Amerikaanse – en Engelse hitlijst, aangevuld met de tipparade in één blad. Kortom een uitgebreide informatiebron over alles wat met muziek en platen te maken heeft. De detaillisten werden op de hoogte gesteld dat ze in de eerste week van september elk 50 exemplaren gratis zouden krijgen van het zogenaamde ‘0’ nummer, dat weg kon worden gegeven aan eventuele toekomstige kopers. Zeg maar een soort van warmmaker. Tevens werd er gemeld dat op donderdag 23 september 1971 het eerste officiële nummer bij de aangesloten platenwinkels zou worden afgeleverd. Terugkomend op de plannen dat het gedrukte exemplaar van de Veronica Top 40 dreigde te verdwijnen, schreef Out in zijn brief: ‘Omdat dit blad de plaats van het nu verschijnende gedrukte exemplaar van de Top 40 gaat innemen, ontvangt u het door u verlangde aantal Veronicabladen eveneens op de donderdagochtend.’ Ditzelfde gebeurde ook altijd met het gedrukte exemplaar van de Top 40. Wel voegde Out er aan toe dat er wel een gedrukte poster van de Top 40 bleef verschijnen, die gebruikt kon worden als raamposter. Hij beloofde dat deze poster gratis ter beschikking zou worden gesteld aan de aangesloten platenhandelaren. Ook werd duidelijk waarom men kon opteren voor de lage prijs van 45 cent. ‘Doordat wij, om de prijs zo laag mogelijk te houden, de tijdschriftengrossiers hebben moeten uitschakelen, bent u als distributieapparaat onmisbaar. Het is, dachten wij, ook in uw belang dat dit blad goed verspreid zal worden. Nederland heeft een echt platenblad nodig en een platenblad is dit ‘Veronica 192’ zeker.’ Uit mijn archief heb ik vervolgens het eerste exemplaar van ‘Veronica’ opgedoken, waarbij het allereerst opvalt dat het als verschijningsdatum 30 september 1971 heeft, een week later dan was gepland. Niet duidelijk is de reden van het later verschijnen van het Veronicablad. Ook werd de lezer in onzekerheid gebracht betreffende de naamgeving. Op de voorkant prijkte: ‘Veronica’ als naam, terwijl op de inhoudspagina ‘Veronica 192’ als naam werd gevoerd. De voorkant had trouwens een prachtige kleurenfoto van de Norderney, het zendschip dat op dat moment door Radio Veronica werd gebruikt. Een foto die niet veel later in grootposter formaat vele (slaap)kamer muren in Nederland zou gaan vullen. Het blad bevatte in de begindagen een rubriek ‘Hallo Veronica’, waarin ingezonden brieven van lezers en/of luisteraars van Veronica; al dan niet anoniem geplaatst. De meest opmerkelijke in de eerste aflevering was wel die afkomstig was van Renske van de Blankevoort uit Papendrecht. Zij had het zogenaamde ‘0’ nummer ook gelezen en bleek zwaar teleurgesteld te zijn: ‘Het spijt me U te moeten berichten dat ik Uw blad liever niet meer wil ontvangen. Hij is me namelijk zwaar tegengevallen. Ik had toch iets beters verwacht van Veronica. Ik luister graag naar Veronica, maar dit is me heel erg zwaar tegengevallen. Maar ik wens U verder succes met uw blad’. Verder was er de vaste rubriek ‘vanuit het ruim’, waarin Rob Out wekelijks de lezers ‘toesprak’ en uiteraard ze opriep een abonnement te nemen op ‘192, het weekblad van Radio Veronica’. Er was daarvoor een speciale bon ingevoegd die men kon opsturen. Ook adviseerde Out de lezers zich gewoon aan te melden via het gebruik van een briefkaart om op die manier het blad compleet te houden. Het laatste is dan ook het geval met het exemplaar dat in mijn archief zit. Omdat het doel een platenblad te zijn, werd dit ondermeer ondersteund via een interview met John Entwistle- bassist van The Who. Dit naar aanleiding van zijn solo-lp ‘Smash your head against the wall’. Verder was er, verspreid over drie pagina’s, de programmering voor de daarop volgende week van Radio Veronica, een poster van een deel van het Veronica personeel, onder het kopje ‘Veronica’s hoop in bange dagen’. Het ging hier om de medewerkers die twee maanden eerder zich hadden ingezet bij de productie van de single, die werd uitgebracht ter ondersteuning van de actie ‘Veronica blijft als u dat wilt’, een plaat die spoedig in de hitlijsten verscheen. Het nummer ‘Veronica’ was een bewerking van het lied ‘Monica’ van de Duitse zanger Ulli Martin, terwijl er ook al een Nederlandse cover op de markt was van Hans Dieckman, die was geproduceerd door Peter Koelewijn. Met ‘Wat moet u doen, het is voor Veronica’ werd aardig wat geld opgebracht, dat beschikbaar werd gesteld aan een Blindeninstituut in Den Bosch. Ook werden er kijktips gegeven uit het aanbod aan Nederlandse televisieprogramma’s, die er nog niet zoveel waren in die tijd. Ook een overzicht van de Veronica drive in show stond erin afgedrukt terwijl Will Luikinga een wekelijkse rubriek kreeg onder de noemer ‘Will wil wel’. Vast was ook de rubriek ‘Veronica Popjoernaal’, in eerste instantie geschreven door Daniël Klijzing. Hitlijsten waren er via de ‘American Singles Chart’ van Record World en de Top 40 en Tipparade van Veronica, in de midden-katern afgedrukt. Ook was er ruimte voor drie lijsten met de best verkochte 20 LP’s, respectievelijk van Veronica, Engeland en Amerika, terwijl de Engelse Top 30 voorafging aan de lange lijst met nieuwe releases van de diverse platenmaatschappijen als Ariola, Bovema, CBS, CNR, Dureco, Phonogram, Polydor en Inelco. Maatschappijen waarvan velen al lang niet meer bestaan. Verder was er ruimte voor sport, Pierre Kartner – die destijds opkomend en succesvol was en voor Tineke, die verhaalde over haar werk bij Veronica: ‘Ik zit gewoon lekker mijn hobby uit te leven’, terwijl het blad Veronica (nummer 1) afsloot met een interview met de zanger Leon de Graaff. Trouwens de achterkant van het blad was dus niet gevuld met een afdruk van de Veronica Top 40, maar door een kleurenadvertentie van ‘Ultrabite’, een tandpastamerk dat ook via Radio Veronica werd geadverteerd. En aldus kan worden geconcludeerd dat de Veronica Top 40 niet op de achterkant werd afgedrukt, maar in de midden-katern; dat het gedrukte exemplaar van de Veronica Top 40 in 1971 zeker niet uit de platenwinkels werd verdreven en gewoon gratis ter beschikking van de liefhebbers beschikbaar bleef. Niemand van de lezers had in eerste instantie het vermoeden dat het ‘Veronicablad’ later meer dan 1 miljoen lezers zou krijgen als gevolg van goede redactie en marketing, maar ook door de liefde van vele Nederlanders voor Radio Veronica. Hans Knot, 1 augustus 2014
  14. Heerlijk is de diverse reacties te lezen over de eerste editie van ons nieuwe tijdschrift ‘Freewave Nostalgie’. Vele leeftijdsgenoten schreven zich helemaal thuis te voelen in het door ons gebrachte en zich verdiepten in de verhalen, alsof ze zich in hun eigen jeugd terug vonden. Het zal natuurlijk niet altijd in de jaren zestig zijn, dat we terugblikken, maar voor hen die de 65 in leeftijd voorbij zijn, hebben we dit keer een verhaal dat een aantal mensen in het spotlight zet, een halve eeuw nadat ze met regelmaat op de televisie waren te zien. Vergeet niet dat we het over 1965 hebben en er dus geen bladen waren als ‘Privé’, ‘Story’, ‘Weekend’ of meer, waarin we wekelijks werden bijgepraat over de zowel positieve als negatieve ontwikkelingen betreffende de belangrijke personen uit de radio- televisie- en amusementswereld. Wel was er een tijdschrift dat zich richtte op de ontwikkeling van de gebeurtenissen op radio en televisie, onder de titel ‘Goede Ontvangst’. In Nederland beschikten we op dat moment over slechts één televisienet, waarop een beperkt aantal uren per etmaal programma’s werden uitgestraald. Daaronder bevond zich ondermeer het NTS Journaal. De nieuwslezers gingen in die tijd vrijwel anoniem door het leven en hun naam werd vrijwel nooit in beeld gebracht, waardoor directe herkenning bij vele kijkers achterwege bleef. In deze tijd is het hoogstens een fotograaf die vanuit een vliegtuigje de prachtig mooie villa van een bekende Nederlander voor publicatie fotografeert maar binnen komen in het huis van dezelfde Nederlander is bijna niet meer voor te stellen. Maar in 1965 werden gewoon vijf personen, onder de noemer ‘De vijf anonieme mannen van het NTS-Journaal’ thuis opgezocht. Laten we eens kijken of er nog personen bij zijn die zich vast hebben gegrift in ons geheugen. Als eerste werd de toen 38-jarige Jan Gerritsen voorgesteld, de toenmalige ‘veteraan van het Journaal’, tenminste dat vond hij zelf daar hij al 5,5 jaar in dienst was van de NTS. Jan was afkomstig uit de Wereldomroep, waar hij in 1955 in dienst trad, en ten tijde van de publicatie nog vrijgezel was. Hij kleedde zich altijd vol smaak en zorg, hetgeen hij zichzelf verplicht stelde tegenover de kijkers. Betreffende de presentatie van het nieuws was hij van mening dat dit op een zodanige origineel mogelijk manier diende te worden gedaan. Gerritsen ging, met een bepaalde regelmaat, met een stunt het scherm op. Zo verscheen hij op een bepaalde avond als presentator in beeld, gekleed in een vliegenierspak. Reden was dat hij iemand diende te interviewen, die met de luchtvaart te maken had. Hij was een gedreven persoon die ook tijdens zijn vrije dagen aanwezig kon zijn in de studio om een onderwerp voor latere uitzending voor te bereiden. Hoogtepunt vond ik persoonlijk zijn verslaggeving uit het verre Nieuw Guinea, waar hij in het najaar van 1962 twee maanden verbleef voor het maken van reportages, uiteraard in het tijdperk van arme vormen van communicatie. In 1973 kreeg Gerritsen een inzinking en verdween twee jaar van het scherm, waarna hij bij de NOS terugkeerde als nieuwslezer. Op dat moment was er tevens het begin van het toenmalige experiment voor duo-presentatie. Een jaar later zou hij de overstap maken naar het programma ‘Van Gewest tot Gewest’. In 1995 overleed hij op 71-jarige leeftijd in Hilversum. Ook Henk Teeuw was destijds 38 jaar en hij ging door het leven als de ‘altijd donker kijkende nieuwslezer. Hij werd geportretteerd in een huisje gelegen aan een ‘leuk laantje’ in Naarden: ‘Er staan alleen maar houten huisjes, die in diverse kleuren zijn geschilderd.’ In 1965 was hij twee jaar werkzaam voor het NTS Journaal. Zijn omroep loopbaan ging via de Wereldomroep en de VARA, waarbij hij in beide gevallen verslaggever was, naar de VPRO. Bij deze laatste omroep hield hij zich vooral bezig met het maken van radiodocumentaires, die destijds vooral klankbeelden werden genoemd, waarbij duidelijk dient te worden gesteld dat de VPRO om prachtige klankbeelden bekend stond. Het gegeven dat hij bij de NTS veel werkte op onregelmatige tijden, vooral liggend tussen vier uur in de middag en elf uur in de avond, was voor het gezin van Teeuw niet altijd even prettig. Zijn vrouw meldde in het artikel het lang niet altijd even leuk te vinden dat Henk op voornoemde uren niet thuis was. Hij was destijds al vader van twee kinderen, die beiden hun vader wel degelijk nodig hadden. Dochter Maroeska was 13 jaar, terwijl zoon Hans Peter destijds 8 jaar was. Hij had al het nodige meegekregen want hij wist het nodige over de toen gebruikte camera’s te vertellen. Het gezin werd compleet met hond Sasja, die drie jaar eerder was komen aanlopen. Op een bepaald moment, niet veel later, werd er binnen de NTS gedaan aan ideevorming om een aantal redelijk populaire programma’s samen te voegen in een totaal programma. De bundeling van programma's bestond uit NTS Sport, Panoramiek, Van Gewest tot Gewest, Signalering en Openbaar Kunstbezit. Voor, tussen en na de verschillende onderdelen kende het programma terugkerende rubrieken die per dag verschilden: wegeninformatie, agrarisch nieuws, een bespreking van de weekbladen, lucht- en ruimtevaart en een filmrubriek. Het programma ontstond door onvrede bij de NTS over de grote spreiding van actualiteitenprogramma's. Volgens de inmiddels tot eindredacteur benoemde Henk Teeuw wenste men met het programma met zijn zelf gemaakte stukjes zich vooral te richten op de rand-actualiteit en de echte nieuws en actualiteiten over te laten aan de daarvoor destijds bestemde programma's. Het programma werd op verschillende dagen, op verschillende kanalen en verschillende tijden uitgezonden. Op maandagen tussen 19.00 uur en 19.30 uur was het te zien op Nederland 2. Op dinsdagen tussen 19.30 uur en 20.00 uur op Nederland 2. Woensdagen op Nederland 1 tussen 19.00 uur en 20.00 uur. Op donderdagen, vrijdagen en zaterdagen op Nederland 2, tussen 19.00 uur en 19.30 uur. Op de zondagen werd het programma niet uitgezonden. Tot slot enkele namen van personen, die betrokken waren bij de presentatie: Joop van Zijl, Henk Terlingen, Ageeth Scherphuis en Netty Rosenfeld. Samengesteld door medewerkers van verschillende omroepen. Derde in de rij was Frits van Rhoon, die op moment van publicatie in 1965, 42 jaar was. Vier jaar daarvoor, afkomstig uit de dagbladpers, was hij in dienst getreden van de NTS. In 1939 begon hij zijn schrijvende carrière als journalist bij ‘Het Vaderland’, waarna hij vijf jaar lang op het eiland Curaçao bij het dagblad ‘Nieuws en Beursberichten’ werkte. Vervolgens trad hij in dienst van de Nederlandse service van de Canadese staatsomroep, waar hij negen jaar lang verbleef en daarnaast ondermeer correspondent voor de AVRO was. Nederland bleef echter trekken en hij kwam terug naar ons land om in dienst te treden van de NTS. Naast het Journaal kreeg hij al vrij snel een snoepreisje aangeboden toen hij, samen met NTS Journaal eindredacteur Roel Rensen, verslag mocht doen van de reis van Koningin Juliana en Prins Bernhard aan Iran en Thailand. Opmerkelijk was dat de drie zoons van Frits van Rhoon bij de terugkeer van vader in Nederland – ze gingen wonen in Buitenveldert – geen woord Nederlands spraken. De oudste twee, Frits en Peter, waren op Curaçao geboren terwijl de toen 10-jarige Ronny Canadees van geboorte was. Eind 1965 trad hij uit dienst bij de NTS en wat er daarna met hem gebeurde is helaas niet te achterhalen. Een meer aansprekende naam is die van Pim Reyntjes, destijds ook 42 jaar en vooral in beeld kwam hij lang en stevig gebouwd over. Pim woonde met zijn gezin in Hilversum. Hij was eind 1964 in dienst getreden als nieuwslezer en redacteur en vond de overstap naar de televisie een geweldige beslissing omdat hij weer van alles opnieuw diende te beleven en het geheel anders was dan bij de radio, waar hij voorheen werkte, namelijk bij de Wereldomroep. Reijntjes en zijn vrouw hadden in 1965 drie kinderen. Maar over Pim Reijntjes is er veel meer te vertellen. Tijdens de Tweede Wereldoorlog was hij actief in het verzet en was het de bedoeling dat hij in 1943 als Engelandvaarder, vanuit de haven van IJmuiden de overstap zou gaan maken naar Engeland. Er was echter verraad in het spel en dus werd hij opgepakt. Vervolgens zag hij de gevangenissen van Scheveningen, Amersfoort, kamp Vught en de kampen Natweiler en Dachau van binnen. Na de bevrijding begon hij zijn radioloopbaan bij Radio Herrijzend Nederland en werd hij op een bepaald moment gedetacheerd als omroeper bij Radio Batavia. Twee jaar later keerde hij terug in ons land en ging hij aan de slag bij Radio Nederland Wereldomroep. Bij het NTS Journaal bleef hij tot eind 1968 in beeld om vervolgens redacteur-verslaggever te worden bij de Dienst Televisie Programma’s NTS. In 1983 ging Reijntjes op pensioen. In 1993 was hij een van de initiatiefnemers voor het oprichten van een Dachau monument en was hij tevens de eerste voorzitter van een Stichting Nationaal Dachau Monument, dat uiteindelijk geplaatst werd bij de Bosbaan in Amsterdam. Tenslotte, de meest bekende van het vijftal. In 1965 was hij 29 jaar jong en de benjamin van het gezelschap. Na het doorlopen van het gymnasium en het volgen van de universitaire opleiding rechten doctoraal 1 ging hij als werkstudent aan de slag. Als journalist begon hij zijn loopbaan bij de Wereldomroep Nederland en ging daarna als freelancer werken bij de omroepen in Hilversum. Zo werkte hij als presentator voor het actualiteitenprogramma ‘Memo’ van de NCRV televisie. In 1962 stapte hij over naar het NTS Journaal. In eerste instantie werd hij ingezet als verslaggever van modeshows en tentoonstellingen om later presentator van het Journaal te worden. Hij was klein van stuk en vaak werd gesuggereerd dat hij op een veelvoud van kussens zat om goed in beeld te komen. Weer andere landgenoten vonden hem een zwartkijker, omdat er vrijwel nooit een glimlach af kon van het gezicht van Fred Emmer. In werkelijkheid was het een aardige en vriendelijke man. In 1970 deed hij een stap terug om als hoofd public relations in dienst te treden van een Amerikaans reclamebureau. Binnen een jaar verscheen hij echter weer op de televisie, andermaal in het Journaal, toen onder de naam NOS Journaal. Jarenlang zou hij vervolgens het gezicht van het Journaal zijn totdat hij in 1985 overstapte naar een nieuw project, Europa TV – dat programma’s zou gaan maken voor meerdere Europese landen. In een interview met Maarten Slagboom zei Emmer hierover het volgende: “Ik ben op de vermeende sneltrein van Europa-TV gesprongen. Werd door de NOS gedetacheerd. Het leek mij de juiste vernieuwing in mijn werkend leven, het sprak mij heel erg aan. We zouden een Europees journaal gaan maken: Engelsen, Duitsers, Portugezen en Nederlanders. Als de beelden werden uitgezonden, werd vanuit verschillende cabines in de diverse talen commentaar toegevoegd. Iedere nationaliteit schreef zijn eigen tekst. Ik ‘leidde’ de Nederlandse afdeling. Het nieuwsprogramma is nooit van de grond gekomen. Dat betreurde ik zeer; ik had me er me veel enthousiasme in willen storten. Ik heb me een jaar lang bezig gehouden met documentaires, die op dezelfde manier tot stand kwamen.” Echter mislukte dit project en vervolgens probeerde de hoofdredacteur van het NOS Journaal Fred Emmer, na terugkomst, hem het vaste gezicht van het destijds nieuwe ‘7 uur Journaal’ te laten zijn, wat uiteindelijk niet lukte. Emmer bleef tot medio 1987 bij de NOS in dienst om vervolgens free lance te gaan werken voor RTL5 en de VPRO. Bij deze laatste omroep vertrok hij twee jaar later, teleurgesteld over het amateurisme van de jonge makers van het programma ‘Waskracht’, waarin Emmer participeerde. Na zijn omroeptijd heeft Fred Emmer zich ondermeer bezig gehouden met het schrijven van een aantal columns in Playboy als wel het publiceren van erotisch getinte boeken. De naam ‘Emmer’ is trouwens vast verbonden aan het Journaal daar de muziektrailers zijn gecomponeerd door zijn zoon Stephen. Hans Knot, 6 juli 2014.
  15. Voor een ieder is het een eigen ‘eerste herinnering’, als we het hebben over het kijken naar de televisie. Voor de 60 plussers is het vooral het kijken naar zwart wit televisie in de beginjaren, waarbij in Nederland alleen één televisienet actief was. Wel was er de mogelijkheid in bepaalde delen van Nederland nog een graantje mee te pikken van buitenlandse televisiestations, mits er enkele kunstgrepen werden uitgevoerd. Woonde je bijvoorbeeld in 1959 in Groningen dan was het mogelijk een signaal op te pikken van de NDR, via de steunzender in Aurich. Daarbij moest wel de antenne worden gedraaid. Bij Huize Knot ging dit als volgt: één van de ouders bevond zich bij het televisietoestel, op de trap naar de eerste verdieping stond één van de kinderen en in een tussenslaapkamer bevond zich een valluik, waarvan de glasplaten gemakkelijk los konden worden gemaakt. Daardoor was de derde persoon verantwoordelijk, vervolgens de antenne te draaien als men Aurich wenste te ontvangen. Via schreeuwende commando’s: “beetje meer rechts, nee iets meer, ja zo is het goed”, kon vervolgens weer gekeken worden naar de NDR. Wenste men de volgende dag weer een programma van Nederland te bekijken dan begon de antenne-instelling opnieuw. Als het gaat om mijn eigen directe herinnering aan een televisieserie, waar wekelijks vol spanning naar werd gekeken in Huize Knot, was dat naar de Duitse serie ‘So weit die Füsse tragen’. Na de eerste aflevering werd wekelijks het aantal kijkers uitgebreid door dat buurtbewoners, vrienden en meer mee gingen kijken naar de verfilming van de uit 1955 stammende roman, geschreven door Josef Martin Bauer. Het verhaalt de lange en spannende tocht die een Duitse krijgsgevangene na de Tweede Wereldoorlog maakte, nadat hij in 1949 uit een Oost Siberisch strafkamp ontsnapte. Een zeer avontuurlijke tocht, richting huis, zou er volgen. Alles neergezet in een televisieserie die eind 1959, begin 1960 zes weken lang, elke aflevering 60 minuten durende, werd uitgezonden via de Duitse televisie en nog steeds wordt gezien als de eerste echt aandacht trekkende televisieserie. Het boek en de serie beschreven het verhaal van de Duitse soldaat Clemens Forell die in het jaar 1945 tijdens een massaproces in Lubjanka tot 25 jaar dwangarbeid werd veroordeeld. Op dat moment was hij één van de 3,5 miljoen Duitse krijgsgevangenen in de voormalige Sovjet Unie. Hij en ontelbare anderen werden op transport gezet richting Tschita, in Oost Siberië, en na een lange tocht arriveerde men in het strafkamp. Dat wil zeggen dat er in 1950 van de ongeveer 3200 personen op het betreffende transport er ongeveer 1950 levend zijn aangekomen. Velen zijn door honger, dorst en vrieskou overleden. Na aankomst werd de tocht met behulp van door honden getrokken sleeën en per voet voortgezet richting Kap Deschnjow aan de Beringzee, gelegen in het Noord Oosten van de toenmalige Sovjet Unie. Ook na die barre tocht bleken de nodige slachtoffers gevallen en arriveerden er slechts 1236 personen. Ze werden te werk gesteld in de diepe gangen van een loodmijn. In 1949 verbleef Clemens Forell wegens een zware ziekte in de ziekenbarak en ontstonden bij hem de vluchtgedachten. Met behulp van een arts die zelf eerst van plan was te vluchten, ontsnapte hij in oktober van dat jaar het strafkamp. Het werd vervolgens een drie jaar durende barre tocht via vele landen en gevaarlijke avonturen waarna de Forell in december 1952 uiteindelijk zowel geestelijk als lichamelijk gebroken in zijn vaderland terugkeerde. De serie pakte ons als jongeren, tien jaar was ik in die tijd, enorm. In eerste instantie werd het door het gezin bekeken, maar daarna voegden zich steeds meer vrienden en buren tot het kijkerspubliek in de achterkamer van Huize Knot. Met de directe herinnering aan deze serie op de Duitse televisie is dan ook duidelijk te plaatsen dat bij ons in huis in 1959 al een televisie stond en wel van het merk Erres. Het is voor mij dan ook zeker dat dit tevens het jaar van aanschaf is want het was tegen het einde van dat jaar, 19 december, dat in Smilde een steunzender werd geopend, waardoor televisiekijken in Groningen mogelijk werd als het ging om de programma’s van de Nederlandse omroepen. Trouwens de serie ‘So weit die Füsse tragen’ werd tegen het einde van de jaren tachtig, dus drie decennia later, herhaald op de NDR televisie. De opnametechniek was al die jaren tussenin enorm in de ontwikkeling gekomen, maar de gedachte dat deze aangrijpende serie werd herhaald deed me besluiten deze weer helemaal te gaan bekijken. Immers was het een aangrijpende gebeurtenis uit mijn jeugd. Slecht 20 minuten heeft de herhaling aangestaan. De zwart/wit film kwam totaal anders over dan in mijn beleving was blijven hangen. Het merendeel van de opnamen, en dat zag je destijds in de beginjaren van de televisie niet, was opgenomen op toneel en/of zich herhalende locaties. Als we kijken naar het aantal geregistreerde televisietoestellen, dat op 1 januari 1960 in Nederland was, dan komen we tot een aantal van 584.766 stuks. In die tijd, en dat zou jaren duren, diende de gebruiker naar het postkantoor te gaan om zijn omroepbijdrage, via de aankoop van zegels te plakken op zijn speciale kaart voor omroepbijdrage, ieder kwartaal weer. Zondermeer kan worden aangenomen dat het aantal televisietoestellen op die bewuste eerste januari hoger was, gezien er een groot aantal zwartkijkers was. Over het betalen van en de geschiedenis van de omroepbijdrage publiceerde ik jaren geleden het volgende artikel: http://www.mediacommunicatie.nl/radio/omroepbijdrage.htm Maar voor andere leeftijdsgenoten, mensen rond de 65 jaar, zal lang niet altijd dezelfde televisieserie het aanknooppunt zijn als directe eerste herinnering. Het lag er gewoon aan wanneer de ouders destijds besloten een toestel aan te schaffen, dit mede vanwege de hoge aanschafprijs. In ieder geval werd in 1960 het aantal uitzenduren per week uitgebreid tot 18 uur per week! Diegene die op 1 januari van dat jaar televisie keek heeft in ieder geval de eerste aflevering gezien van het AVRO- programma ‘In de hoofdrol’ van Mies Bouwman. In die eerste aflevering had ze als gast de acteur Ko van Dijk. De kleuters en kinderen werden vanaf maart dat jaar, via de KRO en tante Hanny, verwend met een nieuwe televisieserie: ‘De avonturen van Liang Wang Tsjang Tsjeng, waarbij de hoofdrol was weggelegd voor Gerard Heystee. Maar ook de AVRO kwam met een serie die direct herinneringen bij me oproept: ‘Varen is fijner dan je denkt’. Bij de AVRO werd in het najaar een speciaal muziekprogramma voor de jeugd geprogrammeerd. ‘Rooster’, uiteraard in zwart wit met als presentatrice Lonneke Hoogland. Het was een programma van samensteller Gerrit den Braber, die ook een belangrijke rol in de Nederlandse amusementswereld zou gaan spelen. Onze ouders zullen zondermeer geantwoord hebben dat programma’s als ‘Een kwartje per seconde’, ‘het Gouden Schot’ en ‘Jos van der Valk presenteert’ direct terug in het geheugen kwamen. Recent hoorde ik van een leeftijdsgenoot, ja zelfs een jaartje ouder dan mij, dat zijn directe eerste herinnering ‘De Sjaal’ was. Nederland had ondertussen al lang meer dan 1 miljoen geregistreerde televisiebezitters en we waren aangeland in het jaar 1962. Op 1 januari van dat jaar werd voor de allereerste keer de traditionele Eurovisie uitzending vanuit Wenen verzorgd. Het betrof het ‘Nieuwjaarsconcert’, dat nog steeds jaarlijks te zien en te horen is. Willy Boskovsky dirigeerde destijds het Wiener Phiharmoniker. Dat jaar, in mei, ging via de VARA de eerste aflevering van ‘De Perry Mason Show’ op de antenne. De NCRV kwam met een import programma, The Donna Reeves Show, dat tot in 1965 werd geprogrammeerd. Maar de grote verrassing was wel een nieuwe tekenfilmserie die in 1962 van start ging met als titel: ‘Flinstone Flyer’. De serie, spoedig daarna aangekondigd als ‘The Flinstones’ bracht een satirisch beeld van de toenmalige moderne samenleving, geplaatst in het stenen tijdperk. Een serie die trouwens zowel voor jongeren als volwassenen was bedoeld. Terugkijkend werden de eerste twee afleveringen door de NTS uitgezonden, waarna de KRO de uitzendrechten over nam. Tot in 2014 wordt de serie overal ter wereld herhaald. En inderdaad, nadat er al vele boeken van de Britse auteur Francis Durbridge door de hoorspelkern waren bewerkt en via de radio waren gebracht – denk maar eens aan Paul Temple, kwam er een televisieserie als bewerking van een ander boek van de Britse auteur. ‘De Sjaal’ was een zesdelig televisiespel dat door de West Deutsche Rundfunk in 1961 werd geproduceerd en in januari 1962 voor het eerst werd geprogrammeerd. Twee andere boeken van Durbridge waren eerder door de WDR tot televisieserie bewerkt: ‘Der Andere’ en ‘Es ist so weit’ gingen ‘Das Halstuch’ vooraf. Onder regie van Hans Quint en draaiboek van Marianne de Barde werd de serie opgenomen met een totale uitzendduur van 217 minuten. Nog hetzelfde jaar werd de serie op de Nederlandse televisie gebracht. De muziek bij de serie werd gecomponeerd door Hans Jönsson, terwijl de productie in handen was van Wilhelm Semmelroth. Voor de rol van geestelijke Nigel Matthews kwam Horst Tappert in aanmerking, voor vele lezers bekend als de latere Derrick. Voor die tijd was het vooruitstrevend te noemen dat de serie met liefst drie camera’s werd opgenomen. De opnamen werden trouwens vastgelegd op Ampex tape, een magneetband waarbij montage destijds nog niet mogelijk was. Gevolg was dat alle opnamen feilloos dienden te worden opgenomen, waarbij vaak geheel opnieuw gestart diende te worden. In Engeland en in Duitsland werden destijds locatie opnamen voor de serie ‘De Sjaal’ gemaakt. Voor diegene die zeggen dat de eerste herinnering aan de televisie bij deze serie ligt, kan men rustig stellen dat het televisietoestel dus in 1962 haar entree heeft gemaakt binnen het huisgezin. Hans Knot, 12 juni 2014. Bronnen: www.soundcapes.info Online Journal for Media and Music Culture, University Groningen Knot, Hans ‘Omroepbijdrage al lang verleden tijd’. Freewave Media Magazine, Stichting Media Communicatie, Amstelveen, 2013. Veer, Bert van der: ‘Is er nog iets leuks vanavond’, Uitgeverij Het Spectrum, Utrecht, 1991.
  16. Wat komt er ieder jaar weer wat over ons heen nadat de resultaten bekend zijn van de finale van het Eurovisie Song Festival. Het lijkt erop dat er niet meer zinnig gestemd kan worden op wat als liedjes is gehoord, maar vooral gekeken wordt naar de uitdossing van de zangers, zangeressen of groepen. Het zal me een worst wezen of de Oostenrijker, die zo graag als Oostenrijkse zich tentoonstelt, dit jaar echte tranen had of ze veinsde. Wat me wel interesseert is wat deze baardvrouw als positie had gekregen als die gekozen uitdossing en baardgroei niet was vertoond. Maar dergelijke groots opgezette programma’s, vol zang en show, hebben altijd al de nodige – vaak negatieve – publiciteit getrokken. In de tijd dat alles op de televisie nog zwart-wit was en we nog op lange na niet de keuze aan programma’s hadden dan datgene waar we nu mee overspoeld worden, was er jaarlijks een uitzending van het Grand Gala Du Disque te zien en te horen via televisie en radio. Een programma dat organisatorisch door Willem Duys werd begeleid en waarbij hij tal van internationale en nationale sterren op liet treden. Het werd op 12 oktober vanuit het Kurhaus in Scheveningen uitgezonden, waarbij de presentatie in handen was van Karin Kraaykamp en Willem Duys. Voor de toespraken was Godfried Bomans ingehuurd. Eén van de optredende artiesten was de cabaretier Wim Sonneveld die als ‘Zingende Frater Venantius uit Schin op Scheul’ op de lachspieren van vele aanwezigen in de zaal, als wel aan de buis, werkte. Maar toch ook weer niet allemaal want de maandag erop werd er door journalisten in sommige kranten schande gesproken van deze vorm van Godsschennis. Ook kregen de diverse omroepen de volgende dagen diverse boze telefoontjes en zelfs opzeggingen te verwerken. In doorsnee waren de mensen, die telefoneerden, van mening dat Sonneveld met zijn persiflage de grenzen van eerbied voor een andere mening had overschreden. Laat op de zaterdagavond waren er al telefoontjes binnengekomen over de verandering van de programmering. In de pauze van het festival was er een aflevering gepland, waarbij inspecteur Le Clerk een van zijn avonturen zou gaan beleven. De AVRO besloot echter dit programma te laten vervallen voor een minder ontspannend onderwerp, een verhandeling over de toen recente loononderhandelingen. Maar er waren ook positieve reacties terug te vinden in de geschreven pers, zoals op maandag 14 oktober in de Telegraaf, waarin men wees op de uitstekende relatie tussen de grammofoonmaatschappijen en de televisie, waardoor andermaal het prachtige festival tot een succes was geworden. De journalist van het Parool die het Grand Gala Du Disque had bijgewoond, toonde kritische noten: ‘Hoe knap ook een aantal onderdelen van deze avond (en nacht) was, als het geheel was het een bizarre en verladen vertoning. Willem Duys bewees toch weer teveel artistieke hooi op zijn commerciële vork te hebben genomen en dat een ratjetoe van zoveel uiteenlopende ingrediënten toch wat zwaar op de maag valt.’ Ondermeer was er goed aanbod aan buitenlandse artiesten aanwezig. Francoise Hardy, Petula Clark, de Zweedse Spotnicks, Trini Lopez, Rocco Granata en Sarah Vaughn, om er een paar te noemen. Opmerkelijk goed was, tussen alle internationale artiesten, het optreden van Corry Brokken. Maar de kritische noot in het Parool richtte zich vooral op de uit Duitsland afkomstige, met een Amerikaans paspoort reizende, Marlène Dietrich, die aangekondigd was als de ster van de avond, maar toch tegen viel: ‘Haar optreden was voor het uiterlijk wel indrukwekkend, maar bij nader inzien was het toch wel voor het grootse deel legende en routine. Zowel haar optreden als haar programma stelde toch teleur en het was ook duidelijk dat de grillen van de prima donna haar niet vreemd zijn.’ Marlène Dietrich had allerlei eisen gesteld aan haar optreden in het Kurhaus; zo eiste ze op de dag van de repetities dat er niemand in de zaal mocht zijn als zij stond te repeteren. Bovendien is zij na afloop woedend op Willem Duys geweest, omdat door zijn toedoen Sarah Vaughn plotseling de show had gestolen. Die stond officieel niet als optredende gast gepland en werd door Duys als verrassing uit de zaal gehaald om een aantal liedjes te zingen. Bovendien had Sarah Vaughn een liedje gezongen dat Marlène Dietrich ook van plan was te gaan zingen: ‘I can't give you anything but love’. Maar er gebeurde meer toen zij een Edison voor haar totale repertoire kreeg uitgereikt en, vergezeld van een toespraak, het beeldje werd aangeboden door Godfried Bomans, waarvan de geschreven pers en zeker ook een deel van de kijkers, constateerden dat deze niet geheel fris aan de taak was begonnen en zeker al te veel had gedronken. Een eigen conclusie kan worden getrokken als je de toespraak van Godfried Bomans, die bewaard is gebleven, zelf bekijkt: Het Parool vroeg zich de volgende maandag af of het Nederlandse kijkerspubliek wel had gezien hoe het gezicht van Dietrich verstrakte toen de toespraak van Bomans begon: ‘En ze dacht ‘wat gaat er gebeuren?’ De zaal zat in grote spanning. Maar alles ging goed. Marlène kuste Bomans twee keer. “Zij was dankbaar”, verklaarde Bomans later.’ Vooral de opmerking dat Marlène Dietrich hoog kwetsbaar was, gelijk aan elke vrouw, viel verkeerd bij een groot deel van schrijvend Nederland. Bomans zelf stelde dat Dietrich totaal open stond voor de speech en zij vooral mensen, die tact en respect kunnen opbrengen, graag naast zich heeft. Ook stelde hij dat Dietrich het zeer had geapprecieerd dat hij haar als vrouw belicht had in zijn speech. Aan andere artiesten meldde, volgens het Parool, Marlène dat de toespraak ‘not funny at all’ had gevonden, waarna ze verdween naar haar kleedkamer. Hans Knot, 17 mei 2014.
  17. Het is meer dan veertig jaar geleden dat via allerlei technische vindingen er binnen de omroepen in Nederland gebruik werd gemaakt van ‘gemaakte stereo’ op de radio. Het was in de tijd dat het al 15 jaar geleden was dat de eerste experimenten met stereo-uitzendingen, binnen, destijds nog de Nederlandse Radio Unie, werden uitgevoerd. Er kwam in 1973 een discussie op gang, die in ondermeer ‘TDR Spectrum’, een mededelingenblad van de technische dienst van de NOS radio, werd gevoerd. In eerste instantie werd in een openingsartikel door Ir. F.S. de Wolf het nut van stereo-uitzendingen, opgebouwd uit mono-materiaal in twijfel getrokken. Hij stelde uitdrukkelijk welke argumenten collega programmamakers destijds verleidden tot quasi-stereofonische ‘Spielerei’. In zijn betoog noemde De Wolf specifiek een NCRV programma ‘Hier en Nu’, dat naast actualiteiten ook muziek aan de luisteraar leverde. Zijn opmerkingen betreffende de quasi-stereofonie in dit programma, leverde hem enige tijd later een reactie op van Drs. H. Glimmerveen, destijds plaatsvervangend hoofd afdeling actualiteiten van de NCRV. Laatstgenoemde begon zijn reactie met het de mededeling dat het programma ‘Hier en Nu’ echt niet uitsluitend uit mono materiaal bestond: ‘Niet alleen zijn de muziekfragmenten in de uitzendingen tussen 17.32 en 18.00 uur stereofonisch, ook een gering deel van de reportages.’ Uiteraard lag er de wens in 1973 bij de NCRV leiding om meer volledig stereofonische items en programma’s uit te zenden. De studio was er voor aangeleverd maar op dat moment was er het probleem dat er te weinig stereo-opname apparatuur voor handen was om mee op pad te gaan. Volgens het Glimmerveen kwam daarbij ook nog eens het probleem dat, wanneer voor reportages wel stereo-opnamemateriaal beschikbaar was, deze reportages vaak op korte termijn geregeld werden en het niet mogelijk was om de zogenaamde PTT-stereolijnen beschikbaar te krijgen. Totaal anders als in deze tijd was men bij de omroepen totaal afhankelijk van de PTT, die voor alle verbindingen en straalverbindingen zorgde in het pre-satelliettijdperk op het gebied van radio. Het was dan ook zeker wenselijk dat na de grote investeringen, die er door de technische dienst radio van de NOS waren gedaan, bij de uitrusting van stereo-studio’s er door deze dienst naar mogelijkheden diende te worden gezocht de mogelijkheden voor stereo-opnamen op reportagegebied uit te breiden. Glimmerveen ging ook in op het gebruik van ‘stereo’: ’Natuurlijk is echte stereofonie het fraaiste. Maar waarom zal ieder ander gebruik van de mogelijkheid om het materiaal over twee kanalen te verdelen, te veroordelen zijn? Bij ‘Hier en Nu’ wordt de mogelijkheid in hoofdzaak gebruikt om aan te geven dat het uitgezondene uit verschillende bronnen komt.’ Hierbij kreeg de centrale presentator van het actualiteitenprogramma een vaste plek in het geluidsbeeld, terwijl al het andere extern aangemaakte materiaal, voor zover het niet stereofonisch was, uit een andere hoek ofwel kanaal kwam. Hoe functioneel deze vorm van ‘stereofonie’ destijds was, bleek het beste bij de zogenaamde kruisgesprekken die ‘Hier en Nu’ redelijk vaak de ether instuurde. Als we destijds thuis, op het werk of waar dan, ook via een stereo-ontvanger deze ‘kruisgesprekken’ beluisterden dan kwamen de twee stemmen uit verschillende richtingen, dan wel uit twee kanalen. Een in mono uitgezonden dialoog was daarom ook hoogst onnatuurlijk. Het gebruik van de twee kanalen gaf bij de radio-uitzending de mogelijkheid om stemmen op een natuurlijke wijze uiteen te halen, zelfs wanneer de ene gesprekspartner zich in Hilversum bevond, terwijl de andere persoon ergens in het land of buitenland verbleef. Bij uitzendingen in mono kwamen deze kruisgesprekken vooral in gehoor irritant over wanneer de ene spreker de andere in de rede viel, terwijl het in een stereo-situatie goed en natuurlijk kon over komen. Maar niet alleen Glimmerveen reageerde in het juni nummer van TDR Spectrum, ook J.M. Rip, die allereerst dieper inging op de zogenaamde ‘Spielerie’ waarvan volgens hem ten onrechte de geluidstechnici van de NOS door anderen werden beticht: ‘Die stereobedoelingen zijn geheel voor rekening van de programmamakers, waar van sommigen helaas wat stereo betreft nog steeds ‘twee linker oren’ hebben. Zij zelf stellen vast of het programma in stereo zal worden uitgezonden, zonder zich nader af te vragen of het programmamateriaal daarvoor welk geschikt is. Men kan ook vrij gemakkelijk de vraag kunnen stellen of de luisteraar daarmee gediend was, immers daarvoor worden de stereo-uitzendingen gemaakt.’ Rip was ook van mening dat, wensten de technici met stereo te gaan werken, men zich eerst op de hoogte diende te stellen hoe het een en ander voor het specifieke programma kon worden gerealiseerd, om, indien het wel mogelijk was, daarna er artistiek verantwoord gebruik van de kunnen maken. Tevens was hij van mening, gezien de technische realisatie van stereo-uitzendingen op zich in die tijd veel haken en ogen had, dat voorlichting over het gebruik van stereo voor alle programmamedewerkers wenselijk diende te zijn. Hij ging in zijn opiniestuk dieper in op programma’s, waarin het gesproken woord voorop stond en dus de muzikale omlijsting als bijzaak gold of zelfs geheel ontbrak. Hij doelde daarbij niet alleen, zoals Glimmerveen, op het programma ‘Hier en Nu’, maar noemde ook een aantal voor die tijd bekende radioprogramma’s als ‘Radioweekblad’, ‘Spitsuur’, ‘Plein Publiek’ en ‘Goal’ - het sportprogramma op de zaterdagavond van de KRO - ‘Vanavond Laat’ en ‘Sport Revue’. Het waren allen programma’s die in de categorie ‘informatief’ vielen en ook allen in stereo al werden uitgezonden. Rip: ‘De informatie in deze programma’s bestaat voor 99% uit mono-bijdragen en dat is dodelijk voor de stereobacteriën. Goed, we ‘knuppelen’ wat met deze mono-bijdragen, maar stereo zal het nooit worden. Juist de luisteraar, die gewend is aan muziek in de ‘breedte’, hoort deze mono-bijdrage terugvallen op één virtueel punt op de basis tussen de luidsprekers. Ook de akoestiek, zover aanwezig, valt op datzelfde punt terug.’ Dat de luisteraars destijds meer informatie of betere identificatie zou krijgen bij het in stereo uitzenden van twee stemmen op twee verschillende virtuele punten was aanvechtbaar, daar er daar ook sprake was van twee mono-bronnen. Rip stelde dat voorafgaande niet vergeleken mocht worden met het zogenaamde ‘party- effect’, waarbij de toehoorder zich gemakkelijker dan bij mono kon concentreren op één bepaald geluid of stem in een door zogenaamde coïncidentie microfoons opgebouwd stereobeeld. Dat zogenaamd coïncident zijn was volgens Rip geen noodzakelijke eis, omdat eventueel ontstane looptijdverschillen mede bepalend konden zijn voor de richtingsinformatie en identificatie. Gelijk aan Glimmerveen ging Rip ook in op het gegeven dat in 1973 incidentele stereoreportages maar summier waren te verwachten, mede gezien de nogal kostbare en lang niet altijd voorhanden zijnde lijnverbindingen en het gemis aan draagbare stereo-opnameapparatuur: ‘Zou de luisteraar bij de aankondiging van een dergelijk stereoprogramma geïnspireerd worden om op zijn ‘stereoluistervlak’ plaats te nemen, om een telefonisch interview aan te horen van een verslaggever via de linker luidspreker, die met een denkbeeldige lange arm van drie meter de telefoonhoorn hanteert in het rechterkanaal?‘ In die tijd was het algemeen bekend dat de stereo-ontvangst in Nederland nog wat te wensen overliet. Dit werd aan de ene kant veroorzaakt door onvoldoende kwalitatieve antennesystemen en aan de andere kant door het niet compleet bestrijken met het signaal van FM-zenders in de diverse vooraf technisch bepaalde ontvangstgebieden. Wel was er nog een positief feit te melden betreffende de ‘stereo-uitzendingen’ van Hilversum III, destijds de jongste loot aan het Hilversumse radiobestel. Rip: ‘Men beschikt over zogenaamde SQ-quadro-apparatuur. De luisteraar zal snel gaan merken dat dit station niet alleen in stereo maar zelfs in SQ-quadro schijnt uit te zenden.’ Het nieuws, de tijd-pips en STER-spots schoven daarbij als het ware door de huiskamer of andere ruimte heen, waarin men luisterde naar de radio. We kennen het ook wel als het zogenaamde ‘phase-effect’. Het was maar goed – met alle voor en tegens – dat er nog veel naar de radio werd geluisterd via buizenradiotoestellen, waarbij de mogelijkheid bestond om de zogenaamde mono-knop in te drukken om wat rustiger kunnen te luisteren naar de quasi- stereo-uitzendingen. Later, datzelfde jaar, werd tussen 27 augustus en 2 september de Hi Fi RAI in Amsterdam gehouden, waar ook de NOS aanwezig was. Ondermeer toonde men een diaprojectie, waarin een overzicht werd gegeven van de ontwikkeling van de radio van de dertiger tot de jaren zeventig in de vorige eeuw. Ook werd er een demonstratie gegeven door de Programma – Technische Dienst, onder leiding van ir. Paul Snoek. Het betrof voor die tijd zeer vooruitstrevende acht-sporentechniek. De afdeling ‘Laboratorium’ van de Programma- Technische Dienst, gaf in samenwerking met de redactie van het NOS-programma ‘Hobbyskoop’, tevens voorlichting over FM-stereo en Quadrafonie. Opmerkelijk, op deze radio- en televisiebeurs, was de aanwezigheid van een deejayteam van Radio Noordzee, destijds als zeezender uitzendend op het zendschip MEBO II. Met aanwezigheid van het publiek werden er programma’s opgenomen, die een paar dagen later via de 220 meter werden uitgezonden. Hans Knot, 12 mei 2014
  18. In de jaren zestig van de vorige eeuw stonden in de toenmalige, populaire, muziekbladen kleine annonces afgedrukt waarin de fanclubs van bepaalde artiesten de lezers opriepen om lid te worden van de betreffende club. Ook waren er vervolgens weer organisaties, vaak gerund door een enkele persoon, die weer opriepen van hun club lid te worden. Zo ligt op dit moment een gestencild A4-tje voor mijn neus waarin allerlei informatie werd verspreid door een niet met name genoemde persoon, die zich tot de lezer richtte vanuit de Kromhoutstraat 30 in Rotterdam, met als doel leden te werven voor ‘The Free Radio Action’. De term ‘Free’ had natuurlijk betrekking op vrijheid, iets wat babyboomers in die tijd vooral voor stond. Niet voor niets praten we al decennia over ‘vrije radio’ en had je bijvoorbeeld naast ‘The Free Radio Action’ ook organisaties als de ‘Free Radio Campaign’ en de ‘Free Radio Association’. Bij deze twee laatstgenoemde organisaties ging het om goed georganiseerde clubs, die ooit in Engeland hun roots hadden en vertakkingen hadden opgezet in andere landen. Zo was er een Free Radio Campaign in Duitsland, Scandinavië, Frankrijk en Nederland. Maar, zo ver ik me kan herinneren, stond The Free Radio Action in één paar schoenen in Rotterdam. In de oproep om lid te worden van deze club werd een opsomming van activiteiten als wel namen van muziekprogramma’s genoemd, die betrekking hadden op de persoon die werd beschreven in het stencilwerkje. Het leest weg als een verhaaltje uit een gemiddelde schoolkrant uit die tijd en had als kop ‘Biogarphie Joost de Draayer’. Een tweede persoon in de organisatie – als die er was geweest – had ongetwijfeld de storende fout eruit gehaald. Maar goed, lees mee in dit stukje vol nostalgische informatie van een kleine halve eeuw geleden. Hans Knot, 29 april 2014
  19. de redactie

    Hans Knot: Pension Hommeles

    Maar weer eens een terugblik in de kelders van de radiogeschiedenis waarbij een artikeltje tevoorschijn kwam uit de krant van 4 oktober 1957. Nee, het ging niet over een programma gericht op ‘Wereld Dierendag’, maar over de opvolger van een populaire radioserie van de VARA, ‘De Familie Doorsnee’. Deze radiostrip had een zo groot succes beleefd dat de directie van de omroepvereniging besloten had ook een televisiestrip te gaan maken onder de naam ‘Pension Hommeles’. Voor deze serie, zo berichtte de krant, werd Annie M.G. Schmidt andermaal ingehuurd, evenals Cor Lemaire en Wim Ibo, waarbij de laatste - evenals bij 'de Familie Doorsnee’ - als presentator zou gaan fungeren. Men meldde tevens dat in deze muzikale comedie, die telkens op een zaterdagavond werd geprogrammeerd, ruimte werd gemaakt voor een nieuwe quiz: ‘Weet je wel wat je waagt’ van Theo Eerdmans en zijn assistente Maud. Pension Hommeles was de eerste Nederlandse televisieserie en ging over de dagelijkse belevenissen van de vaste bewoners van een pension, in een tijd waarin niet vluchtig met het leven werd omgesprongen. Dit leidde natuurlijk tot een typisch Hollandse sfeer van personen en gebeurtenissen, waarin het publiek zich herkende. En gekeken werd er zeker naar het nieuwe programma en het kon worden gerekend tot de meest populaire televisieprogramma’s van de jaren vijftig van de vorige eeuw, waarbij het in de categorie ‘amusementsprogramma’s’ de absolute eerste plaats bereikte. En veel van de voor de serie geschreven songs waren vervolgens bij herhaling te beluisteren in de diverse VARA radioprogramma’s. En natuurlijk – zoals ook de buurtkinderen in die tijd deden – werd er door velen veelvuldig de zaterdagavond doorgebracht bij buren of vrienden, die wel in het bezit waren van een televisietoestel en op die manier gezamenlijk de wekelijkse belevenissen van ‘Pension Hommeles’ konden meemaken. En uiteraard werd, over van alles wat die avond was gebeurd, achteraf goed doorgesproken met anderen, die het ook hadden gezien of aan de niet-kijkers, die ook wel op de hoogte wensten te worden gehouden. Als je de 65 plussers van heden ten dage vraagt naar de populaire televisieprogramma’s van die tijd dan staat voornoemd zaterdagavond comedie-programma vooraan in het geheugen. Toch heeft het programma niet een jarenlange uitzendperiode beleefd. Het nam een aanvang in oktober 1957, terwijl de laatste aflevering plaats vond op 5 april 1959. De producer van het programma, Wim Ibo, had er voor gezorgd dat de grote sterren van het toneel uit die tijd in de serie een rol gingen spelen. Hier een indruk van de namen van toen: met als vaste personen Mieke Verstraete, Kees Brusse, Mimi Kok, Maya Bouma, Donald Jones, Henk van Ulsen. Maar ook de namen van de gastspelers mochten er zijn: Ank van der Moer, Mien Duymaer-van Twist, Sara Heyblom, Dini de Neef, Cruys Voorbergh, Ko van Dijk, Guus Oster, Herbert Joeks, Ko Arnoldi. De regie van ‘Pension Hommeles’ was in handen van Erik de Vries, ook wel ‘mister televisie’ genoemd, terwijl Cor Lemaire verantwoordelijk was voor de muziek, die werd uitgevoerd door ‘Kamer Kwartet’. En een televisieprogramma kon ook in die tijd niet zonder decor, waarvoor Fokke Duetz was ingehuurd. Op de volgende site is een overzicht te vinden van alle 16 afleveringen, waarbij een klik op de individuele afleveringen een mooi overzicht geeft in foto’s van ‘Pension Hommeles’: http://beeldengeluidwiki.nl/index.php/Pension_Hommeles Donald Jones speelde een de rol van een van de vaste bewoners van ‘Pension Hommeles’ als Dinky, een zwarte Amerikaanse theologiestudent die hielp in het pension. Dinky, was de speelse, vrolijke, flamboyante aanwezigheid tussen de tobberige en geremde Nederlanders. Dinky zong en danste, lachte veel, was altijd vrolijk en meestal verliefd. Bijvoorbeeld op Klaartje Binnendijk, het meisje voor wie hij het bekendste liedje uit de serie zong: ‘Ik zou je het liefste in een doosje willen doen.’ De scène waarin Jones dit liedje zong, in het tweede seizoen van de serie, was een van de klassieke momenten in de Nederlandse televisiegeschiedenis. Jones, op de vloer van de gang van het pension, met Roekie Arons in zijn armen, zingend, op de jazzy muziek van Cor Lemaire, met een zwaar Amerikaans accent: “Ik zou je het liefste in een doosje willen doen En je bewaren, heel goed bewaren Dan laat ik jou verzekeren voor anderhalf miljoen En telkens zou ik eventjes het deksel open doen En dan strijk ik je zachtjes langs je haren Dan lig je in de watten en niemand kan erbij Geen dief die je kan stelen, je bent helemaal van mij Maar alleen om de eendjes wat eten te geven Maar als je dan vlucht, raak ik jou toch niet kwijt Want ik vind jou altijd, ja, ik vind jou altijd Ik zou je het allerliefste in een doosje willen doen En dan telkens even kijken, Heel voorzichtig even kijken, telkens even kijken en een zoen Ik zou je het liefste in een doosje willen doen En dan telkens even kijken, Heel voorzichtig even kijken, telkens even kijken Je mag er wel eventjes uit, elke dag Een uurtje dat mag, ja een uurtje, dat mag Je mag dan nog wel naar het Vondelpark even Maar alleen om de eendjes wat eten te geven Maar als je dan vlucht, raak ik toch jou niet kwijt Want ik vind jou altijd, ja, ik vind jou altijd Ik zou je het allerliefste in een doosje willen doen En dan telkens even kijken, Heel voorzichtig kijken, telkens even kijken en een zoen.” Enkele jaren geleden werd de serie op DVD uitgebracht maar is helaas niet meer leverbaar. Het eerder gememoreerd onderdeel van Theo Eerdmans is nooit opgenomen in het totaal programma maar kwam later vanaf verschillende locaties uit het gehele land op de televisie. De Millers zorgden in eerste instantie voor de muzikale begeleiding, maar werden in de vierde uitzending vervangen door The Ramblers. In totaal werden er 20 uitzendingen verzorgd in 1957 en 1958 waarna het werd vervangen door een ander programma van Theo Eerdmans: ‘Je neemt er wat van mee’, waarover een andere keer meer. Dank aan: SeniorPlaza.nl, Nederlands Theater Archief en annie-mg.com Door Hans Knot, 26 april 2014
  20. de redactie

    Hans Knot: Smaken verschillen

    Het is voor de 60-plussers een pure herinnering aan de tijd dat ze zelf aan het puberen waren en ze voor de zoveelste keer tot orde werden geroepen door vader en moeder. Het was de tijd dat kinderen voor het eerst soms een eigen radio hadden, immers de transistorradio had haar tocht naar succes ingezet. De muziek, die vanuit dit voor ons nuttige apparaat door het huis schalde, lag lang niet altijd in de smaak van de ouders. Zachter zetten of tijdelijke inname van het toestel behoorden tot de keuzemogelijkheden. Zelf, afkomstig uit 1949, had ik niet al te veel problemen met mijn ouders op het gebied van muziekkeuze, maar op school kwam dit onderwerp veelvuldig voorbij in gesprekken met klasgenoten. Als ik terugdenk aan het moment dat een muzieksoort mezelf ging tegenstaan, dan was het rond de tijd dat punkmuziek de ether vervuilde. Niet om aan te horen en gelukkig kon ik me terugwerpen op een aardige collectie muziek, aangelegd uit zowel pop- als klassiek repertoire. Ik denk dat smaakverschil en discussie binnen gezinnen betreffende muziekkeuze sinds de jaren zestig van alle generaties is. Maar recentelijk kwam ik, tijdens een researchsessie, erachter dat ook in de jaren vijftig er de nodige verschillen waren en men streed om ‘van die dikke muziek en die hoempamuziek.’ Laten we eens teruggaan naar vrijdag 18 oktober 1957, toen van de kop van een regionaal dagblad, de Leidsche Courant, een advertentie ons toeschreeuwde: ‘Griep? Op Akkertjes kunt U bouwen’. Het was een ‘huis, tuin en keuken’ medicijn die je bij de lokale drogist kon kopen om pijntjes te bezweren. Tenminste zolang je erin geloofde. Het was ook de tijd dat de krant aandacht van de lezer en adverteerder trok door te stellen: ‘Ook morgen brengen onze advertenties veel nieuws’. De vraag die meteen bij me opkwam was of die ‘akkertjes’ ook hielpen bij het aanhoren van ‘verkeerde’ muziek. Nieuws over muziek brachten die advertenties niet al te vaak maar wel de dagelijkse rubriek, die in tal van toenmalige GPD (Gemeenschappelijke Persdienst) – kranten voorkwam: ‘Ethergolven’. Het was in die rubriek dat in voornoemde maand de discussie over muziekkeuze werd aangehaald. Het waren vooral ingezonden brieven waaruit bleek dat een deel van de luisteraars niet langer tevreden was met datgene op de radio werd voorgeschoteld: ‘Die radio-uitzendingen, daar is tegenwoordig niets meer aan. Je moet het met een hoorspel of een amusementsavond treffen, maar voor de rest is het elke dag niets anders dan van die sprekers en die dikke muziek.’ En weer een andere schrijver bracht de ontevredenheid op een andere manier: ‘Goede radiomuziek kun je tegenwoordig niet meer horen. Het is altijd maar van die hoempamuziek. Kan dat niet een keer veranderen?’ Uiteraard werd met ‘dikke muziek’ het klassieke werk bedoeld en met ‘hoempa’ de lichte en meer vrolijke deuntjes. Laten we ervan uitgaan dat beide briefschrijvers destijds de beschikking hadden over een radiotoestel waarop vooral Hilversum 1 en Hilversum 2 goed te ontvangen waren. Het is dan logisch te oordelen dat de ene briefschrijver, die alleen maar ‘dikke muziek’ kon ontvangen het onjuist in zijn brief weerlegde, evenals de persoon die alleen maar ‘hoempa’ muziek op de radio hoorde voorbij komen. Natuurlijk was ook toen er een variatie in programma- en dus ook muziekaanbod. Duidelijk werd wel dat de eerste niet van klassieke- en de tweede niet van het lichte genre hield. In deze tijd, met een overaanbod aan radiostations of andere vormen van muziekaanbod, is het snel schakelen naar iets anders als het gebodene niet bevalt. Maar in 1957 was het anders. Hoe reageerde de samensteller van de rubriek ‘ethergolven’ destijds op de twee ingezonden brieven? ‘U, die dikke muziek niet verstaat, niet kunt volgen, zou de hele dag door, wanneer gij uw toestel ook inschakelt, vrolijke deuntjes willen horen en van dat gezellig-populaire, dat u kunt meezingen of –fluiten. Geen sprekers, geen uitzendingen over ‘dit of dat’, neen alleen gezelligheid. Maar de vraag is of U ook werkelijk altijd in de stemming bent, dit alles aan te horen. Ach, natuurlijk niet. Er moet bij U thuis ook wel eens tijd zijn voor ernstige praat en voor geestelijke dingen.’ Vervolgens werd de briefschrijver duidelijk gemaakt dat deze niet de enige was die naar de radio in Nederland zat te luisteren en tevens geadviseerd toch maar eens iets van klassieke muziek uit te gaan proberen. Daarbij niet de keuze te leggen bij werken van Ravel of Hindemith, maar kleinere stapjes te nemen naar composities van Haydn, Beethoven en Mozart. ‘Gaat U er eens met aandacht voor zitten en probeert U ook eens echt te luisteren naar wat U ‘dikke muziek’ noemt.’ En ook de schrijver die zich anti ‘hoempa’ muziek uitte werd op een eerlijke manier gewezen op het feit dat er een variatie aan programma’s was, die men niet diende te ontwijken: ‘En dan u, meneer mopperaar op de ‘hoempa’. Hebt U echt bij U ontbijt Beethoven al nodig? Kunt U zich niet scheren zonder Debussy? Kunt ge werkelijk avond aan avond van acht tot twaalf met groot genot klassieke of moderne meesters beluisteren? Laat in de tijden dat U ook géén radio wil beluisteren, de anderen, die zomaar van vrolijkheid houden, dan ook hun genoegen.’ Afsluitend merkte de samensteller van de rubriek op: ‘En nu, voor vandaag genoeg, maar morgen de rest.’ Speurende door de diverse radiobodes, zoals de omroepgidsen toen door het leven ging, ontdekte ik dat op de avond van de publicatie van de ingezonden brieven via de KRO het toneelstuk ‘Pepote, kind van de straat’ als hoorspel werd uitgezonden, waarna ondermeer een pianovoordracht van Glyn Townley was te beluisteren. Een totaal overzicht van zaterdag 19 oktober 1957, als het om de radiobeluistering in Nederland ging, treft U hierbij aan. Maar de rest, zoals eerder gememoreerd, kwam niet de dag erna maar op maandag 21 oktober, toen nog even dieper in werd gegaan op het item: ‘smaken verschillen’. Want ook toen waren er meningen. Zo schreef iemand dat de omroepverenigingen, die liedjeszangers als Eddy Christiani voor de microfoon haalden, omdat de goede gemeente het goed vond, hun opbouwende – ethische – taak bepaald voorbij gingen. Dezelfde briefschrijver vond dat er een ander euvel bestond, namelijk het brengen van domme, sentimentele, altijd op hetzelfde neerkomende liefdesliedjes, waarin nog altijd hart rijmde op smart en ogenblauw op ik hou van jou. De briefschrijver eindigde zijn pleidooi met ‘Hiervan wordt een mens voornamelijk zeeziek’. Het lijkt dat deze persoon een vooruitziende blik had en droomde ooit een radiostation te kunnen horen die vrijheid en blijheid bovenaan had staan, terwijl het uitzendend vanuit de vrije internationale wateren, echte radio zou gaan brengen. Door Hans Knot, 20 april 2014.
  21. Het was op 9 oktober 1963 dat er voor het eerst in de geschreven pers gewag werd gemaakt van plannen te komen tot een commercieel televisiestation, dat vanuit volle zee haar signalen tot de kijkers in Nederland wenste te brengen. In de berichtgeving werd gesteld dat het de verwachting was, dat tegen het einde van het voorjaar van 1964 programma’s, gevuld met amusement en reclameboodschappen, waren te verwachten. Dit nog naamloze station zal in volle zee buiten de vaarroutes worden gebouwd op een platform, zoals deze ook worden gebruikt bij oliewinning uit de zeebodem. Het zenderbereik zal een groot deel van Nederland gaan bedekken. Kanaal en golfbereik zullen zodanig worden gekozen, dat de bestaande verbindingen in het land en het lucht- en zeeverkeer geen hinder zullen ondervinden. De programma’s en de reclame worden verzorgd door de N.V. Reclame Exploitatie Maatschappij, REM, te Den Haag, met als directeur de heer W.J. Hordijk.’ In 2014 is het vijftig jaar geleden dat dit commerciële initiatief van start ging. Hans Knot neemt u in zijn nieuwe boek terug naar een periode waarin in Nederland nog een behoorlijke conservatieve sfeer hing en midden in de opbouw, na de Tweede Wereldoorlog, verkeerde. Dit boek is te bestellen bij de Stichting Media Communicatie Groningen: http://www.mediacommunicatie.nl
×
×
  • Nieuwe aanmaken...

Belangrijke informatie

Door gebruik te maken van deze website ga je akkoord met Gebruiksvoorwaarden, Privacybeleid en Richtlijnen.