Spring naar bijdragen

Doorzoek de gemeenschap

Toont resultaten voor tags 'hans knot'.

  • Zoeken op tags

    Voer tags gescheiden door een komma in.
  • Zoek op auteur

Soort bijdrage


Forums

  • Radio
    • Nederland
    • België
    • Verenigd Koninkrijk
    • Overige landen
    • LPAM (kleinvermogen AM)
    • Zeezenders
    • Radio Veronica
    • Radiovormgeving
    • Radiotechniek
  • Overig
    • MediaPages
    • Stamtafel
    • Help
    • Mededeling
    • Niet geregistreerde gebruikers

Blogs

  • Column
  • Nederland
  • Dossier
  • Recensie
  • België
  • Hitnoteringen
  • Testblog
  • Radio Erfgoed
  • Afspraken van Beheerders
  • Afspraken van Hitnoteringen
  • Blog van Radiotunes

Vind resultaten in...

Vind resultaten die bevatten...


Datum aangemaakt

  • Start

    Einde


Laatst bijgewerkt

  • Start

    Einde


Filter op aantal...

Geregistreerd

  • Start

    Einde


Groep


Website


Facebook


Twitter


Skype


Woonplaats


Interesses

  1. In de jaren vijftig en zestig bracht de televisie voor veel Nederlanders de wereld in hun huiskamer. Het medium maakte hun belevingswereld groter en de echte buitenwereld kleiner. De televisie werd een venster op de wereld en de wereld werd, zoals vaak wordt gezegd, een ‘global village’. De uitzendingen van de Eurovisie — denk aan het songfestival — speelden daarbij een belangrijke rol. Tegen die achtergrond bespreek ik hier de eerste vijftien jaar van de Eurovisie. Dit zal gebeuren in drie nostalgische columns, waarvan deel 1 vandaag. Na de Tweede Wereldoorlog maakte een groeiend aantal Nederlanders op prettige wijze kennis met het omringende buitenland. Een kleine avant-garde van schrijvers, journalisten en acteurs had Ibiza al snel ontdekt. Maar ook de gewone man en vrouw konden — zij het meer indirect — kennismaken met het leven in andere delen van Europa als Zuid-Frankrijk en Spanje. In populaire liedjes werden latere vakantiebestemmingen als Mallorca al vroeg bezongen. In de Bruna-pockets van Havank konden de lezers via de avonturen van de Schaduw kennismaken met de aantrekkelijke kanten van het leven in Parijs en Cannes. Maar, tot de invoering van de vakantie met behoud van loon — officieel pas in 1966 — en de opkomst van het autobezit — in 1963 beschikte nog slechts 15% van de arbeiders over dat vervoermiddel — moesten veel Nederlanders het daarmee doen. Totdat het jonge medium van de televisie het buitenland ontdekte en met bewegende beelden binnenskamers bracht. Vooral de uitzendingen van de Eurovisie wekten bij de kijkers een nieuw gevoel voor de bredere geografische en culturele context van omringende landen en plaats van hun eigen land in Europa en van Europa in de wereld. In documentaires over de geschiedenis van de televisie in Europa wordt geregeld teruggegrepen op de eerste officiële internationale Eurovisie-uitzending die ooit heeft plaatsgevonden. Vreemd is dat niet. Opmerkelijk is wel dat in dat verband steevast de beelden worden getoond van de kroning van Koningin Elisabeth II van Engeland op 2 juni 1953. In werkelijkheid ging het hier helemaal niet om een officiële uitzending. De rapportage over de kroning van de Britse vorstin was slechts een eerste aanzet tot de definitieve Eurovisie-uitzendingen, waarvan de officiële start plaatsvond in 1954; dat is dit jaar dus 64 jaar geleden. De ceremonie in Londen werd destijds overigens slechts bekeken door de inwoners van Engeland, Frankrijk, Nederland en West-Duitsland, tenminste voor zover men daar al in het bezit was van een televisietoestel. Want een televisietoestel was in die tijd iets wat nog slechts weinigen tot hun huisraad konden rekenen. Maar, het was toch wel een hoogtepunt te noemen, die gedenkwaardige tweede dag van juni 1953. Gedurende 6,5 uur werden er liefst 21 camera's ingezet om een zo'n mooi mogelijk plaatje de huiskamers in te brengen. Exacte cijfers zijn niet bekend, maar gissingen uit die tijd spreken over rond de 100.000 gezinnen die in Frankrijk, Nederland en Duitsland naar de plechtigheid zouden hebben gekeken. De vraag ligt voor de hand waarom er wel in die landen werd gekeken en niet in het tussenliggende België. Een antwoord op die vraag is snel gegeven, want België was technisch nog helemaal niet klaar voor het uitzenden dan wel ontvangen van televisiesignalen. De introductie van de televisie als medium had daar namelijk nog niet plaats gevonden. Maar, zoals al gesteld, er was geen sprake van een officiële Eurovisie uitzending. Zelfs de term "Eurovisie", die later door de Britse journalist en latere perschef van de BBC, George Campey, werd geïntroduceerd, was nog nooit gevallen. Uiteraard was er aan de "experimentele" uitzending van de kroning een tijd van voorbereiding voorafgegaan. Dat waren merendeels kleinschalige technische experimenten. Op 27 augustus 1950, bijna drie jaar eerder, zorgden Britse technici ervoor, dat de viering van het eeuwfeest van de onderzeese telefoonverbinding tussen Frankrijk en Calais ook rechtstreeks was te volgen via de beeldschermen in ongeveer 500.000 Britse gezinnen. Het initiatief om een verbinding met het vaste land van Europa te maken, kwam van Britse zijde en dat lijkt op zich verwonderlijk. Maar, in de tijd dat het Europese vasteland op het punt van de televisie nog in haar kinderschoenen stond, was in Engeland het derde lustrum van het nieuwe medium al in zicht. In 1936 was er in Engeland immers al sprake van reguliere televisie-uitzendingen. Het succes van deze verbinding was zowel voor de Fransen, waar ontvangst van televisiesignalen tot dan toe alleen voorbehouden was aan de bewoners van Parijs en omgeving, als de Engelsen een grote stimulans om door te gaan met experimenten op het gebied van de internationale televisie. Die experimenten waren ook nodig, want er waren genoeg problemen die om een oplossing vroegen. Een ingewikkeld technisch probleem was bijvoorbeeld dat er in de diverse landen verschillende beeldlijnsystemen werden gehanteerd. In Engeland hanteerde de BBC als vanouds het zogenaamde 405-lijnen systeem, terwijl in Frankrijk het 819-lijnensysteem werd gebruikt. Nederland en een aantal andere belangrijke Europese landen hanteerden het 625-beeldlijnensysteem. De technici kwamen op een bepaald moment met de oplossing via de constructie en de introductie van de zogenaamde "lijnenvertalers". In het begin een zeer ingewikkeld apparaat dat het mogelijk maakte de beelden over en weer zichtbaar te maken tot in de huiskamer. Daarbij kwam nog een tweede probleem en wel het overbrengen van twee geluidssignalen. Allereerst diende natuurlijk het signaal te worden overgezonden van het "live-gebeuren", ofwel het signaal dat op de plek van opname werd geproduceerd. Maar daarbij, en dat had men voorheen nog niet uitgeprobeerd, diende ook het commentaarsignaal (vaak vanuit het ontvangende land zelf in de moerstaal ingesproken) te worden ingevoegd voordat het signaal via de uiteindelijke zender voor transmissie naar de kijkers ging. Maar ook dit probleem werd door de technici op betrekkelijk korte termijn kundig opgelost. Een televisieverbinding tussen Parijs, Lille, Dover en Londen was de volgende uitzending die plaatsvond. Ook die keer was er een gelegenheid om experimenten uit te proberen. Een commissie bestaande uit vertegenwoordigers uit Engeland en Frankrijk was in het leven geroepen voor de organisatie van een Frans-Britse week in de maand juli 1952. Na afloop van de festiviteiten werd de commissie echter niet opgeheven en bedankt voor de gedane activiteiten. Uit de commissie ontstond namelijk een permanente werkgroep, waarin niet veel later ook vertegenwoordigers uit Nederland, Duitsland en zelfs België werden opgenomen. De Europese Radio Unie, opgericht in 1950 door omroepen uit enkele Europese landen, ondersteunde deze werkgroep en zag het als dé mogelijkheid voor goede samenwerking op het gebied van de ontwikkeling van de televisie in West-Europa. Begin 1954 vond de eerste vergadering plaats van een programmacommissie bestaande uit vertegenwoordigers van enkele landen, waarbij namens de EBU (European Broadcasting Union, zoals de nieuwe naam van de overkoepelende organisatie inmiddels luidde) actief gewerkt diende te worden aan de administratieve en juridische ontwikkeling van de Europese televisie. De commissie stond onder leiding van de Zwitserse voorzitter Marcel Bezençon. De Zwitser was tevens directeur-generaal van de Zwitserse omroep. Eén van de eerste beslissingen was het invoeren van een "televisieweek", waaraan alle zitting hebbende landen zouden deelnemen. De planning was dit te doen in de week van 6 juni 1954. Op die bewuste dag vond de eerste officiële Eurovisie-uitzending plaats: een verslag van het bloemencorso in Montreux. Dezelfde dag was er zelfs nog een tweede uitzending vanuit Rome die in Groot-Brittannië, Frankrijk, Duitsland, Italië, Nederland, België en Zwitserland, volgens de archieven van de EBU, in rond de miljoenen huiskamers werd bekeken, waarbij een totaal van 50 miljoen kijkers zou zijn geteld. Voor die tijd wel een heel hoog aantal. Deze eerste officiële uitzenddag van de Eurovisie was mede mogelijk geworden door het gebruik van een netwerk aan verbindingen, bestaande uit bijna 6.000 kilometer aan verbindingskabels en uiteraard door de inzet van straalverbindingen, die een rechtstreeks contact mogelijk maakten tussen 46 verschillende tv-zenders en 80 relais-stations, zowel in Groot-Brittannië als op het vaste land van Europa. Naar het noorden toe was vanuit Londen een verbinding gelegd met Glasgow, terwijl Rome het zuidelijkste punt van ontvangst was van deze Eurovisie-uitzending. Verbindingen waren er ook via Londen en het Kanaal naar Rijssel (Lille) in Frankrijk. Hier was voor die dag het technisch centrum ingericht vanwaar het signaal naar het zuiden, Parijs en Rome ging en richting het noorden waren er onder meer verbindingen met Brussel en Lopik. Via de zender in Lopik werd het voor 8.500 Nederlandse gezinnen mogelijk deze eerste Eurovisie-uitzending te zien. Dit getal is gebaseerd op het aantal tot op dat moment in ons land verkochte ontvangsttoestellen. Het was het begin van een groot aantal Eurovisie-uitzendingen. In juni 1954 volgden nog uitzendingen van onder andere internationale kampioenschappen atletiek in Glasgow, het optreden van Circus Elleboog in Amsterdam en op de legendarische 16de juni 1954 de openingswedstrijd van het Wereldkampioenschap Voetbal, dat in dat jaar werd gehouden in Zwitserland. Uiteraard waren de vele kijkers in Europa verbaasd dat het mogelijk was om televisiesignalen over dergelijke afstanden rechtstreeks te ontvangen. De grootste blijdschap was er echter bij de betrokken technici. Hun experimenten hadden vruchten afgeworpen en de eerste Europese uitzending was een succes geworden. Tal van ingewikkelde problemen waren vooraf opgelost. Daar komt bij dat er ook een uitgebreide infrastructuur nodig was van relaiszenders. Immers, door het gebruik van het UHF-signaal of het VHF-signaal, kon het televisiesignaal niet verder komen dan de optische zon. Door de kromming van de aarde bereikten de signalen achter de horizon niet langer het aardoppervlak. Aan een internationale uitzending kon men dus pas gaan denken na het bouwen van een keten van straalzenders. Pas dan was het mogelijk het signaal van plek naar plek over te brengen. Op afstand van vijftig kilometer van elkaar werd een keten van relaiszenders geplaatst, waarlangs het signaal werd doorgegeven. Het liefst op zo hoog mogelijke plekken gesitueerd, bleken deze relaiszenders de oplossing van het transmissieprobleem. In de daarop volgende twee jaren waren er andermaal diverse uitzendingen, waarvan een aantal met name genoemd mag worden. Een daarvan betreft bijvoorbeeld de Olympische Winterspelen in het Italiaanse Cortina D'Ampezzo in 1956, waar het Russische ijshockeyteam met een gouden medaille verrassend de fakkel in die tak van sport van Canada overnam. Vermeldenswaard is ook het sprookjeshuwelijk van Prins Reinier en Prinses Gracia van Monaco, in die dagen een romantisch gebeuren van de eerste orde. In de categorie "dramatiek" valt de uitgebreide verslaggeving van een mijnramp in Marcinello in augustus 1956. Het was het soort onderwerpen dat in die tijd bij grote delen van de bevolking sterk aansloeg. Ze werden ook verslagen op een manier die daarbij paste. Het model was het bioscoopjournaal, waarin een keurige verslaggever in welgekozen bewoordingen het publiek deelachtig maakte van de gebeurtenissen. Hoogdravende intellectualiteit en overdreven sentiment werden vermeden. Romantiek en inlevingsgevoel stonden voorop. Filmsterren, royalty, folklore en rampen en niet te vergeten sport vormden de belangrijkste ingrediënten van de uitzendingen. Tot ver voorbij de culturele revolutie van de jaren zestig zou dit het model blijven van de Eurovisie-uitzendingen. De komende twee weken meer over de eerste 15 jaren in de geschiedenis van de Eurovisie. Foto's archief Soundscapes Hans Knot, 10 maart 2018
  2. We gaan naar een opmerkelijke aanklacht die op 14 maart 1967 door een 44-jarige scheepselektricien, De Jager afkomstig uit Rotterdam, werd ingediend tegen de toenmalige minister van Cultuur, Mevr. Marga Klompé. Wat was namelijk het geval? De Nederlandse regering had niet lang daarvoor de weg vrijgegeven voor het invoeren van reclame via de televisie, toen nog in zwart/wit. Volgens De Jager was er duidelijk sprake van huisvredebreuk doordat de reclame ongevraagd bij zijn gezin de huiskamer binnenkwam. Dat was dan ook de reden dat hij had besloten een klacht in te dienen bij de verantwoordelijke mensen, met als hoofddader de minister van Cultuur. Hij was van mening dat hij als televisiebezitter gekend had moeten worden in de beslissing reclame op zijn beeldbuis te brengen. Het argument van het omdraaien van de knoppen, zodat niets meer te zien zou zijn, ging voor hem niet op. Hij beriep zich op het gegeven dat het telkens in en uitschakelen van de televisie, als er weer een blok reclame de kamer werd in geslingerd, de slijtage van het televisietoestel zou bevorderen. Uiteraard sprongen diverse journalisten op dit onderwerp want het was – zeker voor die tijd – opmerkelijk dat men op deze manier de publiciteit zocht. De Jager stelde verder dat niemand van de bezitter kon eisen tijdelijk de televisie uit te zetten als de STER weer voorbijkwam. Wel had hij een idee dat hij graag wenste te delen. Hij was namelijk van mening dat vanuit de organisatie, die de reclameblokken beheerde en uitzond, de televisiebezitters die verschoond wensten te blijven van de reclame financieel in staat gesteld dienden te worden een apparaatje te kopen. Dit zou aan hun toestel kunnen worden gekoppeld waarbij het toestel automatisch zou worden uitgeschakeld als de reclameblokken zouden worden geprogrammeerd. De reden van de aanklacht was volgens de scheepselektricien nodig om via de rechtelijke macht een uitspraak af te dwingen, die hem erkende als bezitter van een televisietoestel. Het in het bezit hebben van een dergelijk toestel gaf, volgens hem, ook het recht mee te bepalen wat hij voorgeschoteld zou krijgen. Wel voegde hij eraan toe dat het afdwingen van een gerechtelijke uitspraak hij zo lang mogelijk zou uitstellen, zodat er ruimte zou zijn voor de STER en de overheid om serieus op zijn voorstel in te gaan. Het bleek dat De Jager in 1963 al was begonnen met het benaderen van de regering en het Parlement, maar dat deze pogingen hem niets hadden opgeleverd, zo gaf hij in 1967 grif toe. Ook stelde hij dat de aangifte en de eventuele gevolgen daarvan het laatste was wat hij zou ondernemen als het om de reclame op de televisie zou gaan. Als reden dat hij al vier jaar met de actie bezig was, en de enige in zijn soort bleek te zijn, deed hij af door te stellen dat hij eenmaal was begonnen met het initiatief en dat het laf zou zijn om er niet mee door te gaan. Hij stelde tevens dat hij de enige televisiebezitter in Nederland was die vocht voor de rechten die zijn bezit, het televisietoestel, hem bood. In 1963 had hij daadwerkelijk al een paar keer de kranten gehaald middels de oprichting van een coöperatieve vereniging van televisiebezitters, waarbij hij wilde dat de televisiebezitter inspraak kon krijgen op de programma’s die hij wenste te zien. Omdat we het toch nostalgisch over de televisie hebben ook maar even een kijkje nemen in de maand mei 1968, dus een jaar nadat De Jager voor het laatst zijn kritiek in diverse kranten liet optekenen. We dienen ons in gedachten wel even te verplaatsen naar dat jaar. Natuurlijk is de hedendaagse jeugd tot en met verwend door allerlei speeltjes waarmee ze beeld en geluid op welke plek dan ook kan horen en zien. In 1967 was er slechts de mogelijkheid om Nederland 1 en Nederland 2 te bekijken, waarbij het aantal uitzenduren zeer gelimiteerd was en zeker alles nog in zwart/wit werd uitgezonden. Kleurentelevisie op experimentele basis, dus zo nu en dan, werd pas eind augustus 1967 realiteit toen op de Firato in Amsterdam deze mogelijkheid voor het eerst voor ons in Nederland werkelijkheid werd. Wel dient er aan te worden toegevoegd dat inwoners in grensstreken gelegen in de buurt van Duitsland en België de mogelijkheid hadden iets meer aan televisiesignalen te kunnen ontvangen, mits men in het bezit was van een gedegen ontvangstantenne voor betreffende televisiestations. De ontwikkelingen op televisiegebied boden echter veel meer mogelijkheden. In de VS was men veel verder met het verspreiden van televisiesignalen en in ons land werd bijvoorbeeld wel gesproken over eventuele bekabeling of gezamenlijke ontvangst via Centrale Antenne Systemen (CAS), maar de officiële wetgeving belemmerde daadwerkelijk een gezonde ontwikkeling. En dus kwam in mei 1968 de oplossing van betere televisieontvangst en de keuzemogelijkheden voor ontvangst van buitenlandse stations ter discussie. Ook in de Tweede Kamer waren er voorstellen ingebracht waarin versoepeling van de wetgeving ter sprake kwamen. Het diende echter ter discussie worden gebracht om te kunnen overgaan tot een eventuele wetswijziging. Het kwam er echter niet van omdat de speciale Kamercommissie, die zich met omroepzaken bezighield, uitstel van discussie had gevraagd om op die manier met de Minister van Cultuur uitgebreid te kunnen praten over de laatste technische ontwikkelingen op ontvangstgebied. Was er andermaal sprake van een remmende factor waarbij de toenmalige politieke partijen de weg wilden afsnijden voor de invoering van het CAS-systeem? Men kon zich zelfs al gaan afvragen of op langere termijn het Centrale Antenne Systeem niet achterhaald zou zijn. Er waren voor die tijd al de nodige technische proeven geweest waarover in twee PTT-rapporten, destijds de verantwoordelijke organisatie voor eventuele verspreiding van kabelsignalen, optimistisch was gerapporteerd. In een van beide rapporten schatte men de landelijke invoering van het CAS, in 1964 door koningin Juliana in haar troonrede reeds aangekondigd, toen op vijf tot tien jaar. De kosten raamde men in 1964 op 100 miljoen gulden. In het rapport van 1967 zou realisering vijfmaal zo veel aan financiering vergen. Wel stelde men tevens dat de CAS landelijk geregeld binnen 10 jaar even noodlijdend zou zijn als de radiodistributie (draadomroep) in 1967 al was. En dan was er al de nodige publiciteit over de eventuele toekomst van de satelliettelevisie. Met vele satellieten in de ruimte wordt heden ten dage niet nagedacht hoe het allemaal mogelijk was maar als we de tijdklok terugdraaien naar bijvoorbeeld het jaar 1963 dan was het slechts mogelijk gedurende 20 minuten per etmaal via de enige televisiesatelliet (Telstar) ontvangstmogelijkheden te creëren, mede omdat deze in een baan om de aarde draaide. In 1967 was de ontvangstmogelijkheden al veel verder ontwikkeld en was het mogelijk 24 uur per etmaal eventueel televisie via een satelliet de huiskamer in te brengen. Dit was mogelijk geworden doordat de satellieten op een bepaalde hoogte ten opzichte van de aarde werden neergezet, een positie waarbij ze ‘vast stonden’. Maar daarmee was nog lang niet de mogelijkheid voor regelmatige ontvangst mogelijk. De uitzendingen, die er werden uitgestraald via de satellieten in 1967 konden alleen door de grote ontvangstations in Engeland en Frankrijk worden opgepikt, die de beelden eventueel relayeerden tegen forste betalingen. Wel werd er al gewerkt aan de ontwikkeling waarbij het in de toekomst mogelijk zou kunnen worden directe ontvangst te krijgen via een eigen antenne, waarbij de gedachte was dat slechts een extra versterker nodig zou zijn voor het binnenbrengen van goede signalen in de huiskamers. Maar was Nederland wel tevreden met de eventuele toewijzing van de exploitatie van de CAS aan de Casema, zoals de plannen vanuit de regering duidelijk maakten? Deze onderneming was een dochteronderneming van de Nozema (Nederlandse Omroep Zender Maatschappij), die weer voor 60% in handen was van het staatsbedrijf PTT en voor het overblijvende percentage in handen van de toenmalige omroepverenigingen. Uiteraard rees daarbij de vraag wie de meeste touwtjes in handen zou krijgen en wie ging uitmaken welke programma’s al dan niet zouden worden doorgegeven via de CAS. En natuurlijk was het voor vele Nederlanders, die de druk van de toenmalige regeringen meer dan zat waren en liever een democratische vorm van bestuurders zouden zien, de vraag of er geen sprake zou zijn van censuur. Uiteindelijk zou het nog een aantal jaren duren voordat uiteindelijk in de begin jaren zeventig van de vorige eeuw werd overgegaan tot het voornoemde kabelsysteem en druppelsgewijs televisiesignalen vanuit het buitenland konden worden ontvangen. Tot diep in de jaren tachtig duurde het totdat we uiteindelijk konden gaan spreken van echte ontvangst van satelliettelevisie, hoewel daar ook de nodige discussie, verboden en wetgeving aan voorafgingen. Hans Knot, 3 maart 2018
  3. Voor vele 65-plussers zal zijn stem zeker nog in het geheugen liggen, voor anderen zal zijn naam misschien iets zeggen maar voor velen is hij totaal onbekend maar toch kan hij gezien worden als een van de groten in de eerste decennia van de radiogeschiedenis van de Nederlandse radio. Bijna een halve eeuw geleden nam hij afscheid van de Wereldomroep, alwaar hij werkzaam was. Het was 13 juni 1969 en hij besloot daarmee een loopbaan binnen de Nederlandse omroep, die 42 jaar besloeg. En je zou kunnen zeggen dat daarmee Weitzel, die op 12 mei van dat jaar 65 was geworden, een van de laatste der Mohikanen van het eerste uur van de radio was geweest, want hij was echt nog de enige man die vanaf het eerste uur binnen de Nederlandse radio nog actief was. Hij was in zijn jeugd onrustig en wist eigenlijk niet wat hij eventueel na zijn middelbare school, de HBS-tijd, wilde gaan doen. Volgens eigen zeggen lummelde hij wat rond en was van mening dat er wel helemaal niets van hem terecht zou komen. Een baantje als omroeper had hij tijdens de middelbareschooltijd niet in gedachten, sterker nog een dergelijke baan bestond nog niet. In een interview met een journalist van de Gemeenschappelijke Persdienst aan het einde van zijn prachtige loopbaan stelde Guus Weitzel: “Er is een analogie tussen radio en jazz, mijn grote hobby’s in mijn jeugdjaren. Radio-enthousiastelingen werden later professionals (zoals ik) en vele latere beroepsjazzmusici speelden in amateurbands. Dat was ook met het bouwen van radiotoestellen het geval — amateurs bouwden de eerste van deze apparaten en later maakte de handel er zich meester van.” Vervolgens nam hij de allereerste pionier op transmissie van radiosignalen in Nederland als voorbeeld: “Neem de legendarische Idzerda, de man die de allereerste radio-uitzendingen ter wereld verzorgde. Ik kende hem goed en kwam via de vereniging voor radiotelefonie, waarvan we beiden lid waren, met hem in contact. Die radioconcerten van hem, daar was ik vaak bij. Dan werd er soms muziek afgedraaid van een beroemde amateurjazzband uit die dagen, de Queens Melodists, een studentenband uit Den Haag, waarin Theo Uden Masman en Melle Weersma zijn begonnen. In die tijd moest je na een poosje uitzenden een kwartiertje stoppen om de zender te laten afkoelen. In een van die afkoelingsperiodes stonden Idzerda en ik op het balkon van de mooie zomeravond te genieten. Toen zei Idzerda ineens tegen mij dat dit soort uitzendingen leiden en verzorgen echt iets voor mij zou zijn. Later, toen ik omroeper was, heb ik vaak aan zijn profetische woorden teruggedacht!” In 1927 werd de Nederlandse Omroepvereniging opgericht, dat was in dezelfde tijd dat de HDO van Idzerda van naam veranderde in ANRO. De NOV maakte zich per advertentie bekend en in die annonce las Guus Weitzel dat mr. Cohen de Boer secretaris van het bestuur was en hij kende deze persoon. De telefoon was snel het volgende object van belang: Weitzel andermaal: “Ik vertelde hem, dat ik wel iets van radio afwist en vroeg of hij mij kon gebruiken.” Wel voegde Weitzel eraan toe dat salaris hem niet direct iets interesseerde maar dat hij gewoon lekker bezig wenste te zijn: “Ik mocht bij hem langs komen en bij dat bezoek zag ik in een hoek van de kamer een enorme stapel post liggen. Allemaal brieven als reactie op de advertentie.” Het gesprek dat volgde was kort maar met resultaat want Weitzel hoorde van De Boer dat hij geen tijd had gehad al die sollicitaties uit te zoeken en vervolgens bood hij aan het voor De Boer te gaan doen. Gevolg was de start van een lange loopbaan bij de radio. Hij werkte in die eerste week zo hard, dat het afgesproken maandsalaris van 50 naar 75 gulden werd gebracht, een voor die tijd geweldig bedrag. Ook de eerste keer dat Weitzel echt ging omroepen herinnerde hij zich nog goed op het einde van de loopbaan: “We zonden rechtstreeks uit vanuit een cabaret, waar een Roemeens strijkje stond te spelen. Erg boeiend was het niet en daarom werd mij gevraagd of ik de nummers maar wilde aankondigen, dan ging de rest van het opname personeel maar een boulevardje pikken.” Na de uitzending belde mr. Cohen hem op en kreeg hij te horen, dat het omroepen voortaan zijn vaste werk zou worden. Een korte periode later was er een fusie tussen de NOV en de ANRO. Het was het jaar 1928 dat op die manier de AVRO ontstond. En dus trad Guus Weitzel bij deze nieuwe omroep in dienst en ging hij voor het eerst op kamers wonen in Hilversum. Overdag zat hij op het AVROkantoor, dat in Amsterdam destijds was gevestigd en ’s avonds reisde hij samen met Willem Vogt waar hij hielp bij het aankondigen van de uitzendingen. Weitzel: “Geleidelijk aan ging ik dat omroepen steeds meer doen, tot het in 1930, toen het zendtijdbesluit werd afgekondigd, mijn dagtaak werd. Vaak stond ik in die tijd de volle 16 uur achter de microfoon. Tussen 1935 en 1940 was het een grote periode voor de AVRO. We begonnen toen ondermeer met ‘De Bonte Dinsdagavondtrein’, en die kondigde ik met een hele rist andere programma’s, die topics van de dag waren, aan. Ik was destijds even beroemd als Colijn en Mengelberg.” In de oorlogsjaren waren er geen uitzendingen van de bestaande omroepen en werd de sfeer met de collega’s ook anders. Voorheen was er een zeer scherpe verhouding want als AVRO-medewerker mocht je niet al te veel VARA-vrienden hebben want dat was niet goed voor het imago van de AVRO en de medewerker zelf. Andermaal Weitzel: “Toen pas leerde je als man van de AVRO je collega's van de VARA en de NCRV kennen. Gedurende de oorlogstijd dachten we naar een eenheid te werken. We dachten aan een nationale omroep. Ik had daarover ook de mond vol en daardoor raakte ik met de AVRO, die net als de andere zuilen vocht om na de bevrijding terug te komen, gebrouilleerd. Anno 1969 bekijk je die zaak natuurlijk anders. Ik voor mij vind het een zeer goed ding, dat de zuilen terug zijn gekomen. Zeg nu zelf, waar ter wereld vind je een voorlichting via de omroep, variërend van uiterst rechts tot uiterst links, als in ons zuilensysteem?” In andere landen werd destijds met jaloersheid naar ons omroepsysteem gekeken want waar was een dergelijke verdeling nog meer. Vaak waren in andere landen nationale omroepen, zoals in Engeland met de BBC, die alleen macht had en van bovenaf werd gedirigeerd. Een systeem dat totaal ondenkbaar was in Nederland met politieke partijen die alle richtingen uit gingen. Maar in het jaar na het einde van de Tweede Wereldoorlog trok Weitzel, samen met een aantal andere collega’s naar de Wereldomroep om daar zijn kunnen te tonen. Weitzel destijds tegen de journalist van de GPD: “Aanvankelijk bestond er tussen mij en de AVRO een scherpe verhouding. Maar de tijd heeft alle wonden genezen en strijkt alle plooien strak. Ik verkeer met de AVRO en alle andere omroepen in een beste verstandhouding. We zijn nu allemaal collega’s van elkaar. Bij de Wereldomroep kwam ik, na wat administratief werk te hebben gedaan, geleidelijk aan ook wat meer voor de microfoon. In 1948 vroeg Herman Felderhof of ik een verslag wilde maken van de opening van het hengelsportseizoen.” Reportagewerk bleek volkomen nieuw voor Weitzel maar al vrij snel vielen zijn bijdragen goed in de smaak en kreeg hij een prachtige opdracht. “Vrijwel direct daarna voer ik mee met de vloot van Urk en daarna volgde een grote opdracht, het verslaan van de inhuldiging van koningin Juliana. Sinds die tijd heb ik zo'n 2500 radioreportages gemaakt.” Op een dag diende Guus Weitzel in te vallen in het koopvaardijprogramma van de Radio Nederland Wereldomroep: “Vanaf die eerste keer boeide mij die hele materie enorm. Het werd een ware hartstocht voor me. En dat sloeg aan. De luisteraars voelden in mij een oprechte interesse. Het ‘schip van de week’, heb ik tot op de dag van vandaag onder mijn hoede gehouden”, aldus Weitzel in zijn afscheidsinterview destijds in 1969. August Wilhelm Philip Weitzel, zoals de officiële naam van Guus was, kwam in november 1989 op 85-jarige leeftijd te overlijden. Toegevoegd nog enkele opmerkingen. Tijdens de Tweede Wereldoorlog had hij een leidende functie bij de genazificeerde Nederlandsche Omroep. Dat kwam hem na de bevrijding aanvankelijk op een straf te staan, maar in hoger beroep werd hij gerehabiliteerd toen hij kon aantonen het nodige verzetswerk te hebben gedaan. Hij werkte vervolgens bij Radio Herrijzend Nederland alvorens weer bij de AVRO aan de slag te gaan. Over de reportage met de Urkse vloot op het IJsselmeer kan vermeld worden dat dit gebeurde aan boord van de M.S. Juliana en daar dus ook de zenderapparatuur was opgesteld. In Urk was er ondermeer een optreden van een zangkoor. De foto’s betrekking hebbende op de uitzending zijn uit de collectie ‘Paul Snoek’, ondermeer werkzaam geweest als Hoofd Technische Dienst Nederlandse Radio Unie. Een collectie nu in bezit van de auteur van dit artikel. Hans Knot, 24 februari 2018
  4. hans knot

    Hans Knot: Pete Felleman deel 2

    Vorige week was deel 1 te lezen van de nostalgische column waarin ik je mee terug nam naar de ontstaan historie van Tuney Tunes evenals de populariteit van VARA-presentator Pete Felleman in de jaren vijftig van de vorige eeuw. Onderdeel was een teruggevonden interview uit april 1948, van de hand van Frits Versteeg, waarvan deze dag het tweede gedeelte. Zeg Pete, nu moet je de lezers eens iets over je zelf vertellen. Postzegels heb ik nooit verzameld. Op mijn twaalfde was ik al een verwoede aanhanger van Nat Gonella, Joe Danniëls, Billie Cotton en dergelijke. Dat waren de jazzmusici voor mij bij uitstek; totdat mijn zuster een plaat mee nam van Louis Amstrong. Ik weet het nog goed het was "I'm ding dong daddy". Die plaat heb ik grijsgedraaid en toen hield ik van echte jazz. Vanaf dat moment volgde ik alles wat vanuit Amerika uitkwam op de voet en ik ben zodoende heel wat aan de weet gekomen. Juist door deze intensieve bestudering heb ik enorme bewondering gekregen voor de musici als Woody Herman, Harry James, Stan Kenton e.d Nu je zelf zo de hele dag in de muziek zit zal je wel een bepaalde voorkeur hebben. Wat zijn je favoriete solisten? Ik heb een heel rijtje: hier komen ze, trompet Louis Amstrong en Charlie Shavers. Trombone Dickie Wells en Jay Higginbotham. Clarinet Edmond Han en Joe Marsela. Op sopraansax natuurlijk Sidney Bechet en voor altsax is mijn keuze Benny Carter. Tenorsax Charlie Venturo, Illinois Jacquet en Eddie Miller. Piano Eddy Heywood en Milt Buckner. Maar ... there'll never be another Fats! Drummers: Big Sid Catlett en George Wettling. Gitaristen Teddy Bunn en Floyd Smith. Voor bas Oscar Pettiford en Eddie Safrinski. Op de vibraharp tenslotte Lionel Hampton, Red Norvo en Milt Jackson. En laat ik Ernie Felice en Joe Mooney's accordeon niet vergeten. Door hen heb ik mijn jarenlange vooroordeel tegen dit instrument laten vallen. Pete zijn vocalisten zijn Art Lund en Peggy Lee voor de zgn. ballads en Louis "Satchmo" Amstrong en Billie Holiday voor swing stuff. Pete wat denk je van New Orleans? De bakermat van de jazz dreigt thans vermoord te worden door een groep van fanatici, die deze spontane muziek aan allerlei voorschriften willen binden. In hun ijver te bewijzen dat hun New Orleans style de enige is, gaan ze gewoonlijk niet verder dan al het andere af te breken ... Overigens wordt The Crescent City Jazz met de meeste "terug naar de natuur" propaganda à la Bunk Johnson, een heel slechte dienst bewezen Aan ons is het Pete en de VARA te bedanken voor de uitstekende serie uitzendingen "Swing and Sweet from Hollywood and 52nd Street." Een lang leven zij hen beschoren. Dat was het interview van de Tuney Tunes uit april 1948 met Pete Felleman. Op de voorlaatste regel staat het goed. Het programma heette inderdaad "Swing & Sweet", en niet omgekeerd "Sweet and Swing". Een echt lang leven was het programma overigens niet beschoren. Al in 1951 veranderde de naam in "LP Parade". Als zodanig stond dit programma naast de Hitparade die Felleman in 1949 op de Nederlandse Radio introduceerde (Bostyn, Knot en Tillekens, 2000). De "LP Parade" had meerdere rubrieken, variërend van "Combo Classics" tot "Live Sessions". "Hier kon ik alles in kwijt'', zei Felleman achteraf in een vraaggesprek (Kuyper, 1997). Vanaf 1953 was hij werkzaam in de platenbranche — vooral Motown — en richtte hij het blueslabel Chess op. In de jaren zestig produceerde en presenteerde hij televisieprogramma's voor de AVRO rond zangeres Sarah Vaughan, trompettist Miles Davis en Archie Shepp. Zijn radio-come-back maakte Felleman in 1985 toen hij de muziekprogramma's "Soul van Pete Felleman" en "Jazz van Pete Felleman" ging maken voor de VPRO-radio. In 1992 werd hij op het North Sea Jazz Festival beloond met een "Bird Award" voor — in de woorden van het juryrapport — zijn "grote verdiensten voor de jazzmuziek." Op 16 februari 2000, overleed Pete Felleman. Pete Felleman werd 78 jaar oud. In de NRC schreef Henk van Gelder ondermeer de volgende toepasselijke volzinnen naar aanleiding van het programma Swing & Sweet: "Felleman groeide door zijn goed gedocumenteerde aankondigen, zijn bronzen bariton en zijn voorliefde voor bloemrijke alliteraties ("een voortreffelijk voorgedragen vers vol vurig verlangen") als snel uit tot een radio-coryfee die zijn stem op on-Nederlandse wijze kon laten swingen. Hij bereidde zijn uitzendingen altijd met grote precisie voor; tot op de seconde vulde hij de hem toegemeten tijd, met als extra stelregel dat er nooit twee platen in eenzelfde toonaard direct achter elkaar zouden worden gedraaid." Bronnen: Bostyn, Jean-Luc, Hans Knot en Ger Tillekens (2000), De prehistorie van de hitparade. Over Billboard's uitvinding van de hitparade en hoe die de Lage Landen bereikte. In: Soundscapes, januari 2000. Cornelissen, Igor (1997), "Kom bij Felleman niet aan met onzinverhalen, hij ontzenuwt ze." Vijftig jaar Pete Felleman. In: VPRO-Gids, 22, 1997. Gelder, Henk van (2000), Pete Felleman (1921-2000). Bronzen radiostem. In: NRC, 16 februari 2000. Kuyper, Amanda (1997), "Pete Felleman geeft jazz een stem." In: NRC, 6 juni 1997. Hans Knot, 10 februari 2018
  5. hans knot

    Hans Knot: Communicatie in 1969

    Tijd om maar eens nostalgisch te duiken naar het onderwerp ‘communicatie’ in het begin van het jaar 1969. In de daaraan voorafgaande jaren waren er volop problemen geweest in de gemeente Groningen aangaande de nieuwbouw van een aantal telefooncentrales waardoor een groot aantal aanvragen voor een telefoonaansluiting op wachtlijsten kwam. Dan weer waren er problemen met de eventuele aankoop van grond en vervolgens waren er problemen van technische aard die een versnelde uitbreiding van het telefoonnet in de weg stonden. Niet te vergelijken met heden ten dage waarbij eenieder, die een telefoon wenst, gewoon direct naar een winkel kan stappen om er een aan te schaffen. Begin januari 1969 was het dan eindelijk zover dat er meer aansluitingen mogelijk werden in de noordelijke wijken de Paddepoel en Selwerd. De PTT-leiding, toen nog alleenheerser op het gebied van telefonie, had het nieuwe gebouw feestelijk door Burgemeester J. J. A. Berger van Groningen willen laten openen door het in dienst stellen van de apparatuur. Toen het gezelschap bij het gebouw aankwam was er behoorlijk veel lawaai binnen omdat de nieuwe installatie al was aangezet en er dus niet sprake kon zijn van een officiële indienststelling van de nieuwe centrale. Foto: Productie telefoontoestellen (foto archief Heemaf) Sigaren en glazen drank werden uitgeserveerd en onderwijl werd besloten dan maar te beginnen met deel 2 van de officiële bijeenkomst, namelijk het in dienst stellen van de 30.000ste aansluiting in het telefoondistrict Groningen door het draaien van het nummer van de gelukkige toekomstige bezitter. Het leek allemaal een beetje een opgezet spel want het was niet zomaar een Groninger maar een vooral in de voetbalsport bekende Groninger Chris Eimers. Hij was enkele weken daarvoor komen wonen in een nieuw groot flatgebouw aan de Castorstraat in de Paddepoel. In het Nieuwsblad van het Noorden was op 5 januari 1969 een korte samenvatting van deze feestelijke opening te lezen waarin gemeld werd dat het er even op leek of er niemand thuis was want pas na drie keer de bel te laten overgaan was de telefoonhoorn opgenomen. Niet door de door griep gevelde Eimers maar door zijn vrouw: ‘de hartelijkheid van het gesprek leed er overigens niet onder’. De burgemeester sprak de hoop uit dat Eimers weer beter zou zijn voor de later die week te spelen wedstrijd, die grote belangstelling in de dagbladpers kreeg: Ajax-Benfica. Toen mevrouw Eimers stelde dat ze dacht van wel, mede daar haar man een echte fan van Ajax was, stelde Burgemeester Berger ad-rem dat hij een grote fan van GVAV was. Hier betrof het de eerdere naam van FC Groningen. Verder was te lezen dat Ir. F. W. van der Haer, de directeur destijds van het Telefoondistrict Groningen, later in de middag, nadat het officiële gedeelte van de ingebruikname van de telefooncentrale voorbij was, nog naar de Castorflat was gegaan met een feestelijke taart en bloemenstruik. Toen hij de hal van het immense gebouw betrad kwam net uit de lift burgemeester Berger, die buiten het protocol om, besloten had zelf even een boeket naar de zieke voetballer te brengen. Maar hoe zat het toch met het overdadige lawaai dat men aantrof bij het betreden van het nieuwe gebouw aan de Magnoliastraat? Volgens Ir. Van der Haer kwam dit door het zogenaamde ‘ratelen van de kiezers’. Maar er waren in die tijd meer technische ontwikkelingen op het gebied van de telefonie te melden want nadat er 17.000 verschillende draadjes waren verwerkt, begon in dezelfde week in januari 1969 de toen nieuwe telefooncentrale van de Rijksuniversiteit deels te werken. Allereerst was de centrale, in het souterrain van het Academiegebouw aan het Broerplein, verbonden met alle toestellen in het betreffende gebouw. In de daarop volgende weken werden alle gebouwen van de diverse instituten en de laboratoria, uitgezonderd de gebouwen van het Academische Ziekenhuis (het huidige UMC), aangesloten op het nieuwe eigen telefoonnet van de Rijksuniversiteit. Vanaf dat moment waren alle universitaire diensten en complexen telefonisch bereikbaar onder nummer 19111. Op deze centrale, die op dat moment de grootste bedrijfscentrale in Noord-Nederland was, werd het mogelijk 9000 telefoontoestellen aan te sluiten. De verwachting destijds was dat men tot 1985 daarmee ruimte genoeg zou hebben op de nieuwe centrale. In de beginperiode werden er 3000 toestellen geplaatst en kwamen alle individuele abonnementen in gebruik binnen de verschillende gebouwen van de universiteit te vervallen. Een opsteker want op die manier konden 140 particulieren snel aan een aansluiting en nummer worden geholpen. De nieuwe centrale had rond de 6 miljoen gulden gekost en was voor die tijd uitgerust met tal van moderne snufjes. Zo was er voor het eerst een doorkiessysteem en hadden dus alle 3000 bureautoestellen in de universiteit een eigen nummer bestaande uit vier cijfers. Door er twee keer een 1 voor het betreffende nummer te plaatsen was het toestel voor elke abonnee van buiten bereikbaar, zonder tussenkomst van een van de telefonistes. Zo waar een enorme vooruitgang voor die tijd. Wanneer de betreffende persoon bij het telefoonnummer niet binnen tien seconden de telefoonhoorn opnam om een gesprek te voeren dan werd men automatisch doorverbonden met de centrale post in het Academiegebouw. De centrale was trouwens dag en nacht ‘bemand’. Uiteraard was het voor een buitenstaander ook mogelijk het hoofdnummer te draaien en te vragen naar een bepaalde persoon, waarvan men het telefoonnummer niet wist. Via de toen nieuwe centrale werd het ook mogelijk gebruik te maken van een bepaald alarmeringssysteem. Als bijvoorbeeld de centrale verwarmingsketels zouden uitvallen was dit te zien door het flikkeren van bepaalde lampjes op de bedieningstafel. De centrale stond er niet zomaar want er was door medewerkers van de PTT en Philips meer dan anderhalf jaar gewerkt aan de voorbereidingen. Zo was er liefst 28 kilometer kabel gelegd tussen de universitaire gebouwen ondermeer in Haren en de destijds nieuwe wijk De Paddepoel. De technische hoogstandjes bleven zich begin 1969 opvolgen want het werd ook bekend dat diverse politiekorpsen in Nederland interlokaal radiocontact zouden krijgen. De toenmalige minister van Binnenlandse zaken had namelijk besloten dat de proefnemingen in Kennemerland zouden worden uitgebreid tot de regio's Rotterdam-Den Haag, Arnhem en Utrecht. Indien de ervaringen gunstig zouden zijn – zo stelde minister H.J.K. Beernink – zou ook Groningen een overkoepelend radionet krijgen, waarbij het destijds in aanbouw zijnde hoofdbureau aan de Rademarkt als centrale alarmpost zou gaan functioneren. Voor nu onvoorstelbaar maar er waren verlangens bekend gemaakt ook de brandweer en GGD aan te sluiten op het eventuele nieuwe net zodat niet voor verschillende meldnummers gekozen diende te worden. De politiekorpsen in Haarlem en zeven naburige gemeenten werkten sinds oktober van 1968 met één gemeenschappelijk onbemand relaisstation. Op de bureaus waren vaste mobilofoonposten, waardoor het mogelijk werd dat de verschillende korpsen met elkaar in verbinding konden treden. Elk korps afzonderlijk was in staat via het oude mobilofoonnet radiocontact te maken met de patrouillewagens, die tevens konden overschakelen op het gemeenschappelijk net. Overigens had de Politie Verbindingsdienst wel problemen door het gebrek aan beschikbare frequenties waarop de verbindingen konden worden uitgevoerd. Noodgedwongen week men uit na een hoge golflengte van 460 megahertz. Men was in staat een gebied met een middellijn van zestig kilometer te bestrijken. Met deze toen nieuwe zendapparatuur probeerde men de snelheid van het politieoptreden te bevorderen. De behoefte aan interlokaal radiocontact deed zich in het bijzonder gevoelen bij opsporingsacties, verkeersregeling, ordehandhaving en bij buitengewone gebeurtenissen. In totaal waren er vijftien relaisstations nodig om geheel Nederland te bestrijken. De laatste stap destijds naar een landelijke samenwerking van regio's zou het gebruik van straalzenders zijn, waardoor het mogelijk werd de verschillende gemeenschappelijke netten onderling te koppelen. Een halve eeuw later is bovenstaand allemaal nostalgie van de bovenste plank. Hans Knot, 20 januari 2018.
  6. Ik neem je mee terug naar 1 maart 1969. In krant van die dag in Groningen stonden tal van advertenties op het gebied van amusement. Zo probeerde het toen bekende uitgaanscentrum Beijering in Vlagtwedde onze aandacht te trekken met optredens van de Heikrekels en Howard Carpendale. In Roden was het mogelijk in ‘Onder de Linden’ naar de Buffoons te gaan. Verder traden ondermeer in het noorden op: the Motions, Blues Dimension, Oscar Harris and the Twinkle Stars en verscheen Ruud van Broekhoven in De Berenkuil aan de Grote Markt als deejay. Maar een hele groep andere Groningers had het voornemen die avond van een concert te gaan genieten in de Korenbeurs aan de Vismarkt in Groningen. Het in die tijd als progressieve jongerencentrum omschreven Provadja, onderdeel van een landelijk netwerk van groeperingen die zich bezighielden met het organiseren van alternatieve bijeenkomsten, had voor die dag een lange manifestatie bedacht te houden vanaf 4 uur in de middag in voornoemde Korenbeurs in Groningen. Meer dan duizend enthousiaste Groningers waren aanwezig bij de manifestatie, die de geschiedenis is ingegaan als ‘Rovers Return’. Wat de aanwezigen niet direct hebben gemerkt is dat er in de loop van die betreffende zaterdag tal van kleine irritaties zich voordeden tussen de organisatie en de beheerder van de Korenbeurs, zichzelf de beursmeester noemende heer D. Visser. Zoals zo vaak met festiviteiten van deze aard was er enige uitloop maar mede door gekonkel dat gedurende de gehele dag plaats had gevonden vond Visser dat de afgesproken eindtijd van de happening ook definitief de eindtijd diende te zijn, namelijk 12 uur middernacht. En toen ging het licht aan en vond Visser het wel genoeg en dus voor hem tijd om naar huis te gaan. Verontwaardiging bij het publiek want de belangrijkste act van Rovers Return was een optreden van de Britse formatie Fleetwood Mac. Visser had namelijk niet alleen het grote licht aangedaan maar ook de elektriciteitstoegang tot de geluidsinstallatie van Fleetwood Mac afgesloten. Het was de tijd van de eerste samenstelling van de Britse formatie, die al een top tien hit in Nederland had gehad voordat ze in welk ander land hadden gescoord. Laten we maar rustig stellen: met dank aan Radio Veronica destijds. Ter opfrissing even titels van songs die al waren doorgebroken: ‘Need your love so bad’, ‘Albatros’ en ‘Man of the world’. In ieder geval toen Visser de lichten had aangedaan en vervolgens de geluidsinstallatie had afgesloten stond de Britse bluesgroep, zoals ze destijds nog werd ingedeeld, volledig onwennig op het podium in een onwezenlijke sfeer. De maandag erna was in de krant te lezen dat vervolgens horden mensen, te midden van kapotte pilsflessen, bassist John MccVie met een aantal stevige vloekgeluiden hadden gehoord vanwege de anticlimax van het festival. Solo gitarist was destijds Peter Green, die de zaal toeschreeuwde dat, wanneer het zou toegestaan zijn, de groep nog een nummer zou spelen terwijl hij tevens de excuses namens de hele formatie aanbood. Gelukkig was Visser verstandig en sloot de geluidsinstallatie weer aan waarna nog een nummer kon worden gespeeld, hoewel duidelijk was te zien dat John McVie er eigenlijk geen zin meer in had. Tijdens het festival was er trouwens een lichtshow verzorgd door Bunk Bessels, die af en toe de Korenbeurs in een toverachtig toneel plaatste. Even terugkomend op de eerder gememoreerde conflicten tussen de beursmeester en de organisatoren van Provadja Groningen kan worden gesteld dat laatstgenoemden erop hadden aangedrongen de pils uit plasticbekers te laten drinken en geen flesjes te verkopen daar men tijdens eerdere festival daar de nodige problemen mee had gehad. Visser besliste echter anders en inderdaad was er, een half uur voor het begin van het optreden van Fleetwood Mac een ernstig voorval in de Korenbeurs daar een aantal van de aanwezigen nogal gevaarlijk met lege flesjes begon te gooien. Waarschijnlijk omdat een zekere Aimee direct werd ingezet om op te treden, werden ernstige ongelukken voorkomen. Ze trad dan ook op met ontbloot bovenlijf. Voor die tijd was het helemaal niet zo gek dat er tijdens zo’n festival rechercheurs in burger aanwezig waren om vooral het gebruik van drugs en zedenovertreding in de gaten te houden. Ook zij genoten van de kleurendia’s verzorgd door Bunk, waarbij af en toe ook voor die tijd pornografische plaatjes voorbijkwamen. Opmerkelijk tijdens het festival was het optreden van de uit Roden afkomstige Michel Bellinga. Gestoken in een witte coltrui en een rode smoking liet hij het publiek al dan niet genieten van accordeonmuziek met als doel aan te tonen dat er ook jeugd was die niet alleen van beat- en bluesmuziek hield. Bunk verraste het publiek ook met de vertoning van een song van Dylan, Don’t look back, geprojecteerd op een van de muren van het gebouw, waarbij hij vertelde dat hij deze opname had gekregen via Ringo Star. Een echt Gronings tintje, tijdens het festival waar f 6,50 entree diende te worden betaald, was trouwens het optreden van de formatie Solution die haar eenjarig bestaan dat weekend vierde, ondermeer met een jamsessie met andere muzikanten. De Groninger popscene had in ieder geval weer iets om over te praten en of Visser nadien belaagd is door ontevreden bezoekers kan helaas niets worden vermeld. Wel dat Fleetwood Mac een wereldgroep zou worden en decennialang zou optreden ondermeer met het nummer ‘Don’t stop now!’ Hans Knot, 13 januari 2018
  7. Eerder in 2017 beschreef ik de eerste moeilijke maanden van de in het najaar van 1965 van start gegane derde radionet, onder de naam Hilversum 3. Daaruit bleek dat de meerderheid van de omroepen nauwelijks nieuwe programma ideeën goed kon doorvoeren omdat er vanuit Den Haag door het ministerie van CRM nauwelijks geld ter beschikking was gesteld om het toekomstige station, dat de concurrent van de zeezender Radio Veronica diende te worden, tot een succes te maken. Uit het in dat verhaal geschetste programmaoverzicht van de diverse omroepen bleek heel duidelijk dat over enige vorm van concurrentie totaal niet gesproken kon worden. Een latere grote tegenstander van Radio Veronica en andere zeezenders was mr. Harry van Doorn, tevens de latere minister van CRM, die in 1974 de zeezenders mede de nek zou omdraaien door invoering van de zogenaamde anti-zeezenderwet. De zogenaamde wet die geen wet was, maar een aanpassing van de bestaande wetgeving. Maar hij had in 1974 wel succes daar het populaire Veronica als ook de door velen beminde Radio Noordzee uit de ether verdwenen. Vlaamse luisteraars hadden meer geluk door het in de ether blijven van hun Radio Mi Amigo. Maar al veel eerder liet mr. H.W. van Doorn van zich horen en wel in de tijd dat hij voorzitter was van de Katholieke Radio Omroep, kortweg de KRO. In september 1965 maakte hij namelijk bekend, dat zijn omroep, vaak tot de conservatieve zuilen gerekend, open en positief stond tegenover het eventuele toekomstige nieuwe bestel. Dit, omdat deze plannen, mits ze mochten doorgaan, dezen meer waarborgen bood voor geestelijke vrijheid en eenheid in verscheidenheid. Minister Vrolijk, van CRM, had daarvoor aangegeven, dat een meer Open Bestel de weg voor de omroepen naar meer vrijheid mogelijk maakte. Van Doorn voegde eraan toe dat de omroepen eindelijk wisten waar ze enigszins naar toe gingen: “Er is eindelijk een tijd gekomen, dat men zich kan gaan wijden aan de eigen taak, namelijk het maken van programma’s, zonder dagelijks teveel tijd aan activiteiten kwijt te raken door tegen de stroom in te moeten roeien.” Maar de vraag of KRO-voorzitter Van Doorn destijds blij was met de komst van Hilversum 3 was alleen maar negatief te beantwoorden gezien hij het helemaal niet goed vond dat minister Vrolijk het positieve sein had gegeven voor de opstart van Hilversum 3. Immers een gedegen luisteronderzoek over de toen bestaande radionetten Hilversum 1 en 2 waren dan wel aangekondigd maar resultaten waren, tot op dat moment, totaal niet bekend. Van Doorn: “Had men zo’n haast een licht platenpallet erbij te hebben? Is dit wegens Veronica? Nu een derde net nog slechts een maand op zich laat wachten is het tijd nog eens met nadruk te pleiten voor coördinatie tussen alle drie radiostations in Hilversum”. Daarbij uiteraard doelend op de uitzendingen van Hilversum 1, 2 en de toen toekomstige Hilversum 3. Hij haalde daarbij aan dat de financiering van slecht één uitzending van het Radio Philharmonisch Orkest meer kostte dan de financiering van Hilversum 3 in de periode van de opstart tot en met 31 december 1965. Helaas stelde hij dit zonder het verder te onderbouwen. Hij vroeg zich daarbij tevens af of de regering het werkelijk betreurde dat er voor Hilversum 3 er zo bitter weinig geld beschikbaar was. “Juist door de beperkte financiële toezegging is men op Hilversum 3 slechts in staat alleen iets simpels te brengen, bijvoorbeeld platenprogramma’s. Op die manier heeft de regering voorkomen dat er op dit nieuwe radiostation al te serieuze praat kan komen, zodat dit radiostation geheel niet kan concurreren met Radio Veronica.” Bovenstaande uitting van Harry van Doorn is me nooit duidelijk geworden want van echt serieuze programma’s bij Radio Veronica is volgens mij nooit sprake geweest. Men had slechts tot doel de luisteraars te verpozen met amuserende programma’s vol met vrolijke muziek. En in vergelijking wat er destijds via de Hilversumse omroepen werd gebracht dient het voor velen een verademing te zijn geweest. Van Doorn kondigde tevens aan dat de KRO het niet over zich heen zou laten komen en zeker geen kleurloze programma’s op Hilversum 3 zou gaan brengen. Van Doorn wilde dus duidelijk wel concurrentie tegen de hem zo gehate indringer binnen de Nederlandse radio industrie, tevens gevestigd in het hart van Hilversum, Radio Veronica. Maar ook op het gebied van de televisie waren er toch wel ontwikkelingen te noemen in de maand september 1965. Heden ten dage kijken we er niet meer van op, sterker nog, gaan we denken of het niet een onsje minder kan met al die goedbedoelde kookprogramma’s op de televisie. Op de dag dat ik deze column schreef was er in de middag een dame op MAX die ons leerde hoe we komkommer dienen schoon te maken en wortels te snijden. Of we in een kinderklasje zaten werd de boodschap veel te uitgebreid aan de kijker overgebracht. Zendtijd verknoeien is gelijk aan eten laten aanbranden. Is het voor MAX niet duidelijk dat men vooral te maken heeft met een ouder publiek die al decennialang weet hoe een heerlijke maaltijd te bereiden, uitzonderingen daargelaten? Maar het was andere koek in september 1965 want er werd aan de kijker bekend gemaakt dat ‘de heer Kuijper’, afkomstig uit Purmerend eens per maand op de donderdagmiddag op het televisiescherm zou gaan komen om kookles te gaan geven. Compleet met fornuis, zo werd beloofd, zou hij het spiedend oog van de camera de cursus ‘creatief koken’ gaan geven. Hij zag het als een persoonlijk beleven van de kookkunst: “Daar bedoel ik niets moeilijks of hoogdravends mee, alleen maar dat elke vrouw haar eigen specialiteit in deze kunst kan bereiken. En dat met gewone recepten!" En dat is waar hij van uit ging in zijn tv.-lessen: de gewone ingrediënten, die iedereen in het gegeven jaargetijde kon kopen. Deze vormden de basis van het bijzondere dat ervan gebakken (of gekookt of gestoofd) kon worden. De heer Kuijper was jarenlang journalist geweest en vervolgens leraar Nederlands, maar koken vormde toch zijn alleroudste bezigheid. Het begon met recepten verzamelen. Zoals andere jongens van zijn leeftijd postzegels of suikerzakjes verzamelden, zo legde Bennie Kuijper meerdere mappen aan met recepten met een totaal van meer dan 20.000 en er bevonden zich voor die tijd al vele antieke recepten onder, waarbij zelfs de tijd van de Romeinen in ons land werd bereikt. De padvinderij bracht hem in contact met de praktijk: buiten op een houtvuur, en de jammerlijke mislukkingen van het begin vormden slechts even zovele aansporingen tot opnieuw proberen, tot het lukte. Hij was dan ook van plan veel te delen met de kijkers door in het eerste programma destijds te stellen dat in zijn uitzendingen totale recepten vrij te geven. Verder stelde hij: “Ik zal mij steeds aan de tijd van het jaar aanpassen en telkens datgene wat besproken wordt ook geheel toebereiden. In 20 minuten kan heel wat lekkers gemaakt worden, wanneer tenminste het voorbereidende werk gedaan is". En zo kwam Ben vervolgens eens per maand in beeld op de televisie met zijn goed bedoelde koopadviezen voor de huisvrouw. Klaarblijkelijk was de keuken nog steeds het domein voor moeder de huisvrouw, zoals ik het zelf destijds in het ouderlijke huis altijd beleefd heb, hoewel wij, als kinderen daadwerkelijk betrokken werden bij het aanrechtgebeuren. Het leidde tot het gegeven dat, na vertrek uit het ouderlijke huis, je met de grondbeginselen en meer van lekker koken bekend was en dus eventuele gasten heerlijke gerechten kon voorschotelen. Oh ja, de eerste uitzending van het kookprogramma van Kuijper was op 23 september 1965 op de televisie te zien. Hans Knot, 6 januari 2018 Foto Henk Bouwman en Harry van Doorn (archief ICCE Soundscapes Universiteit Groningen)
  8. In deze nostalgische column ga ik ver terug in de tijd. In de maand april 1963 was het drie jaar geleden dat Veronica voor het eerst in de ether was gekomen en in de weken vooraf werd er in tal van kranten andermaal positief bericht over de activiteiten van het radiostation. Aangenomen mag worden dat de journalisten, die Veronica destijds in het zonnetje hebben gezet, dit hebben gedaan op uitnodiging van de leiding van Radio Veronica. Allereerst maar eens naar de ‘Haagse Post’ van 13 april 1963 waarin het platenteam werd voorgesteld onder leiding van de toen 32-jarige Tony Vos: “Het is mijn taak onze tijd zo goed mogelijk te verkopen aan de sponsors. Dat betekent dat we onze programma’s zodanig aanpassen aan de smaak van het publiek, dat heel het land binnen een half uur iets naar zijn zin heeft kunnen beluisteren. Nu, dat doen we niet, want dat is godsonmogelijk.” Vos ging in de tijd vooral door het leven als een bekend jazzmusicus en smalend werd onder de jazzliefhebbers wel gesteld dat Tony Vos ‘de Zangeres Zonder Naam’ mocht opzetten op de draaitafels van Radio Veronica. Vos: ‘De persoonlijke voorkeur geldt niet meer als je hier de voordeur achter je hebt dichtgeslagen.’ Bij de studio van Veronica werden in die dagen gemiddeld 500 brieven per besteldag door de PTT afgeleverd. In de ochtenduren werden dezen gesorteerd door een gepensioneerde zeeman, die ‘Oom Piet’ door het personeel werd genoemd. Daarna bracht hij ze naar de diverse platendraaiers, die ervan overtuigd waren dat ze met hun populariteit die van de zuilen zouden gaan overtreffen. ‘De Haagsche Post’: ‘Wat de jongeren betreft werd daarvan het sprekend bewijs geleverd door populariteitsverkiezingen, waarin de eerste drie plaatsen werden ingenomen door Veronica programma’s, al komen we nog steeds protesten tegen, daar storende reclame 10 tot 15% van de zendtijd is.’ Tineke vragende over de luisterpost stelde ze triomfantelijk: “We komen deze maand óók aan de miljoenste brief van de luisteraars toe”. Er werden ook door steeds meer grotere en bekende bedrijven gebruikt gemaakt voor het kopen van de reclamezendtijd op het station, waarvan een groot deel in die dagen werd opgenomen, al dan niet in een gesponsord programma, bij het Productiebedrijf van Benny Vreden, dat gevestigd was in Loosdrecht. Vreden in ‘de Haagsche Post’: “Wij zijn eigenlijk een muzikaal reclamebureau, we specialiseren ons dus op de jingles, waarmee de programma’s beginnen en eindigen. We gaan praten met het bureau of het bedrijf dat ons de opdracht gaf, en dan proberen we onze programma’s zoveel mogelijk aan de bestaande campagnes aan te passen.” Vreden’s jingles en commercials, destijds tot stand gekomen met behulp van lang niet altijd freelancers, gezien ook een groot deel van de medewerkenden in vaste dienst was bij één van de omroepen, deelden hun bekendheid met andere reclamespots gemaakt door ondermeer het productiebedrijf van Thijs Chanowski. De journalist van de ‘Haagse Post’ eindigde tot slot met informatie rond de toen 22-jarige dienstplichtige soldaat 41.01.07.193, die het 3 jarig bestaan niet kon meemaken wegens dienstplicht: “Ik moet poetsen, ik zou liever de plaat poetsen.” Afsluitend schreef dezelfde journalist dat Joost de Draayer inmiddels een historisch document aan het schrijven was met als titel: ‘Het logboek van een piraat’, met als ondertitel: ‘de avonturen van een niet zeewaardig mens’. Na zijn diensttijd gaat hij, ook al gesponsord, naar New York om reclamepsychologie te studeren. Hij hoopt hier terug te keren als commerciële televisie een feit is.’ Een ander uitgebreid artikel verscheen op zaterdag 27 april 1963 van de pen van Han J.A. Hansen, in ‘de Volkskrant’, waarbij de kop voorlopig alles zeggend was voor het station: ‘Radio Veronica buiten schot van dit kabinet.’ Het bleek dat de voorlopige conclusies van de departementale juristen zouden blijven liggen totdat een volgende regering aan de macht was. Minister Korthals, destijds verantwoordelijk voor het Ministerie van Verkeer en Waterstaat, had in december 1962 aan de Tweede Kamer meegedeeld dat wettelijke maatregelen tegen Radio Veronica in voorbereiding waren. De juridische problemen waren echter te ingewikkeld gebleken om een waterdichte regeling te construeren voor een direct en effectief ingrijpen tegen exterritoriale radiostations. En dus hadden de deskundigen de regering geadviseerd te wachten, want een aanpassing van een wetsbepaling, waarbij het exploiteren van zendinrichtingen, ook buiten het eigen grondgebied, diende te worden getoetst aan internationale afspraken als wel er dan ook tegelijkertijd een wijziging van het Wetboek van Strafrecht diende te worden geregeld. ‘De Volkskrant’: ‘Op het ministerie van Justitie is men al tijden doende om het wetboek op dat punt te laten aanvullen, onafhankelijk van een eventuele regeling tegen de piratenzenders.’ Verder ging men in op de goede handelshanden van Dirk Verweij en zijn broeders, bijgestaan door een aantal aandeelhouders: ‘Zijn eigen vistuig in de ethergolven zorgde voor een rijke buit. De laatste jaren maakt Radio Veronica, naar verluidt, een omzet van ongeveer 8 ton per maand met de verkoop van zendtijd. Het aanvankelijke gokje van de Hilversumse kousenhandelaar groeide uit tot een formidabele onderneming. Fiscaal voldoet hij aan de verplichtingen. De totale exploitatiekosten worden geschat op ongeveer 60.000 gulden per maand. Ingewijden zeggen, dat de aandeelhouders jaarlijks acht maal hun geïnvesteerde kapitaaltje kunnen opstrijken.’ De journalist van ‘de Volkskrant’ vroeg zich af waarom er dan geen wetsvoorstel werd gemaakt, waarin opgenomen dat het bedrijven van activiteiten aan land voor een zeezender strafbaar kon worden gemaakt. Immers wist iedereen dat de programma’s in Hilversum werden opgenomen en werd wijds in krantenartikelen gesproken hoe de bevoorrading vanuit de haven van Scheveningen plaats vond. ‘Ingrijpen aan die zijlijn zou een spaak kunnen betekenen aan het Veronicawiel.’ Hij had zijn contacten in Den Haag daarover vragen gesteld maar kreeg een ontkenning te horen: ‘Voor het algemene rechtsgevoel zou het een onbevredigende en kromme redenering zijn als men zou zeggen: “Ik kan niet rechtstreeks ingrijpen, daarom pak ik haar maar van een zijlijn.” Dat zou het beginsel van een behoorlijke rechtstoepassing ernstig aantasten.’ Een volgende keer meer over dit onderwerp. Foto en illustratiemateriaal: Max Lewin collectie. Hans Knot, 09-12-2017
  9. In deze historische terugblik neem ik je mee naar de laatste week van januari 1969. Het was de tijd dat de Draadomroep voor ons in Huize Knot verleden tijd werd, zoals op vele andere plekken in de stad Groningen en elders in het land. Luisteren naar bepaalde radiostations diende in de toekomst puur alleen via de transistorradio te gebeuren, wat op zich geen probleem was. Alleen was het niet zo goed gesteld met de favoriete radiostations. Radio Caroline had al bijna 10 maanden verstek laten gaan doordat de beide zendschepen van dit radiostation wegens niet nakomen van betalingen van hun ankerplaatsen waren weggesleept. Ze werden in de Amsterdamse Houthaven aan de ketting gelegd. Het geluid van een andere zeezender, Radio Veronica, was mede door slechte frequentie en laagvermogen zender, gedurende de winterse dagen slechts enkele uren per dag echt goed te ontvangen in het noordoosten van Nederland. En in de avonduren was het luisteren in de fading naar de programma’s van Radio Luxembourg. Ook werd de radio af en toe afgestemd op de middengolf om enigszins overdag, waar mogelijk, te luisteren naar AFN Bremerhavn, een radiostation van The American Forces Radio gericht op de in Bremerhavn gelegderde Amerikaanse soldaten. Maar goede radio was het om zeker regelmatig op af te stemmen. Op 29 januari 1969 verscheen er het bericht in de kranten dat de programma’s van Hilversum 3, vaak door de overheid bestempeld als het popstation dat als alternatief dienst diende te doen ten opzichte van Radio Veronica, meer zendtijd zou krijgen. Vanaf 1 mei 1969, zo werd bekend gemaakt, zou Hilversum 3 eventueel dagelijks tot middernacht zijn te beluisteren en dus een drastische uitzenduitbreiding krijgen. Tot die bewuste datum was Hilversum 3 slechts tussen 9 uur in de ochtend en 6 uur in de avond te beluisteren. De uitbreiding was niet alleen bedoeld voor in de avond maar ook in de ochtend, want op 1 mei zou men vanaf 7 uur in de ochtend actief zijn. Het persbricht maakte verder melding dat het de bedoeling zou zijn om het popkarakter van Hilversum 3 tot zes uur ’s avonds te handhaven en zelfs te versterken. Het gaf me toen alle reden tot nadenken en bijna een halve eeuw later beginnen mijn ogen nog te knipperen bij het lezen van deze vorm van desinformatie. Ik probeer het geen stokpaardje te laten worden maar wil toch nog eens teruggrijpen op de programmering van wat zo vaak het popstation Hilversum 3 werd genoemd. Daarvoor ga ik terug na de willekeurige vrijdag- en zaterdagprogrammering 1969, dus 48 jaar geleden op Hilversum 3. De vrijdag bracht ons om 9 uur de VARA met Eddie Beckershow. Een voormalige Veronicadeejay die als een van de eersten de overstap naar de publieke omroepen maakte. Hij werd om 11 uur gevolgd door VARA collega Felix Meurders die in dat jaar zijn eerste stappen in Hilversum maakte nadat hij al voor Radio Luxembourg had gewerkt. Van 12 tot 14 uur was vervolgens op de vrijdagmiddag de VPRO, die het recht tot het uitzenden van de Top 30 had, dit in presentatie van Joost den Draaier. Allemaal nog aannemelijke kost maar waarom een Top 30 op de vrijdagmiddag, een tijdstip dat velen aan het werk of naar school waren? Maar dan om 14.00 uur de AVRO met het programma Lynx of Los, het staat me bij dat we het dienden te zoeken in de lichte amusementshoek als het ging om dit programma. Als ik duik in diverse archieven is er van dit programma niets bewaard gebleven laat staan dat er iets is terug te vinden over het presentatieteam. Ik zal er voor naar Hilversum dienen af te reizen om in oude edities van de AVRO Bode te duiken om erachter te komen meer informatie te krijgen over Lynx. De uren daarna bracht deze omroep ‘Muziekboetiek’, het AVRO Radio Journaal met nieuws in het kort en afsluitend tussen 5 na 5 in de middag en zes uur het programma ‘Zingende Boogie’, een speciaal programma voor de automobilist. Inspirerende muziek voor de teenager was op dat tijdstip wel te vinden op Radio Veronica dat tussen 4 en 6 uur de Rob Out show programmeerde. De willekeurige zaterdag, in 1969, begon op Hilversum 3 om 9 uur met het programma Djinn, dat werd gemaakt door medewerkers van de KRO. Een programma vol amusement en een fleurtje actualiteiten en een bedenksel in 1965 van Leo Nelissen, die in 1968 de overstap had gemaakt naar de NOS. Djinn werd in eerste instantie gepresenteerd door Martha Doyle en Donald de Marcas, waarbij de eerste de ontdekker was van Hans van Willigenburg, die een lange KRO carriere zou gaan maken ondermeer als medepresentator van het zaterdagochtendprogramma. Misschien vanwege de luie zaterdagochtend, sinds enkele maanden hoefden we op de zaterdagochtend niet meer te werken, zijn er vlagen van dit programma bij gebleven. Leo Nelissen (foto database Beeld en Geluid) Halverwege de zaterdag had je dan het programma Skivatoon dat door de NOS werd uitgezonden en je op de hoogte bracht van de nieuwste LP’s in het lichte genre. En wat zo vaak voorkomt als je zoekt in de archieven van Beeld en Geluid, er wordt geen zoekresultaat gevonden op de titel van dit programma, dat tot 13 uur duurde, waarna de versnipperde zendtijd werd overgenomen door de NCRV. Eindelijk popradio? Ik kan me er persoonlijk niets van herinneren even als het gaat om de inhoud van ‘Four a clock tea’, dat een uur duurde want om 17 uur, na het ANP Nieuws was het tijd voor ‘Hier en Nu de Wekelijkse Sportshow’, dat de zaterdag voor Hilversum 3 tot de zendtijduitbreiding per mei 1969 zou blijven afsluiten. Een programma dat niet werd overgeslagen al was het alleen maar om te horen hoe AVC of Sportclub Genemuiden het er weer vanaf hadden gebracht in hun Zaterdag Voetbal Klasse. Af en toe kwam er dus een popplaatje voorbij op de zaterdagen. Maar dan de plannen voor de avondprogrammering, zoals die per 1 mei 1969 diende in de gaan. Men wilde allereerst de sterkte van de zender op de 240 meter handhaven, eventueel zelfs versterken. Men had het plan opgevat om op het ‘popstation’ Hilversum 3 in de avonduren een schema te gaan hanteren dat vergelijkbaar was met het derde programma van de BBC Radio. In september 1967, met de komst van BBC Radio 1 etc. en het einde van de BBC Home Service, was een herindeling van programmering geweest en kreeg BBC Radio 3 in de avonduren een mengelmoes aan programma’s, waaronder praatprogramma’s, klassieke muziek en ruimte voor uitzendingen van mini-zendgemachtigden. Ruimte voor de gebruikelijke uitzendingen van de politieke partijen was er ook en dus leek het de omroepen in Hilversum het mooi een dergelijk schema ook in Nederland in te voeren. De plannen voor de uitbreiding van zendtijd inzake Hilversum 3 werden vervolgens door omroepvertegenwoordigers aan minister Marga Klompé, destijd verantwoorderlijk voor CRM, voorgelegd. Zij stemde in, mits de omroepen in 1969 de extra zenduren zelf zouden betalen. De omroepen gingen in principe direct accoord met de voorwaarden. Dan lag er nog het probleem dat er intereferentie zou kunnen onstaan door de uitzendingen op die van een Hongaars station die dezelfde frequentie was toegewezen. Deze veronderstelling bleek. na een door medewerkers van de NRU (Nederlandse Radio Unuie) gepleegd onderzoek, niet waar te zijn. Dit hield tevens in dat reeds in februari 1969 Hilversum 3 gedurende alle uitzenduren op hoogvermogen zou blijven uitzenden via de 240 meter en dat er geen verlaging in vermogen na 17.00 uur meer zou plaats vinden. Of alle veranderingen van invloed zouden zijn op de beluistering van het ‘popstation’ Hilversum III kun je de antwoorden zelf wel raden. Tevens is het de vraag of de uitbreiding in zendtijd er inderdaad al in de maand mei 1969 zou komen. Het zou in ieder geval nog enkele jaren duren voordat we echt Hilversum III als een volwassen popstation zouden gaan beluisteren, maar daarover een andere keer meer. Hans Knot, 02-12-2017
  10. Ik blik vandaag terug naar de maand januari 1969 toen één van de minst gefotografeerde vrouwen van de Nederlandse omroepen, KRO medewerkster Ellen Bijl, in de spotlights werd gezet middels een verhaal in de kranten van de GPD en zo konden bijvoorbeeld lezers van het Leids Dagblad of die van het Nieuwsblad van het Noorden meer gewaar worden over de vrouw achter de naam die men zo vaak had gehoord via een aantal programma´s die door de KRO werden uitgezonden. Ellen Bijl was in 1969 27 jaar en had blond kort haar. Verder was ze volgens de journalist in kwestie lekker hip gekleed met haar bruine sportkousjes en wat dat betreft echt wel een uitzondering in de KRO-studio's. Maar een bewijs ervan is er niet te vinden in het toch aardig grote archief van Freewave Nostalgie en ook andere geraadpleegde bronnen geven geen resultaat. Alleen is in het Delpherarchief een exemplaar van een krant terug te vinden waarbij de afgedrukte foto totaal ondefinieerbaar is. De samenstellers van het prachtige gedenkboek van 60 jaar KRO noemen niet eens haar naam. Ellen was destijds werkzaam op de afdeling lichte muziek van de KRO radio en werd een van die opvallend harde werksters genoemd. ledere week produceerde zij drie programma's, te weten ´P.M.´, ´Vliegende schijven´ en ´In antwoord op uw schrijven´. Deze drie programma´s werden in 1969 altijd op de zaterdag uitgezonden en hadden een totale tijdsduur van zes uur. Volgens Bijl, die een enorme muziekkennis bleek te hebben, was ´In antwoord op uw schrijven´ het gemakkelijkste om te produceren. Over de muziekkeuze voor bovenstaand programma stelde Ellen Bijl destijds: “Het is of de duvel er mee speelt, maar iedereen vraagt bijna hetzelfde — De Heikrekels, Heintje, Gert en Hermien Timmerman. Merkwaardig is ook dat de aanvragen zelden of nooit uit de randstad Holland komen, maar altijd uit de provincie. En vergeet hierbij ook niet het Hoesrepertoire. Soms vragen de mensen mij platen te draaien die nog niet eens in onze discotheek zijn opgenomen." Ellen Bijl werkte in 1969 al bijna negen jaar bij de KRO. Ze startte, vlak na haar eindexamen MULO, op de typekamer. Daar begon ze aanvankelijk met het uittikken van de teksten voor het programma ‘De Zonnewijzer’, maar dat hing haar al snel de keel uit. Ongeveer drie jaar heeft ze daar desalniettemin gezeten. Toen kwam ze bij de muziekafdeling terecht. Alles wat er uit kwam op het gebied van de lichte muziek luisterde ze braaf af. Andermaal destijds Bijl: “Ik ben wel niet zo'n dolle liefhebster van De Heikrekels, maar het hoort nu eenmaal bij je vak." En er kwamen in die tijd nogal wat nieuwe platen uit: per week 30 l.p.’s en 50 kleine plaatjes, de weloverbekende singles. “Daarvan zijn er twintig bruikbaar, de rest is vuilnis. Ik luister ze allemaal af op kantoor. Dat is dan misschien wel eens vervelend voor mijn collega's, maar ik kan er ook niets aan doen: iedereen moet zijn programma's maken, al kan ik me dan wel voorstellen dat, als ik al om half negen aan de gang ben, mensen met een ochtendhumeur weleens de pest in krijgen.” Thuis luisterde Ellen Bijl destijds nog zelden naar muziek, alleen nog een enkele keer naar wat goede oude klassieken, zoals Mendelssohn en Vivaldi. Andermaal destijds in de GPD kranten: “Soms denk ik wel eens: ik ben helemaal niet zo muzikaal, ik heb alleen maar een bepaalde feeling voor mijn vak en bovendien is het mijn hobby." Uiteraard werd haar gevraagd of ze misschien een vervolg in haar loopbaan zag bij een programma van de KRO op televisiegebied. “Ze hebben me wel eens gevraagd script-girl te worden, maar ik heb er geen draad zin in. Dan kan ik weer opnieuw beginnen en bovendien verlies ik dan mijn zelfstandigheid en die is me veel waard. Ze hebben me ook wel eens voor omroepster gevraagd, maar dat is helemaal niets voor mij. In de eerste plaats heb ik een geweldige microfoon-angst, in de tweede plaats weet ik wel iets leukers te verzinnen dan andermans teksten op te lepelen. Ik schrijf ze liever zelf." Het programma ‘In antwoord op uw schrijven’ leverde Ellen Bijl per week rond de zeshonderd brieven op. En die las ze inderdaad allemaal door. “Je blijft gillen als je ziet wat er soms in die brieven staat. Ik krijg soms velletjes lang alle huwelijksmoeilijkheden van mensen voorgeschoteld. Daar kun je dan uiteraard niets aan doen. Vrij veel post komt ook uit gevangenissen. Ook in België heeft dit programma kennelijk grote luisterdichtheid. Daar vragen ze maar drie dingen: ‘De Klokkebaaien’, Will Tura en Bobbejaan Schoepen. En iedereen vraagt verder altijd hetzelfde. Daarbij heb ik gemerkt dat het de mensen helemaal niet om die ene plaat te doen is, maar voornamelijk om het horen noemen van hun eigen naam.” Een frappant voorbeeld haalde ze ook nog even naar boven: ”Pas geleden had ik 160 aanvragen voor ‘Mamma’ van Heintje, maar ik bleek achteraf maar 159 namen genoemd te hebben. Mooi dat die ene vergeten schrijver zich meldde en schreef: ‘die plaat interesseert me niet, die heb ik toch in mjjn eigen kast, maar waarom heeft u mijn naam niet genoemd? Daar was het mij om te doen.’ En dat vond ik nu een onbegrijpelijke zaak.” Eerder al schreef ik in ander verband over haar activiteiten: Zie ook mijn column van 13 januari 2016 https://www.internetradiocafenl/blogs/entry/404-hans-knot-vliegende-schijven-programma-voor-gelegerde/ Na haar pensioen genoot presentatrice Ellen Bijl nog enkele jaren waarna zij op 8 maart 2013 is overleden. Via Radio 5 werd er kort stil gestaan bij haar heengaan en werd ondermeer gememoreerd dat zij jarenlang medepresentator van ‘Drie tussen de middag’ samen met Hans van Willigenburg was geweest. Ook presenteerde zij samen met Edwin Rutten het KRO programma ‘Ontbijtshow’. Zij deed daar de verslaggeving. Verder was zij betrokken bij het bekende programma ‘Theater van het Sentiment’. De veelzijdige Ellen Bijl deed ook de muzieksamenstelling van programma’s als ‘Licht te verteren’ en ‘IJsthee’. Ellen Bijl is 71 jaar geworden (31 mei 1941 – 8 maart 2013). Hans Knot, 25-11-2017
  11. Ik neem je mee naar de jaren zestig van de vorige eeuw om stil te staan bij het afscheid van een toen al decennia lang belangrijke presentator die ooit aan de wieg stond van een radioprogramma dat speciaal werd gemaakt voor zieken en gehandicapten. Reeds in 1945 was het programma al te horen via Radio Herrijzend Nederland en in 1946 werd het ingelijfd door de KRO met de initiator als presentator. Radioziekenbezoek de Zonnebloem met Alex van Wayenburg. Hij was van mening dat er binnen de Nederlandse samenleving veel meer aandacht diende te worden gegeven aan zieke en gehandicapten en niet alleen het programma werd tot dit doel gebruikt. Op 17 januari 1949 werd de ‘Stichting De Zonnebloem’ opgericht en de luisteraars werden opgeroepen lokale intiatieven te ontplooien middels de doelstellingen van de Stichting. Als gevolg daarvan werden overal in Nederland plaatselijke comités opgericht, waarvan de deelnemers zich vooral gingen inzetten voor bezoeken aan zieken en gehandicapten en tevens andere activiteiten gingen verzorgen. In 1964 werd besloten de Stichtingsvorm vaarwel te zeggen om de organisatie in verenigingsvorm voort te zetten waarbij gerekend kon worden op ondersteunende leden, die met een jaarlijkse bijdrage voor de nodige financiën zorgden. Het aantal leden, evenals het aantal vrijwilligers, nam toe, zodat steeds meer activiteiten konden worden georganiseerd. Een van de initiatieven, naar voorbeeld van soortegelijke reizen georganiseerd vanuit het Rode Kruis, was het aanschaffen van een hotelschip die kon worden ingezet voor reizen met zieken en gehandicapten. Financiering werd mogelijk door massale deelname van de Nederlanders die via radio en televisie werden aangespoord te doneren. Inmiddels is in 2006 het schip vervangen door een eveneens ‘De Zonnebloem’ genoemde boot, waarop jaarlijks 2850 gehandicapte mensen een korte vakantie genieten. Vermeld die te worden dat de Nationale Vereniging de Zonnebloem een enorm grote organisatie is met meer dan 40.000 vrijwilligers. Men heeft rond de 1200 plaatselijke comités die of op eigen initiatief werken of samenwerken met anderen. Ongelovelijk is het aantal bezoekjes dat jaarlijks afgelegd wordt bij mensen die gehandicapt zijn en moeilijk nog buiten huis kunnen komen: meer dan 1 miljoen bezoeken. Terug naar Alex van Wayenburg en 1968 want op 1 juli van dat jaar verliet hij de KRO en dus ook de presentatie van zijn radioprogramma, om vervolgens op pensioen te gaan. Voor het programma ‘Radioziekenbezoek de Zonnebloem’ betekende dat destijds een gevoelige klap. Alex van Wayenburg was immers de Zonnebloem, die hij 23 jaar daarvoor op poten zette en waarop hij bijna een kwart eeuw zijn zeer persoonlijke stempel drukte. Hij was zelf vaak in zijn leven ernstig ziek geweest en daarmee was hij de aangewezen persoon om een radioprogramma voor de zieken te maken. En daarbij had hij zich altijd laten leiden door de gedachte dat niet gezonde en/of gehandicapte medemens niet geïsoleerd mocht worden. Via zijn programma diende een gemeenschapsgevoel te worden bijgebracht aan de luisteraars. In november 1930 trad Alex van Wayenburg als de eerste echte omroeper bij de toen jonge Katholieke Radio Omroep in dienst en bleef dat tot het begin van de Tweede Wereldoorlog in mei 1945. Vrijwel vanaf het begin van zijn loopbaan bij de KRO verzorgde hij eenmaal in de week een ziekenprogramma van een half uur. Hij was het niets eens met de bezetter, zoals vele voormalige omroepmedewerkers, en staakte dus alle activiteiten voor de radio. Tijdens de de oorlog kwam hij in een minder prettige periode terecht, Zo viel hij van het dak van zijn woning en liep daarbij een schedelbasisfractuur op. Niet veel later na gedeeltelijke herstel kreeg hij een ernstige infectie dat bijna zijn dood betekende. Jarenlang had hij tijd tot diepnadenken en besloot te komen tot het oprichten in 1945 van het Zonnebloem programma. Zoals gemeld niet via de KRO maar eerst via Radio Herrijzend Nederland. Samen met Wim Quint verzorgde hij via dit station, dat eerst in zuidelijk Nederland actief was, een half uur durend radioprogramma voor zieken en gehandicapten. In 1946 functioneerden de omroepen van voor de Tweede Wereld Oorlog weer redelijk als voor die wrede tijd en ging het programma door via de uitzendingen van de KRO. In 1948 kreeg hij ondersteuning van Joke Eikhoudt, die zijn rechterhand werd tot en met zijn pensionering in 1968. Het Radioziekenbezoek was driemaal in de week (maandag van elf tot half twaalf, donderdag en vrijdag van elf tot twaalf uur) te beluisteren. In totaal zijn er inclusief de 107 uitzendingen voor Herrijzend Nederland bijna vijfduizend van dergelijke programma’s de ether ingegaan (luisterdichtheid tussen de kwart en een half miljoen). De tweeduizendste uitzending, die in december 1959 plaats vond, werd gevierd met een klankbeeld over Hellen Keller, een Amerikaanse vrouw die ondanks haar blindheid, doofheid en spraakhandicap (doofblindheid) een voorvechster was van ‘eigen validiteit’ van de fysiek of geestelijk misdeelden, zoals het destijds werd geformuleerd. Allerlei acties werden er georganiseerd door de Zonnebloem, zoals gebedsacties, inzamelingen voor financiering van hoofdtelefoons, maar bovenal het leggen van contacten. Een bepaald opzet van zijn programma heeft Van Wayenburg nooit nagestreefd. In een interview stelde hij destijds: “Het programma is met zijn tijd meegegroeid, en dat kan ook niet anders, omdat de actualiteit altijd in de Zonnebloem een woordje meesprak. Maar de Zonnebloem. heeft nooit zijn improviserende karakter verloren. De mensen dienen niet te denken dat ik ooit met een netjes uitgetikte of geschreven tekst heb gewerkt. De Zonnebloem is altijd live uitgezonden behalve de speciale buitenopnamen dan. Vroeger waren die ook rechtstreeks, maar daar zijn we vanaf gestapt.” Die programma's, die waren opgenomen in ziekenhuizen of sanatoria, duurden twee tot drie uur aan opnametijd en daarvan werd vervolgens een samenvatting van 20 minuten gemaakt. Van Wayenburg andermaal destijds: “Bandopnamen en montage zijn dan onontbeerlijk.” Gelukkig voor de Zonnebloem stopte Alex van Wayenburg op 1 juli 1968 alleen zijn radiowerk. Na zijn pensionering zou hij als hoofdbestuurslid nog veel werk voor de stichting verrichten. De leiding van de Zonnebloem kwam vervolgens in handen van de toen 26-jarige Wil van Neerven uit Stevensbeek in Noord- Brabant, die in mei 1967 als assistent van Van Wayenburg in dienst van de KRO was gekomen. Alex van Wayenburg vond namelijk dat de jongeren wel eens zijn werk mochten gaan doen bij de Zonnebloem. ‘Ik heb er zelf ook altijd met enorm veel plezier aan gewerkt. Het heeft eigenlijk mijn hele leven gevuld. Elke uitzending was telkens weer nieuw, alsof het mjn eerste programma was. Er is er geen een, waarvan ik echt spijt heb gehad. " Nog tot en met 1977 bleef Alex van Wayenburg binnen het hoofdbestuur van de Vereniging Zonnebloem actief. Op 3 maart 1980 kwam hij in Baarn te overlijden en verloor Nederland een radiopionier van het eerste uur. Bronvermelding: interview Van Wayenburg in de GPD kranten uit juni 1968 Archief: Freewave Nostalgie Zestig Jaar KRO, uit de geschiedenis van een omroep, 1985. Internetsite Stichting de Zonnebloem. Hans Knot, 18 november 2017
  12. Dit keer neem ik U in een tijdsmomentje mee naar de maand juni 1973. In het gebouw van Tweede Kamer in Den Haag werd er eerder dat jaar, op 18 april, een hoorzitting gehouden waarbij tal van bekende Nederlanders hun woordje deden tot behoud van de zeezenders. Dezelfde dag trok er een enorme menigte, vooral jongeren, vanaf het Malieveld door de straten van Den Haag richting de Tweede Kamer om te demonstreren voor het behoud van Radio Veronica en de andere actieve zeezenders. Eerder al was er in 1971 een actie geweest onder het motto: ‘Veronica blijft als U dat wilt’ en al vrij snel na de happening in april 1973 bleek dat er weinig hoop was dat de zeezenders zouden mogen blijven uitzenden zonder dat de medewerkers strafbare feiten konden plegen. Met andere woorden er zat een wijziging van de wetgeving aan te komen. Reden genoeg om actie te ondernemen vonden zowel de directie van Radio Veronica als die van Radio Noordzee. Het was in die tijd voor velen een kwestie vergelijkbaar als die met de Rolling Stones en The Beatles een tiental jaren eerder. Je was voor het ene radiostation en niet voor allebei. Wat betreft de voorkeur voor een radiostation in 1973 viel bij mij de keuze al een paar jaar op Radio Noordzee en haar Engelstalige zusje RNI. Ik vond dat er veel meer leven in de brouwerij zat bij het beluisteren van de programma’s dan bij die van Radio Veronica. Dit kwam voornamelijk omdat de internationale service van RNI totaal live vanaf boord werd uitgezonden en dat een deel van de programma’s van Radio Noordzee ook live werden gepresenteerd door een team dat ook verantwoordelijk was voor de nieuwsvoorziening vanaf het zendschip MEBO II. En het waren niet zo maar jonge kerels die de programma’s van de Nederlandse service presenteerden. Een groot deel van hen had een gedegen opleiding gehad binnen een van de beste scholen op dit gebied destijds, de ziekenomroep Lucas van het gelijknamige ziekenhuis in Amsterdam. Daar hadden ze wel geleerd wat productiewerk was; hoe ze prachtige jingles konden maken en welke presentatiestijl het beste gevolgd kon worden. Bovendien had men een schat aan kennis inzake instrumentale muziek die voor productiedoeleinden kon worden ingezet. Beide voornoemde radiostations zetten zich vervolgens in te komen tot een grote schare luisteraars die zich in de toekomst als lid wilden beschouwen van of de VOS, de latere VOO, dan wel de Stichting RTV Noordzee. Prachtige jingles werden er voor de actie geproduceerd terwijl in de startweek van de actie een lied werd voorgesteld, dat elk uur werd gebruikt in de uitzendingen van de Nederlandstalige service. Het was het nummer ‘Geef Ons Een Kans’ - Radio Noordzee Koor met Peter Holland als lead-vocalist (Elf Provinciën). Op de b-kant van de single waren jingles van Radio Noordzee terug te vinden. Op 22 juni werd de actie vanaf de Noordzee met live programma’s begeleid en vier dagen later werd het duidelijk dat de wet tegen de zeezenders er zeker zou komen daar de leden van de Tweede Kamer hadden besloten dat het Verdrag van Straatsburg zou worden ondertekend. Aangezien Jacob Kokje en ikzelf eerder dat jaar, in de maand mei, de RNI dubbellp, die deels in samenwerking met medewerkers van RNI was geproduceerd, ten doop hadden gehouden, lagen er al de nodige contacten ten burele van John de Mol sr. Vrij snel werd duidelijk dat men een ledenwerfactie wenste op te zetten onder het motto ‘Radio Noordzee Hou em in de lucht’. Men wilde dit gaan doen met inzet van particulieren als ook een eigen promotieteam en winkeliers. Jacob kwam met het idee via de telefoon om gezamenlijk ook mee te gaan doen aan deze werving. En zo kregen we de beschikking over een heus pakket aan promotiemateriaal bestaande uit posters, de welbekende ‘Hou em in de lucht’ stickers en inschrijflijsten voor mensen die zich bereid voelden zich in te schrijven als lid voor de periode 1973/1974 van de Stichting RTV Noordzee, die als postbusadres 338 in Bussum had. In een begeleidende brief was instructie te vinden evenals dat werd aangegeven in hoeverre de administratie diende te worden bijgehouden als ook hoe de ingehaalde gelden dienden te worden overgemaakt naar de Stichting RTV Noordzee. Als ik me zo herinner na vele decennia zijn we destijds ondermeer 2 discotheken in het Groninger Winschoten in geweest. Het was de discotheek van Royal York en die met de mooie naam Just Fancy. De laatste was vernoemd naar een van de grote hits van de formatie The Ro-d-ys, die uit Oude Pekela in de directe omgeving van Winschoten, afkomstig was. Een van de voormalige leden van de groep had die discotheek opgericht. In die discotheken en later in Groningen hebben we een ontelbare hoeveelheid stickers uitgedeeld, maar zover ik kan herinneren hebben we geen lijsten bijgehouden, noch gelden geïnd. Het was de snelste manier om zoveel mogelijk mensen de mogelijkheid tot lidmaatschap onder aandacht te brengen. En wees eerlijk inschrijven in een swingende discotheek lijkt niet verstandig. De actie van het promotieteam van Radio Noordzee, ondersteund door het programmateam van het station en vele vrijwilligers, had echter niet het resultaat dat men verwacht had. Niet meer dan 35.000 Nederlanders hadden zich als lid aangemeld waardoor het indienen van een licentieaanvraag er niet werd gedaan en er na 31 augustus 1974, toen de allerlaatste uitzending van Radio Noordzee werd uitgezonden via ondermeer de 220 meter middengolf, geen sprake meer was van ‘Hou em in de lucht’. En de stickers en posters die over waren kregen een plek op de slaapkamer muur. Hans Knot, 11 november 2017
  13. Recentelijk kreeg ik een vraag voorgelegd van een lezer inzake Dick Harris, wat ertoe leidde dat ik niet alleen het antwoord kon geven middels een duik te nemen in mijn archief maar ook om eens een nostalgische terugblik op deze vooral bekende televisieregisseur, uit de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw, te schrijven. Als je de gegevens op Wikipedia, waaraan iedereen kan meewerken, opzoekt dan lees je dat Dick Harris in 1927 in Den Haag is geboren en zijn artiestenleven een aanvang nam als goochelaar en jongleur, vervolgens muzikaal begeleider werd en uiteindelijk televisieregisseur, die zowel in ons land als het buitenland actief was. Zo is hij jarenlang persoonlijk adviseur en regisseur van Rudi Carell geweest. Wat vooral niet mag ontbreken is het vermelden dat hij de regisseur was van het programma van Rudi Carell uit 1964, waarmee een ‘Zilveren Roos van Montreux’ werd gewonnen. Carell was in deze show een soort van Robinson Crusoë waarbij de chimpansee ‘Vrijdag’ een rol van belang speelde, evenals een zeemeermin in de persoon van de toen beroemde zangeres Esther Ofarim. Ik heb me wel eens afgevraagd waarom sommige artiesten en mensen uit deze artistieke wereld zich anders willen voordien als ze zijn en/of waarom ze door anderen anders worden voorgespiegeld aan de medemens. In dit geval doel ik op het gegeven dat Dick Harris in Den Haag zou zijn geboren. In mijn archief vond ik aantekeningen terug uit een artikel dat ooit in de maand mei 1968 werd gepubliceerd in de kranten van de GPD, de Gemeenschappelijke Persdienst. Het artikel had betrekking op het gegeven dat Dick Harris net veertig was geworden. Rudi Carell en Dick Harris (Foto VARA archief) Volgens voornoemd artikel was hij al 23 jaar binnen de showbusiness actief en had hij op 17-jarige leeftijd zijn naam laten veranderen in Dick Harris. In werkelijkheid heette hij Dickie Hemmes en was hij geboren in Groningen. Het bleek dat zijn succes met ‘het Gouden Roos programma’ hem dermate veel positieve pluimen en reacties had opgeleverd dat in mei 1968 al werd gesproken over een eventueel internationaal succes als regisseur. Harris, die we al tegenkwamen als regisseur bij de activiteiten van RTV Noordzee, dat vanaf het REM-eiland in 1964 haar programma’s uitstraalde, vertelde in het interview waarom hij van naam was veranderd: “Ik heb in Duitsland gewerkt, veel in België, Italië en Scandinavië. Vandaar ook dat ik voor ‘Harris’ heb gekozen. Kijk, ‘Hemmes’ klinkt voor het buitenland te moeilijk. ‘Harris’ is veel meer internationaal. Ik heb die naam gepakt en hem maar gehouden ook.” Behalve de optredens in het binnen- en buitenlandse amusementsgebeuren waren er voor Dick Harris in de eind jaren vijftig van de vorige eeuw vrij spoedig engagementen bij de Nederlandse radio. Zo praatte hij diverse programma’s aan elkaar en was tevens in diverse programma’s voor kleuters te horen, terwijl ook lichte muziekprogramma’s op de Hilversumse radio zijn stem toebehoorden en wel via de VARA. Dick Harris en televisie werd het pas in 1961. De NTS begon met de eerste regisseurscursus. Harris werd door zijn werkgever naar deze eerste cursus gestuurd en de ontwikkeling ging zeer voorspoedig en Dick bleef drie jaren bij de VARA aan de slag. Vijfendertig programma’s waren in die periode uitgezonden onder zijn eindregie, waaronder 17 shows met Rudi Carrell. De naam van Dick Harris ging na de winst in Montreux de internationale pers in en bleef hangen bij de belangrijke mensen uit het vak. Harris stelde in mei 1968 echter (voorlopig) in Nederland te blijven en stelde zelf: ‘’Ik pionier graag. Vlak na die Zilveren Roos in Montreux werd in 1964 de REM opgericht. Ik dacht: dat is iets voor mij. Helpen opbouwen van een nieuw station en tevens een beetje pionieren, zoals ik altijd graag doe.” Dick Harris was practisch vanaf het begin van RTV Noordzee betrokken en zei daarover in 1968: “Enfin, je weet hoe het allemaal gelopen is. Ik ben bij de REM gebleven, van de oprichting tot de liquidatie." Niet veel later na het verdwijnen van RTV Noordzee, in december 1964, werd het vooral Duitsland als het ging om de werkzaamheden van Dick Harris. Men had de prestatie van het winnen van de Zilveren Roos niet vergeten en dus werden De Rudi Carrellshows er gretig afgenomen. De directie van de Duitse televisie had er echter bij bedongen dat Dick Harris de shows zou komen regisseren. Een kleine jaar lang bleef Dick Harris vervolgens in Duitsland hangen. In die tijd begon hij — naar eigen zeggen – pas zo’n beetje te begrijpen hoe het televisiewerk echt werkte. Maar hij bleef er niet lang hangen. De reden van zijn terugkeer naar Nederland had alles te maken met de start van een nieuwe omroep, de TROS, die was voortgekomen uit het RTV Noordzee project. Dick Harris daarover in 1968: “Ik dacht dan gaan we maar weer eens fijn pionieren bij de TROS. Maar niets is minder waar want de TROS draait gewoon mee, net als de andere omroepen. Er zijn echter alleen wat minder regisseurs. Hier moet ik zo ongeveer op alle terreinen wat doen. Krankzinnig, maar het is niet anders". Hoewel men in Hilversum regelmatig beweerde dat Harris op dat moment de enige TROS-regisseur was, die er echt iets professioneels van maakte, bleek de TROS-periode voor Harris toch niet zó geslaagd en leek hij in 1968 onzeker over zijn toekomst. “Ik weet nog niet wat ik ga doen. Per 1 augustus loopt mijn contract daar af. Misschien blijf ik — als ze me tenminste een nieuw contract willen aanbieden. - Aan de andere kant wil ik wel graag terug naar Duitsland. Ik heb een aanbieding uit Stuttgart maar ik weet nog helemaal niet voor welk soort programma's. Ik wil beslist graag terug naar Duitsland gaan. Duitsland en Nederland zijn op televisiegebied in geen velden of wegen met elkaar te vergelijken. Dat zou net zoiets zijn als Shakespeare tegenover de inhoud van ‘dé Lach’ te stellen. Ze hebben er meer geld, meer ruimte, meer mensen en meer tijd en dat alles is te brengen ónder de grote noemer: meer geld.” Over de televisie in Nederland stelde Dick Harris destijds dat het een heel vervelend iets was geworden: “Men is hier volkomen verstrikt geraakt in een enorme papierwinkel. Als je nagaat dat er bij de NTS zo’n 1700 mensen werken van wie er 1400 op het kantoor zitten. Dat slaat toch nergens op. Dat wil zeggen dat 300 man het programmawerk dienen te doen. Het komt hier voor dat een regisseur in vier weken tijd voor vijf programma’s dient te zorgen. Waanzin.” In Duitsland maakte hij er één programma per maand, maar dan ook goed. Andermaal Harris: “We hebben hier in Nederland genoeg capabele mensen. Ze werken hard, te hard omdat ze wel moeten. Snel kunnen werken als het nodig is heeft natuurlijk voordelen. Maar geef mij dan Duitsland maar.” Jarenlang bleef hij er fantastische programma’s produceren maar belastingproblemen in het land zorgde ervoor dat Harris vluchtte naar de Filipijnen. In 2010 kwam Dickie Hemmes in Den Haag, dat dan wel weer, te overlijden. Hans Knot, 28 oktober 2017
  14. Eind september 2017 werd het 50-jarig bestaan van BBC Radio One en BBC Radio Two uitgebreid gevierd middels tal van programma’s waarin niet alleen de prominenten voorbij kwamen maar ook de kleinere namen. Op BBC Radio 2 was op zowel 26 als 27 september een programma in twee delen te beluisteren waarin Johnny Walker de presentator was. Alle andere stemmen waren volgens mij voor even veel belangrijker, namelijk die van rond de 15 luisteraars die hun al dan niet ongezouten mening gaven over de programmamakers en de muziek die in de loop der jaren is gemaakt op BBC Radio Two. Als je 50 jaar radio beschouwt dien je daar zeker de tijd voor te nemen en dat had het productieteam achter dit programma zeker gedaan want vele mooie zinsnedes kwamen voorbij in de twee uren. Ik heb zeer geinspireerd naar tal van opmerkingen geluisterd waarbij allerlei – vooral muzikale – herinneringen naar boven kwamen. De voornamen van de stemmen die aan het woord kwamen werden op het einde van het eerste uur genoemd en de personen die waren geinterviewd kwamen uit alle delen van Groot Brittannië. Een stem herkende ik vrijwel direct bij het aanhoren van zijn verhaal omdat hij recentelijk nog Bob Lawrence had geïnterviewd voor het radiostation waarvoor hij werkt. Hij werd afgekondigd als Robert en we kennen hem als Robbie Owen van ondermeer The Voice of Peace. In het programma, het kon niet uitblijven, werd veelvuldig de naam van John Peel genoemd die eerst via Radio London in 1967 naam had gemaakt met de presentatie van The Perfumed Garden, een programma met afwijkende muziek als het aan veel luisteraars lag. Maar blij was ook een grote schare luisteraars die het gedurfde traject van Peel op de 266 meter zeer bewonderde. Nadat de BBC Radio One en Radio Two in september 1967 had geïntroduceerd en er een einde was gekomen aan de BBC Light Program stapten vele voormalige zeezenderdeejays de voordeur in van Bush House. Het betrof het hoofdgebouw van de BBC, en natuurlijk was John Peel ook van de partij, die ondermeer de progressieve muziek naar de luisteraars op de 247 meter, de toenmalige AM frequentie van Radio One, zou gaan brengen. David Christian (foto archief Freewave Nostalgie 12013) Het was tegen het einde van de jaren zestig van de vorige eeuw dat steeds meer radiostations het aandurfden gedeeltelijk af te wijken van het veel geliefde Top 40 format en zich gedurende enkele uren per week te richten op het meer progressievere werk uit de muziekwereld. De strijd die er tussen de diverse stations op die manier ontstond laaide steeds meer op in het daarop volgende jaar. Het was dezelfde BBC Radio One dat tegen het einde van 1970 iedere avond tussen 6 en 7 uur een programma bracht met de voor die tijd beste live groepen, zoals Uriah Heep, Emerson Lake and Palmer en The Wallace Collection. Vooral de laatste formatie was zeer opmerkelijk aangezien het om een Belgische groep ging. Op de zaterdagmiddag was er het programma Top Gear met als presentator John Peel, die toen al lange tijd beschouwd werd als de beste pleiter van de progressieve muziek. Op Radio London bracht hij veel muziek van vooral de West Coast van Amerika, waar hijzelf geruime tijd had gewoond. Bij herhaling noemde hij in zijn Perfumed Garden destijds dat een deel van zijn LP collectie nog niet gearriveerd was uit de Verenigde Staten maar dat, wanneer dat deel in Engeland zou zijn gearriveerd, het zeker snel een weg zou vinden naar de Galaxy, het zendschip vanwaar Radio London haar programma’s de ether in stuurde. Ook was hij op de zondagen te beluisteren via een programma met een speciale titel: ‘Sunday repeated on Wednesday’, Het was een programma dat er ook live uitging en dus een groot deel van de artiesten ook live optrad zoals Deep Purple, Humble Pie, Bloodwyn Pig en de formatie Yes. Maar de bewonderaars van progressieve muziek werden nog veel meer verwend en konden bijvoorbeeld afstemmen op de uitzendingen van Radio Geronimo. In de programmering van ’s avonds 11 tot ’s nachts 3 uur was het tijd om gehele LP’s met progressieve muziek uit te zenden. Het was een station dat in korte tijd enorm veel publiciteit kreeg en waarvan een aantal medewerkers een paar jaar later aan de wieg zou staan van Radio Seagull, destijds uitzendend vanaf de MV Mi Amigo van de Carolineorganisatie. Hier vind je de nodige informatie: http://www.radiogeronimo.co.uk/mmediareports.htm Het station was te beluisteren via de 205 meter en de krachtige zender van Radio Monte Carlo, waar men zendtijd had gehuurd. Men wilde op geen enkele manier een commercieel radiostation zijn en weigerde dus elke vorm van reclame in de programma’s. In plaats daarvan runde men een postorderbedrijf voor de verkoop van ondermeer posters en LP’s om het station in leven te kunnen houden. En natuurlijk dient een programma van Radio Luxembourg, uitzendend op de 208 meter, te worden genoemd. In nachtelijke uren was ‘Dimensions’ te beluisteren, dat door de Canadese deejay David ‘Kid’ Jensen werd gepresenteerd. Jensen kreeg in die tijd veel platen via relaties uit de VS toegestuurd en volgens zijn fanatieke volgers had hij zondermeer het beste programma. Anderen hadden toch wel problemen met de hoeveelheid aan fading die in de programmaontvangst van Radio Luxembourg zat. Dave Jensen was trouwens wel degene die als eerste het aandurfde uitgebreid aandacht te besteden aan een soloplaat van Neil Young met als titel ‘After the goldrush’. Hij was daarmee zo vroeg op de radio dat het nog drie weken zou duren alvorens de LP van Young in Engeland zou worden uitgebracht. Veronica had haar ‘Pearls before Swine’ momenten maar was slechts in de avonduren in een klein deel van Nederland te beluisteren. Ik was op de hoogte van het programma maar doordat ik in Groningen woon(de) was het nooit te beluisteren in de late uren van een dag. En dan was er nog een radiomaker in AVRO land die we niet mogen vergeten te noemen, namelijk Ad Visser. Hij had een progressief radioprogramma in de avonduren dat op 15 mei 1968 haar eerste uitzending had via het toenmalige Hilversum 3, dat door velen als nationaal popstation werd gezien. Maar tevens was er een groep mensen die men niet tot de luisterschare kon rekenen aangezien die Hilversum 3 zagen als het alternatief tegenover de zeezenders. Derhalve weigerden ze af te stemmen op het vergruisde popstation, dat eigenlijk als zodanig niet mocht worden genoemd. Het programma van Ad Visser heette ‘Super Clean Dream Machine’ en hield het vol tot de laatste uitzending op 29 september 1980. En bij Ad kon je dan ook terecht voor de meer progressievere muziek uit de laat jaren zestig zoals Country Joe and the Fish, the Jimi Hendrix Experience, het LP werk van The Byrds, the Fugs, Circus Maximus en veel meer. Er zijn luisteraars naar het programma van destijds van Ad Visser die nog steeds proberen te achterhalen welke muziek er werd gedraaid in vele programma’s. De reden is dat Ad Visser de gewoonte had vaak helemaal niets te vertellen over de gedraaide muziek. Kijk maar eens naar deze site: http://www.scdm.nl/laatste-nieuws Concluderend kan ik wel stellen dat het programma van Dave Christian, ondanks de late uitzenduren, op Radio Luxembourg mij het beste beviel en ik daar dan ook nog de nodige opnamen van heb bewaard. John Peel ben ik destijds niet zo blijven volgen hoewel dat vanaf de begin jaren negentig weer naar het positief beluisteren omsloeg. Gevolg was dan ook, nadat ik in de jaren zestig en begin jaren zeventig intensief single koper was, mede door mijn werk binnen de ziekenomroepen, ik vanaf de beginjaren zeventig me intensief heb gericht op het beluisteren en aanschaffen van het betere LP werk. En nog steeds, ondanks alle streaming mogelijkheden, heeft muziek vanaf een LP of CD nog steeds mijn absolute voorkeur. Hans Knot, 21 oktober 2017
  15. Niet lang geleden was kleindochter Femke bij Opa een paar uur op bezoek en maakten we gezellig muziek en kwam opeens ook de muziek van ‘heel vroeger’ in de cd-speler. Het betrof de dubbel cd met de liedjes uit de televisieserie ‘Ja zuster, nee zuster’ dat in de tweede helft van de jaren zestig van de vorige eeuw miljoenen kijkers aan de beeldbuis deed kleven. Het was in de tijd dat zwart-wit televisie nog ver boven kleurentelevisie stond als het ging op het aantal uren aan uitzendingen. Bovendien hadden we toen in Nederland slechts de keuze uit het programma-aanbod van Nederland 1 en Nederland 2. Uiteraard was Femke zeer nieuwsgierig wat voor spannende avonturen er dan werden beleefd in de serie en zo vertelde ik over zuster Clivia, de boze buurman, de opa en anderen die in de diverse verhalen voorkwamen. Een herinnering die mij bij stond was de de oude opa, gespeeld door Leen Jongewaard, eens werd beschuldigd van het loslaten van een leeuw toen men het circusterrein van Circus Boltini bezocht, maar uiteindelijk vrij uit ging omdat iemand anders de leeuw had doen ontsnappen. Verwend als de hedendaagse jeugd is met het kunnen terugzien van tal van televisieprogramma’s of het aanbod via forums als You Tube, was er natuurlijk de vraag of ze het ook mocht kijken. Helaas diende ik haar te vertellen dat er slechts korte fragmenten van de serie bewaard zijn gebleven omdat er vroeger een veel andere manier van opnemen en registratie was dat in de snelle wereld van internet en geavanceerde telefoons, waarmee je filmpjes kan maken. Dientengevolge was het vroeger ook allemaal veel en veel duurder en dienden Ampexbanden, waarop een aflevering was vastgelegd, na een tijd weer hergebruikt te worden voor de registratie van weer een ander programma. Voor de hedendaagse jeugd niet uit te leggen en te begrijpen. Op 18 mei 1968 werd de negentiende aflevering in de serie ‘Ja zuster, nee zuster’ uitgezonden en werden er bijna 7 miljoen kijkers geregistreerd. Het was de laatste aflevering dat televisieseizoen, dat altijd tegen de zomer destijds afliep en na de zomer zou het programma nog een keer terugkeren op het scherm om daarna geschiedenis te zijn, waar trouwens bijna 50 jaar later nog vaak over wordt verhaald. De opnamen van een fijne televisieserie, die op haar hoogtepunt stopte, zijn dan wel grotendeels gewist maar gelukkig bewaarde ik destijds de nodige aantekeningen en knipsels. Zo stelde regisseur Henk Barnard in een interview dat hij het jammer vond dat de stekker eruit ging want hij had nog best een jaartje willen doorgaan met de heerlijke teksten van Annie M.G. Schmidt en het gezelschap, waarmee hij de de daaraan voorafgaande twee jaren zo fijn mee had samengewerkt. Barnard destijds: “Het vormt een te grote belasting van Annie en trouwens, voor ons allemaal." Henk Barnard werkte destijds al 13 jaar bij de VARA-televisie. Aanvankelijk was hij floormanager, later werkte hij als regisseur van vrouwen- en kinderprogramma's en soms werd hij ingezet bij de productie van culturele programma's. Barnard was het ook die aanvankelijk Pipo de Clown op de beeldbuis bracht, een zeer succesvol kinderprogramma in de jaren zestig. “Ik wist dat Annie Schmidt al jaren geleden een dergelijke serie wilde schrijven. Ik heb het bijzonder fijn gevonden toen zij eindelijk door de VARA werd uitgenodigd. En wij hebben geluk gehad met de samenstelling van de cast. Succes kun je nooit tevoren voorspellen. Het is wel een succes geworden, dat wel. De kijkdichtheid is gemiddeld 75 procent geweest en vele avonduitzendingen halen dat niet en Annie heeft dus een enorme prestatie geleverd. Niet alleen door twintigmaal een goede tekst te leveren, maar ze schreef ook nog zestig liedjes, waarvan er minstens 4 de hitparade hebben gehaald." Het team van ‘Ja zuster, nee zuster’ was destijds terecht een beetje trots op die grote kijkdichtheid en de grote waardering. Tien jaar eerder, toen Annie M.G. Schmidt de serie van Pension Hommeles schreef, had zij eveneens succes maar in die tijd werden er nog maar weinig tot geen buitenlandse televisieseries aangekocht. In de tweede helft van de jaren zestig werd het publiek geconfronteerd met de beste serie-produkties die aan de markt waren en die werden gemaakt in landen waar de televisie destijds niet zo’n stiefkindje was als in Nederland. Dat ‘Ja zuster, nee zuster’ naast de concurrentie een dergelijk goed figuur sloeg was een extra compliment waard. Regisseur Barnard wilde destijds niet klagen, maar gaf wel toe dat voor een televisie-serie in bijvoorbeeld Duitsland een grote staf gereedstond, en dat hij het, behalve met de technici en de acteurs, maar diende te doen met een staf van twee mensen. 6,5 tot 7 miljoen kijkers voor ‘Ja zuster, nee zuster’ per uitzending. betekende dat er altijd wel een groot aantal naar de pen greep om hun oordeel te geven. Volgens de regisseur bevatte de stapel brieven na iedere uitzending vrijwel zonder uitzondering waardering. Een enkele maal viel er iemand over een plat woord, dat zou zijn gebruikt, iets waar men een halve eeuw later niet meer over valt, laat staan dat het opvalt. Henk Barnard: “Annie Schmidt schreef de werkelijkheid en sommige mensen willen die niet zien. Sommige buitenlandse produkties zijn zo gepolijst en gestileerd dat ze te ver van de werkelijkheid afstaan. Dan herkennen de mensen zich niet meer in de situaties op het scherm. Dat deugt volgens mij ook niet. Overigens vind ik dat men niet alle verantwoordelijkheid in onze schoenen mag schuiven. Als iemand schrijft dat hij niet wil hebben dat zijn dochtertje van vijf jaar bepaalde woorden hoort, dient hij gewoon de knop om te draaien. Wij hebben zeker een bepaalde verantwoordelijkheid, maar deze ligt toch in de eerste plaats bij het gezin." Barnard eindigde door te stellen dat aan ‘Ja zuster, nee zuster’ hij de prettigste herinneringen zou bewaren. Bovendien zouden volgens hem Zuster Clivia en Opa nog lang in de herinnering van de kijkers voortleven." En kijk, bijna 50 jaar later is er ruimte voor een historische column over het destijds zo populaire familieprogramma. Menno Dekker was als beginnend fotograaf aanwezig tijdens een van de vele liefdadigheidsuitzendingen die op de Nederlandse televisie werden uitgezonden en maakte de mooie serie foto’s die bij deze column is afgedrukt. Het was de zogenaamde ´Emmeractie´, waarvoor de opbrengst bestemd was voor het gehandicapte kind en welke actie plaatsvond op 9 mei 1969 in theater Carré in Amsterdam. Hans Knot, 14 oktober 2017
  16. Recentelijk werd ik weer eens geconfronteerd met een aantal vragen inzake het allereerste commerciële televisieproject dat Nederland kende. Het ging om uitzendingen vanaf het REM-eiland, voor de kust van Noordwijk, in de periode augustus tot ruim half december 1964. Een vrij korte periode maar als ik zo in mijn archief duik is dit het station dat procentueel gerekend de meeste aandacht van alle stations vanaf internationale wateren heeft gehad. Op zoek naar antwoorden op vragen, die ik kreeg voorgeschoteld, kwam er ook een groot aantal namen van betrokken personen voorbij, waarvan één even iets meer aandacht trok dan anderen. In gedachten zag ik de zwart/wit opnamen terug van de opening van REM TV. Het was niet alleen een film, waarin werd vertoond hoe het REM-eiland was gebouwd, maar ook een korte introductie van de toekomstige programma’s die zouden worden vertoond. De introductie geschiedde door twee omroepsters, die de nodige informatie verstrekten. Denk niet dat zij op het REM-eiland aanwezig waren, nee de opname was in Amsterdam vooraf op film vastgelegd en werd via gigantische projectoren afgedraaid. De namen waren trouwens Hetty Bennink en Marianne Bierenbroodspot. Samen met collega’s zou Hetty Bennink regelmatig terugkeren op REM-TV, dat je beperkt kon ontvangen via speciale ontvangstantennes. Bepaalde lieden gingen zodanig experimenteerden met het verbuigen van kleerhangers, dat ontvangst ook op die manier mogelijk werd in een klein deel van West- Nederland. Een collega, Sonja van Proosdij, ging na het uit de ether halen van het radio- en televisiestation - volgens de overheid een illegale project - werken voor de AVRO en zo zocht een ieder zijn of haar weg. Bij de TROS, dat ontstaan was als legale publieke omroep, waren ze maar wat blij dat men bepaalde programma’s, die succesvol waren bij de REM, konden voortzetten binnen hun eerst beperkte zendtijd als omroep. En Hetty Bennink ging mee als omroepster, want men dacht dat de jonge vrouw zeker een succes zou gaan worden als publiekstrekker en mogelijk nieuwe leden. Maar Hetty, die als free-lancer in dienst was van de kleine omroep, werd ook gevraagd om wat promotionele werkzaamheden te verrichten van de in opkomst zijnde politieke Boerenpartij van boer Hendrik Koekoek. De boeren, die veelvuldig in opstand kwamen inzake de in hun ogen onjuiste herverkavelingen, hadden vooral in Drenthe en Overijssel hard toegeslagen en vele potentiële leden gemaakt en dus een plek vergaard in de Tweede Kamer. Hetty werd ook daar free lance in dienst genomen voor promotionele doeleinden. Hetty Bennink (foto Archief Freewave Nostalgie) Maar was iedereen wel blij met de dubbele functie waarvoor ze had gekozen? Ik vond een bericht terug in de krant van 20 mei 1966 waaruit bleek dat men binnen de burelen van de TROS het helemaal niet fijn vond. Men berichtte: ‘Als schalks kijkende Hetty Bennink door de Haagse straten stapte, ging er een schok van herkenning door de menigte. “Kijk, daar gaat ze, de televisieomroepster ", fluisterden waakzame huisvrouwen in die emotionele dagen, toen de REM-zender zijn voorlopig einde definitief tegemoet ging.’ Dat was in december 1964. Anderhalf jaar later, had men ‘het gezicht’ van de REM en toekomstig van de TROS in de steek gelaten. Wat bleek was dat enkele dagen voor het bericht in de krant kwam de heren Vroom en Minderop van de directie van de TROS haar hadden meegedeeld dat zij niet meer terug hoefde te komen. “Wij stellen geen prijs op uw binding met de Boerenpartij", aldus destijds in een brief mr. J. H. Minderop. Hetty Bennink was destijds moeder van driejarige Robbie en was zeer verbolgen over het besluit van de leiding van de TROS. Een dag eerder, op dinsdag, was het haar op het kantoor van TROS-secretaris mr. Minderop aan het Noordeinde verteld. Ze reageerde met: “Ik was vooral pijnlijk getroffen door de agressieve toon waarop hij mij het nieuws meedeelde. Ik moest maar niet meer aan een job als TROS-omroepster denken, want ik had veel te veel te maken met de Boerenpartij. En de TROS wilde zich niet politiek binden vertelde hij mij.” In totaal heeft Hetty Bennink aan twee uitzendingen van de Boerenpartij in het kader van de Politieke Zendtijd op de televisie meegewerkt. De eerste werd even vóór de Provinciale Statenverkiezingen van dat jaar op het scherm gebracht. Hetty: “Ik was door de Boerenpartij en door de heer Koekoek persoonlijk benaderd met de vraag of ik zou willen meedoen aan een politieke uitzending. Ik vond die meneer Koekoek direct een aardige man. Hij wilde ook dat ik lezingen voor de partij ging houden. Hij had me voor allerlei werkzaamheden nodig, zei hij. En och, ik zag er geen kwaad in. Wél was één van mijn eisen, dat ik van tevoren de televisieteksten zou mogen zien. Nou, die handelden over open bestel in radio en televisie. En daar was ik, nog altijd TROS-aanhangster in hart en nieren, steeds een voorstandster van geweest. Ik kon er dus helemaal achter staan.” De tweede keer dat ze voor de Boerenpartij op het televisiescherm was te bewonderen was in de maand mei 1966 op een maandagavond. Met een zeer lieve glimlach en duidelijk articulerend bracht zij nog eens via het televisiescherm in herinnering, dat de Boerenpartij vrijheid in de ether wenste en dat de partij daarom zo gelukkig was met de TROS. Bennink over de uitzendingen destijds: “Voor die eerste uitzending hadden Koekoek en mensen van Atlas-film, waar de programma's werden gemaakt, bij voorbaat toestemming aan het TROS-bestuur gevraagd. Men ging akkoord. Ook met de tekst van deze tweede uitzending ben ik naar de heren geweest. Prof. Vroom, de voorzitter, zei: “O, dat is leuk zeg, dat geeft ons nog de nodige publiciteit ook." Dat was op een donderdag dat we bij de TROS net onze aspirant zendtijd hadden verworven. We hebben toen nog wat aan de tekst veranderd. Die was gemaakt op een moment, dat men nog niet zeker was van die ene uur televisie en drie uur radio, die men kreeg toegewezen.” Hetty Bennink stelde – na het aanhoren van het gegeven dat ze niet meer welkom was bij de TROS - dat ze er al een paar dagen een vermoeden van had dat er iets met haar stond te gebeuren. Na de onheilstijding van mr. Minderop, belde ze hevig gepikeerd prof. Vroom op, die het nog geen 24 uur daarvoor nog zo eens met haar was, maar die vervolgens antwoordde: “Nee, ik sta achter Minderop, ik kan niemand hebben die gelieerd is met een politieke partij." De TROS, voor velen destijds de ijveraarster voor openheid in het bestel, van wie men fluisterde, dat een belangrijk deel van de Boeren Partij-winst op haar rekening diende te worden bij geschreven, nam op onjuiste wijze afscheid van een van haar boegbeelden waaraan in de REM eiland periode veel was te danken. Hans Knot, 7 oktober 2017
  17. In de nostalgische column van deze zaterdag blijf ik even hangen in het mapje met aantekeningen en knipsels uit de maand maart 1968, waarover ik het vorige week ook al had. Wie herinnert zich nog dat je, wilde je met familie, kennissen of vrienden in het buitenland bellen, dat je eerst contact diende te maken met je lokale of regionale telefooncentrale en nog veel eerder alleen met een landelijke centrale in Amsterdam? Er was dan een speciaal telefoonnummer dat je belde voor buitenlandse telefoongesprekken waarbij de dienstdoende telefoniste op jouw verzoek de verbinding tot stand bracht. In gedachten zie ik zo’n hele grote schakelkast voor mijn ogen waarin de dame in kwestie allerlei pluggen insteekt en uiteindelijk een signaal richting het gekozen nummer wordt geopend. Wel, begin maart 1968 werd bekend gemaakt dat er spoedig een einde zou komen aan deze vorm van telefoneren en dat het bellen met het buitenland eenvoudiger zou worden. In ieder geval voor ons Groningers. Er werd namelijk aangekondigd dat begin juni 1968 33.761 telefoonabonnees in de sector Groningen automatisch met het buitenland zouden kunnen gaan bellen. Met de installatie van de benodigde apparatuur was men al begonnen, maar het wachten was nog op bepaalde onderdelen alvorens men inderdaad tot automatisering over kon gaan, zo meldde men vanuit de Reitemakersrijge, waar de telefooncentrale van de P.T.T. voor deze regio was gevestigd. De landen, waarmee vervolgens automatisch getelefoneerd kon worden, waren België, Groot-Brittannië en Noord-lerland, het toenmalige West-Duitsland, Zwitserland en Liechtenstein. De abonnees die van deze nieuwe mogelijkheid destijds konden profiteren waren woonachtig of gevestigd in Groningen, Haren, Hoogkerk, Ruischerbrug, Onderdendam, Westerbroek, Roden, Bedum,Ten Boer, Aduard, Waterhuizen, Zuidlaren, Glimmen, Eelde, Peize en Adorp. Destijds waren dit de netnummers 05900 tot en met 05909. Bij het automatisch telefoneren naar het buitenland kreeg de abonnee met drie nummers te maken: het landnummer, het netnummer en het abonneenummer. Na het draaien van het landnummer, dat te vinden was in de toen nieuwste telefoongids, hoorde de beller weer de normale kiestoon. Ook kreeg men uitleg hoe verder het netnummer en het abonneenummer vervolgens achterelkaar diende te worden gedraaid. Toen helemaal nieuw voor nu gewoon begrijpelijk. Dan was er in het tweede weekend van maart ook het programma Grand Gala Du Disque, waar half Nederland jaarlijks naar uitkeek. In 1968 was het trouwens meer dan opmerkelijk te noemen aangezien in dat jaar dit succesvolle programma voor het eerst in kleur werd uitgezonden, waarover later meer. Nationaal en internationaal werden tal van artiesten beloond voor hun artistieke kwaliteiten met een Edison, die met trots thuis op de schoorsteenmantel kon worden gezet. Jarenlang was het Godfried Bomans die het programma mocht presenteren, maar ook Wim Sonneveld was vaak de opperstalmeester. In 1968 werd hij begeleid door Ina van Faassen, een toen bekende toneelspeelster. Denk wel dat er in die tijd een zeer beperkt aanbod aan televisiekanalen was en dus veel gezamenlijk werd gekeken. Sonneveld en van Faassen brachten die avond ondermeer een sketch waarin ze zich verplaatsen in de belangrijkste gastdame en gastheer van de Nederlandse televisie, namelijk Mies Bouwman en Willem Duys. Denk niet dat Wim Sonneveld de rol van Willem tot zich nam, nee hij was de nieuwe Mies Bouwman en Van Faassen werd Duys. Het was voor die tijd een vermakelijke opvulling van het programma terwijl we het anno 2017 zouden zien als een oudbollige optreden. Leuk werd het helemaal toen Leen Jongewaard het toneel betrad en samen met Sonneveld zich begaf op het pad van de zeer populaire televisieserie ´Ja zuster, nee zuster´ en het lied over de oude opa en ´in een rijtuigje´ ten gehore brachten. De toen 41-jarige jonge echte opa, Willy Alberti, bracht met Sonneveld trouwens een toen spiksplinternieuw duet over Amsterdam. In die tijd werden dergelijke showprogramma´s nog onderbroken voor een pauze. Het was net of je thuis in een schouwburg zat. Tijd voor een bezoek aan het toilet als wel een sigaretje, die uit het vaasje op de salontafel werd gehaald. Moeder zorgde dan voor de verfrissingen. Voor de pauze traden trouwens nog de Vlaamse zanger Will Tura, Ramses Shaffy, de Franse zangeres Barbara, de gitarist Manitas de Plata, de Amerikaanse zangeres Vicky Carr, Boudewijn de Groot en Nancy Wilson op, zowaar een pracht programma. Edisons werden trouwens uitgereikt aan Ramses Shaffy, de Damrakkertjes – een kinderkoor dat met veel succes vaak op de radio was te horen en menig lied tot het vinyl vertrouwde. Ook Boy Edgar en Boudewijn de Groot werden vereerd met een dergelijk beeldje. Boy, eigenlijk George Willem Fred, Edgar was een belangrijke Nederlandse jazzdirigent, pianist en tevens trompettist. Hij was tevens tijdens de Tweede Wereldoorlog een verzetsman die vele Joodse kinderen redde en was na de Oorlog gepromoveerd als arts op een onderzoek naar multiple sclerose. Na zijn overlijden in 1980 werd de Boy Edgarprijs in het leven geroepen en kan beschouwd worden als de meest belangrijke Jazzprijs in Nederland. In de map met herinneringen vond ik een knipsel terug inzake bovenstaand televisieprogramma waarin melding werd gemaakt van de traagheid waarmee het eerste deel van het Grand Gala Du Disque dat jaar gepaard ging. ‘Ondanks de kwinkslagen van Wim Sonneveld en Ina van Faassen verliep het programma tot de pauze uiterst traag. De zaal kwam maar moeilijk tot het nodige applaus.’ Klaarblijkelijk had het natje en het droogje in de pauze goed gedaan want de verslaggever had opeens een andere mening voor zijn lezers: ‘Na de pauze werd het echter een verrukkelijke toestand, wat hoofdzakelijk de verdienste was van The Four Tops, die de hele zaal meesleepten.’ Het was natuurlijk een topattractie voor die tijd dat deze formatie uit de stal van Tamla Motown geruime tijd op het toneel in Amsterdam hun grote successen ten gehore brachten. Edisons werden na de pauze nog uitgereikt aan Cuby and the Blizzards, Jean Ferrat, Willy Alberti, The Four Tops en The Beatles. De Edison voor de Beatles werd in ontvangst genomen door hun impresario Peter Brown. Op de maandag na de uitzending vond ik in het Nieuwsblad van het Noorden nog een kanttekening plaats op de radio- en televisiepagina’s, die ik destijds ook uitknipte. Ondermeer stond er in te lezen: ‘Er is in het verleden meermalen erg geschutterd bij het Grand Gala du Disque en de weerslag daarvan viel dan via de televisie in de huiskamer duidelijk waar te nemen. Dit keer geen spoor daarvan. Alles liep dank zij een strakke, en toch vloeiende, organisatie als een goed geoliede machine met Wim Sonneveld (handig, spits en nooit hatelijk) en Ina van Faassen, (een ideale, snel reagerende partner), als een onnavolgbaar duo. De expressieve Nancy Wilson en de Ofarims waren de hoogtepunten van de avond. Het programma kwam door de kleuren heel anders op je aan dan bij zwart-wit televisie. De kleuren waren in de close ups zondermeer, voortreffelijk. Op bepaalde ogenblikken, ik denk speciaal aan het optreden van Barbara, perfekt. Enkele malen deed zich een zweem van geel in de beelden voor, ook bij onverzadigde instelling van het toestel, wat vermoedelijk zal hebben samengehangen met de belichting.’ Zo hebben we de maand maart 1968 deels ook belicht en ga ik weer op zoek naar een ander onderwerp voor de volgende nostalgische column.
  18. hans knot

    Hans Knot: Vermaak in 1964

    Recentelijk zat ik even bij te komen van het drie wekelijkse beurtje van de voortuin toen ik een aantal mensen zag voorbijkomen dat op hetzelfde stuk woont waar wij ons huis hebben. In totaal staan er 16 woningen waarvan 4 studentenhuisvesting hebben. Ik dacht onder meer wat een verschil met bijvoorbeeld 50 jaar geleden toen je alle mensen op je stoep kende. Je ging veel meer met elkaar om en zelfs kwam je bijelkaar over de vloer. Bij sommigen was er een vaste kaartavond en bij ons was het bijvoorbeeld kindermiddag als de televisie weer eens een kinderprogramma bracht. Men lette ook veel meer op een positieve manier op elkaar. Ook in het bedrijfsleven was de samenhorigheid veel beter en men trok ook in de avonduren veelvuldig als collega´s met elkaar op. Natuurlijk, als al eens eerder door mij gesteld, was er niet de enorme invloed van de televisie want er was weinig keuze en zeker ook beperkte zendtijd. En dus werd er vertier gezocht binnen bijvoorbeeld de o­ntspanningsvereniging of de sportafdeling binnen het bedrijf. Als voorbeeld neem ik dit keer mijn oudste zuster Rika, die werkzaam was bij de Firma J.B. Wolters. Deze uitgeverij was vooral bekend van tientallen schoolboekjes die zowel vanuit Batavia als vanuit Groningen werden uitgegeven. Later zou de uitgeverij fuseren en wereldwijd bekend worden door vele publicaties o­nder de naam Wolters-Noordhoff. Men had een grote drukkerij in de Akkerstraat en de kantoren waren gevestigd in het statige gebouw en tevens het oudste pand van de stad Groningen, in de Oude Boteringestraat. Mijn zus zocht voor de o­ntspanning gezelschap binnen de Flumando’s, een muziek- en zanggezelschap, dat o­ndermeer optrad tijdens de jaarlijkse feestavonden voor personeelsleden en hun familieleden. Rika: ‘Wij traden niet alleen tijdens feestavonden op, maar gingen ook vaak uit zingen naar bejaardentehuizen, justitiële inrichtingen zoals Het Mesdag Asiel, Het Huis van Bewaring in Groningen en de Aaborg in de van Heemskerkstraat, een opvoedingstehuis voor Zeer Moeilijk Opvoedbare Kinderen.” De naam ‘Flumando’s werd destijds afgeleid van enkele van de instrumenten die bespeeld werden namelijk: twee mandolines, twee fluiten, een banjo, een bugel, en een accordeon en drum. Buiten deze muzikale bandleden waren er o­ngeveer tien zangeressen. De reguliere repetities waren eens per week in de Cirkel, een kerkgebouw van de Baptisten, gevestigd aan de Korreweg, hoek Singelweg. De trainingsavonden voor de revues werden gehouden in de recreatiezaal in de Akkerstraat. “Als we begonnen met de repetitie voor de jaarlijkse feestavond van het bedrijf, dan kwamen we in het begin eens per week bij elkaar om te oefenen en enkele weken voor de uitvoering werd dit opgevoerd tot twee keer per week. Deze repetities werden dan tezamen gedaan met de andere o­nderdelen die meededen in de Revue. Er heerste altijd een vreselijke leuke sfeer.Voor de buitenoptredens waren er geen verplichtingen want dezen waren geheel op vrijwillige basis.” Iedereen deed hier ook graag aan mee en er was zeker sprake van sociale samenhorigheid. Rika: “Ik ben zelf in september 1961 bij J.B. Wolters weggegaan om te gaan werken bij Blom en van der AA, de verzekeringsmaatschappij, iedereen bekend van de grote reclame op het dakspant van het Centraal Station in Amsterdam. O­ndanks het feit dat ik niet meer een werknemer was bij de uitgeverij werd ik niet als een vreemde eend in de bijt gezien. Er deden trouwens wel meer buitenleden mee, namelijk familieleden van medewerkers. Bovendien was ik ook nog eens bij sommige optredens soliste dus ze konden mij natuurlijk niet missen.” Op één van de feestavonden was er trouwens een gastoptreden van een toen totaal o­nbekende persoon die een band parodie presentatie deed. Elke Nederlander kent hem al lang: André van Duin. 1964 was het jaar dat de revue ‘Met Telstar naar Showland’ werd opgevoerd en tevens het jaar dat ik me heel bewust herinner dat mijn zus bij nacht en o­ntij aan het repeteren was en tevens de vrolijke noot door huize Knot verspreidde. Telstar, de beroemde communicatiesatelliet, die wereldwijd vaak wordt gezien als de absolute doorbraak van de satelliet als communicatiemiddel voor het overbrengen van beeldsignalen, was de aanleiding tot het samenstellen van het programma dat op twee opeenvolgende vrijdagen, 10 en 17 april, op ‘Cape Akkerstraat’ werd opgevoerd. De teksten, leiding en regie waren in handen van André Bakker. Bijgaand de folder van de Revue. Opgemerkt dient nog te worden dat naast de Revue er na afloop voor de aanwezigen nog gedanst kon worden met het Noorder Ballroom Orkest. En dan was er natuurlijk ook het wekelijkse hoogtepunt van de aflevering van de Bladenmap, ook wel de Lees Portefeuille genoemd. Wij kregen de map speciaal voor de Kapsalon waar de inhoud voor de klanten een mooie afleiding was totdat Kapper Knot weer een volgende klant naar zijn knipstoel leidde. Er zat een grote sortering aan bladen in, waarvan me een groot aantal is bijgebleven en een paar absolute positieve uitschieters waren te melden. Zo waren er naast de Revu (ja zonder de e op het einde), de Panorama (vaak met apentekening op de achterkant) de Vlaamse ‘De Post’ terug te vinden. Maar ook de Romance en de Margriet. Ook werden de kinderen niet vergeten via de Donald Duck en de Vlaamse Robbedoes. Zeker mag niet vergeten worden te melden dat de Katholieke Illustratie en de Wereldkroniek erin zaten. Verstopt werd door mijn vader altijd direct de editie van ‘De Lach’. Misschien een beetje té frivool voor die dagen verdween dit tijdschrift o­nder de zitbank in de salon. Een deurtje erin gaf toegang tot o­ndermeer het oud papier en daar werd ‘De Lach’ verstopt, totdat de wekelijkse gang van Pastoor Schoenmaker naar de salon was geweest. Daarna was het tijdschrift met redelijk schaars geklede dames wel weer openbaar bezit. Mijn favoriet uit de greep aan tijdschrifttitels was zondermeer in die tijd Robbedoes te noemen, mede vanwege het wekelijkse spannende verhaal van Oom Wim, dat over een groot aantal pagina’s was verspreid. Officieel was het een Franse serie o­nder de titel ‘Les Histoires vraises de l’Oncle Paul’. Het werd getekend door de in 1923 in Nantes geboren Jean Graton, die zijn eerste tekening op zijn achtste levensjaar al geplaatst zag in de bekende Le Soir. Toch werd het niet direct na zijn schoolperiode de broodwinning want eerst was hij industrieel tekenaar, bankwerker, werkte voor een persagentschap en was actief als reclametekenaar alvorens in de wereld van het striptekenen terecht te komen. In de periode 1952 debuteerde hij met een serie verhalen die uitkwam o­nder de titel ‘Spannende Verhalen van Oom Wim’. Vrijwel tegelijkertijd kwam een ander verhaal ‘De eerste ronde’ uit in het tijdschrift Kuifje. Dat bracht vermoedelijk niet genoeg brood op de plank want hij tekende en schreef ook een hele serie over de wereld van de sport o­nder de titel ‘Leve de Sport’ en was later ook nog tekenaar voor het tijdschrift Line. Het sterke aan de spannende verhalen van Oom Wim was dat Jean Graton de man liet spreken als een o­nderwijzer, die je nog wijzer maakte dan je al dacht te zijn. Maar meer verhalen, die later erg geliefd werden, waren zijn creatie, waarbij hij trouwens wel meerdere tekenaars naast zich had. Het was o­nmogelijk alles zelf te tekenen en iedere week weer aan de verplichtingen te voldoen. Zo creëerde hij Michael Vaillant, de verhalen over de autocoureur die niet alleen in Robbedoes verschenen maar ook in boekvorm. Hij speelde ook de hoofdrol in enkele korte verhalen voordat in 1959 een eerste album op de markt kwam: ‘De grote uitdaging’ . Deze reeks, waarvan de eerste 30 titels bij Le Lombard verschenen, behoort tot de klassieken van de Frans-Belgische strip. In 1982 richtte Graton zijn eigen uitgeverij op. Inmiddels is ook de uitgave van het tijdschrift Robbedoes al weer geruime tijd geleden tot een einde gekomen. Hans Knot, 16 september 2017
  19. hans knot

    Hans Knot: Amsterdam 700 en 750

    Nostalgisch terugblikken kan herinneringen terugbrengen waarbij je lang niet stil hebt gestaan. In mijn geval worden ze opgeroepen door de vele aantekeningen, die ik in de loop van de afgelopen zes decennia heb gemaakt, knipsels die ik veelvuldig en vooral zorgvuldig heb geknipt en vergaard, maar ook door intensief oude radioprogramma’s te beluisteren. Ze zijn er met duizenden en in minder aantal de televisieprogramma’s waaruit ik herinneringen kan ophalen. En dankzij internet en you tube hebben weer anderen veel plezier om oude fragmenten van televisieprogramma’s terug te zien. De maand februari 1975 is in dit artikel mijn ijkpunt in de eeuwige tocht naar nog meer herinneringen. Was het niet het jaar dat in Amsterdam uitgebreid werd stil gestaan bij het gegeven dat de stad haar 700-jarig bestaan vierde op 25 oktober van dat jaar? Het lijkt als gisteren maar is al weer liefst 42 jaar geleden. Het 700-jarig bestaan van de stad werd gevierd met allerlei initiatieven, waaronder de eerste editie van SAIL, het eerste Kwakoe Festival en het eerste Amsterdam Tournament. De stad kreeg 700 nieuwe bomen en er hing sfeerverlichting aan de bruggen in de binnenstad. In die tijd was ik nog een intense televisiekijker, iets wat ik me niet meer kan voorstellen en al in februari van dat jaar 1975 was het de TROS die aandacht besteedde aan het 700-jarig bestaan van Amsterdam middels een muzikaal programma onder regie van een ras Amsterdammer, Ralph Inbar. Hij besloot ter gelegenheid van het prachtige jubileum de TROS voor te stellen te komen met een muzikaal programma waarin diverse artiesten een ‘rondje Amsterdam’ zouden gaan doen. Uiteraard diende het programma geopend te worden met een dagopener, waarbij werd gekozen voor het prachtige lied ‘Amsterdam ontwaakt’, waarbij Willeke Alberti het voortouw nam. Liesbeth List volgde met ´Kinderen een kwartje’, maar ook Tante Leen, die nog in leven was, mocht niet ontbreken en zong een onvervalste smartlap via ´Amsterdam zonder Pierement´. Iemand die je wel eens tegenkwam, als je op bezoek was in de hoofdstad van ons land, was Ramses Shaffy. Hij was bereid ´Het is stil in Amsterdam´voor zijn rekening te nemen, terwijl Leen Jongewaard eens niet als opa optrad maar ´Het kroegenlied´ ten gehore bracht. Wie anders dan Adele Bloemendaal was geschikt om met een heerlijk Amsterdams accent het lied over ´de rosse buurt´ ten gehore te brengen. Het internationale tintje mocht van Inbar niet ontbreken en hij koos er voor een groep, die destijds aardig aan de weg te timmerde, uit te nodigen het lied ´Let´s go to town´ te zingen. Het ging om de Britse formatie Sailor, die op een toen recente LP ondermeer het lied ´the girls from Amsterdam´ bracht. En ja, dan de presentatie, die was ook al weer in handen van een alom bekende Amsterdamse. In eerste instantie verscheen Sylvia de Leur op het scherm als een Amerikaanse hippie, die in Amsterdam woonde en al een beetje Nederlands kende. Uiteraard had Ralph Inbar ervoor gezorgd dat een van de beste tekstschrijvers uit die tijd werd ingehuurd. Eli Asser, die ooit zijn loopbaan in de reclamewereld begon, maakte er iets heel speciaals van, wat ook gezegd kon worden van het decor. Gelijk aan Amsterdam leek het erop dat de setting op palen was gebouwd. Als altijd bleef Inbar een bescheiden man want in een interview stelde hij: “Zie het als een eenvoudige hommage aan Amsterdam. Een leuk programma met mooie liedjes”. Zoals al gemeld was de officiële datum van het 700-jarig bestaan 27 oktober 1975. Het was toen precies op de dag af zeven eeuwen geleden dat de toen 21-jarige Floris V, Graaf van Holland, aan mensen die te Amstelledamme woonden, een bepaald privilege gaf, waarmee de graaf de inwoners van Amsterdam het recht verleende tolvrij hun eigen goederen te varen in het gebied dat hij als graaf beheerde. Het verhaal gaat dat Floris V de belofte op perkament heeft vastgelegd en het blijkt waarheid te zijn aangezien het is terug te vinden in het gemeentearchief van Amsterdam, waarin het zorgvuldig word bewaard. Het document, zo wordt historisch gesteld, is het eerste document waarin de oude naam van Amsterdam is vastgelegd op papier. Maar de historie van onze hoofstad gaat veel verder terug dan het jaar 1275 want meerdere historici en archeologen stellen dat de historie van Amsterdam terug gaat naar ver voor 1200. Zo waren de eerste bewoners vissers, die hun verdiensten hadden via vangsten op het IJ dat veel breder was dan nu het geval is. Inmiddels zijn er initiatiefnemers al lang bezig met de voorbereiding voor een volgend jubileumfeest, dat in het jaar 2025 dient te gaan plaats vinden: 750 jaar Amsterdam. Naar buiten is men al gekomen met een oproep: ‘Er is iets minder dan tien jaar tijd tot de mijlpaal van 750 jaar Amsterdam en dat geeft ruimte voor mooie initiatieven. We willen bestuurders, bedrijven én bewoners stimuleren hun talent in te zetten bij het vormgeven van de stad in 2025. Daarom maken we onze ideeën zichtbaar in dit project: Amsterdam 750 jaar. We startten dit programma met elf bij Amsterdam betrokken organisaties. In dit project schoven we onze young professionals naar voren: wie kunnen beter bijdragen aan de ontwikkeling van de stad, dan de bestuurders van de toekomst? We stellen ook deelnemersplaatsen beschikbaar voor young professionals van maatschappelijke en culturele organisaties. Wij zijn ervan overtuigd dat de voorgestelde initiatieven een bijdrage kunnen leveren aan verdere sociale, economische, ruimtelijke en culturele ontwikkeling van de stad. Daarom hopen we dat de ideeën een gesprek in de stad uitlokken. Dat ze prikkelen tot meer ideeën én, nog belangrijker: tot actie!’ Acht jaar dus nog te gaan waarbij de jonge generatie dan ook weer acht jaar ouder is en de ideeën die men ontwikkelt in de komende tijd tot realiteit kan brengen. Er is inmiddels een informatiesite opgezet waarop de komende jaren de nodige informatie zal worden gebracht. Geïnteresseerden kunnen deze site het beste bookmarken om met een bepaalde regelmaat aan te klikken voor meer informatie: http://www.amsterdam750jaar.com/ Hans Knot, 22 juli 2017
  20. Al ruim vierenhalve decennia lang schrijf ik over de geschiedenis van de media, met de zeezenders in het bijzonder. Op vele manieren is de geschiedenis te ontsluiten, waarbij ontzettend veel bronnen geraadpleegd kunnen worden. Het openbaar zijn van vele krantenarchieven brengt soms nog verrassingen voor me, zoals recentelijk toen ik een bericht aantrof in de krant van zaterdag 13 november 1965. Op zoek naar verhalen rond de start van het toenmalige Hilversum 3, viel mijn oog op een artikel waarin werd beweerd dat er naast Radio Veronica nog een tweede zendschip op de Noordzee voor de kust van Scheveningen zou worden verankerd, ongeveer een mijl verwijderd van de Norderney van Radio Veronica. De informatie, gegeven in het bericht, kreeg in de daarop volgende weken geen vervolg en kan, zoals zovele berichten in de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw betreffende de zeezenders, geplaatst worden in de categorie ‘duimzuigers’. Er werd namelijk aangekondigd dat, als de plannen van de initiatiefnemers doorgingen, er vanaf de maand december een nieuwe zeezender voor de Nederlandse kust van start zou gaan om lichte muziek de huiskamers in Nederland en België in te sturen. Het initiatief was afkomstig, aldus het bericht, van drie voormalige medewerkers van de Britse zeezender Radio City. Uitzendingen zouden gaan plaats vinden op de middengolf op een frequentie rond de 200 meter. Uiteraard een frequentie veel te dicht bij de 192 meter, die destijds door Radio Veronica werd gebruikt. Programma’s, aldus de initiatiefnemers – die niet bij naam werden genoemd – zouden gaan plaats vinden tussen acht uur in de ochtend en acht uur in de avond. De namen van de betreffende personen wenste men niet openbaar te maken ‘met het oog op de reeds ondervonden en nog te verwachten tegenwerking bij de uitvoering van hun plannen.’ Wel meldde men dat er werd samengewerkt met een aantal Nederlanders, dat vooral werd ingezet om contacten te leggen in de reclamewereld en bij de potentiële adverteerders. Het verhaal in de kranten van de Gemeenschappelijke Persdienst werd helemaal voor sommigen interessant toen men stelde al contacten te hebben gelegd met Jos Brink (toen NCRV) en Herman Stok (toen VARA) om een aanstelling als deejay te krijgen. Ook stelde men contacten te hebben met een aantal personen uit Jazz bands en Beat groepen. Gesuggereerd werd dat op een kleine werf in Londen hard werd gewerkt aan de afbouw en inrichting van het toekomstige zendschip, waarbij men al een ligplaats een mijl verwijderd van de Norderney in gedachten had. Het is bij die gedachte gebleven. In de Telegraaf van die dag werd ook Veronica directeur Bull Verweij een mening gevraagd: “Ik zou het zeer vreemd vinden als men er nu nog mee zal gaan beginnen, vooral nu de regering plannen heeft om tegen de zogenaamde ‘piratenzenders’ te gaan optreden. Maar waren er nog meer bijzondere dingen te melden op de 13de november 1965? Vaste prik in Huize Knot was vroeg, om 7 uur in de ochtend, te luisteren naar de Radio Nieuwsdienst van het ANP en wel via de Draadomroep. Die ochtend was het heel vreemd een zuidelijk accent te horen bij de nieuwslezer van dienst. Na een dikke minuut werd echter het lezen door een vertrouwde stem overgenomen. Wat bleek, de nieuwslezer van dienst had bij uitzondering vertraging opgelopen waardoor de chef van Dienst – Louis Jansen -, een overvalste Limburger, het eerste deel van het bulletin voor zijn rekening nam. Wel werd nog vermeld dat een dergelijke inval in 13 jaar niet was voorgevallen bij de Nieuwsdienst verzorgd door het ANP. Belangrijk nieuws diezelfde 13de november was wel dat Pieter van Vollenhoven, de toenmalige verloofde van prinses Margriet, die ochtend door militaire artsen onvoorwaardelijk was goedgekeurd voor alle diensten binnen de Koninklijke Luchtmacht. Een herkeuring was noodzakelijk geworden door de gecompliceerde beenbreuk, die de heer Van Vollenhoven eerder dat voorjaar tijdens het skiën opliep. Tijdens de herkeuring was komen vast te staan, dat hij geen blijvend letsel aan dit ongeluk had overgehouden. Bij de Koninklijke Luchtmacht stelde men destijds zich op het standpunt, dat geen mededelingen over de toekomstige adspirant-officier Van Vollenhoven werden gedaan voor hij metterdaad deel uit zou gaan maken van de luchtmacht. Over de plaats, waar hij zou opkomen en bij welk onderdeel hij na zijn eerste oefening zou worden ingedeeld, wenste men ook niets te zeggen. Uitgaan op mijn zestiende jaar was er in die tijd nog niet echt bij. Ik volgde wel het een en ander in de krant wat mijn nieuwsgierigheid wel opwekte. Iedere zaterdag stond er een pagina vol met kleine advertenties wat de nieuwsgierigheid nog meer aanwakkerde want er waren in die tijd ongelovelijk veel gelegenheden om uit te gaan, zowel in de stad Groningen als binnen de gelijknamige provincie. Er was een aantal uitgaansgelegenheden dat voorsprong had op de anderen en een groter publiek trok. Dat kon je zien door de artiesten, die men had aangetrokken, met als doel zo’n dansavond nog feestelijker te maken. Maar de stunt van hotelhouder Jan Beijering uit Vlagtwedde op de 14de november 1965 ging niet door. Het optreden van de Tielman Brothers tijdens de dansavond kon niet plaatsvinden omdat twee leden van de band namelijk waren vastgehouden op het politiebureau in Nijmegen. De reden van de aanhouding was omdat ze iemand het ziekenhuis hadden ingeslagen. In de krant was de volgende dag de teleurstelling te lezen: ‘Voor voornoemde dansavond bestond volgens de eigenaar een enorme belangstelling en om ruim zeven uur waren er zondagavond al meer dan 300 personen in de danszaal, die allen hun vier guldentjes hadden neergeteld. Drie leden van de band waren in de loop van de middag al vanuit Heerlen in Vlagtwedde aangekomen en alles stond gereed om te beginnen. Twee leden ontbraken echter nog en dit tweetal moest melden, dat het in Nijmegen betrokken was geweest bij een verkeersongeval. Vandaar enig oponthoud. Die vertraging duurde echter bijzonder lang, want niet alleen was het tweetal betrokken bij een verkeersongeval, maar ook bij een woordenwisseling, die op dit ongeval was gevolgd. En die woordenwisseling werd vervolgens omgezet in vechten. Het tweetal sloeg prompt iemand het ziekenhuis in.’ Reden genoeg voor de politie in Nijmegen om beide leden van de Tielman Brothers een tijdje vast te houden. Vanuit Vlagtwedde heeft eigenaar Beijering nog wel geprobeerd ze vroegtijdig vrij te krijgen maar uiteindelijk ging hij over tot terugbetaling van de entreegelden. Wel stelde hij dat hij een schadevergoeding zou indienen bij de manager van de band. Hans Knot, 15 juli 2017
  21. Vandaag 8 juli duik ik nostalgisch met je naar het jaar dat ik 11 werd. In 1960 viel 8 juli op een vrijdag. Een tot die week voor velen onbekende persoon met als bijnaam ‘Utrechtse Appie’ had eerder die week, op maandag, de voorpagina’s van vele kranten gehaald doordat hij een dag eerder in Amsterdam op de wallen de journalist Bram Brakel had neergeslagen. Waarschijnlijk had deze ‘Appie’ iets tegen publicatie op het gebied van toenmalige bewoners van de wallen, zo kon men lezen. Op 8 juli stond hij alweer in de kranten voornaam op de voorkant en andermaal had hij toegeslagen. Op de donderdagavond was een filmploeg, onder leiding van de Italiaanse filmregisseur Luciano Emmer, aan het filmen op de wallen, wat Appie ook weer niet aanstond. Na eerst vocaal zich te hebben laten horen besloot hij de Italiaan aan te pakken en zonder pardon in het water van de Oude Zijds Achterburgwal te trappen. De opnamen werden direct gestaakt van de productie ‘Meisjes achter het raam’ De dader, de 32-jarige A.G.B., werd wegens poging tot doodslag opgesloten in het naburige politiebureau. Om kwart voor acht in de avond, toen de opnamen waren begonnen, wendde hij zich behoorlijk aangeschoten tot een van de aanwezige technici en kwam de reden van zijn latere daad naar voren. Hij bleek ontzettend boos te zijn over de slechte vergoeding die zijn vrouw ‘Lange Bep’ van de filmmaatschappij zou krijgen omdat de opnamen de uitoefening van haar beroep belemmerden. Zij zou slechts 90 gulden per opnameavond krijgen, terwijl vrouwen, die geen last ondervonden van de filmopnamen, toch een bedrag van 50 gulden hadden uitgekeerd kregen. Vervolgens maakte iemand van de omstanders ‘Appie’ duidelijk dat de technicus niets te maken had met de uitgekeerde vergoedingen en hij dus duidelijk bij Emmer diende te zijn. Hij liep vervolgens op Luciano af en schopte hem onmiddellijk in het groezelige water. Gelukkig waren er genoeg omstanders die hem snel uit het water konden halen. Droge kleren waren ook snel aanwezig maar onbekend is of deze kleding afkomstig was van klandizie van de ‘meisjes achter het raam’. De AVRO publiceerde begin juli 1960 haar jaarverslag over 1959 waarin men onder meer meldde dat men van mening was dat een toename viel te constateren van in een gedeelte van de vaderlandse pers verschenen campagne voor invoering van commerciële televisie en tegen het toenmalige omroepbestel. Dat was de AVRO-leiding opgevallen, naast de in 1959 toegenomen objectieve publiciteit in dag-, week- en maandbladen met betrekking tot de AVRO. In het jaarverslag van de AVRO over 1959 merkte het bestuur van de AVRO ondermeer het volgende op: ‘Het komt ons voor geen toeval te zijn, dat de desbetreffende bladen veelal financieel in de commerciële televisie zijn geïnteresseerd. Indien deze veronderstelling juist is zou dit betekenen, dat een situatie is ontstaan, die niet in overeenstemming is met het goede journalistieke gebruik, dat de redactie zich onafhankelijk moet weten van de commerciële belangen van het bedrijf’. In het jaarverslag sprak het AVRO-bestuur zijn vreugde uit over het feit, dat de overheid ten aanzien van de televisie iets meer armslag naar zendtijd en financiën had gegeven. Desondanks meende het bestuur, dat niet alleen het streven gericht diende te blijven op voortgezette uitbreiding van de zendtijd, maar ook werd de totstandkoming op zo kort mogelijke termijn van een tweede programma belangrijk geacht. Let wel we hebben het over de situatie in 1960! De ervaringen die men met commerciële televisie in andere landen destijds reeds had opgedaan, was voor het AVRO bestuur mede bepalend voor het blijvende afwijkende standpunt inzake eventuele invoering van commerciële televisie in ons land. Hierover meldde men in het jaarverslag: ‘Mocht de overheid besluiten het inlassen van reclame in de televisie toe te staan, dan, zo menen wij, kan zulks alleen op een wezenlijk verantwoorde wijze geschieden, indien een en ander wordt gerealiseerd onder auspiciën van de bestaande omroepverenigingen dan wel de Nederlandse Televisie Stichting’. In het verslag werd tevens meegedeeld dat de AVRO eind 1959 voor het eerst in haar bestaan 400.000 leden telde. De AVRO-bode had een oplage van 440.000 exemplaren. Voorts werd geconstateerd dat de financiële positie in 1959 uitermate gezond bleef. In 1960 was er bij lange na niet altijd sprake van eerlijke berichtgeving in de pers. Het is vergelijkbaar met sommige berichtgevingen in de hedendaagse kranten en andere media betreffende motorclubs. Als één persoon fout is dan wordt de hele motorclub als bende omschreven en wordt men veroordeeld ver voordat een rechter een uitspraak heeft gedaan. Ik kwam het volgende redactionele artikeltje tegen in een krant van 9 januari 1960 over personen die zich destijds bezig hielden met het verzorgen van niet legale vormen van radiotransmissie; in de volksmond vaak ten onrechte zendamateurs genoemd. Deze laatste groepering zo werd en wordt er doorsnee vanuit gegaan, hebben een of meerdere examens gedaan en zijn in het bezit van een officiële licentie. De verslaggeving, die in enkele GPD kranten was terug te vinden, ging wel heel ver: ‘Een ernstige zaak blijven nog steeds de geheime zenders. Daar zit óók een besmettelijk element in. Wat het voor mensen zijn, die clandestiene radio zendamateurs? Helemaal geen lieden met een technische knobbel, maar merendeels werkschuwe, die zich op een of andere manier willen doen gelden. Op aanwijzing van anderen weten ze wat aan knopjes te draaien en met grammofoonplaten opzetten en afnemen is hun voornaamste werk gedaan. Er zijn van die knapen, die er wat ordinaire leut tussen door gooien, waaruit duidelijk blijkt met wat voor soort mensen men te doen heeft. In ieder geval met onverantwoordelijken, want lang genoeg is verspreid, hoeveel gevaar die clandestiene zenders kunnen veroorzaken. Wist U, dat er nog meer dan honderd van die ethermisdadigers in Nederland zijn, en dat er al een kleine 700 opgespoord zijn in de loop der jaren? Wat heeft dit al een geld gekost! Brood voor zichzelf zit er trouwens niet meer in tegenwoordig. Eertijds lieten Jan en Alleman voor zich plaatjes draaien tegen betaling van een gulden, thans zijn de etherpiraten blijkbaar tevreden met dankbetuigingen van even onverantwoordelijke elementen, die blij gemaakt zijn muzikaal omlijst — en hoe — met wat schunnigheden en bedenkelijke opmerkingen aan het adres van wie men op deze wijze eens ‘lekker’ te pakken wilde nemen. Het is verheugend, dat de PTT in het nieuwe jaar nog intensiever gaat opsporen en als dan de rechters in geen enkel opzicht meer genade laten gelden, zal het misschien gelukken dit kwaad op den duur uit de wereld te helpen.’ Niet alleen werd de veger gebruikt om alles op één hoop te vegen maar ook werd op een schandalige in een redactioneel artikel de medemens belachelijk gemaakt. Valt nog mee dat men niet het idee aanleverde om strafkampen voor deze werkschuwen en onverantwoordelijke elementen op te richten. Volgende week een duik in een ander jaar. Hans Knot, 8 juli 2017
  22. hans knot

    1970 25 jarig bestaan RONO

    In de nostalgische terugblik van deze week neem ik je mee naar de maand mei 1970 toen er een feestje gevierd diende te worden aan het Martinikerkhof in Groningen, alwaar destijds de radiostudio’s waren gevestigd van de regionale omroep in het noorden van ons land, de RONO, hetgeen stond voor Regionale Omroep Noord en Oost. Het ontstaan leidde eigenlijk naar 16 mei 1945 want toen verzorgde de O.P.M.C. (Omroep Provinciaal Militair Commissariaat) de eerste regionale uitzending via het radio-distributienet van de PTT in de stad Groningen. Later volgden uitzendingen voor de provincies Groningen, Friesland en Drenthe. Na enkele maanden werd de O.P.M.C. - opgericht om te voorzien in de grote nieuwshonger in een tijd dat de westelijke en zuidelijke actieve radiostations bijna niet of geheel niet konden worden ontvangen, opgeheven. Maar dat betekende geen einde aan deze uitzendingen want de taken werden overgenomen door de RON, de Regionale Omroep Noord, hetgeen later werd uitgebreid met nog een O die werd toegevoegd, omdat ook het oosten van Nederland werd bereikt met haar programma’s. Rond het 25-jarig bestaan in 1970 had de RONO ook aanmerkelijk meer zendtijd en stond zij in het middelpunt van de belangstelling in die gebieden waar men was te ontvangen. Immers was er nog lang geen commerciële radio in ons land, laat staan dat er ruimte was voor lokale radiostations. Men bracht gemiddeld rond de achttien zenduren per week en dat was in 1970 bijna het dubbele van het aantal radiouren dat bijvoorbeeld de TROS en de VPRO ter beschikking hadden. Men durfe op het Martinkerkhof wel enigszins trots te zijn en bracht naar buiten dat de RONO ruwweg half Nederland als verzorgingsgebied had met rond de vier miljoen inwoners: de provincies Groningen, Friesland, Drenthe, Overijssel en geheel Gelderland. De RONO stond vijfentwintig jaar na de eerste regionale radiouitzending in Groningen, model voor de toekomstige regionale omroepen, zoals de toenmalige minister van CRM, mevr. Klompé, die in gedachten had. Dat betekende dat in de eerste plaats regionale omroep onder verantwoordelijkheid viel van de NOS, dit volgens het artikel 47a uit de Omroepwet. Het was weliswaar mogelijk om ook zelf met een regionale omroep te beginnen, maar om een zendmachtiging te verkrijgen volgens artikel 47b, diende men een voor een stad, streek of gewest representatieve culturele instelling te zijn. En of men dit daadwerkelijk was bepaalde weer de minister. Klompé had in haar laatste beschikking destijds trouwens definitief bepaald dat de NOS de verzorging van de regionale radioprogramma's van de RONO op zich diende te nemen. Daartegen bestond nog wel behoorlijk wat tegenstand. Sommigen zouden graag zien, dat men ook buiten de NOS in de gelegenheid gesteld zou worden om regionale programma's te verzorgen. Dit met het argument, dat men dan tot een betere, meer gerichte aanpak zou kunnen komen. Was het echter een groot bezwaar in 1970 te moeten werken onder de vleugels van de NOS werd er door een journalist van het Nieuwsblad van het Noorden destijds gevraagd aan de directeur van de RONO, de heer A. M. van der Veen. Hij was van mening dat het totaal geen probleem was: “Ik ben echt zeer tevreden met de beschikking van de minister. Ik zie namelijk niet in concreto, welke mogelijkheden er voor de RONO zijn, als we volgens artikel 47b zouden moeten werken. Want hoe kom je aan voldoende geld, aan materiaal, noem maar op. Dat allemaal binnen de wet, waarbij je er dan vanuit dient te gaan, dat zo’n omroepinstelling geen winst mag beogen." Van der Veen was bovendien van mening, dat de beschikking van de minister juist bijzonder veel mogelijkheden voor de RONO — of een andere regionale omroep — openliet: “Kijk, in die beschikking staat, dat we zendtijd krijgen toegewezen van 18 tot 20 uur, elke dag. Dat houdt dus in, dat we per dag twee uur bezig kunnen zijn. Maar er staat ook bij, dat het programma van de Regionale Omroep Noord en Oost wordt uitgezonden: a. over de AM-zenders Hoogezand en Hengelo; b. over de FM-zenders die in de provincies Groningen, Friesland, Drenthe, Overijssel en Gelderland worden ontvangen; c. over de derde lijn van de draadomroep in het door deze zenders bestreken gebied. En dat geeft ons heel wat mogelijkheden." In de toekomst kijkend in 1970 was er volgens de directeur van de RONO de mogelijkheid om per provincie iedere avond op hetzelfde tijdstip een eigen regionaal programma te maken gericht op de inwoners van de betreffende provincie. Zo waren er plannen om de zender Markelo, die begin 1970 nog hetzelfde programma als de zender opgesteld in Hoogezand uitstraalde, los te koppelen. Al eerder had men binnen de RONO besloten drie keer per week de zender Irnsum van het totaal programma los te koppelen om via die zender een speciaal programma gericht op de Friese luisteraars uit te stralen. Stap voor stap ging men verder door niet alleen een totaal regionaal programma te verzorgen maar ook voor de regio’s Friesland en de regio Oost, ofwel Overijssel en Gelderland. Uiteindelijk zouden diverse ontkoppelingen leidden tot een Gronings, Drents, Fries en Overijssels-Gelders programma. Wel betekende het dat er meer dan 2 uren aan productie per dag dienden te worden gemaakt. Pas jaren later zou deze regionale omroep worden opgesplitst in regionale radio (en later televisie) stations gericht per provincie waarbij de naam RONO verviel en in Groningen niet gekozen werd voor de naam Radio Groningen maar Radio (RTV) Noord. Op 19 oktober 1977 was het zover dat er aan het eerder gememoreerde Martinikerkhof andermaal een feestje kon worden gevierd met de start van Radio Noord in de nieuw ingerichte studios. Bron Nieuwsblad van het Noorden 1970 Knot, Hans (2012) Klein, maar robuust. Ing. Paul. M. Snoek. Een werkend leven lang voor de radio. Stichting Media Communicatie, Amstelveen. Foto’s: collectie Paul Snoek Hans Knot, 24 juni 2017
  23. Komende 14de augustus 2017 is het exact 50 jaar geleden, dat er een (gedwongen) einde kwam aan het bestaan van de Engelstalige zeezender Radio London. Eén van de radiomakers van het station werd later heel bekend. John Peel werd als John Robert Parker Ravenscroft geboren op 30 augustus 1939, in Heswall, Cheshire, en hij werd opgeleid op de lagere openbare school in Shrewsbury en deed zijn dienstplicht in de Royal Artillery. Daarna werkte hij bij Townhead Molen in Rochdale, Lancashire, voordat hij naar Amerika verhuisde. Zijn eerste baan in de VS was bij de Dallas Cotton Exchange, maar zijn liefde voor de blues bracht hem tot het maken van een gastoptreden op een lokaal radiostation, WRR. Toen de Beatles succes kregen in Amerika kwam ook het succes voor John Peel, want hij was niet alleen Engelsman, maar hanteerde een typisch accent dat in Liverpool, waar ook the Beatles vandaan kwamen, werd gebruikt. Hij werd eerst door KLIF in Dallas ingehuurd als Beatles expert en kreeg vervolgens een volledige job bij KOMA in Oklahoma City, waarna KMEN in San Bernardino zijn derde werkgever werd. Hij huwde er maar zag vrij snel de vergissing van dit besluit in en besloot snel naar Engeland terug te keren. In de VS had hij al gelezen over het succes van de zeezenders en via een buurman van zijn moeder kwam hij in contact met Radio London. Op basis van zijn ervaring op de Amerikaanse radio, werd John onmiddellijk een baan aangeboden en vanaf maart 1967 werkte hij op het zendschip Galaxy Zoals gebruikelijk kreeg de nieuwste deejay altijd twee programma’s. Overdag invallen voor de deejay die op verlof was, en de uren tussen middernacht en 2 uur. Tijdens het werken in Amerika had John, die op Radio London de naam John Peel aannam, zeer bewust de "underground" muziek gevolgd. Het was het hippie tijdperk en tientallen nieuwe groepen waren in opkomst. John besloot om het beste van deze nieuwe muziek in te passen in zijn ‘late night-programma’ met de naam Perfumed Garden. Het was hèt programma om naar te luisteren en , 50 jaar nadat de laatste Perfumed Garden werd uitgezonden, staan wij er bij stil via een Nederlandstalige versie van ‘The Last Perfumed Garden’. De Nederlandstalige versie volgt geheel hetgeen John Peel 50 jaar geleden tijdens de Last Perfumed Garden allemaal vertelde aan zijn luisteraars, de muziek die hij ten gehore bracht als ook het voorlezen van een hoofdstuk uit Winnieh the Poe. Een uniek document dat het uitzenden waard is. Het programma kan door diverse lokale- en internetradiostations gratis worden uitgezonden. Het programma heeft een lengte van zes uur en dient van middernacht tot zes uur in de ochtend te worden uitgezonden op maandag 14 augustus. Ieder programma-uur heeft de lengte van 59 minuten zodat er ruimte is voor 1 minuut aan eigen uitingen. Meldt U aan via HKnot@home.nl voor toezending van de programmafiles. Vriendelijke groet Oeds Jan Koster en Hans Knot
  24. hans knot

    TV series in de jaren zestig

    Vandaag ook weer een nostalgische column waarbij ik je andermaal mee terug neem naar 1968. Wat konden de diverse kranten en bladen ons in dat jaar toch mooie dingen in het vooruitzicht brengen. Zoals het nieuws dat de Amerikaan Patrick McGoohan destijds over niet al te lange tijd één van de bekendste nieuwe sterren aan het televisiefirmament zou worden. In zijn eigen land was hij een beroemdheid geworden en dat kon ook moeilijk anders, als men bedenkt, dat hij miljoenen Britten jarenlang had bezig gehouden met televisieseries, waarvan de ene aflevering nog spannender was dan de andere. Hij was er destijds begonnen met de creatie van ‘Danger Man’ John Drake en als klap op de vuurpijl kwam daar achteraan de serie ‘The Prisoner’ of — zoals het in Nederland ‘De gevangene’ ging heten en waarvan de NCRV op zaterdag 3 februari 1968 een eerste aflevering op het scherm bracht. ‘Danger Man’ John Drake was in ons land niet helemaal een onbekende verschijning. In de woelige dagen van TV-Noordzee, vanaf het REM-eiland, hadden vele kijkers in de randstad Holland al kennis gemaakt met deze superspeurder. “My name is Drake", zei hij telkens in de inleiding, “John Drake" en vervolgens stapte hij in zijn sportwagen, gaf een dot gas en verdween. We liepen achter met de serie, in vergelijking met de Engelsen. RTV Noordzee werd uit de ether gehaald en wij hadden nog de nodige avonturen te goed, toen in Engeland de loopbaan van de geheime agent voorgoed ten einde was. Ze maakten zich daar druk over de vraag wat er in vredesnaam nog voor avonturen voor John Drake waren te verzinnen. De slotconclusie was dat het beter was de serie stop te zetten en een einde te maken aan ‘Danger Man’. Maar Patrick McGoohan die de rol van Drake speelde, had wel andere gedachten. Natuurlijk had hij ingezien dat de populaire serie Danger Man een einde zou beleven en er dus iets anders bedacht diende te worden bedacht om brood op de plank te blijven houden. En hij zag in dat dit in het vervolg zeker niet als John Drake nog zou gaan lukken. En zo ontstond bij hem het idee om naar het afscheid van John Drake met een nieuwe televisiescript te komen voor een serie die de geschiedenis in zou gaan als ‘De gevangene’. Voor die tijd de modernste en meest revolutionairse serie die er ooit op televisiegebied was opgenomen. Alleen een naam het Patrick in deze nieuwe serie niet, nee hij was de gevangene en had alleen een nummer: ‘Nummer 6’. Zijn herkomst was al even vaag; Hij was een man, die een heel belangrijke en geheimzinnige baan had, maar hij nam zelf ontslag. En dat maakte hem nog belangrijker, want vervolgens liep hij ‘vrij’ rond met zijn geheimen, waarvoor zowel vrienden als vijanden belangstelling hadden. In de serie ‘The Prisoner’ werd hij vervolgens ontvoerd en hij kwam daarna terecht in een soort dorp, waar allemaal mensen met een geheim rondliepen. Wie hadden hem ontvoerd? En daar begon het ontrafelen van het ene na het andere mysterie. Waren het zijn eigen mensen, zijn vijanden of misschien mensen uit beide groepen? Hij had in het dorp zijn eigen prachtige huis waarin hij zich mocht voortbewegen alleen gevolgd door een eigen televisiecamera die elke beweging van ‘nummer 6’ volgde. Patrick McGoohan wist één ding heel zeker en wel dat beide serie een aantal dingen gemeen dienden te hebben. In principe zou er niet gewerkt worden met sadisme, extreem geweld of sekstoestanden. Hij ging er altijd bij alle producties vanuit dat ze door het gehele gezin, van groot tot klein, in de huiskamer gezien dienden te worden. Het betekende niet dat er in ‘The Prisoner’ geen ruimte voor mooi schoon was want in de serie kwam een aantal Britse actrices voorbij die in de tabloids de mooiste van het land werden genoemd. Maar voor ‘nummer 6’ was geen van deze mooie vrouwen te vertrouwen. Voordat de serie de beeldbuizen bereikte was er praktisch niets naar buiten gekomen inzake ‘The Prisoner’. Strikt geheim waren de opnamen gemaakt: geen enkele journalist was er bij geweest. De geheimen van Patrick McGoohan en zijn raadselachtige dorp moesten tot elke prijs bewaard blijven. Vervolgens werd er in elke aflevering een tipje van de sluier opgelicht. De binnenopnamen waren gemaakt in de Metro-Goldwyn-Mayer Studios in Engeland. Maar bij de perspresentatie weigerde McGoohan nog steeds te zeggen, waar dat gekke dorp was. McGoohan werd daardoor zelfs de gevangene van zijn eigen geheimen. We zijn een kleine halve eeuw verder en wie herinnert zich nog de beide voornoemde series? Danger Man staat mij persoonlijk beter in het geheugen dan de serie ‘The Prisoner’. Eén aflevering daarvan heeft voor vele liefhebbers van de radiogeschiedenis, met name met de zeezenders, wel een zeer speciale plek gekregen en wel ‘Not so Jolly Roger’, dat zich deels afspeelde op Red Sands Towers, eens onderkomen van ondermeer Radio 390. Alleen de kijker van nu zien dat een groot deel gewoon niet op het fort maar in een studio is opgenomen. Patrick was trouwens een Amerikaan die in 2009 in Los Angeles kwam te overlijden. Hans Knot, 17 juni 2017
  25. In deze aflevering van mijn nostalgische column aandacht voor de opening van de poptempel Paradiso in Amsterdam in 1968 en de invoering van de kleurentelevisie in ons land. Flits en nog eens flits, maar even schakelen naar een ander televisienet en weer flits en een ander reclameblok. Het is net of alle kanalen op dezelfde tijd reclameblokken uitzenden. Dat was toch in januari 1968 geheel andere koek want reclame was een zeldzaamheid en we hadden slechts Nederland 1 en 2 en bovendien was het aanbod van de reclame, die wel werd uitgezonden, slechts in zwart-wit te zien. En de verwachting destijds was dat de spots ‘voorlopig’ niet op de beeldbuis in Nederland zouden verschijnen. Op dat moment waren er op onze televisie nog maar acht uur aan kleurentv programma’s te zien, wat toen overeenkwam met ongeveer 20% van de totale zendtijd per week. Het zou tevens toch nog geruime tijd duren voor er ook reclamespots in kleur op de beeldbuis zouden verschijnen. Paradiso Amsterdam, foto collectie Rob Olthof In ons land waren rond die tijd pas 15.000 tvkleurentoestellen verkocht en die konden samen voor de adverteerders niet voldoende rendement opleveren om de hogere kosten van de reclamefilms in kleuren commercieel te rechtvaardigen. Dit verklaarde destijds in januari 1968 de heer B. Doyer, gedelegeerd commissaris voor Nederland en België van het Amerikaanse reclame adviesbureau J. Walter Thompson, Deze onderneming was verantwoordelijk voor het aanbod en gedeeltelijke productie van ongeveer 8 procent van alle zwart-wit reclamespots. Hij stelde tevens dat de adverteerders er zeker niet vóór 1970 op mochten rekenen dat er in kleur zou worden aandacht besteed aan hun producten. Zo stelde hij: “Feitelijk loont het pas goed als 10 procent van de kijkers een kleurentelevisie in huis heeft.” Gerekend naar het aantal huishoudens in ons land destijds betekende dit dat in 1970 er 350.000 kleurentelevisieontvangers zouden moeten zijn verkocht. Het was de combinatie van verhoogde kosten met het veel kleinere bereik, dat de reclamewereld destijds nog niet aan kleuren-tv deed denken. De verwachtingen over de invloed van gekleurde reclame waren echter wel hoog gespannen. Uit internationale ervaring wist men bij Walter Thompson dat het produceren van een kleurenspot niet meer dan 20 tot 25 procent duurder behoefde te zijn dan van een zwart-wit spot, terwijl de visuele indruk gemiddeld 30 tot 50 pet hoger lag. Ook zonder kleur stonden de adverteerders zich in Hilversum en Bussum, waar de televisie toen nog een belangrijke zetel had, al te verdringen om aan bod te kunnen komen. Er werd in die tijd zes dagen per week, en dus nooit op zondag, 18 minuten per dag en dus rond de 110 minuten per week, aan reclame via de twee televisienetten uitgezonden. In de VS was de gemiddelde lengte van een reclamespot destijds 1 minuut, terwijl in ons land dit 50% lager lag. In 1968 waren er zeven landen in de gehele wereld, die tot op dat moment beschikten over kleurentelevisie (VS, Canada, Engeland, Duitsland, Frankrijk, Rusland en Nederland). De reclame- in-kleur had alleen haar entree gemaakt in de eerste drie genoemde landen. Uit een onderzoek, dat in opdracht van het adviesbureau Walter Thompson was ingesteld over de prijzen van kleurenontvangers met een beeldbuis van 63 cm., bleek dat deze in Duitsland voor een prijs van f 2000,-- of minder op de markt werden gebracht, in Frankrijk voor ongeveer f 4000,--, terwijl de prijs in Engeland en Nederland ongeveer f 3000,-- bedroeg. Let wel 1968, waarin een modaal inkomen ongeveer rond de f 450,00 per maand lag. Eigenlijk dient gesteld te worden dat in de maand september 1967 de kleurentelevisie al werd geïntroduceerd, daar op de Firato tentoonstelling in de Amsterdamse RAI de nieuwe uitvinding als absolute hoogtepunt werd vertoond. Het had heel wat jaren geduurd voordat het werd geïntroduceerd want in werkelijkheid was met binnen het Philipsconcern al sinds 1941 bezig met het onderzoek naar de mogelijkheden tot ontwikkeling van de kleurentelevisie, ver voordat de televisie in Nederland werd ingevoerd. Op 14 oktober 1964 begon men bij Philips met experimentele kleurenuitzendingen vanuit het Natuurkundig Laboratorium. In januari 1967 gaf de overheid toestemming om vanaf oktober dat jaar de experimentele kleurenuitzendingen landelijk voort te zetten en vanaf 1 januari 1968 de kleurentelevisie definitief in te voeren. De eerste buitenreportage was de intocht van Sinterklaas in Medemblik op 18 november 1967. De kleurenuitzendingen konden in het begin alleen via de reportagetrein worden uitgezonden, omdat die als enige was uitgerust met kleurencamera's. Aan het eind van 1967 waren er circa 10.000 kleurentelevisies in Nederland. In 1968 werden er 35.000 verkocht en in het eerste kwartaal van 1969 waren dit al 50.000. Voor vele Amsterdammers, maar ook tienduizenden andere Nederlanders, is de datum van zaterdag 30 maart 1968 in hun geheugen gegrift als de datum waarop slechts een aantal van hen kon beleven dat het kosmisch ontspanningscentrum Paradiso in Amsterdam werd geopend. De gemeenteraad van Amsterdam, die zware tijden doormaakte met de provobeweging en de vele hippies, die uit alle uithoeken van Nederland en ver daarbuiten de Nederlandse hoofdstad bezochten, besloot in 1967 dat er een creatieve vrijplaats diende te komen voor allerlei groeperingen vallende onder de categorie ‘jongeren’. Het duurde velen te lang en het was Willem de Ridder, die ook al furore maakte met het blad ‘Hitweek’, die vond dat er sneller actie diende te worden ondernomen dan de gemeenteraad nastreefde. Samen met hem bevriende kornuiten kraakte hij het gebouw, dat eerder werd gebruikt als Verenigingsgebouw van de Vrije Gemeente, aan de Weteringeschans. In deze tijd zouden we het hebben over de geschiedenis van Paradiso als het gebouw dat beschouwd werd als absolute Poptempel van Nederland, waar het neusje van de zalm optrad en nog steeds optreed. In de ogen van de ‘krakers’ was het echter een kwestie van zogenaamde Happeningachtige avonden, gevuld met ‘theater en de vermaeck’. Het was de tijd van bloemen, vloeistofdia’s die tijdens optredens op de achtergrond werden geprojecteerd, de magische acts, het gebruik van hasj en de naaktdansers die schenen door te gaan totdat iedereen met een positief gevoel huiswaarts of naar het park was gegaan. De helaas in 2013 overleden Rob Olthof was een van de eerste bezoekers en had zo zijn herinneringen: ‘Ja, dat klopt. In die tijd kwam ik regelmatig op de Hitweek burelen in Amsterdam Zuid, waar Marjolijn Kuysten en Willem de Ridder de krant in elkaar aan het zetten waren middels zogenaamd knip- en plakwerk. Er was in die tijd nog geen sprake van computergebruik, laat staan van mooie opmaakprogramma's. Marjolijn vertelde me op een dag in 1968 dat de voormalige kerk bij het Leidseplein geschikt werd gemaakt voor ‘alternatieve jongerenprogramma's’, zoals niet el later ook werd gemeld in het blad Hitweek. De allereerste avond in Paradiso heb ik zelf niet meegemaakt, maar kort daarna bezocht ik het wel om groepen als The Moody Blues, Golden Earrings (met een ‘s’ nog in die tijd) Short 66, Man, Cuby and the Blizzards en dergelijke te zien optreden. De lucht in Paradiso was bezwangerd met hasj en wierookgeur, dus na afloop stonk je een uur in de wind. Op het toneel deed Phil Bloom wat half blote dansjes met een laken om haar lijf en soms was er nog een ander dansclubje te ontwaren. De meisjes uit het publiek hadden vaak bloemen in het haar en de jongens droegen bloementjes broeken, eigenlijk geen gezicht. Maar ja het was de tijd van de flower power. Paradiso was voor mij Woodstock in het klein en voor eeuwig onvergetelijk. De laatste keer dat ik naar Paradiso ging, was er een optreden van Cuby and the Blizzards met ‘Groeten uit Grolloo’ een programma dat verder met diverse andere artiesten werd gevuld. Paradiso is en blijft ‘Het Alternatief Sentrum’, weet je wel!” Hans Knot, 10 juli 2017
×
×
  • Nieuwe aanmaken...

Belangrijke informatie

Door gebruik te maken van deze website ga je akkoord met Gebruiksvoorwaarden, Privacybeleid en Richtlijnen.