Spring naar bijdragen

Doorzoek de gemeenschap

Toont resultaten voor tags 'hans knot'.

  • Zoeken op tags

    Voer tags gescheiden door een komma in.
  • Zoek op auteur

Soort bijdrage


Forums

  • Radio
    • Nederland
    • België
    • Verenigd Koninkrijk
    • Overige landen
    • LPAM (kleinvermogen AM)
    • Zeezenders
    • Radio Veronica
    • Radiovormgeving
    • Radiotechniek
  • Overig
    • MediaPages
    • Stamtafel
    • Help
    • Mededeling
    • Niet geregistreerde gebruikers

Blogs

  • Column
  • Nederland
  • Dossier
  • Recensie
  • België
  • Hitnoteringen
  • Testblog
  • Radio Erfgoed
  • Afspraken van Beheerders
  • Afspraken van Hitnoteringen
  • Blog van Radiotunes

Vind resultaten in...

Vind resultaten die bevatten...


Datum aangemaakt

  • Start

    Einde


Laatst bijgewerkt

  • Start

    Einde


Filter op aantal...

Geregistreerd

  • Start

    Einde


Groep


Website


Facebook


Twitter


Skype


Woonplaats


Interesses

  1. Omroepbijdragen verplicht, ik schreef er al eerder over een column en zie deze als een vervolg. Een grote actie, dat kun je zeker stellen van datgene in februari 1969 plaats vond. Een kwart miljoen gulden was het eerst genoemde bedrag en met de opgelegde navorderingen meegerekend zelfs meer dan 3 ton. Dat was het enorme bedrag dat een opsporingsactie naar zwartkijkers – en luisteraars in Arnhem gedurende drie weken door de Dienst Omroepbijdragen opleverde. Bij de bekendmaking van dit bedrag werd er ook de verwachting uitgesproken dat er in totaal zeker officiële aangifte te verwachten was van rond de 4000 radio – en/of televisietoestellen die toen tot op dat moment niet geregistreerd waren. Aangiften gingen destijds nog via het loket van de postkantoren. Een halve eeuw later zijn de bijdragen al lang vervallen en zijn er ook bijna geen officiële postkantoren meer. De genoemde 4000 verwachte aangiften was iets meer dan 10% van het aantal van 35.000 inwoners van Arnhem, die bezocht waren door de ambtenaren van voornoemde Dienst. Dat kwam trouwens overeen met de ervaringscijfers, die destijds aangaven dat in Nederland tussen de 10 en 15% van de huisgezinnen tot de categorie ‘niet nakomen van de wettelijke regeling’ behoorden. Daarbij behoorde ook een percentage dat hun toestellen wel aangaf maar domweg de regelmatige verplichting tot betaling niet nakwam. Arnhem was de eerste grote gemeente in Nederland, waar door de toen kersverse Dienst Omroepbijdragen een grootscheepse opsporingsactie werd gevoerd. Daarvoor heette de organisatie de Dienst Luister- en Kijkgelden. Liefst vijfentwintig ambtenaren, ook uit andere districten, werden er voor de huis aan huis actie ingezet. Ook nieuw voor die tijd was dat ze beschikten over door een computer opgestelde lijsten waarop de zogenaamde wetkijkers stonden vermeld, dus zij die aan de wettelijke verplichtingen tot betaling voldeden. Op huisnummer liep met een straat af om aan te bellen bij diegene die stonden vermeld als niet betaler. Toen de resultaten openbaar werden gemaakt kwam onder meer naar voren dat tijdens de actie 1090 nieuw aangiften waren gedaan bij de postloketten in Arnhem terwijl er normaal in een zelfde periode zo’n 150 aangiften plaatsvonden. Er was dus duidelijk sprake van het gegeven dat het zich rond sprak dat de ambtenaren aan de deur te verwachten waren. Het aantal opgemaakte processen verbaal, zo werd naar buiten gebracht, bedroeg tot op dat moment 1100. Wel was men redelijk tegenover alle lieden die tijdens de actie snel naar het loket waren gegaan om te betalen. Ze werden niet alsnog beboet. De heer Wayenberg, directeur van de DOB vond het resultaat fantastisch maar stelde tevens dat hij er vanuit ging dat er altijd sprake zou blijven van mensen die hun wettelijke verplichting tot aangifte en betaling niet zouden nakomen. Volgens Wayenberg was het onmogelijk alle wetsovertreders aan te pakken want dan had de DOB zeker 10.000 ambtenaren in dienst dienen te nemen om alle overtreders te overlopen en te beboeten. In werkelijk werkte men met 180 opsporingsambtenaren voor geheel Nederland. Eerder werd bekend gemaakt dat een tweede actie waarschijnlijk nog voor het eind van het jaar 1969 gepland zou worden voor Nijmegen. Die bekendmaking had succes want het aantal aangiften aan de loketten van de lokale postkantoren was in een week tijd na de aankondiging zesmaal verveelvoudigd. Voordat het jaar 1969 begon en de bovengenoemde actie in Arnhem plaats vond, vormden het kijkgeld en het luistergeld twee afzonderlijke heffingen. Op 1 januari van dat jaar vond de invoering van de nieuwe wet op de Omroepbijdragen plaats en verving de wet op het Kijkgeld en de bepaling over het luistergeld dat was opgenomen in het zogenaamde ‘Tijdelijk Telegraaf- Telefoon- en Radiobesluit’. De wijzigingen die deze wet brachten waren: Er kwam een gecombineerde heffing voor radio en televisie. Omroepbijdrage A was het tarief dat de bezitters van een televisietoestel dienden te betalen. Omroepbijdrage B was het tarief dat degenen die alleen een radiotoestel hadden dienden te betalen. Binnen één huishouden hoefde vanaf 1969 niet meer per toestel betaald te worden. Hans Knot, 10 november 2018
  2. Zie daar een vragende kop, destijds afgedrukt in rode letters in een Vlaamse krant, waarvan helaas de bron niet meer is te achterhalen, maar waarvan wel de datum bekend is, namelijk 3 april 1964. Tijd dus voor een nostalgische terugblik, waarbij ook het Vlaamse taalgebruik naar voren komt. Waarom, na bijna 55 jaren, uitgerekend dit artikel in het voetlicht zetten? Alleen al om het gegeven dat er zoveel foute informatie instond, wat destijds voor de lezers waarschijnlijk niet opviel maar de lezer van nu, met zijn opgedane kennis van de afgelopen decennia, een dikke glimlach op het gezicht brengt. Aangenomen mag worden dat er in eerste instantie een landpiraat actief is geweest in de omgeving van dan wel in Brussel, want de journalist ‘Ed. L’ begon zijn artikel met ‘Enkele tijd geleden kwam heel onverwacht een nieuwe zendpost in het luchtruim, zij kondigde zich aan als Radio Pegarie. Op 27 maart werd aangekondigd dat de uitzendingen op de 200 meter band stop zouden worden gezet tot 18 april 1964.’ De journalist in kwestie koppelde daaraan de mening dat ‘de programmamakers waarschijnlijk met vakantie gingen, en vandaar uit kon men het logisch gevolg trekken dat het om een studentenzender ging’. Een prachtig Vlaams woord voor opsporingsdienst vervolgde het artikel: ‘De opzoekingsdiensten uit Brussel zijn onmiddellijk in actie getreden maar wij menen te weten dat er nog niets gevonden werd en dat gewacht zal moeten worden op de herneming van de uitzendingen om de opzoekingen voort te zetten.’ ‘Ed. L.’ had nog wel enige informatie, waarschijnlijk bij zendamateurs, ingewonnen want hij wist te melden dat deskundigen hadden geconcludeerd dat de zender ergens in de omgeving van het Leopoldpark, in het Brusselse, stond opgesteld. De journalist bleef proberen het station te beluisteren en kwam dan plotseling een ander station tegen op de 199 meter, dat hij nog nooit eerder had gehoord, Radio Caroline. Begin april 1964 werd het hem duidelijk dat de ontvangst van het ene signaal niets te maken had met het eerdere ontvangen signaal van Radio Pegarie: ‘Het is thans uitgemaakt dat deze uitzendingen plaats hebben vanop een vaartuig, dat op 6 mijl ter hoogte van Felixstowe, aan de zuidkust van Engeland, voor anker ligt.’ Uiteraard ligt Felixstowe nog steeds aan de oostkust van Engeland, maar de journalist had al wel het nodige, rond dit nieuwe station vanaf zee vernomen: ‘Deze uitzendingen hebben protest uitgelokt vanwege de kust- en vuurtorenwacht, die nu nog slechts hun instructies kunnen vernemen tegen een doordringende muzikale achtergrond en dat is een gevaar voor de scheepvaart.’ Maar niet direct werd er gedacht aan de mogelijkheid dat het met Radio Caroline om een zeezender ging. ‘Vooraleer men Caroline definitief kon lokaliseren en gezien de kracht van deze zendpost, dacht men dat ze insgelijks gevestigd was op Oostends grondgebied of in zee, dichtbij de Vlaamse kust. Nu is het gebleken dat zulks niet het geval was. Het schip ligt buiten territoriale wateren en de overheid kan er niets tegen ondernemen. Momenteel wordt er slechts muziek uitgezonden wellicht in afwachting dat de publiciteitscontracten opdagen.’ Eerder had de MV Magda Maria, nadat de uitzendingen voor de Zweedse kust van Radio Nord waren stopgezet, zowel voor de Nederlandse kust als in de haven van Oostende gelegen, wat de journalist een vergelijking opriep: ‘In verband hiermede vraagt men zich af of ‘Caroline’ soms de verbouwde Magda Maria zou zijn die lange tijd gemeerd lag in de haven van Oostende en waarvan gezegd werd dat het vaartuig zou dienst doen als piraatzender buiten de territoriale wateren van België. Er werd in ieder geval onderhandeld met ‘would be’ kopers maar uiteindelijk verliet het schip de haven van Oostende en men hoorde er niet meer van spreken.’ Dat de betreffende journalist en zijn directe collega’s de daaraan voorafgaande dagen niet de internationale berichtgeving over het uitvaren van de MV Fredericia hadden gevolgd, laat staan het nieuws over de testuitzendingen en de officiële start van Radio Caroline, mag blijken uit de slotconclusie van het artikel: ‘Van Caroline wordt gezegd dat het een op eigen kracht bewegend vaartuig is met een motor van 300 PK, de zender werkt op 10 kW. Stemmen deze gegevens overeen met deze van de Magda Maria? Meteen zou dan bewezen worden, dat de reden die opgegeven werd toen dit vaartuig de haven van Oostende verliet, namelijk dat het naar Mexico zou vertrekken en er gesloopt zou worden, uit de lucht werden gegrepen. Wat er ook van zijn de luisteraars hebben thans een post temeer en hebben geen moeite Caroline op de 199-band op te vangen.’ Hans Knot, 27 oktober 2018
  3. Op 15 augustus 1967 werd in Engeland de wet van kracht, die de geschiedenis is ingegaan als de Marine Offences Act. Die wet schiep voor Britten een officieel verbod om op wat voor manier dan ook mee te werken aan de programma's van de zeezenders. Het verbod gold ook het bevoorraden van de zendschepen en het adverteren op de zeezenders. Radio Caroline ging, met haar beide schepen, het gevecht tegen de wetgever aan en bleef doorgaan met haar uitzendingen tot 3 maart 1968. Op die dag liet een ontevreden onderneming — de firma Wijsmuller — die onder meer verantwoordelijk was voor het bevoorraden van de beide schepen, zowel als het leveren van het nautisch personeel, beide schepen van hun ankerpositie verslepen naar de haven van Amsterdam, waar ze werden opgelegd. Even een van de vele opfrissers. Herinner je de bekende lange RNI-jingle "Radio is king of the media"? Een idee van Jason Wolfe, afkomstig van een promoplaatje uit de jaren zestig dat destijds werd uitgedeeld aan de deelnemers van het jaarlijkse congres van "The National Association of Broadcasters". Een van de RNI-jocks nam dit plaatje mee naar de MEBO II en daar moet Wolfe het hebben gevonden. Er bestaan lange en korte versies van de betreffende jingle. Van de langere versies werden weer verschillende korte gemaakt en delen van de jingles werden op hun beurt weer verwerkt in andere jingles. In de periode na begin maart 1968, had de jeugd nog slechts drie stations waar ze echt met plezier naar kon luisteren, tenminste als het ging om goede popmuziek. Radio Veronica was er nog steeds vanaf haar zendschip, de MV Norderney, terwijl vanuit Luxemburg het gelijknamige radiostation haar publiek bleef verrassen met uitzendingen in het Nederlands, Duits, Frans en Engels. En dan was er natuurlijk nog Hilversum III, de voorganger van het huidige 3FM. Dat station was echter bij lange na nog niet horizontaal geprogrammeerd en zeker niet in staat om de belofte van de overheid waar te maken van een reële vervanging van de zeezenders, waar de hele dag lang programma's van een goed niveau te beluisteren waren. Het einde van de Britse zeezenders had een duidelijke lacune achtergelaten. Dat was ook merkbaar, want vrijwel maandelijks vielen er in de kranten geruchten te lezen als zou er weer een nieuw project vanaf zee worden opgezet om de strijd tegen de nationale popstations van Nederland en Engeland — Hilversum III en BBC Radio One — aan te gaan. Slechts één van die geruchten zou later bewaarheid worden. Vanaf internationale wateren zou een nieuw en kleurrijk popstation zich laten horen. Maar voordat het zover was moesten de initiatiefnemers nog wel de nodige problemen overwinnen. Een nieuw verfje voor de MV Galaxy. Van de zeezenders uit de jaren zestig was Wonderful Radio London een van de meest populaire radiostations. Het station had sinds december 1964 via de 266 meter uitgezonden en er bovendien voor gezorgd dat het zogenaamde Top-40-formaat in Europa werd geïntroduceerd. In augustus 1967 kwam er een einde aan de uitzendingen. De eigenaren besloten niet tegen de eerder genoemde Britse wet in te gaan en dus op maandag 14 augustus 1967 uit de ether te verdwijnen. Vrijwel direct na de close-down van het station werd het zendschip — de MV Galaxy, een voormalige mijnenveger (de MV Density) uit de Verenigde Staten — op 19 augustus 1967 naar de haven van Hamburg gevaren, waar het op 21 augustus arriveerde. Hier kreeg het schip een voorlopige ligplaats in de Elbe om later naar dok 20 te worden gesleept en te worden verkocht aan een Griek voor een bedrag van tienduizend Engelse Ponden, een bedrag dat omgerekend naar de toenmalige koersen neerkomt op zeker 45 duizend Euro. Niemand wist wat de eventuele toekomst van het schip zou worden, totdat in april 1968 de eerste geruchten naar buiten kwamen. Door het DPA, het Deutsche Presse Agentur, werd een bericht verspreid dat ook in een aantal Nederlandse kranten verscheen. Onder de kop "Nieuwe piratenzender op komst" werd gemeld dat de MV Galaxy was aangekocht door een reclamebureau uit het Zwitserse Sankt-Gallen en als zendschip zou worden uitgerust om daarna in internationale wateren te worden verankerd op een positie tussen Helgoland en Scheveningen. De definitieve positie, aldus het bericht, zou pas worden bekend gemaakt na een periode van proefuitzendingen. In de maand augustus 1968 kwam het volgende bericht en wel uit de mond van Klaus Quirini, de oprichter en voorzitter van de Deutsche Deejay Verbund, uit het Duitse Aken. Quirini werkte op dat moment als disk-jockey in Zürich. Op grond van een bericht in de ‘Neuen Züricher Zeitung’ was hij door de eigenaren van het betreffende reclamebureau, Gloria International geheten, aangezocht als deejay en programmaleider van het toekomstige station. Hij wist te melden dat het door Zwitsers gefinancierde project, dat overigens toen al het ‘Project Radio Nordsee’ werd genoemd, wellicht op 1 december 1968 van start zou gaan. Na ruim twee maanden van stilte was het op 28 oktober van hetzelfde jaar het Algemeen Dagblad dat meldde dat spoedig het eerste Duitse zeezenderproject van start zou gaan onder de naam Radio Nordsee International en dat het toekomstige zendschip een positie zou krijgen tussen Helgoland en de Duitse kust: ‘Men zal 20 uur per etmaal programma's gaan verzorgen. De uitzendingen beginnen waarschijnlijk al op 1 december op de golflengte van 266 meter. Achter dit zo geheimzinnige project staat een in Liechtenstein gevestigde zakenman. Het zendschip zou de vroegere MV Mi Amigo zijn, die de activiteiten moest staken daar de piratenzenders verboden werden. Het schip wordt in een Nederlandse haven uitgerust en krijgt een bemanning van 28 personen. Het zendschip zal geregistreerd worden in Jamaica. Via een impresariaat in Aken zijn al zes deejays aangeworven. De Duitse regering zal weinig kunnen ondernemen, omdat de apparatuur uit Duitsland afkomstig is.’ Een duidelijk verward verhaal, waarbij de betreffende journalist wel iets had gehoord maar niet had gecheckt wat in werkelijkheid het zendschip was, dat men probeerde uit te rusten. In de Duitse kranten, waaronder de Frankfurter Rundschau en het tijdschrift Crash, stonden berichten over ‘Die Musikpiraten’. Intussen werd in de haven van Hamburg driftig de verfkwast gehanteerd, want toen ik in de maand december 1968 een kijkje nam in Hamburg bleek het schip prachtig in het wit geschilderd te zijn. Ook binnenin het schip was er het nodige aan verfwerk gedaan, maar aan de uitrusting van de studio's zelf, zo kon worden geconstateerd, was niets gedaan. Wel werd in de Duitse pers inmiddels een nieuwe startdatum genoemd en wel die van 12 december 1968. Onderzoek wees uit dat achter het Zwitserse reclamebureau, dat in een artikel werd genoemd, de heren Norbert Gschwendt en Emile Lüthi zaten. Een dag later viel in een krant een interview te lezen was, waarin de beide heren vertelden dat al het werk aan studio's en zenders klaar was en dat de uitzendingen binnen een week konden beginnen. Diegene die, net als ik, in Dok 20 van de firma Finkenwerder, onderdeel van Howaldts Werke-Deutsche Werf AG, was geweest, had zelf kunnen constateren dat de beweringen van beide heren verre van juist waren. Op 25 januari 1969 werd bekend dat Lüthi zich had teruggetrokken uit het zeezender-project omdat hij, gezien uitlatingen van Duitse regeringsfunctionarissen, geen uitweg meer zag voor een financieel gezond project. De regering van West-Duitsland overwoog namelijk een anti-zeezenderwet in te voeren naar het voorbeeld van de Britse Marine Offences Act. In een verklaring maakte Lüthi nog wel bekend dat er nog geen enkel contract met een potentiële adverteerder was getekend, daar iedereen eerst wilde afwachten of het project daadwerkelijk zou doorgaan en of er een goed signaal in de ether zou worden gebracht. De andere financier, Gschwendt, organiseerde direct na het vertrek van zijn partner, een dure champagneparty en huurde een aantal kleine vliegtuigjes om de vertegenwoordigers van de pers over ‘zijn zendschip’ in de haven van Hamburg te kunnen laten vliegen. Inmiddels waren de plannen van de West-Duitse regering om maatregelen te nemen tegen eventuele zeezenders, die vanuit West-Duitsland zouden gaan opereren, knap serieus geworden. Op 2 juli 1969 werd de wet, die een jaar eerder al onder voorwaarden was geratificeerd, daadwerkelijk van kracht in het land, waardoor het onmogelijk werd vanaf Duits grondgebied activiteiten te ontwikkelen ten bate van een zeezender. Maar op die bewuste tweede juli 1969 lag de MV Galaxy nog immer rustig afgemeerd in de haven van Hamburg. Het eventuele toekomstige project had in de diverse kranten en bladen ook al zoveel publiciteit gekregen dat de autoriteiten niets anders zouden kunnen doen dan elke poging om de MV Galaxy buiten nationale wateren te krijgen, te ondermijnen. Uitgebreid werd in de geschreven pers duidelijk gemaakt, dat mocht er een poging worden ondernomen. dit onmiddellijk zou leiden tot het verwijderen van alle studio- en zendapparatuur. Ook de tweede zakenman uit Sankt-Gallen, Gschwendt, vond het toen maar beter om met het project te stoppen. Uiteindelijk zou op 28 september 1970 duidelijk worden dat de MV Galaxy op 2 december 1970 gerechtelijk zou worden verkocht namens diverse schuldeisers — een verkoop die uiteindelijk niets zou opleveren, waardoor het schip nog jaren in Hamburg en Kiel zou liggen afgemeerd om daar uiteindelijk deels te zinken. Eind jaren tachtig van de vorige eeuw werd het schip gelicht en gesloopt. Lüthi en Gschwendt hadden het dus opgegeven. Maar, daarmee was het verhaal nog niet afgelopen. In de tijd dat de plannen met de MV Galaxy nog volop leefden, had het duo twee landgenoten ingehuurd die de technische faciliteiten aan boord van het schip voor het runnen van een radiostation zouden onderhouden en daarnaast een plan zouden opstellen voor eventuele vervanging van apparatuur. Met hen als hoofdrolspelers gaat deze geschiedenis verder. Deze beide Zwitsers, Erwin Meister en Edwin Bollier, hadden, na het besluit van Gschwendt om ook te stoppen, al vrij snel het idee om zelf dan maar een soortgelijk project te beginnen. Het eerste benodigde geld kwam uit eigen bronnen via de bankrekening van MEBO Ltd, dat kantoor hield in Zürich. Deze onderneming was eigendom van beide heren en de naam is een samenstelling van de eerste twee letters van beider namen. Gezien het mislukken van het uitrusten van de MV Galaxy in Duitsland besloten ze, wanneer er een schip zou worden aangekocht, dit uit te rusten in een land dat geen wet tegen zeezenders had. Dat zou Nederland worden. Maar dat is iets voor een andere keer. Hans Knot, 20 oktober 2018
  4. Ik neem je mee naar Klaus Quirini, wiens naam zeker kan worden geassocieerd met de tune van RNI, ‘Man Of Action’ van Les Reed and his Orchestra. Het was Ad Roland, die in 1969 betrokken was bij de voorbereidingen van RNI, die mij jaren geleden vertelde dat Meister en Bollier, de Zwitserse eigenaren van het radiostation, een exemplaar van The Man of Action hadden gekregen van Quirini met de mededeling die maar eens te beluisteren daar het een prachtige tune voor een radiostation zou zijn. Toegegeven, de man had geen betere keuze kunnen maken. Maar wie was nu die Quirini? Wel, hij werd in 1941 in Duitsland geboren en liep, na zijn schoolopleiding, stage bij een tijdschriftenuitgeverij. Hij profileerde zich daarnaast als deejay en claimde zelfs dat hij de eerste vrij improviserende deejay was in Duitsland die in een club/dans-bar optrad en daarmee, nog voordat de naam discotheek algemeen ingang vond, de eerste ‘Discotheken-Disk-Jockey’ was. Dat was in 1959 — de man was toen dus negentien jaar oud — in de Scotch Club in Aken, die toen nog niet als een discotheek maar als een ‘Jockey-Tanz-Bar’ bekend stond. Als scholier was hij in 1955 al hoofdredacteur van het scholierentijdschrift ‘Welt der Jugend’ en later werd hij uitgever van onder meer het boulevard-tijdschrift ‘Die Schnauze’. In 1963 stond Quirini, die later nog veel voor de muziekindustrie betekende, aan de wieg van de DDO, de organisatie van Duitse deejays (Deutsche Disk-Jockey Organisation). Vanuit die functie gaf hij weer bladen uit als ‘DDO Nachrichten’ en ‘Discotheken Rundschau’. In 1967 kwam er een LP uit op het Vogue label, waarop hij de nummers aaneen praatte. Volgens Quirini zelf was ook dit weer de eerste keer dat dit in de geschiedenis van de platenindustrie gebeurde. In 1968 kwam hij in aanraking met Lüthi en Gschwendt doordat hij op dat moment voor een drietal maanden als deejay werkzaam was in de — alweer — eerste discotheek op Zwitserse bodem, de ‘Playground’ die gevestigd was in Zürich. Quirini's bezigheden haalden de plaatselijke krant en dat wekte de aandacht van Lüthi en Gschwendt. De beide heren benaderden Quirini en wisten hem bij hun zeezender-project te betrekken. Men probeerde de MV Galaxy opnieuw in internationale wateren te brengen met een radiostation gericht op de Duitse jeugd, waarover binnenkort meer in een andere nostalgische terugblik. Derhalve staat dan ook op Quirini’s zijn persoonlijke staat van dienst vermeld: ‘1968: Programmaleider aan boord van het zendschip van Radio Nordsee International.’ Welnu, dat mag misschien op papier waar zijn geweest, maar in werkelijkheid echt niet: het schip was er toen gewoon nog niet, en toen het eenmaal in 1970 op zee lag, was Quirini al lang niet meer bij het project betrokken. Toen het project namelijk door Lüthi en Gschwendt werd stopgezet, betekende dat ook het einde van Quirini's betrokkenheid. De regels van Klaus Quirini. Wat Quirini in ieder geval heeft opgesteld, zijn de voorwaarden voor de beoogde Duitse deejays aan boord van het zendschip de Galaxy. Het was de bedoeling dat de deejays, die zouden ondertekenen bij hun aanstelling met de belofte om zich er onvoorwaardelijk aan te houden. Ze luidden als volgt: Men dient zich te alle tijde aan het programmaoverzicht te houden. Te laat binnenkomen in de studio voor het presenteren van een programma en het niet opruimen van de studio na het programma kan leiden tot ontslag. Dubbelzinnige opmerkingen zijn tijdens de presentatie niet toegestaan. De uitzendingen dienen qua tekst altijd in aantekeningvorm voorbereid te worden, die op verzoek aan de programmaleider dient te worden voorgelegd. De voor de uitzending uit het archief gehaalde platen dienen na het programma weer op dezelfde plek worden teruggezet. De deejay mag geen eigen platen dan wel bandmateriaal gebruiken zonder toestemming van de programmaleider. In de dagverblijven en de hutten van het schip dient steeds op uiterste schoonheid te worden gelet. Gevonden voorwerpen aan boord van het schip dienen altijd ingeleverd te worden bij de dienstdoende kapitein. Eigen politieke opmerkingen dan wel opmerkingen over de in de reclame gebrachte producten zijn in spraakvorm, dan wel via teksten in de daaropvolgende plaat, verboden. Goederen op het schip aanwezig mogen niet zonder toestemming worden verplaatst en zeker niet van het schip mee aan land worden genomen. Al het bandmateriaal aan boord, dat is gekenmerkt met de sticker ‘Radio Nordsee’ is eigendom van de eigenaren van het zendschip. Op te houden persconferenties behoren de uitgenodigde deejays netjes gekleed te zijn, inclusief het dragen van een strik. Aan boord is het geoorloofd in sporthemd of trui te werken. Groeten aan de discotheek, waar je voorheen werkte, zijn op beperkte wijze mogelijk. Het noemen van namen van andere discotheken is alleen met toestemming van de programmaleider mogelijk. Alcoholgebruik is voor het begin van het programma verboden en nadien slechts in beperkte mate mogelijk. Dit om de orde aan boord te bewaren. De kapitein is de baas op het schip, voorzover het niet om programmatische inhoud gaat. Zijn wil is dus verder wet. In de verhouding tot de bemanning van het schip dient altijd de aanspreekvorm "U" te worden gebruikt. Slechts als het om popprogramma's gaat mogen de luisteraars met "lieve vrienden" en met "je" of "jullie" worden aangesproken. In alle andere gevallen is het "lieve luisteraar(s)" en "Dames en Heren". Iedere deejay moet voor zijn eerste vertrek aan boord een foto ter beschikking stellen aan de directie, eventueel voorzien van een handtekening. Dit voor de nodig te verzorgen publiciteit. Over de honorering mag niet gepraat worden omdat anders de vertrouwelijkheid in deze beschadigd wordt. Diegene die bij de aanstelling met opzet persoonlijke gegevens vervalst en wie de scheepsregels overtreedt, komt in aanmerking voor onmiddellijk ontslag. Of dit reglement daadwerkelijk in deze opzet is ingevoerd is niet duidelijk geworden daar het lijstje slechts boven water is gekomen met daarboven de tekst: ‘Vorläufige Bordordnung für Disk-Jockeys bei Radio Nordsee.’ Wel bestaat er een opmerkelijke overeenkomst met de lijst van gedragsregels die elke nieuwe deejay in de periode tussen februari 1971 tot augustus 1974 naast zijn contract moest ondertekenen bij in dienst komen van RNI, dan wel Radio Noordzee. Zoals gezegd kom ik nog terug op het mislukte project waarop bovenstaande regels geldig voor hadden kunnen zijn. Hans Knot, 13 oktober 2018 Foto's archief Klaus Quirini.
  5. Andermaal zaterdag en dus een nostalgische terugblik en wel naar 1970. Het beluisteren van de radio was in 1970 aanleiding voor een onderzoek in Nederland. Vier radiostations werden betrokken, namelijk de toenmalige Hilversum 1,2,3 en Radio Veronica. De luisterdichtheid van voornoemde stations bleek omgekeerd evenredig te zijn met de opleiding en de leeftijd van de luisteraars. De luisterdichtheid werd destijds hoger naarmate de opleiding lager was en lager, naarmate de leeftijd hoger was. Zie daar een van de conclusies destijds in een rapport uitgegeven door de afdeling Studie en Onderzoek van de NOS. Ook werd er door de onderzoekers geconstateerd dat 75% van het radiopubliek alleen lager onderwijs had genoten en dat verder 8% van het luisterpubliek van Hilversum 1 en 2 ook nog eens middelbaar onderwijs had genoten. De onderzoekers gaven aan dat het voor de omroepen misschien nuttig kon zijn te onderzoeken of het aanbod in programmering wel evenredig was aan het niveau van de gemiddelde luisteraar. De voorkeur van het toen jeugdige publiek ging naar Radio Veronica. In de leeftijdsgroep van 15 tot 19 jaar besteedde men de luistertijd voor 57% aan Radio Veronica en voor 27% aan Hilversum 3. De 65-jarigen en ouderen besteedden evenwel 76% van hun luistertijd aan programma’s die werden uitgezonden door Hilversum 1 en 2. Het jonge publiek was sterk ondervertegenwoordigd op Hilversum 1 en 2 en oververtegenwoordigd op de muziekstations, vooral op Radio Veronica. Het publiek voor Veronica bestond voor 61% uit luisteraars beneden de 35 jaar. Voor Hilversum 3 was dit 52%. De totale radiobeluistering was tussen 8 uur in de ochtend en 2 uur in de middag het grootst. Meestal werden luisterdichtheid gemeten van tussen de 25 en 30%. Na twee uur daalden deze percentages tussen 16 en 20%. Na de klok van 7 uur in de avond nam de luisterdichtheid van de radio – als invloed werd de televisie gezien – verder af naar een maximum van slechts 7%. Een uur later daalde men naar een luisterdichtheid van slechts 3 a 4 %. Een luisterdichtheid van 1% kwam destijds overeen met een aantal van 90.000 luisteraars. De voor- en tegenstanders van de toenmalige zeezender Veronica lieten zich ook in 1970 weer horen. Meest opmerkelijk was de verklaring van de minister dr. M.Klompé, verantwoordelijk voor het ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappij, kortweg CRM genoemd. In de Senaat meldde ze op 25 februari dat er overwogen diende te worden zo snel mogelijk maatregelen te nemen tegen de zeezenders Veronica en Radio Nordsee (een station dat op dat moment nog maar net in de ether was gekomen). Wel voegde ze aan de opmerking toe dat het nog niet een kabinet beslissing was. In het ‘Algemeen Dagblad’ was de daarop volgende dag een bericht terug te vinden waarin ondermeer stond vermeld: ‘De socialistische senator (Eerste Kamerlid) Broeksz – tevens voorzitter van de VARA – herinnerde de bewindsvrouw er fijntjes aan dat deze kwestie enkele jaren geleden heeft geleid tot de val van het confessioneel kabinet Marijnen. De liberale leden van het kabinet, die door hun tegenstand tegen de plannen Radio Veronica uit de ether te doen verdwijnen destijds de bom legden die het kabinet Marijnen deed ontploffen, zonder dat de Kamer daar aan te pas kwam, hebben waarschijnlijk ook hun bedenkingen.’ Het bleek namelijk dat het toenmalige Kamerlid, Y van der Werff dat aan de ene kant het juist is dat de regering zich aan internationale afspraken zal dienen te houden maar dat ook goed in ogenschouw diende te worden genomen dat Radio Veronica in een behoefte voorzag van zowel de consument als adverteerder en dat Hilversum III er tot toen toe niet in was geslaagd. Later in het jaar 1970, nadat er al veel publiciteit rond de uitzendingen van Radio Nordsee was geweest en de Britse regering stoorzenders had ingezet op de frequenties van het radiostation, kwamen er andermaal Kamervragen. En toen het nieuwe station de politiek ook nog eens had beïnvloed door de jongeren in Engeland – die voor het eerst als 18-jarigen mochten stemmen – te vragen vooral op de Conservatieve Partij te stemmen, kwamen er andermaal vragen in de Tweede Kamer. Dit omdat, volgens een rapport aan de regering gezonden – door Radio Nordsee haar uitzendingen noodfrequenties van bevriende naties zouden worden gestoord. Dreigingen tot het sluiten van Radio Veronica, dat 10 jaar eerder met haar uitzendingen was begonnen, werden elk jaar weer uit de kast gehaald. Een bom onder het kabinet zou dus in 1970 niet geplaatst worden, een jaar later was het wel raak met een zogenaamde 'bomaanslag' op een van beide zendschepen. Maar ook Hilversum 3, het jongerenstation uit die tijd binnen de publieke omroep, werd als het ware getorpedeerd door de voorzitter van de NCRV. In september 1970 vond, zoals destijds gebruikelijk per omroep, de presentatie plaats van het winterprogramma. Drs. Geerink Bakker meldde tijdens de bijeenkomst dat Hilversum 3 een doodgeboren kindje was die niemand ten grave durfde te dragen: ‘Ik ben nooit gelukkig geweest met het verschijnsel Hilversum 3. Het derde net is een bastaard, een onecht kind, dat niet ontstaan is uit een wettelijk huwelijk, maar verwekt werd tijdens een onderonsje tussen de minister en de programmaleiders. Hilversum 3 heeft een twijfelachtige politieke herkomst en is een instrument in de strijd tegen Radio Veronica. Het is niet uit zuivere voorwendsels opgezet. Het programma van de derde radionet staat niet voorgeschreven in de omroepwet, komt niet voor in de statuten van de NOS en ook niet uit de doelstellingen van de omroepverenigingen.’ Waarachtige krachtige woorden van de NCRV voorzitter, die nog lang niet was uitgesproken want hij ging destijds verder met: “Het belangrijkste van alles is dat je met kritiek, zoals ik die nu spui, de programmamakers een schot in de rug geeft. De programmamakers zijn ook maar mensen die er niets aan kunnen doen dat het met Hilversum zo scheef zit. Scheef in vier opzichten: Hilversum 3 zit scheef in het bestel, scheef ten opzichte van de concurrentie, scheef ten opzichte van de luisteraars en scheef ten opzichte van de programmamakers, welke laatsten tegen de bierkaai vechten. Binnenkort is het met het uitvoeren van de tweede zogenaamde fase in het Hilversum 3-plan, het eindpunt wel bereikt. Kun je mensen voor zoiets inzetten? Het is gewoon een conflict op ethisch vlak. Waarom legaliseert de regering Veronica niet? Een andere oplossing? Waarom wordt er geen Hilversum 4 gecreëerd, waarop de STER met haar hele reclamewinkel kan gaan zitten en een mooi programma maken?’ Ontwerp: Lex van Voorst Het dient duidelijk te zijn dat de uitspraken ruim de kranten haalden, er andermaal over het onderwerp werd gesproken in de Tweede Kamer en binnen NCRV kringen het nodige commentaar op de uitspraken werd geuit. Geerink Bakker wist zich alle kritiek weg te wuiven met de woorden dat hij slechts een eigen mening had verkondigd en niet namens de NCRV had gesproken. Recentelijk kwam bovenstaand onderwerp weer boven water toen ik een aantal fotokopieën kreeg toegestuurd van een oud collega, die in de tweede helft van de jaren zestig en begin jaren zeventig van de vorige eeuw ook werkzaam was bij het EGD. In december van het jaar 2007 was ik in een programma van Radio Noord te gast en sprak met Rob van Dam ondermeer over de huidige huisvesting van de studio’s van RTV Noord, die op het voormalige terrein van het EGD in Helpman zijn gehuisvest. Er werd toen ook een aantal herinneringen over mijn tijd bij het EGD opgehaald en later, na de uitzending werd mij een mailtje doorgestuurd. De mail was afkomstig van een vrouw die zich afvroeg of ik destijds op het archief werkzaam was geweest. Het bleek Marian Koper te zijn van de afdeling correspondentie. Sinds eind 2007 wisselen we, met bepaalde regelmaat, herinneringen uit. Eind oktober 2010 vond ze oude Opwekkers, die ze in een opslag had gevonden. Leuke herinneringen maar ook een totale verrassing zat erbij. Er zat namelijk een artikel van mijn pen bij, die ik me niet meer kon herinneren. Tegen het einde van de jaren zestig van de vorige eeuw ging ik niet alleen voor het eerst bij een ziekenomroep werken en ook in beperkte vorm schrijven over het onderwerp ‘radio’ maar ik richtte ook de ‘UDK’ op. Deze afkorting stond voor Uitleen Discotheek Knot. Tegen een kleine vergoeding konden collega’s en vrienden een week lang een LP van me lenen. Van de opbrengsten kocht ik telkens nieuwe LP’s, waardoor de collectie voor mij en de ziekenomroep behoorlijk uitgebreid werd. Na een aantal maanden besloot ik, daar er al behoorlijk veel collega’s meegenoten, een gestencild blaadje uit te geven waarin allerlei nieuwtjes over de te lenen muziek. Maar zoals gesteld, bij de ontvangen fotokopieën zat dus een artikel door mij geschreven voor ‘de Opwekker’, waar ik totaal geen weet meer van had. Ik laat U elders binnenkort meegenieten bij de herpublicatie van ‘Wedergeboorte van de Blues’. Let wel geschreven in de stijl van 1970, want het verhaal is destijds in de zomer geschreven en dus vlak voor de dood van zowel Jimi Hendrix en Janis Joplin. Hans Knot, 29 september 2018
  6. Van de Golden Radio NL server en door mijzelf omgezet van tape - mogelijk hieronder nog wat herhaling van het vorige deel en sommigen waren dubbel op de band FreewaveRadioShow-1april1979-1 https://pixeldra.in/u/04wR5N FreewaveRadioShow-3-meil1979 https://pixeldra.in/u/hd_jL1 FreewaveRadioShow-3-juni l1979-1 https://pixeldra.in/u/a88sRm FreewaveRadioShowaug1979-deel5 https://pixeldra.in/u/ineYrQ FreewaveRadioShowaug1979-deel5-1 https://pixeldra.in/u/aqnPqR FreewaveRadioShowjuli1979-deel3-2 https://pixeldra.in/u/gbzUE3 FreewaveRadioShowjuli1979-deel4 https://pixeldra.in/u/q-0YGJ FreewaveRadioShowjuli1979-deel4-2 https://pixeldra.in/u/ucX1pq FreewaveRadioShowjuli1979-deel4B https://pixeldra.in/u/jK7Ii6
  7. In deze column wil ik stilstaan bij het feit dat vijf jaar geleden een zeer grote vriend, niet alleen op het gebied van radio, kwam te overlijden op veel te vroege leeftijd. Bij de afscheidsbijeenkomst hield ik de volgende toespraak: “Maandagmorgen 23 september 2013 om half 12 kwam er een einde aan een uitzonderlijke vriendschap die Rob Olthof en ik 48 jaar lang hebben gedeeld. De vriendschap is ontstaan dankzij het weekblad dat de jonge babyboomers van destijds, vanaf 1965 konden kopen in de sigarenwinkel en meer: ‘Hitweek’. Het was een strijd als in de jaren zestig van de vorige eeuw gevoerd door de fans van The Beatles en die van de Rolling Stones. Je was voor of tegenstander en dan doel ik op het verschil tussen Radio London en Radio Caroline, de zeezenders die de babyboomers nog meer vrijheid gaven dan ze zelf al hadden genomen. Een paar kritische opmerkingen van Rob en mij heen en weer in Hitweek werd gevolgd door telefoongesprekken tussen Amsterdam en Groningen, waarna mijn ouders op een bepaald moment vroegen: Olthof, Amsterdam, Willemsparkweg vlak bij de familie Zwaving? Ik beaamde dat en mijn vader zei meteen: “Oh Arie Olthof, die ken ik van de Kappersvakbond. Beiden ontmoetten elkaar eens per jaar tijdens de landelijke bestuursdag. Het begin van een lange vriendschap tussen Rob Olthof en mij, die vooral gebouwd werd op gezamenlijke interesses als radio, muziek, bier, trams en treintjes maar ook kleine handeltjes. Rob zijn eerste handelsactiviteit, las ik terug in een editie van Hitweek van 1968, waarin hij foto’s van beide Carolineschepen, genomen in de haven van Amsterdam, te koop aanbood. Dit voor de prijs van 40 cent per stuk exclusief 25 cent porti. Te betalen via de Gemeente Giro in Amsterdam. Uiteraard zonder destijds de Belastingdienst te informeren. De eerste stenen, van wat later de Stichting Media Communicatie werd, waren gelegd. In het begin waren het redelijk kleine steentjes, die werden gebakken naar de opbouw. Ik memoreer de beruchte Neil Diamond Poster die Rob adverteerde. Hij was naar het theater gegaan, waar Neil in Amsterdam optrad. Hij gaf een bezoeker 25 gulden inclusief zijn fototoestel en vroeg hem een foto van Neil Diamond te nemen. Na afloop van het concert nam Rob, inmiddels teruggekeerd bij het theater, zijn fototoestel weer in ontvangst en liet de foto op posterformaat uitprinten. In kleine annonces in muziekbladen en de Telegraaf werden ze te koop aangeboden, en neemt U maar van mij aan dat het warme broodjes waren die hij in die periode verkocht. Hoewel vele ontvangers van de Neil Diamond poster zich hebben afgevraagd wie er nu op die poster stond. Vrij snel werd Rob ook oprichter, voorzitter, secretaris, en vooral ook penningmeester van de Olivia Newton John Fanclub. Ikzelf was inmiddels al enige tijd hoofdredacteur van Pirate Radio News. Vanaf 1972 kwamen we regelmatig bij elkaar over de vloer en werden allerlei dingen op het gebied van radio gezamenlijk georganiseerd. 18 april 1973 de grote demonstratie in Den Haag voor het behoud van Radio Veronica. In de ochtend, ver voor achten, stond ik aan de Willemsparkweg met een busje vol vrienden met als doel Den Haag. We waren in Amsterdam om posters, geproduceerd door Rob Olthof, met een afbeelding van het zendschip van Radio Veronica op het strand van Scheveningen, mee te nemen voor verkoop op het Malieveld in Den Haag. Zeer teleurgesteld was Rob omdat hij niet mee mocht, want moeder Anneke, hoewel Rob haar altijd Kootje noemde, had het hem verboden want anders kon hij zijn nieuwe baan wel kwijt raken. Verzorgend als altijd was het ‘Kootje’ die hem voor de huisdeur de haren nog eens kamde en hem ras wegstuurde naar zijn werkgever, zodat hij niet te laat kwam. 4 mei 1973 Tweede Binnenhaven Scheveningen; meer dan 350 mensen uit negen landen. We hadden schepen gehuurd bij ondermeer de firma Vrolijk met als doel de muziekboten op de Noordzee met fans te bezoeken. Het feest ging niet door vanwege te slecht weer. Ik heb Rob nooit meer zo boos gezien als die betreffende dag. Een week later gingen we alsnog met 4 boten vol fans. In 1978 richtte Rob, met een paar andere mensen, de Stichting Media Communicatie op, terwijl ik samen met weer anderen het Freewave Media Magazine oprichtte. Het was ook het jaar dat samen met de mensen van Music Radio Promotions ik de eerste Radiodag organiseerde in Noordwijkerhout. Reeds het volgende jaar gingen we deels, en niet veel later, geheel samen en werd tot op de dag van vandaag op deze manier de zeezenders en andere vormen van radio door geschiedschrijving en merchandise in stand gehouden. Vanaf 1978 zijn er vervolgens ook jaarlijkse zeezenderdagen georganiseerd waarbij het westen van Nederland als locatie werd aangedaan en de laatste 15 jaar Amsterdam als centrale punt voor de, inmiddels meer dan 10 jaar geleden omgedoopte Radio Days werd gekozen. Bijeenkomsten die samen met onze gezamenlijke zeer goede vriend Martin van der Ven uit het Duitse Meppen tot stand kwamen. Jaarlijks waren er meer dan 350 mensen aanwezig om de verhalen door de medewerkers van de toenmalige zeezenders aan te horen, waarbij zowel de bezoekers als genodigde gasten vaak uit meer dan 10 landen afkomstig waren. Ook dan was Rob in de zaal – zoals ook met de merchandising – vooral met geld bezig, immers alle activiteiten dienden te worden gefinancierd – wat hij al die jaren met volle inzet heeft gedaan. Niet voor niets werd hij door velen schertsend ‘de man met de geldtas’ genoemd. Maar het was niet alleen radio dat ons samen hield. Poezen waren zowel in Huize Olthof als Huize Knot een belangrijk element waar telkens weer informatie over werd uitgewisseld. Rob zijn meest recente kat, Jeroentje, heeft inmiddels de warmte in Huize Knot tot zich genomen. Onze liefde voor Engeland leverde tientallen reizen naar tal van locaties op, waarbij vrienden, gemaakt door de radiohobby, werden bezocht, maar ook vele musea, kerken, restaurants, concerten en een grote variatie aan pubs in diverse plaatsen werden aangedaan. En reken er maar op dat met Rob Olthof op stap gaan de meest vreemde avonturen kon opleveren. Ik zal deze jaarlijkse reizen met Rob zeker gaan missen, evenals de ontelbare gesprekken over de telefoon en de wederzijdse bezoeken aan Amsterdam, later Amstelveen en Groningen. Zowel de PTT, KPN en andere telefoonmaatschappijen hebben aan ons veel geld verdiend en de huidige provider zal het zonder deze bron van inkomen moeilijker krijgen. Rob, ik zal nooit de enorme lange en warme vriendschap, die we hebben gedeeld, vergeten. Je zult altijd in onze gedachten blijven. Rust in vrede en dank namens alle radiovrienden in binnen- en het buitenland voor je intense, nooit te stuiten, inzet om de herinneringen aan het verleden op radiogebied staande te houden.” Aldus destijds mijn toespraak bij het afscheid van Rob Olthof. Tijdens een speciale ceremonie in Scheveningen in december 2014 werd Rob Olthof zijn as verspreid bij het havenhoofd bij de Eerste Scheveningse Binnenhaven in het bijzijn van vele vrienden van Rob. Het stormachtige weer had ons gehinderd de tocht op zee te maken om daar het as te verspreiden op de positie van de zendschepen van weleer. Nog immer wordt de naam van Rob Olthof en de herinneringen aan hem veelvuldig in Huize Knot en daarbuiten genoemd. Ook anderen noemen de vele herinneringen die men aan hem heeft nog vaak in gesprekken. Baanbrekend werk op het gebied van radio betekende tevens dat in 2017 tijdens de RadioDay gehouden in Harlingen Rob Olthof postuum werd geëerd met een RadioDay Award, een onderscheiding die hij al jaren eerder had verdiend. Hans Knot, 22 september 2018
  8. Van de Golden Radio NL server - zelf van band afgeplukt en omgezet in mp3 FreewaveRadioShow-1april1979 https://pixeldra.in/u/bxCA-o FreewaveRadioShow-2-meil1979-1 https://pixeldra.in/u/q-lQP- FreewaveRadioShow-2-meil1979 https://pixeldra.in/u/3iwBrQ
  9. Goede Vrijdag viel in 1965 op 16 april. Het was voor de RONO, de Regionale Omroep Noord en Oost, dat destijds slechts beperkt zendtijd had, bijzonder dat er voor de Goede Vrijdag een speciaal samengesteld programma tussen kwart voor 7 en kwart voor acht in de avond werd uitgezonden. Het bijzondere was het interregionale karakter dat ontwerper en producer van het programma, Jan Peters, in deze uitzending had gelegd. In nauw overleg en in samen werking met de Friese, Groningse en Drentse redacties was het hem gelukt verschillende dialecten van de vier RONO-streektalen tot één geheel te componeren. Er was voor acht onderwerpen gekozen die handelden rond algemeen menselijke lijdensbeelden, samenhangend en in verband gebracht met Goede Vrijdag. Het gebruikelijke Oost programma, dat normaal op de vrijdag werd uitgezonden, kwam te vervallen. In plaats daarvan leverde de redactie Oost onderwerpen aan voor het interregionale dialecten programma. Op Goede Vrijdag werd ook bekend gemaakt dat in het Zuid-Vietnamese Da Nang agent La Daoe was terecht gesteld. Enkele weken daarvoor was hij aangehouden omdat hij in een draagbare radio explosieven vervoerde. Bij verhoor bekende hij lid te zijn van de communistische Vietcong en tevens dat hij opdracht had gekregen een Amerikaans hotel in Da Nang op te blazen. De executie van La Daoe vond plaats door een vuurpeloton van Zuid Vietnamese militairen in het voetbalstadion van Da Nang, dat voor het publiek trouwens was gesloten. Wel werd de terechtstelling bijgewoond door vertegenwoordigers van de pers. Ook was er onrust in Hilversum, en wel naar aanleiding van een aankondiging dat er spoedig verspreiding zou plaats gaan vinden van een nieuw omroepblad, gratis uit te delen, in de grotere steden van Nederland. Op een bijeenkomst van vertegenwoordigers van de destijds bestaande omroepverenigingen, die binnen een gezamenlijke federatie actief waren, werd bekend gemaakt dat wanneer derden onrechtmatig omroepgegevens zich toeëigenden en publiceerden, maatregelen zouden worden genomen om verdere publicatie te voorkomen. De auteursrechten van de omroepgegevens lagen bij de omroeporganisaties, wat zowel betrekking had op de uitgebreide gegevens die in Nederland werden gepubliceerd in de omroepgidsen als wel de korte gegevens die beschikbaar werden gesteld voor publicatie in het buitenland. Vele malen in de daarop volgende decennia zou het onderwerp telkens terugkeren wanneer weer een uitgeverij of krantenredactie met het idee kwam alle gegevens zondermeer te publiceren. Dan was er nogal wat onrust in de kringen van de VARA. In mei 1965 kwam naar buiten dat er besloten was een aantal programma’s geen doorgang te laten gaan op de televisieavonden van deze omroep. Zo bleek een gepland programma ‘Te Gast bij Yoka’ door de leiding van de omroep niet goed genoeg bevonden was voor uitzending en dus geschrapt werd uit de planning. Presentatrice van het programma was Yoka Berretty, een van het presentatieteam van het roemruchtige ‘Zo is het toevallig ook nog een keer’. Te gast was de cineast Jan Vrijman die in het programma enkele vrienden ontmoette en zijn favoriete artiesten liet optreden. Het programma, onder regie van Nico Knapper, werd door de leiding van de VARA niet goed genoeg bevonden. Het lag afhankelijk in de bedoeling dat een serie van deze programma’s zou worden gebracht waarin telkens een bekende Nederlander te gast was en tevens zijn medegasten mocht uitnodigen. Maar de leiding stelde dat het idee van deze programma’s goed was maar beslist niet goed was uitgewerkt. Joop Simons was destijds hoofd gevarieerde programma’s van de VARA en stelde destijds gevraagd zeer teleurgesteld te zijn en dat het niet uitzenden van het programma en grote klap was voor Vrijman en Berretty. Wel voegde hij er aan toe dat het heel duidelijk was afgesproken dat het om een proefprogramma zou gaan. Ook een ander programma, waarvoor een proefaflevering was gemaakt, bleek niet door te gaan. Het was een showprogramma rond Tobby, de toeteraar, Rix en zijn zoon Jerry. Daar was echter een andere reden voor het niet uitzenden, namelijk dat beide heren teveel geld vroegen. Als klap op de vuurpijl maakte de VARA leiding bekend dat een voor zondag 23 mei geplande uitzending van ‘Anders dan Anderen’, waarin Mies Bouman bekende Nederlanders op slinkse wijze naar de studio leidde en confronteerde met voor haar of hem bekende personen, niet doorging. Reden was dat de redactie van het programma erachter was gekomen dat de betreffende persoon voor die zondag geen zin had plaats te nemen in het programma van Mies Bouman. Het is niet bekend geworden om welke persoon dit ging. Hoeveel leden de VARA die week door de negatieve publiciteit heeft verloren is niet te achterhalen. Hans Knot, 8 september 20018 Foto: Yoka Berretty (Wikipedia)
  10. Herinneringen kunnen van nostalgische waarde zijn of kunnen een slechte smaak in de mond achterlaten. Het ligt geheel aan de persoon die de herinnering betreft. Bij mijn vele herinneringen aan radio zijn het vooral de positieve herinneringen die zijn blijven hangen, vooral omdat ik al meer dan een halve eeuw zeer nauwkeurig aan het archiveren en beschrijven ben. Van de meeste herinneringen is het voor mij mogelijk minimaal een artikel van minimaal 3 pagina’s te schrijven. Echter zijn er ook vele kleine deel onderwerpen waarbij dit echt onmogelijk is. Ik koester ook deze onderwerpen en probeer ze met je, als lezer van de nostalgische columns, te delen. Het is meer dan 43 jaar geleden dat de actie groep ‘Aktief Veronica’ één of meerdere brieven stuurde naar diverse geadresseerden met als doel onrust en schade te veroorzaken, daar men ontevreden was met het leed dat de toenmalige Nederlandse regering had aangedaan door de anti-zeezenderwet van kracht te laten worden in de zomer van 1974. Eveneens was men niet tevreden met de procedures die de VOS, de Veronica Omroep Stichting, diende te doorlopen om eventueel in aanmerking te komen voor een aspirant licentie als omroeporganisatie. Zoals bekend zou later uit de VOS, via een andere structuur, de naam ook veranderen, en wel in de VOO, de Veronica Omroep Organisatie. Wie er achter de actiegroep zat is totaal onbekend, slechts een document werd teruggevonden in een grote doos met documenten die Robert Briel, eens zeer betrokken bij de VOO en het Veronicablad, mij toestuurde. Ook is niet duidelijk aan wie allemaal de dreigbrief, want daar ging het om, is verzonden. Wel stond vermeld dat het ook naar ‘de Telegraaf’ was gestuurd, met verplichting tot publicatie, evenals naar het Ministerie voor CRM en de diverse omroepen. Het document heeft slechts als kop: ‘Belangrijke mededeling’. De dreiging betreft een melding dat een aantal fanatieke Veronicafans twee maanden voordat de, niet gedateerde, brief is verstuurd, zogenaamd hevige explosieven hadden geplaats in, naar wordt aangenomen, het toenmalige complex op het NOS terrein in Hilversum, waarin ook de studio van Hilversum 3 was gevestigd. Omdat het de fanatieke aanhang van Radio Veronica het allemaal veel te lang duurde, totdat hun geliefde programmamakers weer te beluisteren waren, vond men dat men met de explosieven kon gaan dreigen indien minister van Doorn, destijds verantwoordelijk voor het Ministerie van CRM waaronder ook de omroepzaken vielen, niet een gewenste verklaring voor de televisie op zaterdag 5 april 1975 zou geven. Hans Knot, 1 september 2018
  11. Welke 60-plusser herinnert zich niet de voor die tijd allergrootste demonstratie die ooit had plaatsgevonden in Den Haag, gehouden op 18 april 1973. In de jaren tachtig is het aantal demonstranten daarna slechts een keer verbeterd tijdens één van de anti-kernenergie demonstraties. Op 18 april 1973 gingen we naar Den Haag omdat ‘we kunnen het toch proberen’ te demonstreren tegen eventuele maatregelen betreffende de toenmalige zeezenders waaronder Veronica, Radio Noordzee en Radio Caroline. De grote demonstratie, die vanaf het Malieveld richting de Tweede Kamer werd gehouden, was massaal ondersteund door spotjes die vele malen per dag weken lang werden gedraaid op de 538 meter, destijds in gebruik door Radio Veronica. De hoorzitting was bedoeld voor bekende Nederlanders en andere betrokkenen bij Radio Veronica om op hun eigen wijze een positieve rede te houden voor het behoud van dit station en andere zeezenders. Ruim een maand eerder, op 7 maart 1973, was een oproep voor de openbare hoorzitting gedaan aan deze personen door de Griffier van de bijzondere Commissie voor de wetsontwerpen 11 373 en 11 374, drs. A.J.B. Hubert. In deze oproep stond vermeld dat men welkom was om het woord te voeren waarbij tevens de lengte van de spreektijd werd vermeld en het verzoek te reageren op het al dan niet aanwezig zijn tijdens deze hoorzitting. Eén van de betrokken personen, die genodigd was, kon niet komen daar hij op vakantie in het buitenland zou zijn. Op 3 april, een dag nadat het zendschip van Radio Veronica, de Norderney, was gestrand bij Scheveningen, liet Paul Acket weten niet te kunnen komen. Hij was op dat moment niet alleen directeur van het wel overbekende ‘Organisatiebureau Paul Acket’ maar ook directeur van Muziek Expres N.V., uitgever van de maandbladen ‘Muziek Expres’ en ‘Popfoto’. In zijn brief aan de Griffier meldde Acket dat eventueel namens zijn organisatie Ruud van Dulkenraad, toenmalig hoofdredacteur van ‘Muziek Expres’ het woord kon gaan voeren. Omdat hij er niet van overtuigd was dat in zou worden gegaan op zijn verzoek Van Dulkenraad het woord te laten voeren, besloot Paul Acket in de brief goed te onderbouwen wat de reden was van zijn bureau te streven tot behoud van Radio Veronica en andere zeezenders. De standpuntbepaling kwam er op neer dat de Telegraaf- en Telefoniewet van 1904 zodanig gewijzigd diende te worden dat de uitzendingen van Radio Veronica, al dan niet vanaf zee, voortgezet konden worden. Dit niet alleen op grond van het gewoonterecht, dat volgens Paul Acket op dat moment zo langzamerhand toch wel van toepassing was, maar ook gezien de steeds meer nieuwe impulsen die het radiostation gaf aan een bepaalde tak van de amusements- en recreatie-industrie. In zijn brief vervolgde Acket met de mededeling dat zijn bedrijf zich innig verbonden voelde met de activiteiten van Radio Veronica en dat men er trots op was dat de samenwerking met Veronica al dateerde vanaf ongeveer zes maanden nadat het radiostation in 1960 in de ether kwam. Acket: ‘In feite waren wij het eerste Nederlandse bedrijf met landelijke bekendheid dat destijds op permanente basis met Radio Veronica ‘in zee’ ging.’ Het was in de tijd dus dat Radio Veronica zelfs in Den Haag en omgeving nog moeilijk te ontvangen was. Men was in zee gegaan met Radio Veronica omdat men van mening was dat binnen afzienbare tijd de populariteit van Radio Veronica gigantische vormen zou gaan aannemen, hetgeen gunstige resultaten teweeg zou kunnen brengen voor vele bedrijven en instellingen. Acket stelde verder dat mede door Radio Veronica de maandbladen ‘Muziek Expres’ en ‘Popfoto’ een grote lezerskring hadden verworven, wat bovendien had betekend dat het bedrijf groter was geworden en dat men op dat moment ruim 40 personeelsleden in dienst had. Hij stelde tevens dat dit voor de werknemers een plezierige werkplek betekende. En ook vermeldde hij dat de publiciteit die Radio Veronica gaf aan de door het Organisatiebureau ‘Paul Acket’ georganiseerde zalen als bijvoorbeeld het Concertgebouw, de Doelen in Rotterdam en het Congresgebouw in Den Haag’ eveneens niet te onderschatten was. Ook was hij ervan overtuigd, aldus de brief aan de Griffier Hubert, dat het wegvallen van deze ‘free publicity’ bij het verdwijnen van Radio Veronica vermoedelijk een teruggang in het aantal te organiseren concerten zou betekenen. Acket: ‘Het kan niet alleen voor ons maar ook voor tal van bedrijven nadelige gevolgen opleveren, waarbij we slechts denken aan ondermeer theaters en schouwburgzalen, drukkerijen van affiches en programma’s, hotels, transportbedrijven, luchtvaartmaatschappijen en meer.’ Tenslotte wees Paul Acket er op dat de uitslag van de ‘Muziek Expres Populariteitsverkiezingen’ over 1972 in de categorie ‘favoriete radiostation’ Radio Veronica de eerste plaats bezette met 51,8%; de tweede plaats voor Radio Noordzee was met 29,9% en dat Hilversum 3 met 18% slechts de derde plaats behaalde. Volgens de poll was het populairste radioprogramma de ‘Radio Veronica Top 40’ met 31,0% gevolgd door de Lexjo van Veronica met 18%. Als populairste deejay kwam, aldus Acket, Lex Harding uit de bus met 23,6%. Tot slot maakte Acket er geen bezwaar tegen dat de ingezonden brief voor de hoorzitting ter inzage van de pers verstrekt werd. Op 2 dagen na is het 42 jaar na dato dat het schrijven van Acket naar de Griffier werd verstuurd en mij op 31 maart 2015 werd toegezonden voor het archief. Hans Knot, 18 augustus 2018
  12. Het archief van het omroepmuseum, al jaren onderdeel van het Nederlands Audiovisueel Archief, herbergt talloze plakboeken. Ze zijn ooit als geschenk, vaak uit de nalatenschap van een voormalige omroepmedewerker, aan het museum afgestaan. In die plakboeken komen de meest merkwaardige onderwerpen naar voren, zoals telexberichten die zijn ingeplakt, interne mededelingen vanuit de omroep, maar ook uit de krant geknipte berichten die gerelateerd zijn aan radio dan wel televisie. Ik vond een dergelijk bericht dat handelde over de JARO, de Jeugd Amateurs Radio Omroep, en de beide voortrekkers daarvan — Kees van Maasdam en Herman Stok. Samen met Arno Weltens schreef ik er in 2000 het volgende artikel over. Soms vind je bij het doorzoeken van een archief bij toeval iets bijzonders. Iets waar je niet speciaal naar op zoek bent, maar waar je zomaar tegenaan loopt. Dat overkwam Hans Knot tijdens zijn jaarlijkse zoektocht door de vele plakboeken in het omroepmuseum. Onder de kop "Klankbord der jongeren" vond hij een verrassend artikel dat direct zijn belangstelling opeiste. Het handelde over een inmiddels vergeten episode uit de geschiedenis van de Nederlandse omroep: een initiatief om te komen tot een jeugdomroep. We schrijven april 1950. De betreffende verslaggever, Auke Ruben, was op weg gegaan naar een huis, gelegen in een stil straatje in Haarlem, alwaar de JARO was gevestigd. Die afkorting stond voor Jeugd Amateurs Radio Omroep. We volgen een deel van het verhaal van Ruben dat op 28 april 1950 in het Algemeen Handelsblad verscheen: Zou hij, zo vroeg Ruben zich verbaasd af, in dit huis een studio, een omroepcel of een technische dienst vinden? Toen werd, zo schreef hij, de deur geopend door een jongen met donkerblond krullend haar die me zei binnen te komen. "Hij ging ons voor naar de kamer, waar het kantoor van de JARO was gevestigd. Het was duidelijk te zien, dat de dagelijkse bestuursleden van de JARO, Kees van Maasdam en Herman Stok, deze kamer hadden 'gevorderd' als kantoor. Een schrijfbureau stond tussen de muur en de divan gekneld. Divan en stoelen waren bedolven onder stapels papieren. 'Wij zijn wat klein behuisd,' zei Kees van Maasdam en lachte verontschuldigend. 'Maar ik ben al erg blij dat mijn moeder deze kamer aan ons heeft afgestaan. Hier kunnen Herman en ik tenminste de hele dag werken.' 'Maar die studio?' begon ik aarzelend. Kees maakte een gebaar. 'Op zolder,' zei hij. 'Daar gaan we straks kijken.' Voordat het zover was vertelden Kees en Herman aan de verslaggever dat hun idee was geboren ten tijde van de Tweede Wereldoorlog. Het eerste plan was ontsproten aan het brein van de toen nog jonge Kees van Maasdam die het idee maar graag wilde delen met zijn vriend Herman Stok. Maar waar bestond dat idee uit? Van Maasdam vertelt: "In de oorlog waren alle Nederlanders één [...] Ik heb er vaak aan gedacht, dat dat zo moest blijven. Vooral met jonge mensen moest dat mogelijk zijn. Ik had altijd grote belangstelling voor radio en waarschijnlijk dat ik daarom altijd gedacht heb aan een contact tussen jonge mensen via de radio." Toen Van Maasdam na de oorlog een tijdje bij een omroepvereniging werkte, groeide het verlangen te komen tot een omroepvereniging voor jongeren en velen van zijn vrienden voelden ook wel voor het idee: een jeugdomroepvereniging stichten, dan zendtijd aanvragen en het programma, dat door en voor jongere mensen was samengesteld, over de gehele wereld te verstrooien. Op 12 januari 1949 werd er een vereniging opgericht, de JARO. In het hoofdbestuur hadden Hervormde, Gereformeerde, Rooms-Katholieke en Humanistische Jongeren zitting. In de folder van de stichting stond vermeld zoveel mogelijk jongeren tussen 16 en 30 jaar, via radioprogramma's bij elkaar te brengen, van welke godsdienstige of politieke stroming dan ook. De vereniging was daarmee duidelijk gebaseerd op de naoorlogse doorbraakgedachte. Al snel had de vereniging zestig leden, waarvan vijftig in Haarlem en tien in Amsterdam. Ze betaalden ieder 10 cent per week contributie. Geld was echter een bijna onoverkomelijk probleem. Bijna, want men kon geld lenen en de studio kon worden ingericht in het huis aan de Oranjestraat in Haarlem. Op de zolder, dus. Andermaal terug naar de tekst van Auke Ruben: "Als wij twee trappen zijn opgeklommen staan we op een overloop. Op een deur lezen wij Studio A. Herman Stok vertelde: 'In die afdeling wordt vastgelegd wat hier wordt gesproken of gespeeld. De regisseur en de leider van de Technische Dienst zitten daar. Via die lichtjes kunnen wij met elkaar 'praten.' Als het groene licht brandt, betekent dat, dat de T.D. klaar is, dan antwoordt de studio met wit licht en rood betekent ten slotte: 'We gaan draaien.' Tijdens de opname kunnen wij ook met elkaar 'praten.'' Herman wijst op andere lichtjes en legt uit: 'Als die brandt betekent het 'voeten stil,' deze 'Denk om de tijd' en de laatste 'Slot maken.' De JARO was duidelijk meer dan een bevlieging. Er werkten liefst een kleine 20 medewerkers aan de totstandkoming van de programma's, waaronder naast Van Maasdam en Stok, ook Dick Verkijk en Joop van Zijl. In de eerste periode werden de programma's op lakplaten opgenomen. Het waren voornamelijk proefopnamen met een duur van rond de tien minuten. Voordat de magneetband zijn intrede deed, nam men ook met zogenaamde draadrecorders op. In 1949 maakten de mensen van de JARO hun eerste officiële debuut op de radio. Men had een proefprogramma opgenomen en toegestuurd aan de diverse omroepen. Dat resulteerde in het verzoek van één van die omroepen, de VPRO, het programma te mogen uitzenden. Het was een programma over sociale woningbouw dat geheel was gerealiseerd in de studio op zolder. Vervolgens ging men internationaal want over de grens was de unieke uitzending van de JARO ter kennis gekomen van de programmaleiding van Radio Bremen wat andermaal leidde tot een speciaal programma. Hierna volgden nog een paar medewerkers van Duitse stations die hetzelfde wilden doen met de programma's van de JARO. Niet veel later waren er uitzendingen via stations in Brussel en Stockholm. Maar de heren hadden nog grotere idealen. We citeren Van Maasdam andermaal uit het interview: "Wij zouden over een eigen golflengte willen beschikken. Internationaal zou een jeugd radio-omroep moeten worden gesticht. Over een eigen zender zou de jeugd uit de hele wereld om beurten in eigen taal of in de taal, die andere jonge mensen kunnen verstaan, uitzendingen moeten verzorgen. In ons land zouden wij om te beginnen graag willen samenwerken met de jeugdverenigingen van alle gezindten. Het zou hùn taak zijn om in de beschikbare zendtijd, de programma's te vullen. Zo zouden wij van elkaar horen wat wij willen en wat wij doen." De eerste schreden naar internationaal contact waren dus al gezet. Kees van Maasdam en Herman Stok stichtten een afdeling van de JARO in Genève en wel binnen de UNESCO. Men had daar toevallig van het initiatief gehoord bij deze onderafdeling van de Verenigde Naties, dat hun steun toezegde. Het verslag van Auke Ruben vervolgt: "Hoewel de JARO nog lang niet het gestelde doel heeft bereikt, moeten jullie vooral niet denken, dat zij nu met de handen over elkaar zitten te wachten, totdat het ogenblik is gekomen. 'Als het eenmaal zover is, dat we kunnen uitzenden, moeten wij over een staf beschikken, die technisch en organisatorisch is getraind,' vertelt Kees van Maasdam. 'Een vaste kern wordt nu opgeleid, want het in elkaar zetten en het leiden van een programma — al is het nog zo klein — is geen peulenschilletje.'" Naast het maken van proefprogramma's deden de heren nog meer. Ze gaven een maandblad uit over hun activiteiten. Ze moesten daartoe niet alleen de kopij verzorgen maar ook het blad stencilen. Met al dat werk kwamen ze de dag wel door. Stok daarover: "Wij beginnen 's morgens om negen uur en vaak werken wij tot 's avonds laat door [...] Een ding vinden wij erg jammer: wij verdienen natuurlijk niets, want de JARO kan ons geen salaris betalen. Nu moeten wij op de zak van onze ouders leven en dat is heel erg naar. We hebben echter subsidie aangevraagd en wie weet ..." Het idee te komen tot een internationale jeugdomroep is uiteindelijk niet geheel gerealiseerd en wel om de eenvoudige reden dat slechts 1.000 gulden subsidie werd verkregen van het Prins Bernard Fonds (1951), de UNESCO geen toestemming verleende een frequentie op de korte golf vrij te maken voor de uitzendingen en er geld verdiend moest worden. Uiteindelijk zouden beide heren in dienst treden van de VARA en daar grote naam maken. Ook daar werd het idee van de jongerenomroep op tafel gelegd, maar voorzitter Broeksz zag niets in de plannen. De JARO ging in 1952 ter ziele. Van Maasdam presenteerde vele programma's en werd vooral bekend door zijn programma's die vanuit het land werden uitgezonden. Stok stond voor 'Top of Flop' op de televisie, terwijl 'Tijd voor Teenagers' en 'Mix' slechts twéé van zijn vele radio programma's bij de VARA waren. Het idee van de JARO werd trouwens overgenomen door de AVRO, die naar aanleiding van de jongerenomroep, op initiatief van Herman Broekhuizen, de jeugdomroep Minjon oprichtte. Ook dat initiatief leverde tot aan het begin van de jaren zestig vele nieuwe radiotalenten op. Maar, dat is weer een ander verhaal. De foto bij dit verhaal: Enkele medewerkers van de JARO in actie. Van links naar rechts: Herman Broekhuizen, Donald de Marcas, Joop van Zijl, Tony van Verre, Peter Kok en Greetje Kauffeld, die allemaal op de een op andere manier later via de radio bekendheid verwierven (Foto: Archief NAA). Hans Knot, 11 augustus 2018
  13. hans knot

    Hans Knot: Het najaar van 1963

    De nostalgische terugblik brengt ons terug naar 1963 waarbij ik focus op onder meer de zeezender Radio Veronica en de plannen voor een televisieplatform. In de kranten werd in de maand augustus 1962 verslag gedaan van een nieuwe vinding, waardoor het mogelijk werd schepen een schoonmaakbeurt tot onder de waterlijn te geven en op te knappen. Het bedrijf N.V. Magneto-Chemie uit Schiedam was van plan het drijvende radiostation Veronica voor de Scheveningse kust dankzij de nieuwe vinding in volle zee een schoonmaakbeurt te geven: ‘de beurt zal waarschijnlijk – als het weer meewerkt – volgende week plaats hebben. Aan boord van de kotter die Veronica regelmatig van proviand en programma’s op de band voorziet, zullen enkele kikvorsmannen uit de Scheveningse haven vertrekken om het schip onder de waterlijn op te knappen.’ Doel van de beurt was de roest laag, die zich in de loop der jaren op de huid van de Borkum Riff had vastgezet, te verwijderen. Normaal geschiedde dit vrijmaken van corrosie op de werf, maar aangezien het radiozendschip geen enkele haven binnen kon worden binnengesleept zonder gevaar in beslag te worden genomen, had de directie van Veronica zich gewend tot de Schiedamse ondernemer, H. B. Beer, directeur van Magnete-Chemie. De toen nieuwe vinding was al patent verleend in verschillende landen en de directeur had wel een verklaring waarom op zee gewerkt kon worden: “Gewoonlijk bestaat de bescherming tegen roest op de scheepshuid uit zinken blokken, die tegen de platen van het schip worden gelast. Deze blokken dienen te voorkomen dat roest ontstaat. De werkingssfeer van de zinkblokken bedraagt enkele meters, zodat elk schip – afhankelijk van de grootte, enkele tientallen van deze blokken nodig heeft.” Tot begin 1963 was het aanbrengen van de blokken echter steeds noodzakelijk geweest een schip op de werf of in een dok te zetten omdat laswerk heel moeilijk onder water kon worden uitgevoerd. De heer de Beer ontdekte echter een nieuwe mogelijkheid. In de blokken bracht hij sterke magneten aan met een trekkracht van niet minder dan 1800 kilo. Daardoor hechtten de blokken zich onwrikbaar vast op de scheepshuid. Op deze manier kon een schip binnen enkele uren een anti-roestbeurt ondergaan. De Beer destijds over het systeem: “Het systeem biedt grote voordelen voor de scheepvaart. Immers, de vinding betekent kosten- en tijdsbesparing. Normaal dient een schip voor een dergelijke behandeling ongeveer 36 uur uit het water worden gehaald, terwijl werken volgens de nieuwe methode slechts enkele uren vergt. Bovendien kan het schip gewoon in het water blijven liggen. Daarnaast biedt het systeem mogelijkheden voor de bestrijding van roest op damwanden of pijpleidingen. “ De Borkum Riff was het eerste schip waarop de vinding definitief werd toegepast en zou volgens de ondernemer voor twee jaar van roest gevrijwaard zijn. In het najaar van 1963 verschenen de nodige berichten in de dagbladpers betreffende een nieuw plan te komen tot een kunstmatig eiland voor de kust van Noordwijk voor het brengen van zowel radio- en televisieprogramma’s, een project dat de geschiedenis is ingegaan als het REM eiland. Nadat de nodige feiten waren gepubliceerd was het de KRO die, via het toen al populaire journalistieke programma ‘Brandpunt’ meer wilden brengen dan de kranten. Zo liet men een gefilmde reportage zien van het ronddobberende zendschip Borkum Riff van Radio Veronica, beelden die opvallend genoeg waren geschoten door de VPRO-regisseur Almar Tjepkema. Klaarblijkelijk mochten destijds omroepmedewerkers van andere omroepen wel voor andere omroepen werken, terwijl medewerkers van omroepen, die voor Radio Veronica tevens actief waren, de wacht werd aangezegd. Almar Tjepkema zou trouwens in 1964 een opmerkelijk zijpad betreden door te gaan werken voor het REM-eiland project. Maar de redactie van de KRO wilden meer want ze benaderden op zaterdag 19 oktober zowel de ministers Scholten en Van Aartsen om commentaar te geven over het gegeven dat Radio Veronica nog steeds ongemoeid buiten de territoriale wateren haar uitzendingen kon blijven verzorgen. De redactie van Brandpunt had beide bewindsvoerders gevraagd naar de studio te komen, maar ze lieten weten dat het stadium waarin Veronica en het toekomstige REM-project verkeerden, ze helemaal niet inzagen, waarom er commentaar geleverd diende te worden. Nadat de mededeling was gedaan dat er geen commentaar was te verwachten, stelde men het onredelijk te vinden dat een eenvoudige arbeider uit Twente, die een illegaal zendertje gebruikte, door de rechter werd veroordeeld, terwijl tezelfdertijd Radio Veronica vrij bleef uitzenden. Men had trouwens binnen de redactie van Brandpunt niet veel vertrouwen in het aangekondigde REM-eiland project want op 21 oktober 1963 stond in ‘Vrije Volk’ te lezen: ‘De KRO liet een specialist duidelijk maken, dat dit alles wel niet zo snel zal gebeuren, omdat dit veel te hoge kosten met zich mee zou brengen.’ Ook had men de VVD- gedelegeerde in de Tweede Kamer, mevrouw van Someren-Downer, nog om commentaar gevraagd. Ze bleek de hele situatie niet toe te juichen maar het toch te tolereren, omdat er in Nederland op dat moment nog geen meerderheid was gevonden om commerciële etheruitzendingen toe te staan. Uiteindelijk was er toch een afsluitende positieve conclusie waar te nemen toen de presentator van Brandpunt concludeerde: ‘Maar, het kan. Men zou zelfs een keten van speelholen en verboden gelegenheden buiten de territoriale wateren kunnen aanleggen, zonder dat juridisch kan worden ingegrepen. Natuurlijk werden er tal van reacties in de diverse kranten gepubliceerd gericht op de eventuele komst van een commercieel televisiestation, even buiten de nationale wateren van ons land, maar werd ook de zittende regering gewezen op het gegeven dat men niet vroegtijdig had ingegrepen tegen Radio Veronica en daardoor andermaal er plannen waren om buiten de wetgeving om het publiek te bereiken, dit maal met televisie-uitzendingen. In ‘de Volkskrant’ van 12 oktober 1963 was de rubriek ‘Ten Geleide’ bestemd voor het leveren van kritiek, dit maal onder het kopje: ‘Te lang gewacht’. Volgens de niet bij name genoemde redacteur was de Nederlandse regering te laat met een regeling van de reclametelevisie en drong de conclusie zich weer op gezien de plannen waren aangekondigd voor de reclame televisie-uitzendingen, verzorgd vanuit zee. En een vergelijking met Veronica leerde ook dat met van reclame maken via de radio ook niets wilde weten binnen de regering. ‘Desondanks werd de behoefte er aan zo groot dat een gat in de wet werd gevonden, dat zelfs groot genoeg was om er met een complete zendinstallatie door te varen. De overheid is zich al jaren aan het bezinnen òf en hoe aan deze illegale uitzendingen een eind kan worden gemaakt. Maar onderwijl heeft Radio Veronica in feite volledig burgerrecht verkregen bij de Nederlandse luisteraars en bij het Nederlandse bedrijfsleven. Moet het nu weer net zo gaan met de toekomstige reclame-televisie?’ Men wist ook wel dat de komst van reclametelevisie in eerste instantie volledig was afgehouden door de bestaande omroepverenigingen, wat het vinden van een oplossing volledig had geblokkeerd. Wel had het voorgaande kabinet de kwestie eindelijk eens goed aangepakt en besloten te komen tot een tweede Nederlands televisienet, dat mede gefinancierd zou kunnen worden uit de opbrengsten van reclamespots. Maar eenmaal ter behandeling in de Tweede Kamer werd het wetsvoorstel, waarin de wijzigingen van het uitzenden van televisie was vastgelegd, in meerderheid van stemmen afgewezen, zonder er echter iets tegenover te stellen, dat wel voldoende instemming zou kunnen krijgen. Bij de besprekingen te komen tot een nieuwe regering konden de partijen destijds in 1963 het enkel eens worden op de instelling van een zogenaamde pacificatiecommissie, waarin lieden, die alle sterk uiteenlopende meningen hadden, waren vertegenwoordigd. De bedoeling was dat uit dat overleg een voor iedereen bevredigend compromis zou komen. Maar de redactie van de Volkskrant constateerde in oktober 1963 dat tot op dat moment het nog steeds bij plannen was gebleven: ‘Voorlopig is men nog niet eens aan de samenstelling van deze commissie toegekomen. Daarna moet er nog lang een breed gestudeerd worden en als de leden van deze commissie het niet eens worden dan dient het huidige kabinet zelf weer te proberen knopen door te hakken.’ Dit uiteraard met in het achterhoofd de gedachte of er ook voor die plannen weer een minderheid zal zijn in de Tweede Kamer. Voor de schrijver van het commentaar was het dan ook zeer begrijpelijk dat grote Nederlandse zakenlieden, die het wel in de toekomst van reclame-uitzendingen zagen zitten, de oplossing hadden gevonden door met een plan te komen tot uitzendingen vanuit internationale wateren. ‘De mazen in de wet, die wijd genoeg waren om Radio Veronica doorgang te verschaffen, zullen nu ook moeten dienen om er met een op een booreiland gemonteerde televisie apparatuur door te komen.’ Men verwachtte wel dat de regering spoedig zou komen met maatregelen waardoor een eventuele start van een televisiestation in internationale wateren voorkomen zou kunnen worden. En aldus de berichtgeving in diverse kranten, zou het best zo kunnen zijn dat ook Radio Veronica daar dan de dupe zou worden. De kritische rubriek werd vervolgd met: ’Als Radio Veronica toch, hoe dan ook, aan een behoefte voldoet, is het dan billijk dat de overheid nu nog, na jaren, gaat proberen om de klok terug te draaien? En al kan men er begrip voor hebben, dat de overheid zou willen voorkomen, dat er ook nog illegale reclame-televisie ontstaat – haar taak zou – evenals bij de reclame in de radio – toch moeten zijn, tijdig legale ruimte te scheppen voor een nieuwe behoefte. Wordt een dergelijke behoefte te laat onderkend, dan zoekt zij toch op de een of andere manier een uitweg en dat zien we ook weer bij de reclame-televisie. Er is te lang gewacht en daar ligt de fout!’ En we weten dat Veronica nog ruim 10 jaar langer haar gang kon gaan vanaf internationale wateren maar dat eind 1964 de REM de nek werd omgedraaid. Hans Knot, 4 augustus 2018
  14. In de zomer van 1965 waren er twee films die bij het bioscooppubliek aansloegen. De veelal geroemde en beschreven: ‘Fanfare’ van Bert Haanstra was de eerste. Deze werd in Groningen destijds vertoond in het Grand Theater aan de Grote Markt, terwijl de kopers van een kaartje nog eens aangenaam werden verrast omdat gratis ook nog eens de door Haanstra geproduceerde documentaire ‘Glas’ werd vertoond. Deze in 1958 in kleur gemaakte film was de eerste Nederlandse productie ooit die een Oscar heeft gewonnen. Inspiratie voor deze 11 minuten durende film kreeg Haanstra toen hij in opdracht van een glasfabriek een voorlichtingsfilm: ‘Over glas gesproken’ draaide. Hij raakte zo onder indruk van het productieproces dat hij tot een verkorte versie voor een breed publiek besloot. Hij vroeg Pim Jacobs speciaal voor de documentaire de muziek te componeren, wat het totaal compleet maakte. In een andere bioscoop aan het Hereplein in Groningen, Camera, was op hetzelfde moment een showfilm te zien, die vooral door jonge vrouwen werd bezocht en alom geroemd werd als een fonkelend dansfeest. De hoofdrollen in de film: ‘Rozen voor Marika’ waren weggelegd voor Marika Kilius en Hans Jürgen Bäumler. Maar ook de destijds in Duitsland immens populaire Peter Kraus speelde een belangrijke rol. In de jaren voorafgaand waren Marika en Hans Jürgen vooral bekend geworden als ijsschaatspaar, dat tussen 1958 en 1964 liefst vier keer nationaal kampioen van West Duitsland werd. Groter was het succes in Europa, waar ze zes keer de titel pakten en tevens pakten ze, met als trainer Erich Zehler, twee keer de wereldtitel ‘kunstrijden op de schaats voor paren’. De eerste wereldtitel was in 1963, maar had eerder gewonnen kunnen worden als de titelstrijd in 1961 niet was afgelast. Tijdens een vlucht van Sabena stortte een vliegtuig, met aan boord de Amerikaanse ploeg, neer hetgeen leidde tot afgelasting van de wereldkampioenschappen dat jaar. Ook op de Olympische Spelen, waaraan ze twee keer deelnamen, wonnen Marika Kilius en Hans Jürgen Bäumler, even zo vaak een zilveren medaille. Zowel in 1960 als 1964 was dit het geval, alleen werd de laatste medaille in 1966 door het Internationale Olympische Comité weer ingenomen. Het was namelijk bekend geworden dat het paar al voor de Olympische Winterspelen van 1964 een contract had getekend om na de spelen commercieel te gaan optreden in de Weense IJsrevue. Vele jaren later, in 1987, werden ze gerehabiliteerd door het IOC en kregen ze elk hun medaille terug. Tijdens de betreffende kampioenschappen werd er met regelmaat, nog in zwart wit, verslag gedaan op de televisie en werd er, waar men al de beschikking had over een televisietoestel, intens naar de Nederlandse televisie, die via Eurovisienetwerk, verslag deed. Dit kwam niet alleen om eerder genoemd paar maar vooral door de successen van de Nederlandse Sjoukje Dijkstra en Joan Haanappel. Terugkomend op de film ‘Rozen voor Marika’ kan gesteld worden dat ook het ballet van de Weense Staatsopera erin optrad, evenals de toen bekende Flamengo danser Pedro Di Cordoba. Aangezien er bij ons thuis vaak naar de radioprogramma’s van Chris Howland werd geluisterd kenden we ook de muzikale successen van Marika Kilius en Hans Jürgen Bäumler, waarvan een aantal in de showfilm voorkwam. ‘Wenn die Cowboys träumen’, een duet met Marika Kilius) ‘Honeymoon in St. Tropez’ andermaal een duet met Marika Kilius en ‘Wunderschönes fremdes Mädchen’ en ‘Sorry little Baby’ uit 1964, waren allen successen voor Hans Jürgen Bäumler. Een jaar later werd hij daarvoor onderscheiden met de bronzen leeuw, uitgereikt door de leiding van de Duitse service van Radio Luxembourg. Groningen had nog meer bioscopen, zoals Luxor in de Heerestraat en de Beurs in de A-Kerkstraat. In deze laatste werden meer de derde rangs films gedraaid terwijl seks wellustelingen er ook hun genre af en toe konden zien. Wat was trouwens mijn eerste film in de Groninger bioscopen? Ik denk dat het in 1958 is geweest dat moeder met mijn oudste broer Jelle een weekend naar onder meer de Heilige Landstichting in Nijmegen ging en vader de ‘opdracht’ kreeg de andere vier kinderen te vermaken. 8 jaar en dus op naar een familiefilm in de bioscoop om ‘Der Lachende Vagabund’ te zien met onder meer zanger Fred Bertelmann, die ook vaak werd gedraaid in de programma’s van Radio Luxembourg. Ik probeerde vervolgens dat station maar eens op te zoeken toen ik stiekem aan de knoppen van de radio zat. Was dat misschien het begin van mijn grote liefde voor de radiobeleving? Deels want broer Jelle wist avonds laat ons, omdat we dezelfde slaapkamer deelden ondanks een leeftijdsverschil van tien jaren, ons – mijzelf en mijn tweelingbroer Egbert – warm te maken voor de uitzendingen van The American Forces Radio Network (AFN) dat voor ons Groningers vooral goed was te ontvangen via de zender actief vanuit Bremerhavn. Hans Knot, 28 juli 2018
  15. Zaterdag 21 maart 1970 vond het Eurovisie Songfestival plaats in het RAI Congrescentrum, omdat onze eigen Lenny Kuhr het jaar daarvoor een van de winnaars was geweest met ‘De troubadour’. Zowel via radio als de televisie waren vele Nederlanders, Vlamingen maar ook buiten onze landen gekluisterd om niet alleen alle liedjes aan te horen maar vooral om de meningen van de jury’s uit de deelnemende landen te horen, voor welk lied men de voorkeur had gekregen. In ieder geval was het voor de latere winnares tijdens de bekendmaking van de punten, die vanuit alle landen werden gegeven, het op een bepaald moment allemaal iets te veel. Het was nog niet de tijd dat er een megavoorstelling van het Eurovisie Songfestival werd gebracht en werd meer op de individu dan groepen artiesten, omringd door allerlei managers, tekstschrijvers, componisten en verdere aanhang ingezoemd. De nog maar 17-jarige Ierse zangeres was zichtbaar hangend tussen een paar stevige landgenoten, omstuwd door fotografen en met een bezorgde moeder, grootmoeder en overgrootmoeder achter haar aandribbelend, moest ze kort na het winnen van het 15de Eurovisie-songfestival weggedragen worden naar haar kleedkamer, omdat ze dreigde flauw te vallen. De spanning was haar duidelijk te veel geworden. Vooral toen de jury in Brussel haar liefst 9 punten gaf en dus ook de overwinning, want ze kwam op een totaal dat niet meer was in te halen door directe concurrent Engeland. Ierland eindigde als eerste met 32 punten, gevolgd door Engeland met 26 punten en West Duitsland haalde de derde plek met 12 punten. Het programma werd gepresenteerd door Willy Dobbe, destijds omroepster bij de TROS. Er deden nog weinig landen mee mede doordat Portugal, Zweden, Noorwegen en Finland zich hadden terug getrokken omdat in 1969 er liefst vier winnaars waren. Katja Epstein was deelneemster namens West Duitsland. Tijdens de uitzending waren er geen noemenswaardige incidenten waar te nemen. Tijdens de generale repetitie stortte trouwens een deel van het podium in. Op de radio waren enkele aanwezigen te horen en zo noteerde ik destijds dat onder meer Mary Hopkin zich uitliet over de jonge winnares. Ze zei: “Toen ik donderdag het lerse liedje voor de eerste keer hoorde, wist ik bijna zeker dat het zou winnen. Het is lief, het is niet zo commercieel en Dana zingt het schattig.” Voordat ik het vergeet, Nederland werd met 7 punten vijfde terwijl België, waar in 1970 eigenlijk de Walen de Belgen vertegenwoordigden, met 5 punten zesde werd. Helemaal onderaan met nul punten eindigde Luxemburg dat werd vertegenwoordigd door Leon Kleerekoper, die wij als radioliefhebbers nog kennen uit de tijd van Radio 227. Als David Alexander Winter trad hij op voor Luxemburg en nadat de uitslag bekend was geworden had hij geen goed woord over op de uitslag. Op de radio noemde hij het ‘waardeloos, onmogelijk en volstrekt onbegrijpelijk’. Het voelde aan als een miskend talent te zijn. Gelukkig is het allemaal goed met hem gekomen. Het songfestival werd in de Eurovisielanden in 1970 bekeken door liefst 400 miljoen mensen, over radiobeluistering werden destijds geen cijfers bekend gemaakt maar één van hen was uw columnist. Het Metropole Orkest zorgde die dag voor de muzikale begeleiding van het geheel, kom daar anno nu maar eens mee. Dolf van der Linden was de dirigent en orkestleider. Hans Knot, 14 juli 2018
  16. De onderstaande herinnering kwam in mijn geheugen terug toen ik recentelijk een bulkarazer uit de kast haalde op de universiteit om een aantal videobanden te wissen. Ik schafte dit apparaat reeds in 1976 aan en het functioneert nog steeds. Voor diegene die niet weten waar dit apparaat voornamelijk uit bestaat is de verklaring dat het een enorm zware magneet bevat. Bij activering door een stroomstoot wist deze recorderbanden, videobanden en /of cassettebanden binnen een seconde, ofwel de signalen worden dermate aangetast dat een normaal beeld en geluid niet meer beschikbaar zijn. Je kunt dit apparaat dus professioneel gebruiken ter bescherming van privacy. In mijn geval gebruikte ik het apparaat vooral als een vooraf met cliënten of ouders van cliënten afgesproken bewaartermijn van een testafname was verlopen. Binnen de universiteit ben je dan verplicht de wettelijke voorschriften te volgen en dus de opname te vernietigen. Maar het apparaat kan ook op een andere manier worden ingezet. Het duurde even voordat ik in mijn archief een aantekening had teruggevonden van 15 april 1970 waarbij werd gewag gemaakt van het schonen van geluidsbanden van een NCRV-radio en televisie reportageteam. Het bericht, dat in vele Nederlandse kranten destijds was te lezen, meldde dat de toenmalige NCRV-verslaggever, Henk Mochel, in de radiorubriek ‘Hier en Nu’, de Zuid-Afrikaanse geheime politie had beschuldigd een aantal geluidsbanden met opnamen in Zuid-Afrika gemaakt, te hebben vernietigd. Op een van de banden stonden onder meer opnamen van ‘Sieg Heil-geroep’ bij binnenkomst van de toenmalige premier Vorster van Zuid-Afrika in een bijeenkomst van de Zuid-Afrikaanse Nationale Partij in Durban. Mochel volgde ondermeer met cameraman Henk Wip de Amsterdamse hoogleraar professor Verkuyl, die op uitnodiging van de Raad van Kerken een reis door Zuid-Afrika maakte. Het was de bedoeling dat regelmatig van de reis zowel via radio als televisieverslag zou worden gemaakt. Volgens Mochel waren elf van zijn geluidsbanden door een ontmagnetiserende kracht schoon gewist en de enige die die kracht verricht kon hebben was de Zuid-Afrikaanse Special Branch. Op die geluidsbanden was een aantal vrij unieke gesprekken opgenomen, onder meer over deze geheime politie, waarin bepaald onprettige opmerkingen over deze dienst waren gemaakt. Volgens de berichtgeving begonnen moeilijkheden voor Mochel en Wip bij een bijeenkomst van de Nationale Partij in Durban, waar de Zuid-Afrikaanse Premier Vorster ook zou komen. Toen hij binnenkwam, stonden studenten van de universiteit van Natal, die op de twee bovenste galerijen zaten, op en begroetten de premier met luid Sieg Heil-geroep. De beide NCRV-mensen namen daarop hun apparatuur op de schouders en liepen naar de betreffende galerij om vandaar de studenten te filmen. Mochel vertelde in het actualiteitenprogramma over wat er toen volgde: “We stonden daar maar net, toen we door twee hijgende veiligheidsmensen op de schouder werden geklopt en die ons mee naar buiten namen. Ze waren vreselijk nerveus. Een van hen bleef bij ons terwijl de andere zijn chefs ging bellen. Toen hij terugkwam stroomde hij over van vriendelijkheid, bood duizend excuses aan, gaf sigaretten weg. We werden teruggebracht en mochten weer opnamen maken. De volgende dag werd die vriendelijkheid ons duidelijk. Elf van onze geluidsbanden bleken te zijn schoon gewist." Volgens Mochel was het duidelijk, dat de Zuid-Afrikaanse geheime politie hierin de hand had gehad. Iedere andere oorzaak werd door hem van de hand gewezen. Het was volgens hem meer dan duidelijk dat het schoonvegen van de banden opzettelijk, doelbewust en doelgericht was gebeurd. Mochel vertelde voorts, dat op een van de banden onder meer vernietigende opmerkingen over de geheime politie waren opgenomen, door verschillende geïnterviewden uitgesproken. Mochel eindigde het radio-interview met de woorden: “Het enige positieve wat we momenteel nog van deze Special Branch kunnen zeggen is, dat wat ze doen ze in ieder geval goed doen." De magneet had zijn werk andermaal gedaan in de bulk-arazer. Hans Knot, 7 juli 2018
  17. Enkele jaren geleden kreeg ik een demo toegestuurd die afkomstig was van een productiebedrijf, dat al in de vroege jaren zestig van de vorige eeuw ondermeer reclamespots maakte voor Radio Veronica. Op het moment van beluisteren besefte ik dat het wel een hele vroege vorm van demonstratiepresentatie op een bandje in Nederland dient te zijn geweest. De opname, uit 1963, begon met trompetgeschal gevolgd door een felle stem die zei: ‘De la Mar presenteert radioreclame’. Daarna een andere stem met: ‘Goedendag, ik vertegenwoordig op deze bandopname de afdeling radio, televisie en film van De la Mar. Een afdeling waarin U allen juist nu meer dan ooit in geïnteresseerd bent.’ De stem was afkomstig van Eli Asser en hij vertelde tevens dat zijn assistent Wim Schipper was. Waarom ‘meer dan ooit’ geïnteresseerd in radioreclame? Wel Radio Veronica had haar weg naar de luisteraars gevonden en deze onderneming, opgericht in 1880, richtte zich in eerste instantie op het maken van advertenties voor dagbladen, gevolgd door ondermeer reclamespots voor de adverteerders in bioscopen. Maar toen vanaf de Noordzee radio met reclame kwam was er een nieuwe weg gevonden de boterham te beleggen. De afdeling werd dan ook beschreven als de ‘nieuwste loot aan de De la Mar stam’. In ‘Het Algemeen Dagblad’ van 3 augustus 1963 werd aandacht besteed aan de nieuwe tak van De la Mar, een bloeiend bedrijf dat zich was bezig gaan houden met de productie van reclame jingles en gesponsorde programma’s. Niet alleen werkte men voor de Nederlandstalige service van Radio Luxembourg, maar ook voor Radio Veronica. ‘Hoezeer de deelhebbers aan deze branche (de adverterende firma’s, de producenten en de artiesten) ook leven met het begrip geluidsreclame, weet de buitenwacht er weinig of niets van. Men realiseert zich het bestaan van dergelijke reclame pas op het ogenblik, waarop de tientallen transistors op het Noordzeestrand de slagzinnen loslaten op de helblauwe hemel.’ De journalist van de krant, die de initialen ‘WH’ gebruikte, meende dat nog steeds enkele tientallen bedrijven, die deze vorm van reclame maakten, in ieder geval wat Radio Veronica betrof, zich bevond in een geheimzinnig waas van illegaliteit. Dit ondanks dat het radiostation al bijna drie jaren in de ether was. Hij doelde op het gegeven dat tal van artiesten geen contract wenste te ondertekenen als een bepaald bedrijf ze door medewerkers van De la Mar hadden benaderd mee te doen aan een van de programma’s van Radio Veronica. Dit omdat ze, bij accepteren, in conflict zouden komen met de erkende omroepen. Om een duidelijke indruk te krijgen van de radioactiviteiten van het bedrijf had de journalist dan ook een gesprek met Eli Asser: “Het is duidelijk dat reclame op de televisie, in welke vorm dan ook, op den duur haar intrede zal doen. Terwijl iedereen in de zakenwereld - en dus ook in de wereld van de reclame – daarop wacht, zijn wij, bij wijze van overbrugging, begonnen met de radio. Niet dat de radioreclame op den duur zal verdwijnen, dat geloof ik beslist niet. Maar zo belangrijk als ze vandaag de dag is, zal ze niet meer zijn als er eenmaal televisiereclame mogelijk is.” Aangenomen mag worden dat hij doelde op het verschil in prijsniveau tussen de toen toekomstige televisiereclame en die van de radioreclamespots. De la Mar, en dus ook Radio Veronica, die men destijds vertegenwoordigde naar de zakenwereld, berekende in die tijd een bedrag van twaalf gulden per reclameseconde. Voor een seconde reclame in een programma in het weekend werd 15 gulden gevraagd. In 1963 was de prijs voor een gesponsord programma van een kwartier 500 gulden, terwijl die in het weekend 625 gulden kostte. Uiteraard werden de bedragen voor de klant vermeerderd met de productiekosten, zoals de betaling aan deelnemende artiesten en de studiokosten. Bekende Nederlanders uit die tijd begonnen een centje bij te verdienen zoals zanger Tom Kelly, die te beluisteren was met een gesponsord programma van Wajang Plantenmargarine. Hierin draaide hij platen uit eigen collectie. Het was vooral Zuid Amerikaanse muziek en hij zong ook altijd zelf een liedje. Het programma duurde per aflevering een kwartier en werd door De la Mar geproduceerd voor Radio Veronica. Een ander voorbeeld was ‘Lion Pops’. Het was een ander gesponsord programma dat op dinsdag en vrijdagmiddag werd uitgezonden en dat door Leeuwenzegel werd gefinancierd. Het bracht voornamelijk de nieuwste top hits, in presentatie van Tineke. Wekelijks kwam er ook een plaatje uit met twee tophits in ‘een niet originele uitvoering’, die verkregen kon worden voor 40 Leeuwenzegels en 1 gulden. Leeuwenzegels kreeg je weer in tal van winkels bij aankoop van bijvoorbeeld je kruidenierswaren of het vlees in de slagerij. In het programma was een ‘stem van een leeuw’ te horen, die werd vertolkt door Rijk de Gooijer, die trouwens ook een eigen programma bij De la Mar opnam. Het betrof een programma met zonnige vakantietips, gefinancierd door Bayer, die haar product Delial aan de ‘vrouw’ probeerde te brengen. Ook te noemen is een programma, gesponsord door Heinz Soepen, dat werd gepresenteerd op de zondagmorgen door Cor Lemaire en Eli Asser. Tenslotte wil ik het duo Conny Stuart en Ko van Dijk noemen, dat een programma onder de namen ‘Nancy en Mamsie’ presenteerde. Andermaal was het een door Bayer betaald programma, en wel om haar product ‘Aspirine’ te promoten. De reclamespots, die bij De la Mar werden gemaakt, hadden een minimale lengte van 10 seconden, waarvan werd gesteld dat de korte duur bij herhaling effectief zou zijn. Het werd in de genoemde demo gestaafd door bij herhaling een spot voor het nieuwe ontbijtproduct uit die tijd: ‘Brinta’ te presenteren. Bij Radio Veronica werden sommige spots in 1963 acht tot tien keer per etmaal herhaald. Wel had Asser een duidelijke mening over de rol van de commercials in een radioprogramma: “Ik vind het een kwestie van een eenvoudige code, dat in een radioprogramma voor een commercieel radiostation de reclameboodschap een gescheiden plaats inneemt. Natuurlijk kun je de sfeer van een programma wel aanpassen aan de zaak waarvoor je adverteert. Zonnebrandolie breng je niet in een regenprogramma en oliehaarden niet in een programma over een zomerse dag. Maar voor het overige moet je, bij de productie van dergelijke gesponsorde programma’s, er wel degelijk voor zorgen, dat je de mensen een echt programma voorzet. Een programma waar ze ongestoord plezier aan kunnen beleven, en waarin de reclameboodschap een duidelijk gescheiden plaats heeft.” Eli Asser ging ook dieper in betreffende de kwestie dat bepaalde artiesten niet wensten mee te werken, dit om problemen met andere werkgevers in omroepland te voorkomen: “Dat sommigen, die in dienst zijn van de omroepen, aan deze programma’s niet willen en mogen meewerken, vind ik logisch. In geen enkel bedrijf zou men de medewerkers toestaan te ‘schnabbelen’ voor een concurrerende firma. “Het probleem deed zich echter niet alleen voor bij de omroepmedewerkers, die in vaste dienst van de omroepen waren. Ook een aantal zogenaamde losse medewerkers van de omroepen stelde zich aarzelend op om mee te werken aan de producties van De la Mar. Asser: “Zij durven soms niet goed – al neemt het aantal van degenen, dat wel mee doet, toe. Wij hebben deze mensen uiteraard nodig, zowel voor wat de presentatie betreft als voor muziek en toneel.” Met het laatste doelde Asser op het uitvoeren van een aantal eenakters, dat hij in opdracht van een adverteerder had geschreven: “Acht korte en geestige schetsen, die worden gespeeld door Ko van Dijk en Conny Stuart. Ze passen in het kader van de ideeën over commerciële radio. Het dient doodgewoon radio op goed peil te zijn, radio waar de mensen niet alleen een achtergrondinstrument van maken, maar ook actief naar luisteren. Vandaar de eenakters. Ik geloof dat de reclame pas waarde krijgt, wanneer ze gemaakt wordt in het kader van goede programma’s – en goede programma’s zijn dan uiteraard niet alleen maar ernstige programma’s.” Bij De la Mar trachtte men destijds voor de twee actieve commerciële radiostations programma’s op niveau te maken en wel in nauwe samenwerking met het bedrijfsleven, dat meer en meer het belang van het medium commerciële radio ging inzien. Hans Knot, 30 juni 2018
  18. Het zijn van die berichtjes in de kranten die mij in het verleden hebben aangezet een schaar te pakken en deze berichten uit te knippen. Want het ging niet alleen over radio maar het bericht kon ook nog eens van historische waarde zijn. Zo ook op vrijdag 3 mei 1968 toen in de kranten een bericht was geplaatst naar aanleiding van schriftelijke vragen die waren gesteld door leden van de Tweede Kamer aan de toenmalige minister voor Verkeer en Waterstaat, en aan die van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk, mevrouw Marga Klompé. Zij was destijds ondermeer verantwoordelijk voor het omroepgebeuren in Nederland. De vraagstelling had betrekking op de mogelijkheden in de toekomst over de gaan tot het maken van radio op lokaal niveau. In ons land waren destijds slechts enkele regionale radiostations actief, waarbij bij lange na geen sprake was van landelijke dekking. In ieder geval werd er door Klompé serieus op de vragen ingegaan want binnen haar Ministerie en die van Verkeer en Waterstaat waren een paar ambtenaren een tijdlang bezig geweest onderzoek te plegen naar de technische mogelijkheden voor het opstarten van lokale radiostations. En, zo vertelde ons de berichtgeving op 3 mei, het bleek inderdaad mogelijk twee plaatselijke radiostations te bouwen in de verschillende grote gemeenten als Amsterdam, Den Haag en Rotterdam. Voor andere plaatsen, zoals Utrecht, Breda, Zwolle, Hilversum, Eindhoven, Groningen en Maastricht, was er slechts een mogelijkheid tot de bouw van één radiostation per gemeente. Wel werd eraan toegevoegd dat de zenders met echt een gering vermogen in de ether zouden kunnen komen. De schriftelijke vragen waren trouwens afkomstig van de leden van de Tweede Kamer drs. E. C. Visser en drs. M. Dijkstra, beiden vertegenwoordigers namens D66. Maar er diende nog zeker het één en ander geregeld te worden want in het antwoord was te lezen dat informatie omtrent de vermogens van de te gebruiken zenders eerst kon worden gegeven nadat de hiervoor noodzakelijke coördinatieprocedure met de buurlanden zou hebben plaatsgevonden. Dit diende te worden gedaan aangezien het was voorgeschreven in de overeenkomst inzake ondermeer de frequentieverdelingen gesloten tijdens een congres van de Internationale Telecommunicatie Unie in Stockholm in 1961. Daar deze procedure ook voor de buurlanden veel werk met zich mee zou brengen, kon hiermee niet worden begonnen voordat er sprake was van een meer concrete opzet van de toekomstige lokale radio. Een adder onder het gras want wat werd hier voor blokkade opgezet? In het antwoord van de ministers was verder te lezen dat berekeningen hadden aangetoond dat storing in de ontvangst van de toen toekomstige landelijke fm- en tv-stations, veroorzaakt door de toekomstige lokale radiostations, binnen aanvaardbare grenzen zou blijven. Experimenten ter plaatse konden hierover slechts afdoende zekerheid verschaffen van storing op buitenlandse fm- en tv-programma's door de lokale fm-zenders. Het vermoeden was dat op vele plaatsen in de naaste omgeving van deze zenders storing onvermijdelijk zou zijn. Derhalve vonden de bewindvoerders dat, wilde men storingen voorkomen, het aantal lokale radiostations beperkt diende te worden toegelaten. In een toelichting op hun vragen was door beide D66 Kamerleden gesteld, dat voor een deugdelijk functioneren van plaatselijke democratie de radio een belangrijke bijdrage kon leveren. Lokale radiostations konden namelijk met hun zendvermogen doelgericht het grondgebied van de desbetreffende gemeenten tot in alle uithoeken bereiken. Ze voegden er nog aan toe dat het ontbreken van de technische gegevens en kennis van mogelijkheden de verdere ontwikkeling van lokale democratie in de weg zou staan. Aldus deze herinnering aan de berichtgeving uit 1968. En kwam de lokale radio er snel? Ik heb er maar even op de achtergrond een oude opname gestart van het allereerste programma van de lokale radio in Groningen, de plaats waar als tweede in Nederland een experiment werd opgestart. Het allereerste programma werd op 12 november 1984 uitgezonden. Ja, u leest het goed, 16,5 jaar later nadat de vragen waren beantwoord over de toekomst van de lokale radio. En daarbij komt nog dat de eerste periode van de lokale radio in Groningen, dat bekend werd onder de naam Radio Stad, alleen te beluisteren was via kanaal 4 van het televisietoestel en op de lokale kabel op de ‘95FM’. En de presentator van het eerste programma? Dat was de schrijver van uw nostalgische column. Hans Knot, 23 juni 2018
  19. Het zal voor menige Nederlandse vrouw een fijn gevoel zijn geweest toen in de laatste week van mei 1971, de maand waar we het vorige week ook al over hadden in de nostalgische column, dat ze zelf al in een vroegtijdig stadium kon zien of ze al dan niet zwanger te zijn. Er werd namelijk bekend gemaakt dat men binnen de NV Chefora, een werkmaatschappij van de farmaceutische divisie van AKZO, een zwangerschapstest, Predictor genoemd, had ontwikkeld en op de markt ging brengen. Hierdoor werd het voor een vrouw, nadat ze het product had aangeschaft negen dagen nadat de geplande maar weggebleven menstruatie had dienen te beginnen, de zwangerschapstest te doen door enkele druppels urine te mengen met de poeder vloeistof van de Predictor. Omtrent de uitvoering van de test werd destijds gemeld dat het de vrouw het slechts enkele minuten aan tijd zou kosten en dat de uitslag binnen twee uur kon worden afgelezen. Uiteraard is er veel en verder aan ontwikkeling gedaan en kan een test heden ten dage sneller worden afgelezen en zelfs eerder worden ingezet. De Predictors zwangerschapstest was sinds eind mei 1971 bij apotheken en drogisterijen verkrijgbaar. Waar heb je ze nog de ouderwetse drogisterijen. Wel werd er nog een waarschuwing gegeven toen het bekend werd gemaakt dat het product op de markt was gekomen. Namelijk dat het niet de bedoeling was dat deze test het contact met de huisarts in een vroeg stadium van de zwangerschap overbodig maakte. Nee er werd zelfs sterk op aangedrongen, nadat de test positief was bevonden, deze met de huisarts te delen. Dan maar even terug naar de radio in mei 1971 want er werd bekend gemaakt dat de gemiddelde luisterdichtheid van Hilversum 3 tussen 9 en 18 uur in het eerste kwartaal van 1971 was toegenomen met 2,5 procent. In het vierde kwartaal van 1970 bedroeg de luisterdichtheid 7,3 procent. Dit was een van de belangrijkste resultaten van de eerste luisterdichtheidsmeting die in 1971 van 20 tot en met 27 maart in opdracht van de afdeling studie en onderzoek van de NOS werd uitgevoerd door Intomart N.V. De gemiddelde luisterdichtheid van Radio Veronica, aldus het rapport, nam in dezelfde uren iets toe, van 5.7 procent in het vierde kwartaal van 1970 tot 6.2 procent in het eerste kwartaal van 1971. De gemiddelde luisterdichtheid van Hilversum I en Hilversum II in genoemde uren nam af van 10.2 procent in het vierde kwartaal van 1970 tot 9.5 procent in het eerste kwartaal van 1971. De stijging van de gemiddelde luisterdichtheid van de categorie 'overige stations' in genoemde uren van 0.5 tot 1.8 procent, kwam waarschijnlijk voor het grootste deel voor rekening van Radio Noordzee. De totale radiobeluistering nam tussen 9 en 18 uur toe van 23.8 tot 27.3 procent. Ook werd in het rapport gesteld dat er een trend kon worden gesignaleerd dat het Nederlandse radiopubliek zich steeds meer richtte op het beluisteren van de lichte muziekstations. Een al decennia terugkerend onderwerp werd in mei 1971 ook weer eens in de publiciteit gebracht en wel het probleem van het al dan niet beschikbaar stellen van programmagegevens door de publieke omroepen aan derden. In dat geval was het verzoek ingediend door de Geïllustreerde Pers om de gegevens compleet te mogen overnemen en te publiceren in haar tijdschriften, dit tegen een nader te bepalen passende vergoeding aan de omroepen. Maar andermaal werd er bepaald dat de omroepverenigingen niet verplicht werden, via de Nederlandse Omroep Stichting, de gegevens af te staan. De bepaling werd destijds vervat in een Koninklijk Besluit dat eind mei werd gepubliceerd in de Staatscourant. Dat betekende dat de Geïllustreerde Pers, destijds ondermeer uitgever van Margriet, de Nieuwe Revue en Avenue en was een dochteronderneming van het VNU-concern. In de eerdere column over mei 1971 meldde ik al dat de meeste lezers bij het lezen van de maand mei van dat jaar denken aan de aanslag op het zendschip van RNI. Op woensdag 26 mei werd bekend gemaakt in Den Haag dat het toenmalige demissionaire kabinet van Premier de Jong de volgende dag zou gaan praten, tijdens de wekelijkse zitting, of men al dan niet alsnog wetsontwerpen zou indienen ter goedkeuring en uitvoering van het Verdrag van Straatsburg, dat optreden tegen zeezenders als Radio Veronica en Radio North Sea International mogelijk zou maken. De confessionele ministers in het kabinet wilden in meerderheid van de situatie gebruik maken de zeezenders aan te pakken, maar de liberale ministers voelden er meer voor de zaak maar over te laten aan het volgende kabinet. De toenmalige ministers Bakker van Verkeer en Waterstaat en Marga Klompé (CRM) waren altijd al voorstander van ratificering van het verdrag en de wijziging van de Telegraaf en Telefoon Wet, welke bevoorrading van de radioschepen diende te verbieden. Aangezien bekend was geworden dat de directie van Radio Veronica de hand bleek te hebben gehad in de aanslag op het zendschip van RNI waren ze van mening dat de situatie rijp was om in te grijpen. Daarbij kwam nog dat de belangstelling voor Hilversum 3 als vervangend programma in luistercijfers groeiende was. Minister Luns, die destijds in 1965 het Verdrag van Straatsburg namens Nederland ondertekende, vond dat het wenselijk was – gelijk aan de mening van de drie liberale leden van het demissionaire kabinet – de beslissingen rondom de wetswijzigingen over te laten aan een daaropvolgend te benoemen kabinet. Het zou dus nog even duren alvorens echt een besluit zou worden genomen om, zoals later bekend, de anti-zeezenderwet zou worden geïntroduceerd, hoewel er slechts sprake zou zijn van wetswijzigingen. Tenslotte werd op 26 mei 1971 bekend dat de International Broadcasting Society uit Bussum, de exploitatiemaatschappij van de zeezender Capital Radio, in Amsterdam failliet was verklaard. Dit hield tegelijkertijd in dat Radio Capital failliet was. Een maand eerder had al een advocaat namens een van de voormalige vrouwelijke bemanningsleden van de MV King David, het zendschip van Capital Radio, een faillissement verzoek ingediend daar zij al sinds november 1970 geen salaris meer had ontvangen. In werkelijkheid werd door de rechtbank een verzoek tot faillissement goedgekeurd, welke was ingediend door het bestuur van de International Broadcasting Society, aangezien men in uiterst grote financiële moeilijkheden verkeerde en dus geen toekomst in de radioactiviteiten meer zag. Hans Knot, 2 juni 2018
  20. Terugblik op de maand mei 1971 (1) Voor de radiofanaten is de maand mei 1971 vaak de bittere herinnering aan de zaterdagavond toen men op welke manier dan ook te horen kreeg dat er een ‘bomaanslag’ was gepleegd op het zendschip van RNI. In werkelijkheid waren er in olie gedrenkte doeken in brand gestoken in de machinekamer waardoor een groot deel van het zendschip in brand stond en deejays en technici via de 220 meter en de korte golf om hulp schreeuwden via ‘Mayday Mayday a bomb has been thrown…’ Daders en opdrachtgevers werden terecht bestraft tot het uitzitten van een jaar gevangenisstraf. Opmerkelijk dat bijna een halve eeuw later velen nog steeds spreken over een bomaanslag in plaats van een brand gesticht aan boord van de MEBO II, RNI’s zendschip. Maar er gebeurde die maand veel meer en ik heb besloten mij te focussen op de laatste dikke week van de gedenkwaardige maand mei 1971. Want zo was er het bericht vanuit de provincie Friesland waarin melding werd gemaakt dat ruim tachtig inwoners van het dorp Mantgum op 22 mei de trein, die naar Leeuwarden reed, gekaapt te hebben. Maar waarom gingen ze over tot deze actie? De Mantgumers gaven daarmee blijk van hun ongenoegen over het feit, dat hun dorp, dat zeven minuten met de trein van de Friese hoofdstad ligt verwijderd, in de toenmalige nieuwe dienstregeling niet meer was opgenomen. De bezetting gebeurde zonder verdere incidenten. De kapers werden later op de avond door dorpelingen met auto's vanuit Leeuwarden weer opgehaald. De volgende dag was te lezen in de regionale kranten in Noord-Nederland dat de kaping gemakkelijk was verlopen, doordat de treinen, die op het baanvak Leeuwarden-Sneek reden, elkaar bij Mantgum dienden te passeren. Er werd gestopt, omdat het maar enkel spoor is. Tijdens de stop stoven de Mantgumers de trein in, waar de rit naar Leeuwarden onder luid protest en getoeter verder ging. Men had via deze zogenaamde ‘kaping’ even duidelijk een geluid van ontevredenheid laten horen. Het station bestaat niet meer en werd in 1973 gesloopt. Lawaai als protest was vrij normaal in 1971. Op de zaterdagavond van de 22ste mei hadden bijvoorbeeld militante Dolle Mina’s in Dublin van zich laten horen als protest tegen het in de Ierse Republiek zeer strenge verbod op geboorte beperkende middelen. Een groep van 47 Dolle Mina's keerde, beladen met ‘de pil’, spiraaltjes, condooms en wat er verder te koop was op dit gebied terug van een expeditie naar Belfast in Noord-lerland, waar de middelen destijds niet verboden waren. En het ging zeker niet geruisloos toe want hun aankomst bij de douane op Connolly Station werd, volgens de krantenverslagen uit die tijd, een tumultueuze affaire. Achter de douanehekken werden de Dolle Mina’s opgewacht door honderden juichende vrouwen. Dolle Mina leuzen roepend trokken de 47 andere vrouwen, bij wijze van spreken, uit de trein op naar de douane. Een paar vrouwen werd gevraagd of zij iets hadden aan te geven. En daarop gaven ze met vreugde een positief antwoord op en enkele doosjes, met voorbehoedsmiddelen, werden in beslag genomen. Maar het bleef daar niet bij want de Dolle Mina’s, die over de grens waren gekomen en nog niet voor controle waren aangewezen door de douane, duurden het allemaal te lang. Ze besloten de tergend langzaam werkende douaneambtenaren te bekogelen met diverse middelen die ze in Noord-Ierland hadden aangeschaft. Maar ook werden de nodige condooms over de hekken naar de wachtende vrouwen gegooid waarna een hartverwarmend lawaai ontstond. Duidelijk werd, toen de douaneambtenaren de controle stopten, dat velen blij werden gemaakt met illegaal geïmporteerde voorbehoedsmiddelen in de Ierse Republiek, destijds een van de weinige landen in Europa waar anticonceptionele middelen nog verboden waren. Maar muziek was er her en der ook volop in Nederland en België. Zo was er in het laatste weekend van de maand mei in 1971 de mogelijkheid de manifestatie Kattendiep te bezoeken. Onder deze naam werd namelijk in het Bowling Centrum aan het Kattendiep in Groningen een zogenaamde Stijl Jazz happening gehouden. De opkomst was niet bijzonder te noemen want op meer dan 40 mensen tijdens de middagsessie had de organisatie zeker gerekend. Ondermeer werd er een klankbeeld, via diapresentatie en plaat, gepresenteerd door Bram Spier, waarbij hij historische jazzopnamen uit binnen- en buitenland liet horen. Ook waren er ruil- en verkooptafels, te vergelijken met als die op de overbekende Radiodagen van de Stichting Media Communicatie, waar de liefhebbers konden kiezen uit oude platen. Voor het eerst in het openbaar was een de lancering van een lp uitgegeven door het onafhankelijke jazz platenlabel ‘Space Records’, die in het voorjaar van 1971 was opgericht. De eerste lp was in maart opgenomen en bevatte opnamen van de artieste die in de avonduren life zou optreden in het Bowlingcentrum, blueszangeres Victoria Varekamp. Zij werd daarbij begeleid door ene van Delden op piano en Antoine Lohman. In het Nieuwsblad van het Noorden werd de dag na het optreden een kort verslag gebracht waarin werd gemeld dat dit stilistische trio wat somber getinte bluesmuziek bracht in een weinig passende omgeving, waar de muziek van een zekere landerigheid was en samen met de bowlingsport, die tegelijkertijd door andere aanwezigen werd beoefend, een vreemd duo vormden. Gelukkig waren er in het aanwezige publiek nog tien andere actieve muzikanten die tezamen een geweldige jamsession neerzetten en voor een onvergetelijke jazzavond zorgden. Wordt vervolgd. Hans Knot, 2 juni 2018
  21. Wat een feest was het in 1971 toen het bekend werd dat begin maart er een nieuw Nederlandstalig radiostation haar uitzendingen zou beginnen in combinatie met een Engelstalig zusje. De uren overdag zouden door de internationale en Nederlandse deejays worden gedeeld en er waren al enige testuitzendingen te beluisteren met ondermeer de stem van Karel Prior. Wat deed die presentator daar toch was de grote vraag, hij was immers ook verbonden aan de AVRO en het programma ‘Cosa Nostra’. Hij beloofde dat we binnenkort meer zouden horen van Radio Noordzee, na te hebben verteld dat we luisterden naar een testuitzending. Prior was echter ook actief voor de eigenaar van het nieuwe Nederlandstalige station, de onderneming Strengholt uit het Gooi. Het nieuws rond het nieuwe station kwam druppelsgewijs naar buiten en al vrij snel bleek dat er nog een tweetal bekende namen uit het Nederlandstalige deejaycircuit hun activiteiten bij het nieuwe station zouden voortzetten, dit nadat ze een lange tijd ervoor Radio Veronica na interne problemen hadden verlaten. Jongeren onder de lezers dienen er wel rekening mee te houden dat in 1971 er niet zo veel op de radio was te beluisteren als het om popmuziek ging. We hadden Radio Luxembourg, dat nog een paar Nederlandstalige uurtjes had, Hilversum 3 dat slechts deels popmuziek uitstraalde en Radio Veronica dat op dat moment, ondanks geen landelijke bedekking, de meeste jongeren aantrok. Felix Meurders. Foto: Hans Knot De bekende stemmen waren Jan van Veen en Joost den Draaijer die dan ook voor de openingsuren zorgden op Radio Noordzee. Wekelijks was er tevens op zaterdagmiddag, vanaf 1 uur de Radio Noordzee Top 50 te beluisteren en die zo was geprogrammeerd dat het programma een uur eerder van start ging dan de Zaterdagmiddaggebeurtenis op Radio Veronica, die altijd met de Top 40 begon. De eerste weken was het programma op Radio Noordzee in presentatie van Joost den Draaijer. Op zich ook weer vreemd daar op de vrijdagmiddag hij was te beluisteren bij de NOS met de Nationale Top 30. Er werd zo hier en daar in de geschreven pers het nodige gemeld over deze dubbelrol en openlijk werd er afgevraagd of de leiding van de NOS wel kon accepteren dat een van hun sterpresentatoren ook nog eens voor een zeezender actief was. De eerste Top 50 was op Radio Noordzee te beluisteren op 21 februari en bracht ‘Nothing Rhymed’ van Gilbert O’Sullivan op de eerste positie, een lijst die je via de volgende link kunt zien: http://home.planet.nl/~elber875/RNITop50_1971_02_21.html Van Kooten zelf, zoals Joost den Draaijer officieel van achternaam heet, trok zich van alle kritiek niets aan en ging rustig iedere vrijdag naar de studio in Hilversum om daar, beladen met een stapel singles en een doos sigaren, de uurtjes vol te kletsen. Maar na een aantal weken werd het duidelijk dat hij niet langer viel te handhaven op de vrijdag bij de NOS en dat er een nieuwe presentator zou komen in de persoon van de toen 24-jarige Felix Meurders, afkomstig uit Zuid-Limburg, op een steenworpafstand van de Limburgse hoofdstad Maastricht. De laatste vrijdag van de maand maart 1971 hoorden de luisteraars, die in de middag afstemden op de uitzendingen van Hilversum 3, plots een andere stem als die van Joost. De kranten die vielen onder de gemeenschappelijke persdienst (GPD) meldden er op 14 april van dat jaar het volgende over: ‘De top 30-fans horen sinds korte tijd hun favoriete programma op Hilversum 3 niet meer presenteren door Joost den Draaijer. Zijn stem is — om in het jargon van de discjockey te blijven — een ‘gouwe ouwe’ geworden op dat station. Deze Nederlandse radiopionier op zee kon het kennelijk niet langer harden op het land en hij vertrok naar Radio Nordsee. Al twee weken praat Felix Meurders het vaderlandse hits aan elkaar en het is de bedoeling, dat hij dat voorlopig blijft doen.’ Het bleek dat Meurders al eerder de aanbieding had gekregen het programma over te nemen maar dat hij toch zo de nodige belemmeringen zag, die hij eerst wenste te overdenken alvorens een antwoord te geven. Hij was van mening dat het een heel moeilijk programma was om te presenteren omdat je telkens elke week praktisch dezelfde platen diende te draaien behalve als er een paar hitjes vervangen werden door nieuwkomers. Volgens Meurders kon je snel in verveling geraken met bijvoorbeeld de grapjes die je in het programma vertelde. Dat was echter niet de enige reden van twijfel want ook de luisterdichtheid van de Top 30 was voor hem een probleem. Hij stelde dat de enorme hoeveelheid aan luisteraars voor hem een psychisch probleem vormde. Het was anders dan de andere programma’s, die hij destijds als een routinier presenteerde. We hoorden hem bijvoorbeeld op de zaterdagavond bij de KRO als presentator van het sportprogramma ‘Goal’ en bovendien had hij destijds al enige tijd een eigen programma, de Felix Meurdersshow, op Hilversum 3. Daarbij komt ook nog eens dat de Nederlanders, die niet tevreden waren met datgene dat de reguliere omroepen brachten, hun luistergenot zochten bij Radio Veronica, Radio Noordzee en de Nederlandstalige uitzendingen van Radio Luxembourg. Het was bij dit laatste station dat Felix Meurders ook door velen werd beluisterd want hij presenteerde op de 208 ‘Muziek voor Eva’. Je kunt rustig stellen dat Felix Meurders, die decennialang niet van de radio is weg te denken, een snelle carrière maakte. Het was in 1968 dat hij aan een regionale deejaycompetitie meedeed en de winnaar werd van rond de 60 kandidaten. Vervolgens werd hij meteen benaderd door Peter Koelewijn om programma’s te gaan presenteren voor Radio Luxembourg. Het was Ad ’s Gravenzande trouwens die Felix Meurders naar Hilversum haalde. Hij werd er bekend als ondermeer ‘Felix, the big bird on three’. Uiteraard luisterde Meurders in 1971 ook naar de andere, eerdergenoemde, radiostations en hem destijds gevraagd wat hij leuk vond bij de concurrentie werd het volgende geantwoord: “Naar de radio luister ik vooral beroepshalve en voor de lol in mijn auto. De Allen West-show op RNI, dat vind ik toch wel fantastisch. Je kan gewoon horen, dat die lui ernaar verlangen om in de uitzending te komen. Die worden als honden uitgelaten. De hele dag kunnen ze op dat schip jingles maken en dat moet er in de uitzending dan ook uit. En dan wordt alles ook nog op een heel relaxte manier gepresenteerd. Je kunt merken dat ze daar de hele dag in de goede sfeer zitten; dat is bij ons geheel anders zo van alles komt op zijn tijd.” Wel dat was 1971 en ja je kunt rustig stellen dat voor Felix Meurders alles op zijn tijd is gekomen met een prachtige loopbaan via de radio maar ook via de VARA en het televisieprogramma ‘Kassa’. Hans Knot, 14 april 2018
  22. In de historische column van dit weekend ga ik in gedachten weer eens op bezoek in de pittoreske Scheveningse havens, waar ik zo vaak ben geweest in de jaren zeventig en als het even kan zo om de twee jaren een bezoekje breng. Het was voor vele radiofans in de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw een plek om te zijn. Immers werden vandaaruit ondermeer Radio Veronica en Radio Noordzee bevoorraad. Recentelijk stuitte ik in de archieven op een oude krant van 24 februari 1971 waarin een verhaal is terug te vinden over een ontevreden schipper, de toen 37-jarige, C.J. de Ridder afkomstig uit Urk. Hij had zijn schip, de ‘Linda’, al bijna een jaar liggen in de haven van Scheveningen en hem was al een paar keer door een ambtenaar van de Havendienst erop gewezen dat het afmeren van een schip in de haven van Scheveningen bijna onmogelijk was zonder de vergunning, waarin duidelijk omschreven werd dat het betreffende schip werd ingezet voor bepaalde activiteiten die te maken hadden met handel gericht op Scheveningen en Den Haag. Omdat De Ridder totaal niet reageerde op het verzoek van de ambtenaar om te vertrekken en elders een ligplaats te zoeken, kwam in de derde week van februari, in de holst van de nacht, een sleepboot - die dienst deed voor Rijkswaterstaat- op last van de gemeente Den Haag, de kotter ‘Linda’ uit de Scheveningse haven wegslepen. Volgens een woordvoerder van de Dienst had De Ridder geen vergunning om er zijn schip af te meren en verbleef hij er dus illegaal. In eerste instantie werd de ‘Linda’ ingezet, zoals vele schepen actief vanuit Scheveningen, voor het vissen op de Noordzee, maar werd ook voor andere doeleinden ingezet. Eerder die maand werd bekend dat het beslag op de MEBO I, dat in 1970 werd ingezet voor de bevoorrading van de MEBO II van Radio Nordsee International, nog immer aan de ketting lag in de haven van Scheveningen. Het beslag was gelegd in opdracht van de Panama Overseas Shipping Company, een onderneming opgezet door ir. Heerema. Deze maatschappij stelde nog een vordering te hebben op MEBO Ltd, de moedermaatschappij achter RNI en eigendom van de Zwitsers Meister en Bollier. Details werden niet vrijgegeven. Heerema was, ondermeer met vriend Kees Manders, verantwoordelijk voor een poging tot kaping van het zendschip van RNI in de maand augustus 1970. Manders had ook een vordering op de Zwitsers maar die zou met beide heren tot een regeling zijn gekomen. In de tweede week van februari 1971 werd bekend gemaakt dat RNI, dat eind september 1970 met uitzendingen was gestopt, spoedig weer een serie testprogramma’s wenste uit te zenden om daarna te beginnen met uitzendingen in het Nederlands en het Engels. Hiertoe werd de Exploitatie Maatschappij Noordzee N.V. opgezet, waarvan de muziekuitgeverij Basart een van de vennoten was. Als streefdatum voor de start van RNI in 1971 werd aangegeven dat deze tussen 20 februari en 1 maart zou komen te liggen. Daar het zendschip, zij het met een beperkte bemanning, nog steeds in internationale wateren voor Scheveningen voor anker lag, diende er dus met bepaalde regelmaat te worden bevoorraad. Hiervoor maakte de onderneming gebruik van boten van een aantal scheepseigenaren uit Scheveningen, maar ook van het schip van De Ridder. Voordat het schip ‘Linda’ werd weggesleept had de schipper gedurende twee weken met regelmaat de MEBO II bevoorraad, iets was de havenautoriteiten ook was opgevallen. Via een wel heel grote omweg kwam de ‘Linda’ vanuit Scheveningen in de Laakhaven in Den Haag terecht. Het schip werd van Scheveningen via Hoek van Holland en de waterweg naar Rotterdam, via binnenwateren, naar Den Haag gesleept. Als reden gaf de directeur van de Havendienst, Mr. W.C.A. Riem Vis, aan dat De Ridder geen vergunning had activiteiten vanuit Scheveningen te verrichten. De sleeptocht werd in de nacht van 23 februari gedaan om de scheepvaart in de binnenwateren zo weinig mogelijk te hinderen en om geen opzien te baren. Ook vond men het niet nodig de eigenaar, die om half 1 in de nacht het schip had verlaten, op voorhand te informeren. Riem Vis destijds: “Hij is al lang genoeg gewaarschuwd. Hij wist dat dit zou gebeuren als hij voor de twintigste van deze maand niet vertrokken was. Wij vinden het dan niet nodig hem te verwittigen. Hij heeft trouwens ook nooit iets van zich laten horen.” In de ochtenduren deed De Ridder aangifte bij de politie wegens diefstal van de ‘Linda’. Ook hierop reageerde Riem Vis: ‘Diefstal, dat is geen diefstal. Het is het verplaatsen van een vaartuig, dat volgens een verordening mag. Hij zal wel de kosten moeten betalen.” De kosten werden destijds trouwens op rond de 2000 gulden geschat. Achteraf had De Ridder die nacht de boot van Rijkswaterstaat wel in de omgeving zien varen maar had hij niet door met welk doel: ‘Als ik geweten had dat even later ze mijn bootje zouden kapen, was ik erbij gebleven en hadden ze nog een grote rel mee kunnen maken. Maar ze zijn nog niet met me klaar. Dat stiekeme gedoe lust ik niet. Ik heb een advocaat ingeschakeld om de zaak voor me te redden.” Een woordvoerder van de gemeente Den Haag stelde dat de overtallige schepen in de haven van Scheveningen al meerdere malen onderwerp van gesprek waren geweest en dat de situatie in de haven steeds chaotischer werd en dus ingegrepen diende te worden om de schepen, waarvoor wel een vergunning was, een ligplaats te kunnen geven. Het is daar razend druk en als deze sportvissers, die niet in de haven thuis horen, er maar hun gang gaan wordt de chaos steeds groter.” De Ridder was het met deze verklaring niet eens en stelde dat Scheveningen een vrije haven was en dat ieder schip, goedgekeurd door de scheepvaartinspectie, daar mocht komen. De gemeente Den Haag ging echter uit van het standpunt dat de haven allereerst bestemd was voor Scheveningers en dat men diende aan te tonen dat men zich met handel of visserij bezig hield. Wel waren er rond die tijd vele jachten die door een besluit uit het verleden er tevens een ligplaats hadden. Hoe het uiteindelijk is afgelopen is niet duidelijk want na die enkele berichtjes in februari 1971 is er niets meer van Schipper De Ridder en zijn ‘Linda’ vernomen. Hans Knot, 7 april 2018 Foto MEBO I in Scheveningen haven. (Leen van Oeveren)
  23. Al eerder heb ik uitgebreid gepubliceerd over de speciale uitzendingen vanaf een schip, Zo vroeg ik me af: Klassieke muziek en zeezenders, gaat dat samen? Ja, zeker wel. Ooit liet de violist Theo Olof — het boegbeeld van de stichting Nederland Muziek die voor de komst van een klassieke-muziekzender ijverde — zich ertoe verleiden om op verzoek van de VPRO-radio aan boord van een zendschip te stappen. Het is de geschiedenis ingegaan als Radio Stereo Petat en het Comité Nederland Muziek. Het was maandag 9 april 1973 dat een gehuurde boot, de MV Morgenstern, de zee op ging om te worden ingezet voor deze speciale uitzendingen van de ‘piraat’ Stereo Patat. Vreemd genoeg werd deze sportvissersboot in de eind jaren zeventig echt ingezet voor de uitzendingen van een zeezender, Radio Delmare. Het hele verhaal, door mij gepubliceerd in 1995, kun je via de volgende link nog eens lezen: http://www.icce.rug.nl/~soundscapes/VOLUME01/Radio_Stereo_Petat.shtml Het blijkt echter dat de VPRO zich eerder heeft ingelaten met de uitzendingen van een piratenzender en wel in de maand april 1971. De bewoners van de Nieuwmarktbuurt, destijds een van de saneringswijken van Amsterdam, hadden een eigen radiozender illegaal in stelling gebracht tegen de massale sloopplannen die het gemeentebestuur van Amsterdam had bekend gemaakt. De naam van het radiostation was Radio Sirene en programmamakers van de VPRO hebben destijds in de avond van vrijdag 9 april het geluid van het radiostation in het toen populaire programma ‘VPRO Vrijdag’ gedurende een kwartier laten meelopen. Radio Sirene maakte gebruik van een frequentie op de middengolfband, vlak naast de 192 meter van Radio Veronica. Toen de uitzendingen de betreffende avond werden beëindigd werd tevens bekend gemaakt dat men vrijdagmiddag 16 april weer zou zijn te beluisteren. Wel werd aangegeven dat de uitzending niet langer dan een kwartier zou duren om de kans te worden uitgepeild door de Radio Controle Dienst te verkleinen. De initiatiefnemers wilden de zender niet alleen voor zichzelf gebruiken maar stelden tevens anderen, die zich tegen de gemeentelijke plannen wensten te verzetten, het gebruik van de zender beschikbaar. Verder meldde men dat in de uitzendingen aankondigingen zouden volgen van allerlei acties die door de buurtbewoners zouden worden georganiseerd. Regelmatig kwamen de gebeurtenissen rond de Nieuwmarktbuurt destijds in het nieuws. Niet alleen was een groot aantal lege panden door krakers, afkomstig uit het gehele land, in bezit genomen maar ook de reguliere bewoners traden soms op een militante manier op. Ondermeer werden werknemers van het Gemeentelijke Energie Bedrijf van Amsterdam bij herhaling weggestuurd toen ze van plan waren de elektriciteit in de gekraakte panden af te sluiten, zodat oneigenlijk gebruik kon worden voorkomen. Maar ook de slopers, waarvan door de gemeente werd gemeld dat men spoedig met de afbraak van panden kon beginnen, werden in de uitzending duidelijk gemaakt dat ze niet welkom waren. Bovendien werden er in de wijk allerlei spandoeken opgehangen met duidelijke teksten: ‘Slopers niet welkom’, ‘Levensgevaarlijk voor slopers’ en ‘Slopers gaan de gracht in’. Ter voorkoming dat slopers ongehinderd hun gang konden gaan, werd in de uitzending van Radio Sirene aangekondigd dat spoedig patrouilles, bestaande uit buurtbewoners, de straat zouden opgaan om slopers te verhinderen aan de slag te kunnen gaan. Maar daar bleef het ook niet bij want er werd op een aantal daken van de Nieuwmarkt buurt een felle sirene geplaatst die bij dreigende komst van de slopershamers zoveel lawaai maakte dat er door vele bewoners werden gewaarschuwd en een grote afscherming tegen de werklieden kon worden gevormd. De plannen van de gemeente tot een grootschalige sloop van panden in de betreffende wijk had ondermeer te maken dat er ruimte diende te worden gecreëerd voor de aanleg van de Metro en een nieuwe autoweg in onze hoofdstad. Een fragment van het programma van Radio Sirene op de 193 meter was trouwens, mede dankzij de medewerking van de VPRO, dezelfde avond in het NOS Journaal te horen. Vier jaar later waren er hevige rellen toen tot afbraak van vele panden werd begonnen ten bate van de aanleg van de Oostlijn van de Amsterdamse Metro en het NOS Journaal bracht de beelden: https://nos.nl/video/2026691-terugblik-rellen-nieuwmarkt-1975.html Hans Knot, 31 maart 2018
  24. In de jaren vijftig en zestig bracht de televisie voor veel Nederlanders de wereld in hun huiskamer. Het medium maakte hun belevingswereld groter en de echte buitenwereld kleiner. De televisie werd een venster op de wereld en de wereld werd, zoals vaak wordt gezegd, een "global village". De uitzendingen van de Eurovisie — denk aan het songfestival — speelden daarbij een belangrijke rol. Tegen die achtergrond bespreekt ik de eerste vijftien jaar van de Eurovisie. Vandaag deel 3. Als je voorafgaande informatie in deel 1 en 2 van deze nostalgische terugblik goed beschouwt, kan worden gesteld dat de Eurovisie in haar eerste tien jaar zich behoorlijk heeft ontwikkeld. In 1964 had Eurovisie een net met een totale lengte van 75.000 km. Hiervan bestond 12.000 uit kabel en 63.000 uit straalverbindingen. De uiteinden van de west-oost verbinding waren op dat moment Belfast in Ierland en Sijeme in het voormalige Joego-Slavië, terwijl Helsinki en Palermo de uiteinden vormden van de noord-zuid verbinding. Had men in 1954 de beschikking over 80 relais-stations, tien jaar later was dat aantal gegroeid tot over de 1.500. De meeste zendtijd aan één en hetzelfde item werd besteed aan het overlijden van Paus Johannes XXIII en de verkiezing van zijn opvolger: 24 uur. Een enorm aantal uren voor die tijd. Veel daarvan was overigens pure wachttijd. Echt nieuws was er pas, toen de witte rook kringelend boven het Vaticaan verscheen om aan te geven dat de kardinalen een nieuwe paus hadden gekozen. In 1964 was er trouwens de eerste verbinding met Azië, toen tal van verbindingen per satelliet werden gemaakt voor de verslaggeving van de Olympische Spelen, die in de zomer in Japan werden gehouden. In de jaren 1965 en 1966 waren er ook vele Eurovisie uitzendingen. Zo werd in 1965 onder meer aandacht besteed aan de inauguratie van de Amerikaanse president Johnson, de begrafenis van Sir Winston Churchill, de Wereldkampioenschappen schaatsen in Oslo, het bezoek van de Paus aan de Verenigde Naties en de diverse lanceringen en landingen van ruimtevaarders in Amerika. Het jaar daarop bleken de toppers van andere aard te zijn: het huwelijk van onze eigen prinses Beatrix, het wereldkampioenschap wielrennen op de weg in Duitsland, een folklore-festival in Dublin en het Billy Smart Kerst Circus. Beschaafd vermaak, sport en vorstenhuizen voerden nog steeds de boventoon, maar ook de veranderende wereld liet zich niet langer buitensluiten. In 1965 baarde de Britse popzanger Dave Berry met zijn door Ray Davies geschreven nummer ‘This Strange Effect’ de nodige opzien op het songfestival. Bij het huwelijk van Beatrix in 1966 kon de hele wereld de rook zien die de rookbommen van de Provo's boven de straten verspreidden. Ook het volgende jaar zou de jeugdcultuur zich via de Eurovisie laten gelden, niet alleen op het songfestival — dat met het liedje ‘Puppet on A String’ werd gewonnen door Sandy Shaw, maar ook via de uitzending ‘Onze Wereld’. Liefst twee jaar lang werd de uitzending van 25 juni 1967 voorbereid. In dit programma werd voor het eerst programmaflitsen uit diverse landen uitgezonden, die moesten leiden tot één totaalprogramma. Onder de titel ‘Our World’ werd het programma tussen acht en tien uur in de avond, West-Europese tijd, uitgezonden. De items werden aangeleverd door omroepen uit Afrika, Australië, Europa, Canada, Japan, Mexico en de VS. Het idee tot deze uitzending werd voor het eerst naar voren gebracht door vertegenwoordigers van de BBC. Doel van het programma was vooral items te brengen waarbij menselijke prestaties op lichamelijk en geestelijk gebied naar voren dienden te komen. Ook in dit programma wist de jeugdcultuur van de jaren zestig door te dringen. Een opvallende bijdrage werd namelijk geleverd door de Beatles, die voor de gelegenheid het nummer ‘All Your Need Is Love’ schreven en met een bont gezelschap van vrienden en bekenden uitvoerden. Een speciale commissie werd opgericht die tot realisatie van de plannen moest komen, met als zetel Géneve. Uiteindelijk was het Bush House in Londen de plek waar alles werd gecontroleerd. De ontvangst van alle signalen en het schakelcentrum waren daar, evenals twee andere studio's vanwaar de items tot een totaalprogramma werden geregisseerd. Liefst tienduizend man werkten aan de uitzending mee, daarbij gebruik makend van anderhalf miljoen kilometer van het intercontinentale telefoonnet en van 160.000 kilometer aan kortegolf verbindingen. Uiteraard waren de communicatiesatellieten ook een belangrijke schakel tijdens de uitzending. Voor de verbinding tussen de landen aan beide zijden van de Atlantische Oceaan werd de Early Bird ingezet. Voor de gebieden rond de Stille Oceaan werd gebruik gemaakt van de toenmalige Intelsat 2 en de ATS-1. In Londen werd het gesproken gedeelte zo nodig tegelijk vertaald in het Engels, Frans en Duits. Een tegenvaller was dat op het allerlaatste moment van voorbereidingen de landen binnen de OIRT (Intervisie) zich terugtrokken, dus geen uitzendingen vanuit en naar de kijkers in de landen van het voormalige Oostblok. Maar 1967 stond ook garant voor de uitwisseling van de eerste kleurenuitzending van de Eurovisie. Vanaf de Firato, de tweejaarlijkse tentoonstelling over radio en televisie in Amsterdam, werden in september de eerste kleurenbeelden overgebracht. Ook hier gingen natuurlijk weer de nodige problemen aan vooraf, immers werd er nog steeds gewerkt met diverse lijnen-systemen en had dit vooral invloed op de overdracht van kleurentransmissie. Gevolg was dat een oplossing diende te worden gevonden, hetgeen alleen mogelijk was als het ene systeem qua kleur overzetbaar was in het andere systeem. Er werd een speciale werkgroep in het leven geroepen die met een oplossing kwam. Een schakelschema werd er gemaakt waardoor omzetting vooraf gebeurde, en dat zowel geschikt was voor zwart-wit als voor kleurentransmissie. Het jaar 1967 was goed voor in totaal 617 Eurovisieprogramma's met een totale duur van 812 uur. Enkele daarvan waren reeds in kleur te ontvangen. Sport en nieuwsitems bleven de boventoon voeren in het aanbodpakket. Nieuwjaarsdag 1968 werd, zoals gebruikelijk, geopend met het Nieuwjaarsconcert vanuit Wenen, maar een maand later was er al 38 uur aan uitzendingen vanuit Grenoble, alwaar de Olympische Winterspelen werden gehouden. Alle transmissie gebeurde toen al in kleur. Later dat jaar zou dit ook het geval zijn met de verslaggeving, in de maand oktober, van de Olympische Zomerspelen in Mexico. Een maand eerder werd daarvoor de Atlantic 3 per stuwraket de ruimte ingeschoten. Direct na de start stortte de stuwraket en de satelliet neer. Men ondersteuning van andere satellieten kon toch nog 65 uur, waarvan een deel in kleur, vanuit Mexico worden uitgezonden. Hetzelfde jaar bracht ook het einde van de Praagse Lente en de Russische bezetting van Tsjecho-Slowakije. In maart 1968 was president Antonin Novotny in dat land afgetreden en vervangen door Ludvik Svoboda. Partijvoorzitter Alexander Dubcek begon een politieke en culturele hervorming onder de noemer van een ‘socialisme met een menselijk gezicht’. Het land leefde op. maar in de nacht van 20 op 21 augustus trokken troepen van het Warschaupact het land binnen en maakten een einde aan de hervormingen. Uiteraard werd er door de OIRT geen beelden van de invasie aangeleverd. Dankzij een aantal illegale televisiestations in Tsjecho-Slowakije werden er beelden aan de Oostenrijkse televisie geleverd, waardoor de rest van de wereld toch op de hoogte kon worden gehouden van de situatie in het land. In 1968 werd ook een begin gemaakt met de dagelijkse uitwisseling van nieuwsitems in kleur. Voor de uitzending van de verschillende programma's maakte de Eurovisie al die jaren gebruik van bestaande nationale zenders. Speciale eigen Eurovisiezenders waren dus niet beschikbaar. Uiteraard had men wel de beschikking over een eigen schakelcentrum, dat de geschiedenis inging onder de naam ‘Centre Internationale de Contrôle Technique’, dat gevestigd werd in Brussel. Zoals eerder gesteld is het administratief centrum van Eurovisie gezeteld in Genève. Tegenwoordig schieten er duizenden satellietsignalen per dag over de aardbol. Ze gaan via tal van satellieten, die inmiddels allen een vaste positie in een baan om de aarde hebben, probleemloos van uitzendlocatie rechtstreeks dan wel via kabelnetten, de huiskamers in. Het songfestival is een institutie en de liedjes zijn een genre apart geworden. Het is vanzelfsprekend om grote sportgebeurtenissen overal ter wereld live te kunnen volgen. Aan elk militair conflict tussen naties gaat bijna automatisch gepaard met een mediaoorlog, waarin de partijen voor het oog van de wereld hun lezing geven van de gebeurtenissen. Niemand die zich ooit druk zal maken hoe dit mogelijk is, want het is immers allemaal zo normaal dat we kunnen schakelen tussen dertig of meer kanalen op de beeldbuis. Toch is het soms goed om eens bij stil te staan hoe het, in de beginjaren van de televisie, toen de wereld nog groter was, allemaal is ontwikkeld. Dit artikel is gebaseerd op diverse artikelen en interne rapporten van de NOS en verder archiefonderzoek in het Nationaal Audiovisueel Archief te Hilversum en het Archief van het Freewave Nostalgie Magazine in Groningen. Hans Knot, 24 maart 1980
  25. In de jaren vijftig en zestig bracht de televisie voor veel Nederlanders de wereld in hun huiskamer. Het medium maakte hun belevingswereld groter en de echte buitenwereld kleiner. De televisie werd een venster op de wereld en de wereld werd, zoals vaak wordt gezegd, een ‘global village’. De uitzendingen van de Eurovisie — denk aan het songfestival — speelden daarbij een belangrijke rol. Tegen die achtergrond bespreek ik hier de eerste vijftien jaar van de Eurovisie. Dit zal gebeuren in drie nostalgische columns, waarvan deel 1 vandaag. Na de Tweede Wereldoorlog maakte een groeiend aantal Nederlanders op prettige wijze kennis met het omringende buitenland. Een kleine avant-garde van schrijvers, journalisten en acteurs had Ibiza al snel ontdekt. Maar ook de gewone man en vrouw konden — zij het meer indirect — kennismaken met het leven in andere delen van Europa als Zuid-Frankrijk en Spanje. In populaire liedjes werden latere vakantiebestemmingen als Mallorca al vroeg bezongen. In de Bruna-pockets van Havank konden de lezers via de avonturen van de Schaduw kennismaken met de aantrekkelijke kanten van het leven in Parijs en Cannes. Maar, tot de invoering van de vakantie met behoud van loon — officieel pas in 1966 — en de opkomst van het autobezit — in 1963 beschikte nog slechts 15% van de arbeiders over dat vervoermiddel — moesten veel Nederlanders het daarmee doen. Totdat het jonge medium van de televisie het buitenland ontdekte en met bewegende beelden binnenskamers bracht. Vooral de uitzendingen van de Eurovisie wekten bij de kijkers een nieuw gevoel voor de bredere geografische en culturele context van omringende landen en plaats van hun eigen land in Europa en van Europa in de wereld. In documentaires over de geschiedenis van de televisie in Europa wordt geregeld teruggegrepen op de eerste officiële internationale Eurovisie-uitzending die ooit heeft plaatsgevonden. Vreemd is dat niet. Opmerkelijk is wel dat in dat verband steevast de beelden worden getoond van de kroning van Koningin Elisabeth II van Engeland op 2 juni 1953. In werkelijkheid ging het hier helemaal niet om een officiële uitzending. De rapportage over de kroning van de Britse vorstin was slechts een eerste aanzet tot de definitieve Eurovisie-uitzendingen, waarvan de officiële start plaatsvond in 1954; dat is dit jaar dus 64 jaar geleden. De ceremonie in Londen werd destijds overigens slechts bekeken door de inwoners van Engeland, Frankrijk, Nederland en West-Duitsland, tenminste voor zover men daar al in het bezit was van een televisietoestel. Want een televisietoestel was in die tijd iets wat nog slechts weinigen tot hun huisraad konden rekenen. Maar, het was toch wel een hoogtepunt te noemen, die gedenkwaardige tweede dag van juni 1953. Gedurende 6,5 uur werden er liefst 21 camera's ingezet om een zo'n mooi mogelijk plaatje de huiskamers in te brengen. Exacte cijfers zijn niet bekend, maar gissingen uit die tijd spreken over rond de 100.000 gezinnen die in Frankrijk, Nederland en Duitsland naar de plechtigheid zouden hebben gekeken. De vraag ligt voor de hand waarom er wel in die landen werd gekeken en niet in het tussenliggende België. Een antwoord op die vraag is snel gegeven, want België was technisch nog helemaal niet klaar voor het uitzenden dan wel ontvangen van televisiesignalen. De introductie van de televisie als medium had daar namelijk nog niet plaats gevonden. Maar, zoals al gesteld, er was geen sprake van een officiële Eurovisie uitzending. Zelfs de term "Eurovisie", die later door de Britse journalist en latere perschef van de BBC, George Campey, werd geïntroduceerd, was nog nooit gevallen. Uiteraard was er aan de "experimentele" uitzending van de kroning een tijd van voorbereiding voorafgegaan. Dat waren merendeels kleinschalige technische experimenten. Op 27 augustus 1950, bijna drie jaar eerder, zorgden Britse technici ervoor, dat de viering van het eeuwfeest van de onderzeese telefoonverbinding tussen Frankrijk en Calais ook rechtstreeks was te volgen via de beeldschermen in ongeveer 500.000 Britse gezinnen. Het initiatief om een verbinding met het vaste land van Europa te maken, kwam van Britse zijde en dat lijkt op zich verwonderlijk. Maar, in de tijd dat het Europese vasteland op het punt van de televisie nog in haar kinderschoenen stond, was in Engeland het derde lustrum van het nieuwe medium al in zicht. In 1936 was er in Engeland immers al sprake van reguliere televisie-uitzendingen. Het succes van deze verbinding was zowel voor de Fransen, waar ontvangst van televisiesignalen tot dan toe alleen voorbehouden was aan de bewoners van Parijs en omgeving, als de Engelsen een grote stimulans om door te gaan met experimenten op het gebied van de internationale televisie. Die experimenten waren ook nodig, want er waren genoeg problemen die om een oplossing vroegen. Een ingewikkeld technisch probleem was bijvoorbeeld dat er in de diverse landen verschillende beeldlijnsystemen werden gehanteerd. In Engeland hanteerde de BBC als vanouds het zogenaamde 405-lijnen systeem, terwijl in Frankrijk het 819-lijnensysteem werd gebruikt. Nederland en een aantal andere belangrijke Europese landen hanteerden het 625-beeldlijnensysteem. De technici kwamen op een bepaald moment met de oplossing via de constructie en de introductie van de zogenaamde "lijnenvertalers". In het begin een zeer ingewikkeld apparaat dat het mogelijk maakte de beelden over en weer zichtbaar te maken tot in de huiskamer. Daarbij kwam nog een tweede probleem en wel het overbrengen van twee geluidssignalen. Allereerst diende natuurlijk het signaal te worden overgezonden van het "live-gebeuren", ofwel het signaal dat op de plek van opname werd geproduceerd. Maar daarbij, en dat had men voorheen nog niet uitgeprobeerd, diende ook het commentaarsignaal (vaak vanuit het ontvangende land zelf in de moerstaal ingesproken) te worden ingevoegd voordat het signaal via de uiteindelijke zender voor transmissie naar de kijkers ging. Maar ook dit probleem werd door de technici op betrekkelijk korte termijn kundig opgelost. Een televisieverbinding tussen Parijs, Lille, Dover en Londen was de volgende uitzending die plaatsvond. Ook die keer was er een gelegenheid om experimenten uit te proberen. Een commissie bestaande uit vertegenwoordigers uit Engeland en Frankrijk was in het leven geroepen voor de organisatie van een Frans-Britse week in de maand juli 1952. Na afloop van de festiviteiten werd de commissie echter niet opgeheven en bedankt voor de gedane activiteiten. Uit de commissie ontstond namelijk een permanente werkgroep, waarin niet veel later ook vertegenwoordigers uit Nederland, Duitsland en zelfs België werden opgenomen. De Europese Radio Unie, opgericht in 1950 door omroepen uit enkele Europese landen, ondersteunde deze werkgroep en zag het als dé mogelijkheid voor goede samenwerking op het gebied van de ontwikkeling van de televisie in West-Europa. Begin 1954 vond de eerste vergadering plaats van een programmacommissie bestaande uit vertegenwoordigers van enkele landen, waarbij namens de EBU (European Broadcasting Union, zoals de nieuwe naam van de overkoepelende organisatie inmiddels luidde) actief gewerkt diende te worden aan de administratieve en juridische ontwikkeling van de Europese televisie. De commissie stond onder leiding van de Zwitserse voorzitter Marcel Bezençon. De Zwitser was tevens directeur-generaal van de Zwitserse omroep. Eén van de eerste beslissingen was het invoeren van een "televisieweek", waaraan alle zitting hebbende landen zouden deelnemen. De planning was dit te doen in de week van 6 juni 1954. Op die bewuste dag vond de eerste officiële Eurovisie-uitzending plaats: een verslag van het bloemencorso in Montreux. Dezelfde dag was er zelfs nog een tweede uitzending vanuit Rome die in Groot-Brittannië, Frankrijk, Duitsland, Italië, Nederland, België en Zwitserland, volgens de archieven van de EBU, in rond de miljoenen huiskamers werd bekeken, waarbij een totaal van 50 miljoen kijkers zou zijn geteld. Voor die tijd wel een heel hoog aantal. Deze eerste officiële uitzenddag van de Eurovisie was mede mogelijk geworden door het gebruik van een netwerk aan verbindingen, bestaande uit bijna 6.000 kilometer aan verbindingskabels en uiteraard door de inzet van straalverbindingen, die een rechtstreeks contact mogelijk maakten tussen 46 verschillende tv-zenders en 80 relais-stations, zowel in Groot-Brittannië als op het vaste land van Europa. Naar het noorden toe was vanuit Londen een verbinding gelegd met Glasgow, terwijl Rome het zuidelijkste punt van ontvangst was van deze Eurovisie-uitzending. Verbindingen waren er ook via Londen en het Kanaal naar Rijssel (Lille) in Frankrijk. Hier was voor die dag het technisch centrum ingericht vanwaar het signaal naar het zuiden, Parijs en Rome ging en richting het noorden waren er onder meer verbindingen met Brussel en Lopik. Via de zender in Lopik werd het voor 8.500 Nederlandse gezinnen mogelijk deze eerste Eurovisie-uitzending te zien. Dit getal is gebaseerd op het aantal tot op dat moment in ons land verkochte ontvangsttoestellen. Het was het begin van een groot aantal Eurovisie-uitzendingen. In juni 1954 volgden nog uitzendingen van onder andere internationale kampioenschappen atletiek in Glasgow, het optreden van Circus Elleboog in Amsterdam en op de legendarische 16de juni 1954 de openingswedstrijd van het Wereldkampioenschap Voetbal, dat in dat jaar werd gehouden in Zwitserland. Uiteraard waren de vele kijkers in Europa verbaasd dat het mogelijk was om televisiesignalen over dergelijke afstanden rechtstreeks te ontvangen. De grootste blijdschap was er echter bij de betrokken technici. Hun experimenten hadden vruchten afgeworpen en de eerste Europese uitzending was een succes geworden. Tal van ingewikkelde problemen waren vooraf opgelost. Daar komt bij dat er ook een uitgebreide infrastructuur nodig was van relaiszenders. Immers, door het gebruik van het UHF-signaal of het VHF-signaal, kon het televisiesignaal niet verder komen dan de optische zon. Door de kromming van de aarde bereikten de signalen achter de horizon niet langer het aardoppervlak. Aan een internationale uitzending kon men dus pas gaan denken na het bouwen van een keten van straalzenders. Pas dan was het mogelijk het signaal van plek naar plek over te brengen. Op afstand van vijftig kilometer van elkaar werd een keten van relaiszenders geplaatst, waarlangs het signaal werd doorgegeven. Het liefst op zo hoog mogelijke plekken gesitueerd, bleken deze relaiszenders de oplossing van het transmissieprobleem. In de daarop volgende twee jaren waren er andermaal diverse uitzendingen, waarvan een aantal met name genoemd mag worden. Een daarvan betreft bijvoorbeeld de Olympische Winterspelen in het Italiaanse Cortina D'Ampezzo in 1956, waar het Russische ijshockeyteam met een gouden medaille verrassend de fakkel in die tak van sport van Canada overnam. Vermeldenswaard is ook het sprookjeshuwelijk van Prins Reinier en Prinses Gracia van Monaco, in die dagen een romantisch gebeuren van de eerste orde. In de categorie "dramatiek" valt de uitgebreide verslaggeving van een mijnramp in Marcinello in augustus 1956. Het was het soort onderwerpen dat in die tijd bij grote delen van de bevolking sterk aansloeg. Ze werden ook verslagen op een manier die daarbij paste. Het model was het bioscoopjournaal, waarin een keurige verslaggever in welgekozen bewoordingen het publiek deelachtig maakte van de gebeurtenissen. Hoogdravende intellectualiteit en overdreven sentiment werden vermeden. Romantiek en inlevingsgevoel stonden voorop. Filmsterren, royalty, folklore en rampen en niet te vergeten sport vormden de belangrijkste ingrediënten van de uitzendingen. Tot ver voorbij de culturele revolutie van de jaren zestig zou dit het model blijven van de Eurovisie-uitzendingen. De komende twee weken meer over de eerste 15 jaren in de geschiedenis van de Eurovisie. Foto's archief Soundscapes Hans Knot, 10 maart 2018
×
×
  • Nieuwe aanmaken...

Belangrijke informatie

Door gebruik te maken van deze website ga je akkoord met Gebruiksvoorwaarden, Privacybeleid en Richtlijnen.