Spring naar bijdragen

Doorzoek de gemeenschap

Toont resultaten voor tags 'hans knot'.

  • Zoeken op tags

    Voer tags gescheiden door een komma in.
  • Zoek op auteur

Soort bijdrage


Forums

  • Radio
    • Nederland
    • België
    • Verenigd Koninkrijk
    • Overige landen
    • LPAM (kleinvermogen AM)
    • Zeezenders
    • Radio Veronica
    • Radiovormgeving
    • Radiotechniek
  • Overig
    • MediaPages
    • Stamtafel
    • Help
    • Mededeling
    • Niet geregistreerde gebruikers

Blogs

  • Column
  • Nederland
  • Dossier
  • Recensie
  • België
  • Hitnoteringen
  • Testblog
  • Radio Erfgoed
  • Afspraken van Beheerders
  • Afspraken van Hitnoteringen
  • Blog van Radiotunes

Vind resultaten in...

Vind resultaten die bevatten...


Datum aangemaakt

  • Start

    Einde


Laatst bijgewerkt

  • Start

    Einde


Filter op aantal...

Geregistreerd

  • Start

    Einde


Groep


Website


Facebook


Twitter


Skype


Woonplaats


Interesses

  1. Deze keer neem ik U mee terug naar de maand januari 1979, 38 jaar geleden. De mediawereld zag er geheel anders uit. Satelliettelevisie met ontelbare stations in aanbod was er nog niet. Internet? Niemand had er ooit van gehoord. En de verdeling tussen televisiekijken en radiobeluisteren was in die tijd dan ook geheel anders. Ik heb het Freewave Media Magazine van januari 1979 erbij gehaald om te kijken wat er aan langere verhalen instond. Ik zelf ging destijds dieper in op het onderwerp ‘informatieverstrekking via de radio.’ Let wel het is 1979 in onderstaand verhaal en denk maar eens goed na hoeveel het medialandschap sindsdien is veranderd. ‘Vele malen per dag in diverse rubrieken valt er informatie en actualiteiten te beluisteren op je radio. Je kunt eigenlijk geen station voorbij gaan waar het op voorkomt. Zelfs bij het fenomeen zeezenders kwam en komt het nog steeds voor. Actua door middel van het nieuws en informatie door de spots over bijvoorbeeld de drive in shows. Informatie is sinds de opkomst van het medium radio een belangrijk aspect geworden en kan niet meer gemist worden in het geheel. Dit in tegenstelling tot de televisie waar het eventueel wel gemist kan worden. Immers de televisie is slechts in het algemeen in de avonduren te zien en te horen. De radio is in vele landen het medium waar je 24 uur per etmaal op kunt afstemmen. Hierdoor kan dit medium ten alle tijde ingaan op die gebeurtenissen die waar ook ter wereld gebeuren. Ook een pluspunt voor de radio als nieuws- en informatiemedium is de grote opkomst van de autoradio, waardoor de bereikbaarheid vele malen groter is als die van de televisie, die in de meeste gevallen slechts in de huiskamer staat opgesteld. De nieuwsuitzendingen zijn de meest directe vorm van informatieoverbrenging. Daar zijn meestal persbureaus voor verantwoordelijk (Voor Nederland het ANP, Algemeen Nederlands Persbureau) Het ANP verzorgt bijvoorbeeld via Hilversum 3 ieder uur op het hele uur een kort bulletin en uitgebreide bulletins op de andere Hilversumse netten op diverse tijden. Het ANP werd in 1934 opgericht. In België worden de nieuwsuitzendingen op radio en televisie door een eigen nieuwsredactie verzorgd. De berichtgeving in de nieuwsuitzendingen worden in de regel zo beknopt en neutraal mogelijk gehouden. Actua programma's daarentegen behandelen de onderwerpen eerder aangehaald in de nieuwsuitzendingen uitgebreider daar deze rubrieken moeten worden gezien als programma's waarin achtergrondinformatie wordt gegeven en waarin het nieuws wordt becommentarieerd en van kritische kanttekeningen wordt voorzien. In Nederland heeft iedere. omroep een eigen actualiteitenrubriek (AVRO –Televizier, Veronica Info, NCRV Hier en Nu etc.) Zo kent de Belgische radio de vaste rubriek Actueel. Vaak worden in de diverse actualiteiten uitzendingen contacten gelegd met diverse buitenlandse correspondenten om zo goed en snel mogelijk op de hoogte te worden gebracht van de gebeurtenissen waar ook ter wereld. Naast deze programma's of onderdelen van dezen vindt men nog die programma's waarin een journalistenforum over actuele onderwerpen discusseert of waarin een vaste commentator het nieuws analyseert. (Hoogendijk, Neumann, Hilterman e.a.) Naast het nieuws van het politieke front en ander wereldgebeurtenissen brengt de radio ook veel praktische berichtgeving: weerberichten en eventuele waarschuwingen voor mist, gladheid, filevorming, omleidingen etc. In België is het verplicht met ingang van 1 januari 1979 een autoradio te hebben in de nieuwe auto’s in verband met deze berichtgevingen. Ook voorlichting voor bepaalde groeperingen zoals waterstanden, mededelingen voor land- en tuinbouw, gastarbeiders, programma's betreffende werkloosheid, vacatures etc. bepalen een deel van het radiogezicht. In België wordt deze laatste verzorgd door de Rijksdienst voor de Arbeidsvoorziening, in Nederland door de Overheid in het algemeen. Dit soort informatie vormt ook een groot deel van de Regionale Omroepen zoals men die in de meeste Europese landen kent. Vaak worden de programma's in deze regionale uitzendingen gesproken in dialect ofwel in de streektaal van de desbetreffende regio. Van oudsher is het educatieve aspect van het radiowezen onderkend, waarbij onder educatie natuurlijk niet altijd hetzelfde wordt verstaan. Overal ter wereld kent men de speciale schoolradio; ook worden via de radio cursussen en algemeen onderwijs voor volwassenen gegeven. Het visuele aspect bij sommige cursussen wordt door de televisieonderwijsuitzendingen gegarandeerd (Teleac e .a.) In de minder ontwikkelde landen heeft vooral de radio de onderwijstaak als een van de belangrijkste taken van dit medium. Dit vooral in betrekking tot het analfabetisme. Wanneer je het boek ‘World Communication’ (Unicef publicatie) naslaat zal je steeds weer constateren dat in deze landen meer dan 30% van de uitzendingen zijn besteed aan onderwijs. Het vermogen van radio om de onontwikkelde volksmassa's te bereiken is al door Lenin tijdens de Russische Revolutie onderkend. Hij gebruikte dit medium niet alleen voor onderwijs maar ook voor propagandadoeleinden. Later werd dit ook gedaan door Hitler tijdens de Tweede Wereldoorlog. In elk land welke door de Duitsers was bezet werden de radiostations onder toezicht gesteld van een Rundfunkbetreuungsstelle.(RBS) die een strenge censuur uitoefende. Vanuit Berlijn kon men alle zenders met elkaar koppelen. Wat betreft deze soort van propagandaradio, zoals het ook wel genoemd werd, hebben we heden ten dage ook nog diverse stations als voorbeeld ( Radio Free Europe, Radio Liberty, Engelstalige uitzendingen Radio Moscow etc.). Pak een stuk papier en pen, lees het verhaal nog een keer en maak voor jezelf aantekeningen om tot de conclusie te komen dat er heel veel veranderd is. Misschien is één vel papier niet genoeg. Hans Knot, 3 juni 2017
  2. Op de Nederlandse radio, als wel via de Nederlandse televisie werd er in de maand november 1962 optimaal belangstelling getoond door de Nederlandse luisteraars en kijkers. Allereerst was er het programma dat historisch als ‘Open het Dorp’ de geschiedenis is ingegaan. Een enorme succesvolle inzamelingsactie voor een van de vele goede doelen, die werd georganiseerd onder auspiciën van de AVRO. Het was het eerste grote geldinzamelingsprogramma op de Nederlandse televisie. De bedoeling van ‘Open het Dorp’ was om veel geld in te zamelen voor het bouwen van een woonwijk en zorginstelling voor gehandicapten. Met de miljoenen, die werden binnengehaald, werd deze woonwijk en zorginstelling later dan ook gesticht en kreeg als naam ‘Het Dorp’ te Arnhem mee. De uitzending via de zendtijd van de AVRO, via de televisie, vond plaats op 26 en 27 november 1962 en duurde in totaal drieëntwintig uren. Het programma werd tegelijkertijd eveneens via de radio uitgezonden. Alom is bekend dat het programma door Mies Bouwman grotendeels werd gepresenteerd en zij bij een groot deel van het Nederlandse volk ter stond op handen werd gedragen. De televisieregie van dit legendarische programma was in handen van Theo Ordeman. Tijdens de uitzending traden meer dan vierhonderd artiesten op, onder wie de cabaretier Wim Kan, die op het podium via de telefoon honderdduizend gulden wist los te praten bij rijke landgenoten. Nederlanders die niet in staat waren hun bijdrage zelf naar Mies Bouman in het RAI complex in Amsterdam te brengen kregen volop de gelegenheid hun gift in hun eigen omgeving weg te brengen. Daartoe werden de deuren van duizenden winkels, buurthuizen en kerken geopend om daar de financiële bijdragen heen te brengen. In totaal brachten de Nederlandse televisiekijkers en radioluisteraars 21.192.000 gulden bijeen. De initiatiefnemer voor dit programma was de medicus Arie Klapwijk (1921-2008). Hij was later waarnemend directeur van ‘Het Dorp’ en tevens voorzitter van de Stichting Het Dorp, die enkele jaren later werd opgericht. Na zijn opleiding begon Arie Klapwijk zijn medische loopbaan in het revalidatiecentrum ‘De Hoogstraat’ in Leersum. In latere jaren werd hij directeur van de Johanna Stichting, dat van naam veranderde naar ‘Het Johanna Kinderfonds’. De Johanna Stichting werd opgericht in december 1900 als tehuis voor gebrekkigen en mismaakten. Een van de oprichtsters en naamgever van de Stichting was Johanna van Ness. De statutaire doelstelling van het Johanna Kinderfonds is het stimuleren en subsidiëren van initiatieven die tot doel hebben om mensen met een lichamelijke beperking als gevolg van een aandoening van hersenen, zenuwen, botten en spieren, tot de leeftijd van 30 jaar een volwaardige plaats in de maatschappij te geven. Rond 1960 ontstond het plan om in de buurt van de vestiging van het revalidatiecentrum van de stichting in Arnhem een dorp te stichten speciaal voor minder-validen met een blijvende handicap. Om ideeën op te doen voor revalidatiemethoden bezocht Klapwijk onder meer revalidatiecentra in de Verenigde Staten. Op 26 en 27 november 1962 presenteerde Klapwijk samen met Mies Bouwman de 23 uur durende televisie-uitzending van de inzamelingsactie ‘Open het Dorp’, die ook via de radio deels was te beluisteren. Klapwijk was tot mei 1964, toen het administratiegebouw gereed kwam, waarnemend directeur van Het Dorp. Hij legde deze functie neer om zich weer te richten op zijn medische en leidinggevende taken bij de Johanna Stichting. Klapwijk zette zich voortdurend in voor een gelijkwaardige positie voor mensen met een handicap. Hij was ook een promotor van de gehandicaptensport. Als initiatiefnemer van Het Dorp werd hij wereldwijd uitgenodigd om spreekbeurten te houden. Hij overleed in een ziekenhuis in Ede op 86-jarige leeftijd. Voor zijn werk werd Klapwijk herhaaldelijk onderscheiden. Hij was Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw, Officier in de Orde van Oranje-Nassau, Drager van het Mobilisatie-Oorlogskruis en Officier in de Orde van de Dannebrog en Ereburger van Het Dorp te Arnhem. Onder de vele Nederlanders, die persoonlijk naar de uitzendlocatie kwamen, was ook de toenmalige programmaleider van Radio Veronica, Tony Vos, die namens de directie van Radio Veronica een genereus gebaar mocht maken. Hij vertelde aan Arie Klapwijk en Mies Bouwman dat gedurende de daarop volgende periode maandelijks door de directie van het radiostation een bedrag van f 10.000,-- beschikbaar zou worden gesteld aan ‘Open het Dorp’, als onderdeel van de reclameomzet van Veronica, hetgeen in totaal een bedrag van f 140.000,-- werd. De directie van Veronica sloeg daarmee een goede slag want het was dat etmaal de één na grootste gift die ter beschikking van de organisatie ‘Open het Dorp’ werd gesteld. Dr. Arie Klapwijk wist, bij het overdragen van de gift, zijn gevoel voor het radiostation uit te dragen door de volzin: “Ik luister graag naar Veronica” uit te spreken. Mies Bouwman stelde: “Is het niet heerlijk, dat wij althans op een dag alleen maar aan een dorp bouwen met zijn allen en alle zuiltjes vergeten!” De Volkskrant had de volgende ochtend de volgende opmerking: ‘Hebt U overigens ook zo genoten van de gratis reclame die gisteren de AVRO heeft gemaakt voor Radio Veronica? Het is sportief van deze omroep, al konden zij het niet helpen.’ De volgende dag, 28 november, werd bekend dat Prinses Wilhelmina, de voormalige koningin op 82-jarige leeftijd was komen te overlijden. Let wel, dit gebeurde in de tijd dat we in Nederland slechts één televisienet en twee officiële radionetten hadden. Wilhelmina overleed te Apeldoorn waar ze de laatste jaren van haar leven doorbracht op Paleis het Loo. Ze was Koningin van ons land tussen 1898 en 1948. Een halve eeuw, wat een enorm lange regeringsperiode was. Prinses Wilhelmina Helena Pauline Maria van Oranje Nassau werd op 31 augustus 1880 geboren in Den Haag. Na de dood van Koning Willem III in 1890 werd ze op 10-jarige leeftijd koningin. Wel onder het regentschap van haar moeder Emma. Op 5 september 1898 werd ze in Amsterdam officieel als Koningin ingehuldigd. Tijdens de Tweede Wereldoorlog vluchtte ze naar Engeland waarvandaan ze het land bleef regeren. Dit deed ze onder andere door het Nederlandse volk via de radio meerdere malen toe te spreken. In 1948 besloot ze om Juliana als troonopvolgster aan te wijzen. Wilhelmina leed onder andere aan bronchitis en ze was erg vermoeid. De regering wilde moeilijk meewerken maar uiteindelijk deed de Koningin afstand van de troon op 4 september 1948. Via Hilversum 1 en Hilversum 2 werd terstond een programma van nationale rouw met treurmuziek opgestart en werden de luisteraars, via de nieuwsbulletins op de hoogte gehouden van de meest recente ontwikkelingen. Zo werd bekend gemaakt dat de bevolking welkom was op ondermeer Paleis Huis ten Bosch, in Den Haag, voor het ondertekenen van een condoleanceregister. Talrijk was het aantal Nederlanders dat op deze manier afscheid nam van de voormalige vorstin. Maar ook vele Indische landgenoten lieten blijken hoe belangrijk Wilhelmina was geweest in moeilijke tijden. In de middag kwam Prinses Irene, per vliegtuig, aan op Schiphol om zich bij haar familie te voegen. Ook haar oudere zus Beatrix brak een reis, naar het Verre Oosten, af en werd op Schiphol na aankomst uit Tokio opgewacht door haar ouders, Koningin Juliana en Prins Bernhard. Terwijl de leden van de Koninklijke familie rond kwart over negen die ochtend Schiphol verlieten, stonden al duizenden in de rij om tijdens een rouwdefilé afscheid te nemen van de gestorven Prinses Wilhelmina. De volgende dag werd ze overgebracht, in een witte lijkwagen, naar het Paleis Lange Voorhout in Den Haag, waar nog eens duizenden afscheid konden nemen. Het een en ander werd via berichtgeving in het nationale programma op de radio bekend gemaakt. Uiteindelijk werd Wilhelmina een laatste rustplaats gegund in het familiegraf van de Oranjes in de Grote Kerk te Delft. En uiteraard stonden vele Nederlanders stil bij het lange regeringsleven van de overleden voormalige vorstin die ook vele malen vanuit Engeland via Radio Oranje haar bevolking moed had ingesproken en door het leven zou gaan als ‘Moeder des Vaderlands’. Maar hoe ging het één en ander, die bewuste 28ste november 1962, via Radio Veronica. Programma’s werden immers dagen vooraf opgenomen en per pendelboot naar het zendschip Borkum Riff gebracht om door de dienstdoende technici aan boord te worden afgedraaid. Aan boord sprak één van de technici spotjes in, die deels regelmatig waren te beluisteren: “Dit is Radio Veronica op de 192 meter. In het verband met het overlijden van Hare Koninklijke Hoogheid Prinses Wilhelmina, zullen wij in het teken van de Nationale Rouw onze uitzendingen voor de verdere dag staken.” Een spotje met een duur van 21 seconden, dat bewaard is gebleven in het persoonlijke archief van uw columnist. Een tweede spot luidde als volgt: “Dit is Radio Veronica op de 192 meter. In verband met het overlijden van Prinses Wilhelmina zullen wij in het teken van Nationale Rouw onze uitzendingen voor de verdere dag staken.” Of men inderdaad uit de ether is gegaan is niet te traceren via deze opname, die door iemand die ochtend van Radio Veronica is gemaakt. Ons resten slechts de voornoemde spots, die ooit tevoorschijn kwamen uit een groot aantal bananendozen, dat lag opgeslagen onder een kamervloer in het Noord Hollandse Rading, ten huize van de voormalige deejay Klaas Vaak (Tom Mulder). In een niet gedateerd knipsel, teruggevonden in het ‘Max Lewin archief’ werd het volgende gemeld: ‘Radio Veronica heeft zijn zender het zwijgen opgelegd. Vanmiddag werden de uitzendingen hervat, nadat een klein vaartuig banden met gewijde muziek aan boord had gebracht.’ Een mededeling dus op de 28ste november 1962 verschenen in een avondkrant. Het Algemeen Handelsblad schreef op 29 november: ‘Ook het ‘piratenschip’ Veronica heeft zijn normale programma’s gisteren volledig doen vervallen. Nadat de zender in de ochtenduren had gezwegen, kon men ’s middags naar gewijde muziek luisteren. Wij hoorden ondermeer enkele gezangen uit een hervormde liederenbundel ten gehore brengen door de alt Aafje Heynis en voorts verscheidene symfonieën en concerten van Ludwig van Beethoven. In navolging van de legale omroepen zal de commerciële zender de komende dagen zijn uitzendingen blijven aanpassen. Van de directie vernamen wij, dat in verband hiermede geen reclameboodschappen zullen worden uitgezonden.’ Opmerkelijke radio dagen achter elkaar dus in 1962. Hans Knot, 27 mei 2017
  3. hans knot

    foto´s radioday deel 1

    De foto´s door Paul de Haan en mij genomen tijdens de RadioDay gisteren in Harlingen staan inmiddels on line. Ook een bezoek aan de sleepboot Holland is in beeld gebracht.
  4. Recentelijk stuitte ik in de archieven op een oude krant van 24 februari 1971 waarin een verhaal is terug te vinden over een ontevreden schipper, de toen 37-jarige, C.J. de Ridder afkomstig uit Urk. Hij had zijn schip, de ‘Linda’, al bijna een jaar liggen in de haven van Scheveningen en hem was al een paar keer door een ambtenaar van de Havendienst erop gewezen dat het afmeren van een schip in de haven van Scheveningen bijna onmogelijk was zonder de vergunning, waarin duidelijk omschreven werd dat het betreffende schip werd ingezet voor bepaalde activiteiten die te maken hadden met handel gericht op Scheveningen en Den Haag. Omdat De Ridder totaal niet reageerde op het verzoek van de ambtenaar om te vertrekken en elders een ligplaats te zoeken, kwam in de derde week van februari, in de holst van de nacht, een sleepboot - die dienst deed voor Rijkswaterstaat- op last van de gemeente Den Haag, de kotter ‘Linda’ uit de Scheveningse haven wegslepen. Volgens een woordvoerder van de Dienst had De Ridder geen vergunning om er zijn schip af te meren en verbleef hij er dus illegaal. In eerste instantie werd de ‘Linda’ ingezet, zoals vele schepen actief vanuit Scheveningen, voor het vissen op de Noordzee, maar werd ook voor andere doeleinden ingezet. Eerder die maand werd bekend dat het beslag op de MEBO I, dat in 1970 werd ingezet voor de bevoorrading van de MEBO II van Radio Nordsee International, nog immer aan de ketting lag in de haven van Scheveningen. Het beslag was gelegd in opdracht van de Panama Overseas Shipping Company, een onderneming opgezet door ir. Heerema. Deze maatschappij stelde nog een vordering te hebben op MEBO Ltd, de moedermaatschappij achter RNI en eigendom van de Zwitsers Meister en Bollier. Details werden niet vrijgegeven. Heerema was, ondermeer met vriend Kees Manders, verantwoordelijk voor een poging tot kaping van het zendschip van RNI in de maand augustus 1970. Manders had ook een vordering op de Zwitsers maar die zou met beide heren tot een regeling zijn gekomen. In de tweede week van februari 1971 werd bekend gemaakt dat RNI, dat eind september 1970 met uitzendingen was gestopt, spoedig weer een serie testprogramma’s wenste uit te zenden om daarna te beginnen met uitzendingen in het Nederlands en het Engels. Hiertoe werd de Exploitatie Maatschappij Noordzee N.V. opgezet, waarvan de muziekuitgeverij Basart een van de vennoten was. Als streefdatum voor de start van RNI in 1971 werd aangegeven dat deze tussen 20 februari en 1 maart zou komen te liggen. Daar het zendschip, het zei met een beperkte bemanning, nog steeds in internationale wateren voor Scheveningen voor anker lag, diende er dus met bepaalde regelmaat te worden bevoorraad. Hiervoor maakte de onderneming gebruik van boten van een aantal scheepseigenaren uit Scheveningen, maar ook van het schip van De Ridder. Voordat het schip ‘Linda’ werd weggesleept had de schipper gedurende twee weken met regelmaat de MEBO II bevoorraad, iets wat de havenautoriteiten ook was opgevallen. Via een wel heel grote omweg kwam de ‘Linda’ vanuit Scheveningen in de Laakhaven in Den Haag terecht. Het schip werd van Scheveningen via Hoek van Holland en de waterweg naar Rotterdam, via binnenwateren, naar Den Haag gesleept. Als reden gaf de directeur van de Havendienst, Mr. W.C.A. Riem Vis, aan dat De Ridder geen vergunning had activiteiten vanuit Scheveningen te verrichten. De sleeptocht werd in de nacht van 23 februari gedaan om de scheepvaart in de binnenwateren zo weinig mogelijk te hinderen en om geen opzien te baren. Ook vond men het niet nodig de eigenaar, die om half 1 in de nacht het schip had verlaten, op voorhand te informeren. Riem Vis destijds: “Hij is al lang genoeg gewaarschuwd. Hij wist dat dit zou gebeuren als hij voor de twintigste van deze maand niet vertrokken was. Wij vinden het dan niet nodig hem te verwittigen. Hij heeft trouwens ook nooit iets van zich laten horen.” In de ochtenduren deed De Ridder aangifte bij de politie wegens diefstal van de ‘Linda’. Ook hierop reageerde Riem Vis: ‘Diefstal, dat is geen diefstal. Het is het verplaatsen van een vaartuig, dat volgens een verordening mag. Hij zal wel de kosten moeten betalen.” De kosten werden destijds trouwens op rond de 2000 gulden geschat. Achteraf had De Ridder die nacht de boot van Rijkswaterstaat wel in de omgeving zien varen maar had hij niet door met wat doel: ‘Als ik geweten had dat even later ze mijn bootje zouden kapen, was ik erbij gebleven en hadden ze nog een grote rel mee kunnen maken. Maar ze zijn nog niet met me klaar. Dat stiekeme gedoe lust ik niet. Ik heb een advocaat ingeschakeld om de zaak voor me te redden.” Een woordvoerder van de gemeente Den Haag stelde dat de overtallige schepen in de haven van Scheveningen al meerdere malen onderwerp van gesprek waren geweest en dat de situatie in de haven steeds chaotischer werd en dus ingegrepen diende te worden om de schepen, waarvoor wel een vergunning was, een ligplaats te kunnen geven. Het is daar razend druk en als deze sportvissers, die niet in de haven thuis horen, er maar hun gang gaan wordt de chaos steeds groter.” De Ridder was het met deze verklaring niet eens en stelde dat Scheveningen een vrije haven was en dat ieder schip, goedgekeurd door de scheepvaartinspectie, daar mocht komen. De gemeente Den Haag ging echter uit van het standpunt dat de haven allereerst bestemd was voor Scheveningers en dat men diende aan te tonen dat men zich met handel of visserij bezig hield. Wel waren er rond die tijd vele jachten die door een besluit uit het verleden er tevens een ligplaats hadden. Hoe het uiteindelijk is afgelopen is niet duidelijk want na die enkele berichtjes in februari 1971 is er niets meer van Schipper De Ridder en zijn ‘Linda’ vernomen. De MEBO I in Scheveningen haven in 1971. Foto: Leen van Oeveren Hans Knot, 13 mei 2017
  5. Tegen het einde van de jaren zestig en in het begin van de jaren zeventig van de vorige eeuw verschenen er tal van LP’s in de winkels, die niet door de platenmaatschappijen officieel op de markt werden gebracht maar voornamelijk illegaal waren geperst in het buitenland. In die tijd kocht ik veel LP’s, gezien mijn liefde voor de muziek in de breedste zin van het woord. Er waren drie zaken waar ik vrijwel wekelijks kwam om mijn collectie uit te breiden. Voor de allernieuwste singles en LP’s ging ik naar Roel Hemmes in de Steentilstraat. Ook dook ik wekelijks even de kelder in bij Eekels in de Oude Ebbingestraat om te kijken of er iets nieuws was op LP gebied. Men had daar een meer afwijkende collectie als bij Hemmes. Maar er was nog een derde zaak waar ik ook wekelijks langs ging. Het was de firma Boverhof aan het Schuitendiep in Groningen. Eigenlijk kwam ik er al vanaf 1967 om er wekelijks singles in te slaan voor de jukebox van de Disney Bar in de Pelsterstraat. Eigenaar Kees Dekker had me gevraagd de muziekkeuze voor hem wekelijks te verzorgen. Zo kocht ik iedere week vijf nieuwe platen en de singles die uit de grote muziekkast werden gehaald kreeg ik als dank mee. Andere eigenaren van zakelijke jukeboxen hadden een soort van huurregeling met de firma Boverhof. Door een medewerker van het bedrijf werden wekelijks een aantal singles verwijderd om voor het nieuwe aanbod ruimte te maken. Op het einde van de dag kwamen alle singles, die uit jukeboxen waren verwijderd, netjes in grote bakken in de winkel te staan en waren ze vervolgens per stuk voor 1 gulden te koop. Grasduinen in die bakken was ook een heerlijke gelegenheid en bovendien kwamen er meer leeftijdgenoten met hetzelfde doel waardoor praten over de gezamenlijke muziekhobby tevens tot vriendschappen leidde. Op een bepaalde dag stonden er drie LP’s te koop vol met rock and roll nummers die jarenlang werden gezocht en plotseling in een keer waren aan te schaffen. Afluisteren leverde wel het gevoel op dat niet alles topkwaliteit bleek te zijn en later werd bekend dat dit kon kloppen aangezien deels werd geluisterd naar de muziek van gebruikte singles die waren opgenomen voor herpersing op LP. Een superverzamelaar was op het idee gekomen via een bevriende relatie zijn collectie aan de LP toe te vertrouwen, zodat anderen deze LP’s, die geen bekend platenlabel had, konden kopen. De zogenaamde witte LP’s die bij sommige winkels gewoon in de bakken stonden, zoals bij Boverhof, en bij andere zaken niet werden verkocht of soms toch van onder de toonbank. Uiteraard was de verkoop illegaal in de ogen van de Nederlandse Vereniging van Grammofoonplaten Detailhandelaren (NVGD). Er werden naar alle platenwinkels, die al dan niet aangesloten waren bij deze club, behoorlijke dreigende brieven geschreven waarin gemeld werd dat bepaalde, in Nederland actief zijnde platenmaatschappijen, zouden overwegen alle leveringen aan detailhandelaren, die illegale witte LP’s verkochten, stop te zetten. De behoorlijk scherp gestelde brieven werden eind maart 1970 verstuurd toen het bekend werd dat ‘illegaal’ opgenomen nummers van de Rolling Stones op grote schaal zouden worden verspreid. Ook Boverhof kreeg een dergelijke brief en in het Nieuwsblad van het Noorden van 2 april 1970 verzette hij zich fel tegen eventuele maatregelen. Het artikel bleef decennia bewaard in een LP hoes van een van de daar gekochte LP’s op het ‘Europa Label’. “Het lijkt een oplichterstroep", zei de heer W. (Wim) Boverhof in Groningen. Hij was het niet eens met de Nederlandse Vereniging van Grammofoonplaten Detailhandelaren. Om dat nog eens duidelijk te maken bracht hij de omstreden zogenaamde witte plaat van de Rolling Stones uit. Meerdere aangesloten handelaren, die van plan waren deze ‘witte’ schijf ook te koop aan te bieden, waren van dit idee afgestapt, toen ook de platenmaatschappij Phonogram fel reageerde met brieven die er niet om logen.’ Het kwam, zoals gemeld, er op neer als de handelaren tot verkoop van die bewuste plaat overgingen, ze zouden worden uitgesloten van levering van alle platen, die de betreffende maatschappij uitbracht. Wim Boverhof, die geen lid van de bond was, had vooral bezwaren tegen de toenmalige situatie van de grammofoonplatenmarkt. Zo stelde hij: “Zelfs benzinemaatschappijen kunnen platen verkopen”. In die tijd waren er ook cassettebandjes met muziek van bekende orkesten in omloop zonder dat men eigenlijk precies wist waar ze vandaan kwamen. Ook was het niet uitgesloten dat een lid van het betreffende orkest, de opname clandestien had verkocht en dus mee deelde met de opbrengst. In ieder geval verschenen er veel merkloze platen op de markt zonder dat de maatschappij, die de bewuste band onder contract had, wist wie deze leverden. Een van de eerste LP’s, die in Nederland illegaal op de markt kwamen was ‘Little white wonder’ van Bob Dylan. Het was niet Artone-CBS, waar de Amerikaan voor de Nederlandse markt onder contract stond, die de schijf op de markt bracht. CBS maakte er echter geen zaak van en dus was de schijf bij de meeste Grammofoonplaten Detailhandelaren zonder problemen te koop. Er was vooral de nodige publiciteit hoe het toch mogelijk was dat er zowaar de zogenaamde witte LP’s van de Rolling Stones werden aangeboden. De platenmaatschappij Phonogram – waar men de distributie in ons land voor de Rolling Stones verzorgde, beet, op verzoek van het Londense Decca om de rechten van de Stones en de maatschappij te verdedigen, fel van zich af en als gevolg daarvan bleven de aangesloten handelaren grotendeels in het gareel. Mevrouw Truus Boverhof kwam ik in haar grammofoonplatenzaak wekelijks tegen in die tijd. Uiteraard viel het op dat ze ook ‘witte lp’s’ verkocht wat weer tot aankoop door mij leidde. En niet alleen aan mij maar ook aan de andere vaste bezoekers, die op vrijdagmiddag het winkeltje aandeden. Eigenaar van weer een andere platenzaak aan de Heerestraat in Groningen was de heer H.P. Vink, die bestuurslid van de Nederlandse Vereniging van Grammofoonplaten Detailhandelaren was. In het Nieuwsblad van het Noorden zei hij destijds over Boverhof zijn actie: “Ik kan mij voorstellen dat de heer Boverhof niet in ons gareel loopt. Hij heeft geen belang bij het lidmaatschap omdat hij op deze wijze een zeer goede boterham verdient. Ik vraag mij af wat ik zou doen als ik in zijn schoenen stond. Of ik het leuk vind is wat anders." Als reactie daarop stelde Wim Boverhof: “Ik ben nooit lid van de vereniging geweest, omdat ik naast de nieuwe geen gebruikte platen mocht verkopen. Officieel mogen de maatschappijen niet aan mij leveren, maar onofficieel zie ik wel kans de platen, die ik wil hebben, te krijgen. Desnoods reis ik heel West-Europa af. Ik werd genoodzaakt te pionieren. Daardoor is het ook zover gekomen, dat ik ze nu goedkoper kan krijgen dan de erkende concurrentie. Dat is natuurlijk een vreemde situatie, maar ze is er." En dat hij succes had was ondermeer in de winkel aan het Schuitendiep te zien waarin een speciale bak was ingevuld met lp’s van ondermeer de Amerikaanse als zowel de Nederlandse uitvoering van de musical ‘Hair’, die in die dagen zeer populair was en overal volle zalen trok. En dat Boverhof het goed voor elkaar had bleek een week later toen er vier uitvoeringen van de musical in een bomvolle Martinihal waren en hij er een speciale stand had om de LP’s te verkopen. Wim Boverhof had ondermeer bezwaren tegen de honderd gulden inleggeld, die een kandidaat-lid aan de vereniging diende over te maken. Bovendien werd er dan door een soort van ballotagecommissie besloten of hij al dan niet werd toegelaten. Was het advies negatief dan kreeg een aspirant kandidaat niet de volle inbreng van 100 gulden terug maar slechts de helft van dit bedrag. Een reactie op deze financiële handel destijds van hem in het Nieuwsblad van het Noorden: “Het is fraai. Zo'n bond lijkt mij ook wel iets op op te starten. Dat is een mooie handel". Ook was het zo dat aspirant leden de NVGD uitvoerig dienden te informeren over de financiële zaken van het betreffende bedrijf. En voor Wim Boverhof was een lidmaatschap dan ook een onnodige optie: “Ik heb geen verplichtingen aan de vereniging. Ze is niet nodig. Daardoor is deze situatie gekweekt. Iedereen verkoopt tegenwoordig grammofoonplaten. En wat doet de bond daar tegen? Niets." Zijn Groninger collega Vink vertelde destijds dat het inleggeld nodig was om de onderzoekkosten te dekken. Voorts wenste men alleen maar betrouwbare leden op te nemen in het NVGD register: “Ik wil niet zeggen dat de heer Boverhof een avonturier is. Natuurlijk is er onrust onder onze leden. De gehele handel is onrustig. ledereen staat op zijn achterste poten. De tijd van gezapig zakendoen is voorbij, iedereen kan platen gaan verkopen. Voor een hoop zaken betekent dat paniek. Ach met vakkennis en een grote sortering red je het wel. En dat van die witte platen. Is het juist? Laten wij dat in het midden laten. Er zijn legio platen, die via duistere kanalen de handel bereiken. Zit er een lek bij de fabrieken of spuit men een surplus aan platen?" Er was nog een Groninger eigenaar van een platenzaak die een soort van dreigbrief van de platenmaatschappij Phonogram kreeg en wel de heer Kappen van ‘Het Carillon’, destijds gevestigd op het Kwinkenplein. Hij stelde in het Nieuwsblad van het Noorden gezwicht te zijn voor de inhoud van de brief. “We wilden niet het risico lopen van levering te worden uitgesloten. Het is erg jammer dat het zo moest lopen.” Voor de platenmaatschappij hadden de reacties een positieve wending gekregen want: “Wat ons betreft is die zaak over de Stones-plaat de wereld uit", stelde destijds de heer Ten Kate publiciteitsman van Phonogram. “Die Groninger handelaar Boverhof is niet aangesloten. Hij behoeft zich niet aan onze bepalingen te houden. Er gebeurt dan ook niets. Er is niets aan te doen. Hij kan verkopen wat hij wil. De liefhebbers van de Rolling Stones zullen het wel fijn vinden" De titel van de witte Stones LP was ‘Live’r than you’ll ever be’. Het muzikale werk verscheen op het Peace label en de naam van de groep was ‘Greatest Group on Earth’. Mevrouw Boverhof en haar assistente, Tineke van Nieff, verkochten de LP destijds voor 13 gulden in de winkel aan het Schuitendiep. Op de LP stonden oudere nummers als ‘Carol’ en ‘I’m free’, maar ook voor die tijd nieuwere songs als ‘Sympathy for the devil’, ‘Midnight rambler’ en het nooit eerder door de Stones op de plaat gezette ‘Little Queenie’. Hans Knot, 6 mei 2017
  6. Nog een paar dagen en de jaarlijkse dodenherdenking zal andermaal gaan plaats vinden met in nagedachtenis alle gestorven mensen die voor Nederland zijn gevallen in vele oorlogen waar dan ook ter wereld. In mijn nostalgische column van deze week is het tijd voor een vreemde terugblik. ‘In naam der rechtvaardigheid’ stond er als aanhef boven een brief aan de toenmalige minister van Justitie, mr. Polak. (1967-1971). De brief was afkomstig van de radiohandelaar Johannes Sipma uit Franeker. Het ging in het schrijven over een vreemde en ingewikkelde zaak die zijn oorsprong had in de Tweede Wereldoorlog. Nadat de Duitsers ons land waren binnengevallen werd na een periode van drie jaren besloten dat alle radios ingeleverd dienden te worden bij de bezetter. Niet iedereen gehoorzaamde aan de eis van de bezetter om mee te werken. Een van hen was handelaar Sipma, die besloot zijn volledige bedrijfsadministratie te vernietigen om te voorkomen dat de bezetter van zijn administratieve gegevens gebruik zou kunnen maken voor het opsporen van door hem verkochte radiotoestellen, en dus de rechtmatige eigenaren. Een nogal logische reactie waardoor Sipma na de afloop van de oorlog echter in moeilijkheden kwam. Hij was namelijk lid van de Nederlandse Vereniging van Radio Detailhandelaren geweest, maar bedankte mondeling voor dit lidmaatschap na afloop van de oorlog. Volgens Sipma had hij dat wel twintig keer gemeld en volgens een woordvoerder van voornoemde vereniging had Sipma het lidmaatschap slechts éénmaal mondeling afgezegd. Toch bleef handelaar Sipma door de vereniging als lid gehandhaafd omdat het bedanken niet mondeling maar schriftelijk per aangetekende brief diende te gebeuren. Dat had Sipma kunnen weten, ware het niet dat de lidmaatschapskaart, waarop dit stond vermeld, met de rest van zijn bedrijfsadministratie eveneens vernietigd was. Maar volgens Sipma had niemand namens de vereniging erop gewezen dat afmelding van lidmaatschap schriftelijk en aangetekend diende te gebeuren. Iedere keer had hij, zodra hij bemerkte dat hij toch nog lid was, zich opnieuw per telefoon gemeld bij een vertegenwoordiger van de Nederlandse Vereniging van Radio Detailhandelaren. Hij weigerde dan ook zijn jaarlijkse lidmaatschap te betalen en het contributiebedrag liep in de loop van de jaren zo hoog op dat de vereniging er een rechtszaak van maakte. De vordering was oorspronkelijk f 2300,-- maar werd volgens de heer Sipma, nadat er in de pers enige aandacht aan was besteed, verlaagd tot een vordering van f 1800,-- Op verzoek van Sipma zou hem rechtskundige bijstand verleend worden door mr. Heemskerk, advocaat en procureur te Leeuwarden. De zaak kwam op 11 januari 1968 voor, maar mr. Heemskerk was volgens Sipma niet aanwezig. Na behandeling van de zaak kwam de advocaat te laat bij de rechtbank aan en maakte zijn excuses tegenover de rechter voor zijn afwezigheid. Hij had zich namelijk in het tijdstip van de rechtszitting vergist. Drie weken later kreeg Sipma bericht dat hij veroordeeld was. Sipma vroeg zich af of de zaak niet kon worden aangehouden wegens afwezigheid van de pleiter. In de brief aan de minister stelde hij dat zijn rechtsgevoel door de gang van zaken zeer ernstig geschokt was. De vordering van de radiohandelarenvereniging betaalde Sipma wel, mede op advies van relaties, maar hij deed dit wel onder protest. De brief aan de minister van Justitie, Polak, ging verder met: ‘Nadien werd voor de tweede maal een aanslag gepleegd op het rechtsgevoel van ondergetekende, die zich toch afvraagt of er in Nederland nog recht wordt gedaan en tevens of zij, die beweren dat wij in Nederland klassenjustitie hebben, dan toch gelijk hebben Sipma schreef de brief in 1970, nadat beslag gelegd was op het door hem bewoonde pand te Franeker omdat hij weigerde de indertijd door mr. Heemskerk ingediende nota voor rechtskundige bijstand te betalen. Sipma ging er namelijk van uit dat deze bijstand niet verleend was, omdat mr. Heemskerk afwezig was op het moment dat hij aanwezig had dienen te zijn in 1968 om zijn cliënt te verdedigen. Mr. Heemskerk was ondertussen overleden maar de vordering was in 1970 ingediend door zijn zoon, mr. E. N. Heemskerk. Deze verklaarde destijds desgevraagd door een journalist van de Gemeenschappelijke Persdienst: “Het kan wel zijn dat mijn vader zich in de tijd van de rechtszitting vergist heeft, maar dat heeft aan de zaak niets toe- of afgedaan. De rechtbank heeft namelijk de partijen persoonlijk gehoord. Gepleit werd er niet door mijn vader. Er is wel het nodige werk in gaan zitten.” Sipma kondigde in de brief aan dat hij zou blijven weigeren te betalen (de vordering bedroeg f 600). Hij ondertekende zijn brief met: ‘een bitter in het recht teleurgestelde Joh. Sipma’. Het valt te betwijfelen of Sipma een antwoord heeft gehad vanuit het ministerie van Justitie. Een uitgebreide speurtocht heeft helaas niets opgeleverd. Hans Knot, 29 april 2017
  7. Zaterdag en tijd voor een nostalgische terugblik. Ik vat twee herinneringen in deze column samen en wel één uit 1973 en één uit 1975. Niet aanwezig op hoorzitting. Welke 60-plusser herinnert zich niet de voor die tijd allergrootste demonstratie die ooit had plaatsgevonden in Den Haag, gehouden op 18 april 1973. In de jaren tachtig is het aantal demonstranten daarna slechts een keer verbeterd tijdens één van de anti-kernenergie demonstraties. Op 18 april gingen we naar Den Haag omdat ‘we kunnen het toch proberen’ te demonstreren tegen eventuele maatregelen betreffende de toenmalige zeezenders waaronder Veronica, Radio Noordzee en Radio Caroline. De grote demonstratie, die vanaf het Malieveld richting de Tweede Kamer werd gehouden, was massaal ondersteund door spotjes die vele malen per dag weken lang werden gedraaid op de 538 meter, destijds in gebruik door Radio Veronica. De hoorzitting was bedoeld voor bekende Nederlanders en andere betrokkenen bij Radio Veronica om op hun eigen wijze een positieve rede te houden voor het behoud van dit station en andere zeezenders. Ruim een maand eerder, op 7 maart 1973, was een oproep voor de openbare hoorzitting gedaan aan deze personen door de Griffier van de bijzondere Commissie voor de wetsontwerpen 11 373 en 11 374, drs. A.J.B. Hubert. In deze oproep stond vermeld dat men welkom was om het woord te voeren waarbij tevens de lengte van de spreektijd werd vermeld en het verzoek te reageren op het al dan aanwezig zijn tijdens deze hoorzitting. Eén van de betrokken personen, die genodigd was, kon niet komen daar hij op vakantie in het buitenland zou zijn. Op 3 april, een dag nadat het zendschip van Radio Veronica, de Norderney, was gestrand bij Scheveningen, liet Paul Acket weten niet te kunnen komen. Hij was op dat moment niet alleen directeur van het wel overbekende ‘Organisatiebureau Paul Acket’ maar ook directeur van Muziek Expres N.V., uitgever van de maanbladen ‘Muziek Expres’ en ‘Popfoto’. In zijn brief aan de Griffier meldde Acket dat eventueel namens zijn organisatie Ruud van Dulkenraad, toenmalig hoofdredacteur van ‘Muziek Expres’ het woord kon gaan voeren. Omdat hij er niet van overtuigd was dat in zou worden gegaan op zijn verzoek Van Dulkenraad het woord te laten voeren, besloot Paul Acket in de brief goed te onderbouwen wat de reden was van zijn bureau te streven tot behoud van Radio Veronica en andere zeezenders. De standpuntbepaling kwam er op neer dat de Telegraaf- en Telefoniewet van 1904 zodanig gewijzigd diende te worden dat de uitzendingen van Radio Veronica, al dan niet vanaf zee, voortgezet konden worden. Dit niet alleen op grond van het gewoonterecht, dat volgens Paul Acket op dat moment zo langzamerhand toch wel van toepassing was, maar ook gezien de steeds meer nieuwe impulsen die het radiostation gaf aan een bepaalde tak van de amusements- en recreatie-industrie. In zijn brief vervolgde Acket met de mededeling dat zijn bedrijf zich innig verbonden voelde met de activiteiten van Radio Veronica en dat men er trots op was dat de samenwerking met Veronica al dateerde vanaf ongeveer zes maanden nadat het radiostation in 1960 in de ether kwam. Acket: ‘In feite waren wij het eerste Nederlandse bedrijf met landelijke bekendheid dat destijds op permanente basis met Radio Veronica ‘in zee’ ging.’ Het was in de tijd dus dat Radio Veronica zelfs in Den Haag en omgeving nog moeilijk te ontvangen was. Men was in zee gegaan met Radio Veronica omdat men van mening was dat binnen afzienbare tijd de populariteit van Radio Veronica gigantische vormen zou gaan aannemen, hetgeen gunstige resultaten teweeg zou kunnen brengen voor vele bedrijven en instellingen. Acket stelde verder dat mede door Radio Veronica de maanbladen ‘Muziek Expres’ en ‘Popfoto’ een grote lezerskring hadden verworven, hetgeen bovendien had betekend dat het bedrijf groter was geworden en dat men op dat moment ruim 40 personeelsleden in dienst had. Hij stelde tevens dat dit voor de werknemers een plezierige werkplek betekende. En ook vermeldde hij dat de publiciteit die Radio Veronica gaf aan de door het Organisatiebureau ‘Paul Acket’ georganiseerde zalen als bijvoorbeeld het Concertgebouw, de Doelen in Rotterdam en het Congresgebouw in Den Haag’ eveneens niet te onderschatten was. Ook was hij ervan overtuigd, aldus de brief aan de Griffier Hubert, dat het wegvallen van deze ‘free publicity’ bij het verdwijnen van Radio Veronica vermoedelijk een teruggang in het aantal te organiseren concerten zou betekenen. Acket: ‘Het kan niet alleen voor ons maar ook voor tal van bedrijven nadelige gevolgen opleveren, waarbij we slechts denken aan ondermeer theaters en schouwburgzalen, drukkerijen van affiches en programma’s, hotels, transportbedrijven, luchtvaartmaatschappijen en meer.’ Tenslotte wees Paul Acket er op dat de uitslag van de ‘Muziek Expres Populariteitsverkiezingen’ over 1972 in de categorie ‘favoriete radiostation’ Radio Veronica de eerste plaats bezette met 51,8%; de tweede plaats voor Radio Noordzee was met 29,9% en dat Hilversum 3 met 18% slechts de derde plaats behaalde. Volgens de poll was het populairste radioprogramma de ‘Radio Veronica Top 40’ met 31,0% gevolgd door de Lexjo van Veronica met 18%. Als populairste deejay kwam, aldus Acket, Lex Harding uit de bus met 23,6%. Tot slot maakte Acket er geen bezwaar tegen dat de ingezonden brief voor de hoorzitting ter inzage van de pers verstrekt werd. Op een paar dagen na is het 44 jaar na dato dat het schrijven van Acket naar de Griffier werd verstuurd en mij op 31 maart 2015 werd toegezonden voor het archief. Het is trouwens ook bijna 43 jaar geleden dat de actie groep ‘Aktief Veronica’ één of meerdere brieven stuurde naar diverse geadresseerden met als doel onrust en schade te veroorzaken, daar men ontevreden was met het leed dat de toenmalige Nederlandse regering had aangedaan door de anti-zeezenderwet van kracht te laten worden in de zomer van 1974. Eveneens was men niet tevreden met de procedures die de VOS, de Veronica Omroep Stichting, diende te doorlopen om eventueel in aanmerking te komen voor een aspirant licentie als omroeporganisatie. Zoals bekend zou later uit de VOS, via een andere structuur, de naam ook veranderen, en wel in de VOO, de Veronica Omroep Organisatie. Wie er achter de actiegroep zat is totaal onbekend, slechts een document werd teruggevonden in een grote doos met documenten die Robert Briel, eens zeer betrokken bij de VOO en het Veronicablad, mij toestuurde. Ook is niet duidelijk aan wie allemaal de dreigbrief, want daar ging het om, is verzonden. Wel stond vermeld dat het ook naar ‘de Telegraaf’ was gestuurd, met verplichting tot publicatie, evenals naar het Ministerie voor CRM en de diverse omroepen. Het document heeft slechts als kop: ‘Belangrijke mededeling’. De dreiging betreft een mededeling dat een aantal fanatieke Veronicafans twee maanden voordat de, niet gedateerde, brief is verstuurd, zogenaamd hevige explosieven hadden geplaats in, naar wordt aangenomen, het toenmalige complex op het NOS terrein in Hilversum, waarin ook de studio van Hilversum 3 was gevestigd. Omdat het de fanatieke aanhang van Radio Veronica het allemaal veel te lang duurde, totdat hun geliefde programmamakers weer te beluisteren waren, vond men dat men met de explosieven kon gaan dreigen indien minister van Doorn, destijds verantwoordelijk voor het Ministerie van CRM waaronder ook de omroepzaken vielen, niet een gewenste verklaring voor de televisie op zaterdag 5 april zou geven. Hans Knot, 22 april 2017
  8. Enige maanden geleden bracht ik in mijn zaterdagse column een nostalgische terugblik op enkele mislukte radioprojecten. Vandaag heb ik er weer een en neem je mee terug naar het jaar 1973. In het begin van de jaren zeventig van de vorige eeuw probeerde ook een Amerikaanse dominee een zeezender in de lucht te krijgen. Van 1965 tot en met 1973 runde dominee Carl McIntire in het plaatsje Media in de Amerikaanse staat Pennsylvania twee radiostations: WXUR AM en WXUR FM. Gezien het feit dat hij geen duidelijke loggings had bijgehouden kwam hij in ernstige problemen met de Federal Communication Commission, het orgaan dat door de regering Hoover van de VS in de jaren twintig van de vorige eeuw werd ingesteld om regels op te stellen inzake het radio-gebeuren en om de naleving van deze regels te controleren. Het kwam er op neer dat in werkelijkheid McIntire niet de regel opvolgde dat bij het behandelen van geruchtmakende kwesties in de programma's beide partijen aan het woord dienden te worden gelaten. Een van de aantijgingen die tegen het station was gedaan door de FCC, betrof problemen in een talkshow, waarop luisteraars telefonisch konden reageren. Regelmatig was het voorgekomen dat luisteraars midden in een gesprek werden afgebroken en daarna beledigd, hetgeen natuurlijk veel te ver ging. Ondanks diverse aanmaningen vanuit de hoek van de FCC wenste McIntire de regels niet volgens het boekje te hanteren wat weer tot gevolg had dat de licenties voor beide stations werden ingetrokken. Op 5 juli 1973 verlieten beide stations de ether waarbij de dominee in de laatste uitzending verklaarde dat hij binnen 14 dagen zou terug komen via een compleet nieuw station, dat hij de naam Radio Free America zou gaan geven. Voor dit doel kocht hij een schip, de MV Oceanic, dat hij liet herdopen tot de MV Columbus met het idee dat deze boot binnen een paar weken zou kunnen omgebouwd tot zendschip. Het duurde echter veel langer en pas eind augustus 1973 was hij in staat het schip te laten verankeren op een positie 3 mijlen ten oosten van Cape May in Florida, net in internationale wateren. Op de dag dat de MV Columbus werd verankerd gaf McIntire een persconferentie waarin hij verklaarde dat binnen een dag de programma's zouden beginnen via de 1160 kHz, hetgeen niet gebeurde. Als gevolg van ernstige problemen met zowel de zender als de generatoren duurde het vele dagen alvorens Radio Free America in de ether kwam. Aangezien een zeezender voor de kust van Amerika een niet alledaags verschijnsel was, verschenen er vrijwel direct diverse journalisten aan de ‘piratenhorizon’ om hun verhaal als eerste te kunnen optekenen. De Washington Post noemde McIntire een op land ingesloten schipper die vanaf zijn landdek regeerde over wat hij als de Moby Dick van het Vrije Woord beschouwde. Door een radiostation meer dan 3 mijlen buiten de kust te starten dacht McIntire, volgens de krant, bevrijd te zijn van de controle door overheidsorganen. De toen 68-jarige pastor van ‘The Bible Presbyterian Church’ uit Collings Wood ging zelfs zo ver te stellen dat hij desnoods naar de gevangenis zou gaan om zijn gelijk te krijgen. Nu had McIntrire in de voorafgaande decennia heel veel succes gehad, waarna plotseling zijn ‘Rijk’ begon af te brokkelen. Hij was in eerste instantie dominee bij de United Presbyterians maar na veel ongenoegen verliet hij deze groepering om zijn eigen kerk op te richten. Binnen een paar jaar slaagde hij erin andere kerkgenootschappen over te halen te komen tot een overkoepelende organisatie, the American Council of Churches, hetgeen spoedig werd gevolgd door een internationale organisatie, the International Council of Christian Churches. Mc Intire werd benoemd tot president van deze internationale organisatie en stond daarmee aan het hoofd van 200 fundamentele kerken uit 73 verschillende landen. De macht kwam hem goed te pas, want maar al te graag wilden de aanhangers van deze organisatie geld geven voor belangrijke doelen. De doelen die McIntire voorstond waren echter totaal anders dan de gelovigen dachten. In een paar jaar tijd bouwde hij zijn ‘rijk’, bestaande uit een college, een hotel, een conferentiecentrum, drie appartementen gebouwen, grote stukken onbebouwd land in Cape Kennedy, een weekblad genaamd ‘The Christian Beacon’ met een oplage van 145.000 exemplaren, enzovoorts. Vooral in de jaren veertig en vijftig was McIntire, mede vanwege zijn conservatieve opvattingen, ontzettend populair bij zijn aanhangers. In de jaren zestig, ten tijde van de culturele revolutie, begon zijn macht echter te tanen. Hij ging namelijk dwars tegen de draad in. Wanneer er weer eens een gewelddadige demonstratie was tegen de oorlog in Vietnam kwam McIntire weer met grote groepen demonstraten om juist vóór de oorlog in Vietnam te demonstreren. Zelfs ging hij er toe over naar Saigon te vliegen om de toenmalige vice-president van Zuid Vietnam, Nguyen Coa Ky, er toe over te halen naar Amerika te komen om pro-Vietnam oorlogsdemonstranten in diverse steden toe te spreken. De vice-president ging echter niet op deze uitnodiging in. Direct nadat het zendschip voor anker was gegaan trok een aantal medewerkers van de FCC in een hotel aan de kust om de eventuele signalen van Radio Free America te kunnen registreren. Een woordvoerder van de FCC verklaarde dat een rechter, nadat het eerste signaal zou zijn geregistreerd, gevraagd zou worden de kapitein van de MV Columbus opdracht te geven onmiddellijk de uitzendingen stop te zetten. Na deze verklaring was het weer de beurt aan McIntire, die verklaarde dat op geen enkele wijze tegenstand zou worden gegeven als de FCC of de kustwacht het station uit de ether zou halen omdat het er voor hem op aan kwam te komen tot een rechtzaak. "Aan boord van het zendschip zijn pistolen en geweren aanwezig, maar die zijn er alleen om onszelf te verdedigen tegen rovers." Het hoofdkwartier van McIntire was in die dagen gevestigd in een hotel waar verder alleen ouden van dagen hun tijd plachten door te brengen in schommelstoelen. McIntire had trouwens nog een opmerkelijke uitspraak: "Ik vind dat mijn schip niet geklasseerd kan worden onder de generatie piratenzenders aangezien piraten ergens op af gaan om iets illegaal in beslag te nemen. Zie mijn schip meer als een vluchtelingenschip. Ik zie Radio Free America dan ook meer dan een politiek project waarvan luisteraars straks, van Maine tot North Carolina en tot Ohio in het westen, kunnen genieten, waarbij meningen worden gegeven zonder dat deze worden gereguleerd door regels van de autoriteiten." Aan boord van het zendschip waren zes bemanningsleden en twee radiotechnici die zaten te wachten op de mededeling van de dominee om de, 10 kW RCA, zender van Radio Free America aan te zetten. Aan journalisten had McIntire meegedeeld dat een deel van de programma's live vanaf het schip zou worden uitgezonden, waarbij gastsprekers in kleine bootjes naar het zendschip zouden worden gebracht. "Onder de gasten die ik zal uitnodigen is onder meer Jane Fonda die zich inzet als tegenstandster van oorlogen. Verder heb ik invitaties verstuurd naar de senatoren George McGovern, Barry Goldwater en Dean Burch. Zoals U misschien niet weet is Burch het huidige hoofd van de FCC. De andere programma's zullen aan land worden opgenomen terwijl ook de nieuwsuitzendingen vanaf land zullen worden aangeleverd." De 135 foot lange MV Columbus was in eerste instantie gebruikt als mijnenveger en na deze marineperiode werd het schip verkocht en gebruikt als diepzee-duikschip, waarbij vooral de baai bij Cape Canaveral in Florida werd aan gedaan. Toen een volgeling van McIntire het schip te koop zag liggen werd er vrijwel direct 400.000 dollar uit fondsen aangewend om het schip aan te kopen. Deze fondsen waren vrijwel geheel gevuld middels giften van volgelingen. Het bedrag werd niet alleen aangewend voor de aankoop maar ook voor de herinrichting van het schip tot zendschip. McIntire, 's avonds te gast in een talkshow, stelde dat wanneer de opdracht door de autoriteiten zou worden gegeven tot het aanvragen van een licentie bij de FCC dit door hem zou worden geweigerd. Dit daar een dergelijke licentie ongrondwettelijk zou zijn gezien er nooit een zogenaamde ‘Law of Congress’ was goedgekeurd aangaande licenties voor radiostations. McIntire had, naast zijn eerder genoemde radiostations, nog een andere mogelijkheid zijn volgelingen te bereiken en wel via zogenaamde syndicate programma's. In dit programma, The 20th Century Reformation Hour, dat door 610 radiostations in de VS werd uitgezonden, had hij altijd erg kritisch gestaan tegenover burgerlijke ongehoorzaamheid. Wat hij van plan was met Radio Free America beschouwde hij daarom ook niet als burgerlijke ongehoorzaamheid omdat hij totaal niets zou vernietigen en tevens omdat zijn station gebruik zou maken van een frequentie die in de direct omliggende staten van New Yersey niet in gebruik was waardoor interferentie niet mogelijk zou zijn. Doel van de uitzendingen was het brengen van conservatief getinte religieuze en politieke programma's. Ten tijde van de eerste berichten rondom de start van Radio Free America trokken diverse stations zich terug betreffende de uitzending van het syndicate programma, daar men bang was voor maatregelen van de kant van de FCC. Gedurende de laatste week van augustus 1973 was er een klein incident hetgeen McIntire als een kleine plaagstoot van de autoriteiten zou beschouwen. Een schip van de kustwacht enterde namelijk de MV Columbus en men doorzocht het schip omdat men dacht dat er een lek in de olieleiding was, daar een olievlek in de directe omgeving van het schip was gesignaleerd. Een woordvoerder van de kustwacht zei destijds dat het puur een routinecontrole was geweest nadat een bemanningslid van een helikopter de vlek had geconstateerd. Om kwart voor twaalf in de avond van 12 september 1973 was Radio Free America voor het eerst in de ether met haar zender afgesteld op de 1160 kHz, ofwel de 259 meter. Het betrof een draaggolf die in de lucht werd gehouden tot tien minuten voor één de volgende middag. Om half twee, de daarop volgende morgen, werd er andermaal getest, dit keer met muziek. Na 30 minuten werd deze test stopgezet vanwege problemen met de apparatuur. Het RF-signaal kwam niet goed op de antenne en bovendien was een deel van de apparatuur in de studio oververhit geraakt met een klein brandje als gevolg. Er kwamen meer problemen voor de bemanning van de MV Columbus want op de 14e september sloeg het schip van haar anker en moest het zendschip voor onderhoud naar de haven van Cape May. Daar werd onder meer een nieuw anker geplaatst. Ook werd de bodem van het schip voorzien van koperen platen om op die manier zo weinig mogelijk verlies aan vermogen te krijgen, zodat het maximale vermogen van 10 kW kon worden uitgezonden. In de avond van de 15e september ging de Columbus weer naar zee en de daarop volgende nacht viel tussen half twee en half zes een volgende testuitzending te beluisteren. Het bleek dat er slechts nog een paar dagen over waren tot de officiële start van het station. Om 12.23, op de 19e september 1973, begon Radio Free America met haar officiële uitzendingen. Het vreemde was wel die dag dat het schip niet voor anker lag maar telkens van positie, tussen Cape May en Avelon, veranderde. De eerste officiële uitzending ging van start met een Psalmgezang, gevolgd door een toespraak van McIntire, een rede die vanaf band werd gedraaid omdat de dominee, ten tijde van de eerste uitzending, aanwezig was op een congres met als onderwerp ‘kerkelijke radio’. De eerste signalen kwamen niet al te best binnen maar na een paar uur verbeterde dit. Om vier uur die middag kwam de eerste officiële klacht binnen aangaande interferentie en wel van de directie van WHLW, een station met een vermogen van 5 kW, uit Lakewood New Yersey, dat haar programma's via de 1170 kHz uitstraalde. Weken later zou bekend worden dat het station helemaal geen last van interferentie had maar dat al twee weken voordat de eerste test van Radio Free America in de ether ging was besloten door de leiding te gaan klagen, zodra RFA met officiële uitzendingen zou beginnen. Omdat McIntire niet in de problemen wenste te komen met de autoriteiten gaf hij de opdracht de zender uit de ether te halen, hetgeen geschiedde om 14 minuten na tien uur in de avond. Achteraf bleek dat de klacht niet de reden van het uit de ether verdwijnen was geweest maar een brand aan dek van de MV Columbus, veroorzaakt door een oververhitte zender. De volgende dag werd er door een federale rechter in Camden opdracht gegeven aan de leiding van Radio Free America bekend te maken dat uitzendingen van het radiostation voor 1 oktober 1973 streng verboden waren. Op die dag, zo had de rechter tevens gesteld, zou er een rechtszaak tegen de leiding van het station worden aangespannen. Naast de gememoreerde klacht van WHLW kwam er bij de FCC ook nog een klacht binnen van KSL, een 50 kW station uit Salt Lake City — toch liefst 2.000 mijlen verwijderd vanaf de plek waar de MV Columbus zich in internationale wateren bevond. Het is interessant te weten dat een amendement bij paragraaf 301 van de Communicatiewet van de VS voorschrijft dat het runnen van een station vanaf een schip, dat in Amerika is geregistreerd, verboden is. Uitzondering hierop is wanneer men een officiële licentie heeft van de FCC voor dergelijke uitzendingen. McIntire, wel op de hoogte van deze regels, liet zijn schip echter niet in een ander land registreren en bovendien voerde het schip de Amerikaanse vlag. Tevens was er een witte vlag zichtbaar, die toebehoorde aan zijn kerkgenootschap. Duidelijk moet zijn dat onder de genoemde wet het dus onmogelijk was uitzendingen te verzorgen en het bovendien juist wel mogelijk werd om McIntire en zijn bemanning te veroordelen. De maximale straf, die op een dergelijke overtreding stond, was een jaar gevangenisstraf en een boete van 10.000 dollar. McIntire besloot met zijn technici dat er, wanneer het station in de ether zou terugkeren, een andere frequentie zou worden gebruikt. In de middag van de 26ste september 1973 was er inderdaad een testuitzending te horen, op laag vermogen, via de 1608 kHz ofwel de 186 meter. Het schip lag op dat moment afgemeerd in de haven van Cape May. Het was tevens het laatste signaal dat er ooit nog gehoord werd van Radio Free America. Een groot aantal rechtszaken volgde en uiteindelijk werd in maart 1974 een opdracht door een rechter uitgevaardigd waarbij het aan de leiding van het station verboden werd ooit nog uit te zenden vanaf de MV Columbus. McIntire was totaal verslagen en verkocht de nog in zijn bezit zijnde eigendommen, waaronder het eerder genoemde weekblad en het zendschip. De verkoop van de MV Columbus was tevens een reden voor de FCC om verder geen maatregelen te treffen tegen McIntire, die nog enkele jaren zou kunnen genieten van zijn financiële rijkdom. Dit essay is afkomstig uit het eerder gepubliceerde boek ‘Historie van de zeezenders, 1907-1973. Over pioniers, duimzuigers en mislukkelingen’ door Hans Knot. Amsterdam: Stichting Media Communicatie/Freewave Media, 1993. Hans Knot, 15 april 2017
  9. Gelijk aan vorige week blijven we even nostalgisch hangen in het jaar 1972. Luistercijfers gaven aan de het toenmalige popstation – tenminste zoals het werd genoemd – iets populairder was geworden dan de vanaf zee uitzendenden Radio Veronica en Radio Noordzee (RNI). Als noorderling luisterde ik destijds naar Radio Veronica en vooral RNI, terwijl 20% van de radiobeluistering was verdeeld onder AFN Bremerhavn, Radio Luxembourg en Hilversum 3. Maar toch werd er door anderen in mijn omgeving wel geluisterd naar Hilversum 3 en de populariteit was volgens een onderzoek destijds dan vooral te danken aan de toegewijde belangstelling van de luisteraars in Noord-, Oost- en Zuid-Nederland. Heel duidelijk merkte je dat aan de verzoekplatenprogramma's. Verreweg de meeste aanvragen kwamen uit het noorden, het oosten en het zuiden van ons land. In Huize Knot stond elders, in de kapsalon, de Draadomroep afgestemd op Hilversum 3 en kwamen dus ook de verzoekplatenprogramma’s voorbij. Zoals bijvoorbeeld het anti-popprogramma ‘De muzikale fruitmand’. Daarbij ging het vooral om de felicitatie van opa die 80 werd, familieleden die jarig waren of jubileerden of een ziekte speelde een rol in de aanvraag. Je naam over de radio te horen noemen gaf voor velen klaarblijkelijk een gevoel van vreugde. Van invloed was ongetwijfeld dat Radio Veronica in noord, oost en zuid slecht te ontvangen was. Maar een grote rol speelde ook de andere geaardheid van de bevolking, waar banden van familie en buurt nog zwaarder telden dan in het westen en waar de waardering voor het medium radio hoger was. Als opa gefeliciteerd werd via de radio dan bracht dat duidelijk een extra accent op de feestelijkheden. Daar werd overgesproken in zijn kringetje. Vooral als dan ook nog een dergelijke plaat werd aangekondigd door de man van het volkse levenslied, Johnny Hoes, want die was ook Hilversum 3 te beluisteren. De grootste populariteit hadden destijds programma's als AVRO’s verzoekplatenprogramma van Krijn Torringa (woensdagmiddag van 5 tot 6) en ‘KRO-op-Drie’, dat elke donderdagmiddag van 2 tot 6 uur te beluisteren was met als uitschieter het programma tussen vijf en zes van Johny Hoes en Victor Conselman. En wat kwam er in zo’n programma toch sentiment aan levenslied voorbij. Het lag beslist niet binnen mijn muziekkeuze want het waren vooral veel Gert en Hermien, Wilma, de Kermisklanten, het Spijkerkwartet en de Selvera’s die op die tijden op het popstation voorbij kwamen. Destijds is er een ondermeer onderzoek gedaan naar de plaatsnamen die in het programma van Johnny Hoes in een uur tijd werden genoemd. De GPD meldde over dit onderzoek ondermeer: ‘Uit de lawine van felicitaties vielen 238 plaatsnamen te noteren. Uit Noord: 102; uit Oost 58; uit Zuid: 62 en uit het Westen: 16. Herhaaldelijk kwamen plaatsen voor uit Oost-Groningen, uit het veenkoloniale gebied. Ook Assen en Groningen werden nogal eens genoemd. Friesland kwam weinig voor in de felicitatiereeks. De programma's werden in feite gemaakt en gedragen door Noord, Oost en Zuid. Hield die voorkeur verband met het feit dat stations als Radio Veronica en RNI in de rechter helft van Nederland vrijwel niet te ontvangen waren? Dr. Peter Hofstede, socioloog uit Groningen, stelde destijds: “Ja, beslist. De mensen in Noord, Oost en Zuid kunnen Radio Veronica vrijwel niet ontvangen en zijn aangewezen op Hilversum 3.” Er werd in die tijd regelmatig in de dagbladpers gemeld dat de regering toch plannen had een einde te maken aan de activiteiten van Veronica en andere zeezenders, iets waar Hofstede ook op inging: “Met het verdwijnen van Veronica is het te verwachten dat dit patroon zich zal wijzigen". En over de familiebanden in de gebieden waar meer naar verzoekplatenprogramma’s werd geluisterd stelde hij: “Inderdaad gelden de familiebanden in Noord, Oost en Zuid veel sterker dan in het Westen. Die vinden ook een uitweg naar de radio. Het is mij opgevallen dat, naarmate de verbindingslijn met het centrale omroeppunt Hilversum langer is, het ontzag voor Hilversum groter is. Als je in de buurt van Hilversum of in de grote steden vraagt: “Heb je mij ook door de radio gehoord", dan begint iedereen te lachen, maar bijvoorbeeld in de veenkoloniën wordt dat onderling met waardering besproken". Uit onderzoek naar de luisterdichtheid bleek dat destijds gemiddeld per kwartier (gerekend over een hele week) ongeveer twee miljoen mensen van 12 jaar en ouder luisterden naar de lichte muziekprogramma’s op Hilversum 3. De totale belangstelling voor die programma’s was het grootst in het Zuiden, daarna volgden het Oosten en het Noorden en tenslotte het Westen en de grote steden. Bij Veronica was ook om commentaar gevraagd over de beluistering van haar programma’s in vergelijking met die van Hilversum 3 en men kwam met de volgende reactie: ‘Vrijwel alle verzoeken komen uit de linker helft van Nederland, dus uit het Westen en de drie grote steden. Dat houdt verband met de ontvangstmogelijkheid van Veronica. Het heeft geen zin een plaat aan te vragen die je toch niet kunt beluisteren".
  10. In deze aflevering van mijn nostalgische column heb ik gekozen een deel van mijn aantekeningen uit januari 1972 uit te werken. Eerlijkheid kwam er uit de hoek van de VPRO toen de directie bekend maakte dat van het ledenbestand er slechts 11% met grote regelmaat naar de eigen programma’s keek. Tevens stelde men dat 65% van de leden instemde met de beginselen van de VPRO en 52% van de leden de gebrachte programma’s op prijs stelden. Op de donderdagavond, als de VPRO het merendeel van haar programma’s uitstraalde, was de TROS ook te volgen op een ander net. Het bleek uit onderzoek dat liefst 20.2% van de VPRO leden de voorkeur aan de programma’s van de TROS gaf terwijl 11,6% van de VPRO leden de eigen programma’s bekeek. Studio West Point BBMS 1972, van links naar rechts Hans en Egbert Knot en Rob Bakker. Foto Brinkman. In januari 1972 werd bekend dat in dat jaar voor de eerste keer een omroep verantwoordelijk zou zijn voor de samenstelling van een ploeg die zou gaan meedoen aan de Europabeker voor zangvoordracht, beter bekend als het Knokkefestival, dat sinds 1959 in het Casino van de Vlaamse badplaats werd gehouden. In 1972 stond het gepland van 7 tot 14 juli. Voordien zorgden meestal de platenmaatschappijen voor de samenstelling van het vaderlandse team. Warry van Kampen, toenmalig chef televisie-amusement van de KRO, hoorde eerder dat jaar de klacht van de toenmalige directeur van het Casino in Knokke, de heer Mellens, dat de Nederlandse televisie klaarblijkelijk alle belangstelling voor het festival verloren had. De KRO-leiding besloot toen een ploeg samen te stellen en één of twee uitzendingen aan het festival te wijden, eventueel uit te breiden met een reportage van de finale, mocht de Nederlandse ploeg zich daarvoor plaatsen. De KRO besloot de zangeres Anneke Konings en de Blue Diamonds in ieder geval af te vaardigen. Voorts stelde men in onderhandeling te zijn met een Nederlands vocalist, wiens naam echter nog niet genoemd mocht worden. Later in het voorjaar bleek het om Frits Lambrechts te gaan. Het team uit Engeland, bestaande uit Penny Lane, Malcolm Roberts en The Union Express won dat jaar het festival. In Knokke zou nog één keer, in 1973, een festival worden georganiseerd wat bedoeld was als een soort afscheid en dus artiesten optraden die in eerdere jaren hun land ook al hadden vertegenwoordigd. De AVRO-televisie begon eind januari 1972 met een nieuw kinderprogramma onder de titel ‘Bibelebons’. Elly Nieman presenteerde dit maandelijkse programma van en voor Bibelebonse kinderen. Bij ‘Bibelebons’ ging men telkens uit van een vast thema. Zo speelde de eerste aflevering zich af in en rond een bakkerij. De kinderen gingen zelf brood bakken en werden daarbij geholpen door een echte bakker. Let wel het was 1972 en kinderprogramma’s waren zeer dun gezaaid in de programmering van destijds. Verder was in ‘Bibelebons’ steeds een pop van Joost Brugman en de acteur Willem Wagter van de partij. De laatste in de rol van een persoon die alles verkeerd deed. Voor de teksten was Piet Geelhoed verantwoordelijk en de muziek was van Tonny Eyk. De samenstelling en regie tenslotte was in handen van Rob Herzet. In totaal vier jaargangen werden er van het programma uitgezonden terwijl het snel populair werd en er zelfs twee uitzendingen per week werden gepland. Wel werd Elly Nieman na enige tijd vervangen door Margreet Heemskerk. Wie herinnert zich dit programma nog? Op Hilversum 1 was in die dagen een 18-delige serie te beluisteren via de KRO Radio op Hilversum 1. Het was elke keer een aflevering van 15 minuten die voor de klok van negen uur in de avond werd uitgezonden. Zo was er een aflevering waarvoor men helemaal was afgereisd naar het Beatrixoord in Haren bij Groningen. Men stond stil bij een stickeractie die was opgestart door de medewerkers van de ziekenomroep West Point, BBMS, dat enkele avonden per week en in het weekend actief was in het sanatorium. De programmamakers van de KRO interviewden de programmamakers van West Point om erachter te komen wat de ziekenomroep zoal deed voor de luisteraars. Een deel van de medewerkers in Haren was trouwens tevens tegelijkertijd ook actief in de ziekenomroep van Halte Lijn 4 in het RKZ in Groningen. Ook werden luisteraars ondervraagd over het nut van een huisomroep mede gelet op het gegeven dat patiënten er in het sanatorium in Beatrixoord langdurig verbleven. Het was in beide omroepen waar mijn lange periode van ‘werken voor, met en over radio’ deels begon. De stickeractie was opgezet om nieuwe apparatuur te kunnen aanschaffen zodat door de medewerkers niet telkens eigen apparatuur van en naar huis diende te worden gesleept. In januari 1972 werden ook de eerste resulaten bekend van de Noordelijke Fonotheek. Platen met pop- en undergroundmuziek vonden bij de meeste leden van de Noordelijke Fonotheekdienst in de tijd aftrek. In het eerste jaar van haar bestaan, 1971, registreerde de discotheek 27.000 uitleningen in de drie noordelijke provincies. In procenten uitgedrukt was de voorkeur als volgt: 40% pop en underground, 20% klassiek, 25% lichte muziek en cabaret 8% jazz en talencursussen, documentaires etc. 7%. Directeur van de Noorderlijke Fonotheekdienst was Jenne Meinema, die bovendien destijds niet ontevreden was over de toeloop van leden: het waren er bijna 1200 in 1971. Veertien kleine discotheken waren over de provincie verspreid, ze hadden elk 300 platen van de moedervestiging in Groningen in voorraad. De overige bibliotheken bestelden aan de hand van de catalogus. De Fonotheekdienst was onderdeel van de Provinciale Bibliotheek Centrale Groningen, en was evenals de Centrale gevestigd aan de Laan Corpus den Hoorn. Zoals gesteld bestreek de discotheek de drie noordelijke provincies via de plattelands bibliotheken, met uitzondering van de stad Groningen, Hoogezand en Stadskanaal die alle drie over een eigen discotheek beschikten. In de stad Groningen was de Fonotheek gevestigd op de tweede verdieping van het pand van de Openbare Bibliotheek aan het Kwinkenplein en was een zelfstandige uitleendiscotheek. In 1974 verhuisde deze mee naar het nieuwe pand van de Gemeentelijke Openbare Bibliotheek aan de Vismarkt in Groningen, waar destijds voorheen Galeries Modernes was gevestigd. Nog steeds is het via Biblionet mogelijk CD’s en DVD’s te reserveren en voor enige tijd te lenen. En aangezien het vandaag 1 april is ook even een herinnering uit 1972 aangaande een 1 April grap. Op vrijdagmiddag 31 maart werd door presentator Felix Meurders in ‘De Daverende Dertig’, dat door de NOS op het toenmalige Hilversum 3 werd uitgezonden, bekend gemaakt dat in de toekomst altijd door de gedraaide platen heen zou worden gepraat vanwege de auteursrechten. Opnemen van radioprogramma’s zou streng verboden worden en er werd gemeld dat de overheid besloten had bandopnameapparatenbezitters een bezoek te brengen en te kijken of ze de muziek van de radio hadden opgenomen. Meurders stelde dat de technische dienst van de NOS wilde helpen: als men de geluidsbanden opstuurde, zou de NOS er een toon op zetten die met een normaal apparaat niet te horen was, doordat de kop 90° gedraaid was. Het resultaat was, dat veel mensen hun banden opstuurden. "En we zullen ze met plezier beluisteren," meldde hij een week later. Maar sommige mensen die het door hadden, lieten dat op een originele manier blijken. Iemand had een papieren band op een spoel gewikkeld, waarop met potlood geschreven was: ‘1 april, 1 april, 1 april...’. Iemand anders had nog meer humor, want deze stuurde een lege fietsband. Wees attent vandaag en laat je niet in een val strikken. Hans Knot, 1 april 2017
  11. Liefst een halve eeuw terug in de tijd in mijn wekelijkse nostalgische column, het jaar 1967. Het eerste werkend jaar zat er voor mij in de zomer op en ik kon gaan genieten van een paar weken vakantie. De bestemming werd Epe en in die tijd heb ik ook de nodige notities gemaakt, die op de een of andere manier met radio en nostalgie hadden te maken. Op de Lagere School, ja zo heette destijds het basisonderwijs in ons land, hadden we al het nodige aangehoord over hoe we de kleine kindertjes in bijvoorbeeld Afrika konden blijmaken middels het verzamelen van flessendoppen of elke vorm van gebruikt zilverpapier. De mannen in de witte en bruine jurken wisten er wel raad mee en de opbrengst om te zetten in geld dat ze weer voor hun missie in de Afrikaanse landen konden gebruiken. Missionarissen kwamen op bezoek in Katholieke scholen om de boel op te warmen of er was een Pater die tot de vriendenschare van de familie behoorde. De Knotten hadden er ook een in de persoon van Pater Dirk Tolboom, die zich voornamelijk dienstbaar maakte in Maleisië en behoorde tot de Paters van Mill Hill. Het was een soort van feestje als hij weer eens over was uit het verre land en op bezoek kwam in Groningen waar dan een uitgebreide maaltijd werd geserveerd bestaande uit gerechten die hij normaal in Maleisië niet zou voorgescholteld krijgen. Uiteraard ging hij nooit met lege handen weg en ik herinner me nog heel goed dat ik in mijn eerste werkende jaar samen met moeder en Pater Tolboom naar een juwelier ben geweest om hem een nieuw klokje te kopen bekostigd uit mijn portemonnee. Vele jaren later was hij weer in Nederland en op bezoek in Groningen. Hij vertelde van zijn plannen een radiostation te beginnen binnen zijn missie met voornamelijk een educatief doel. Tijdens het gesprek sprak hij serieus de vraag uit of ik er over na wenste te denken me een aantal jaren voor dit doel in te gaan zetten. Het is wel radio geworden maar dan wel met een totaal ander historisch doel. Maar de radio was en is toch heel belangrijk voor het vele missiewerk in vele landen, hetgeen me terug brengt bij de aantekeningen uit de zomer van 1967. Een rijksdaalder per persoon voor de aanschaf van tenminste duizend ‘batterij-radio's’ was de vraag van pater Jan Jansen, die in Chili onder een groep van 30.000 onontwikkelde indianen destijds werkte. Hij stelde de vraag in een open brief. Pater Jansen wilde de indianen per radio les gaan geven in lezen, schrijven, hygiëne, landbouw en medische onderwerpen. Hij vroeg dus de gift per brief, die hij aan liefst 60.000 mensen in de provincie Groningen en het noorden van Drenthe had verstuurd. Het overige deel van Drenthe kwam later nog aan de beurt. Op 13.000 kilometer afstand van Nederland werkte pater Jansen, roomskatholiek priester en lid van de Franciscaanse Capucijnerorde, sinds 1959 onder een arme boerenbevolking, die noch lezen noch schrijven kon. De hygiënische en medische kennis was zo slecht, dat de gemiddelde levensduur niet hoger dan 35 jaar lag. Veertig procent van alle zuigelingen stierf in het eerste levensjaar. Op zeer primitieve wijze werd er, volgens de brief, landbouw en veeteelt bedreven, zodat de oogsten klein en schraal waren. Het werkgebied van de pater was ongeveer zo groot als de provincie Noord-Brabant. Er waren echter geen dorpen of gehuchten. Ook waren er destijds vrijwel geen — per auto berijdbare — wegen. Tijdens zijn verlof in 1967 in Nederland heeft pater Jansen de actie op gang gebracht. In Noord-Brabant had pater A. van der Ven de zaak overgenomen en uitgebreid tot het hele land. Pater van der Ven stelde dat de hulp in Zuid-Chili nog niet te laat kwam. “In het Amazonegebied kan men slechts het leed verzachten; in het werkgebied van pater Jansen echter, kan nog voorkomen worden, dat de achterstand zo groot wordt dat die nooit meer zal kunnen worden ingehaald.” Elders in Zuid-Amerika werd al dergelijke voorlichting met succes per radio gegeven. Uit een centraal punt werden de uitzendingen in Chili voorbereid en medio 1967 was reeds een zendvergunning van de Chileense regering ontvangen. Het was de bedoeling dat de speciale programma’s alleen op de de her en der uitgereikte radio’s waren te beluisteren. Zo zouden dagelijks jonge Chileense onderwijzers lessen gaan geven in lezen, schrijven, rekenen, landbouw, techniek, gezinsverzorging, voedselbereiding en hygiëne. De planning was dat hiermee binnen vijf jaar zoveel bereikt zou zijn, als anders in geen vijftig jaar mogelijk zou zijn geweest: een betere levensstandaard voor de indianen van Zuid-Chili. Tot zover een terugblik naar aantekeningen die ik destijds bewaarde. In de moderne tijd van internet is heel veel terug te vinden maar over voornoemde actie en de plannen tot uitvoering van eduactie via de radio in Zuid-Chili is echter niets terug te vinden, laat staan over Pater Jan Jansen. Dan was er nog op vrijdag 2 juni 1967 een speciale actie in Concerthuis de Jong aan de Hereweg te Groningen. Er werd een festival van beatgroepen georganiseerd, waaraan tevens een radio auditie was verbonden. De opbrengst van de avond kwam ten goede aan de tweede actie: ‘Eten voor India’. De actie werd op 13 mei landelijk opgestart. In de jury in Groningen zat ondermeer Krijn Torringa, bekend van het eerste duo Bob en Brenda op Radio Veronica. De van origine Groninger Krijn Torringa had in die tijd inmiddels een eigen programma op Hilversum 3 onder de titel ‘Zet em op’. Het was begin 1955 dat Krijn eigenlijk voor het eerst in contact kwam met het maken van radio. Hij deed veel aan cabaret en toneel op school in Groningen en het was ene Sjoerd Reitstra die hem op een bepaald moment vroeg eens langs te komen in de AVRO Minjon studio in Groningen. Krijn besloot het vrijwel direct te doen en sloeg bijna achterover van alle mogelijkheden die men er had om een goed radioprogramma te kunnen maken. Een stemproef bleek vervolgens goed aan te slaan en kon de beklimming van de radioladder beginnen. Hij stelde ooit: “Ook toen was de combinatie van Minjon en ziekenomroep niet onbekend en van een man als Rietstra viel enorm veel te leren. Van hem kreeg ik twee maal per week les over hoe radio te maken. Ook leerde je hoe je een tekst diende te schrijven en later voor te dragen in je programma, hetgeen later gelukkig niet meer hoefde.” Torringa werkte in Groningen ondermeer samen met Klaas-Jan Hindriks, later ook groot geworden bij de AVRO. In 1959 kwam Torringa onder de wapenen in Ede en na zijn diensttijd kwam hij niet terug in Groningen maar ging in Amsterdam wonen. Vrijwel direct na zijn diensttijd kreeg hij de kans om bij het net gestarte Radio Veronica programma’s te gaan presenteren. Begin 1966 verliet hij het station om bij Hilversum III aan de slag te gaan. In Groningen was hij voor het eerst weer als radiomaker te horen op 12 augustus 1973, in het weekend dat de opening van de nieuwe studio van de ziekenomroep werd gevierd en ook een nieuwe naam, Studio 73, werd geïntroduceerd. Krijn was weer thuis, hoewel slechts voor 1 dag. Hans Knot, 25 maart 2017
  12. De keuze van radio- en muzikale herinneringen kwam deze keer tot stand nadat ik een telefoontje kreeg van Ferry Bosman, die menigeen zich kan herinneren als Ferry Eden en die in de jaren zeventig al via Radio Mi Amigo was te beluisteren. Eén van de redenen van het telefoontje was om er achter te komen of in mijn archief ook opnamen zijn terug te vinden van afleveringen uit 1977 van de Mi Amigo top 50, zoals iedere week door het station werd uitgezonden. De lijsten van het merendeel van de uitzendingen zijn nergens te vinden en dus werd er speurwerk ingezet. Aan een aantal intensieve luisteraars uit die dagen, waarvan bekend is dat men ook veel programma’s opnam in die jaren, werd dezelfde vraag gesteld. Maar ook die actie leverde geen opnamen van belang op. Een volgende gedachte van Ferry was of er misschien nog lijsten waren terug te vinden in oude exemplaren van het Vlaamse poptijdschrift Joepie, destijds een uitgave van een onderneming van Sylvain Tack, die ook eigenaar was van Radio Mi Amigo. Ik herinnerde me weer dat een mede-inwoner van Groningen en tevens participant in de Stichting Media Communicatie – Jan-Fré Vos, in het bezit is van ingebonden kwartaalgangen van het tijdschrift en gaf hem aan te zoeken naar een bepaalde lijst uit de maand maart 1977, de lijst die Ferry gaarne wenste te bewerken voor heruitzending. Diegene die de radioscene niet zo goed volgen kan ik melden dat Ferry Eden met bepaalde regelmaat de RNI Top 50 en de Mi Amigo (Jopie) Top 50 nieuw leven inblaast met prachtige resultaten. Reeds de volgende ochtend nam ik een blik in de eerste kwartaalgang van 1977, dit nadat Jan-Fré me had verteld dat de lijsten in 1977 niet meer werden afgedrukt in het tijdschrift en dat slechts een Joepie Top 20 was terug te vinden, dit in samenhang met de publicatie van andere hitlijsten in het blad. Maar het bladeren in het jaargang bracht me toch weer direct terug in de tijd. In 1977 was het voor vele aanhangers van de vrije radio nog steeds een kwestie van mijden van de programma’s van wat men toen ‘het popstation Hilversum III’ noemde en dan bleef de keuze in die tijd vrij beperkt. Het was in de avonduren in de fading afstemmen op de 208 meter middengolf en het geluid van Radio Luxembourg of zoveel mogelijk luisteren naar de programma’s van Radio Mi Amigo en Radio Caroline, die beiden vanaf het zendschip Mi Amigo voor de kust van Engeland in onze oren nog echte goede radio verzorgden. Het blad Joepie bracht in kleur en zwart wit op een prachtige manier destijds datgene waar de Vlaamse jeugd, maar ook de sterke aanhang van Radio Mi Amigo zich mee bezighield. Het blad Joepie was dan ook volop te koop in de tijdschriftenhandel. Je werd bijgepraat over de artiesten die veel te horen waren uit de Vlaamse platenstallen. Willy Sommers kwam veelvuldig voorbij en kreeg dan ook in het blad de nodige ruimte. In eerste instantie kreeg hij het aan de stok met een Italiaan die hem op een podium aanviel in St. Pieters Leeuw terwijl niet veel later, na een optreden in het zelfde plaatsje, hij betrokken raakte bij een tamelijk zwaar ongeluk. Uiteraard werd het verhaal opgedikt met liefst vijf foto´s van de gecrashte auto. Verdriet in vooral meisjesslaapkamers in Vlaanderen. In Nederland waren er volop discussies over de te commerciële acties die door sommige omroepen werden gedaan. Zo maakte men teveel reclame voor ‘eigen huis’ in de programma’s en waren medewerkers in vaste dienst te veel op pad om bij te schnabbelen in het land. Opmerkelijk waren de uitstapjes die vanuit de AVRO werden gemaakt naar Vlaanderen, want de mogelijkheid ontstond om mee te doen aan ‘zaalversies’ van AVRO’s weekend kwis met presentator Fred Oster. Tevens die avond een optreden van Willy Sommers. Het een en ander werd georganiseerd door het Dagblad het Laatste Nieuws, Joepie en Bauknecht. Dit onder het motto: ‘Ook jij kunt nog met je hartedief deelnemen aan deze spannende en prettige tv-kwis waaraan vele waardevollem prijzen zijn te verdienen. Je moet maar jong zijn en met plannen rondlopen om de huwelijkszee te gaan bevaren’. Nee, op huwelijksreis naar het zendschip Mi Amigo was er niet bij inbegrepen. Natuurlijk was er 2,5 jaar eerder een mooie gelegenheid geweest voor het toen redelijk nieuwe station Mi Amigo de luisteraars die fervent aanhanger waren van Radio Veronica en RNI naar zich toe te trekken middels het brengen van soortgelijke populaire programma’s. Het zou trouwens tot midden januari 1976 duren alvorens er echt ingezet werd op gedeeltelijke liveprogrammering. Hier werden in eerste instantie Jan van der Meer en Bart van Leeuwen, als Tim Ridder, ingezet maar tegen de zomer waren ook andere namen bekend van nieuwe medewerkers als Marc Jacobs en Frank van der Mast. Vermakelijke programma’s wisten deze Nederlanders tussen de Vlaamse presentatoren te brengen, daarbij ook ondersteund door andere Nederlanders die hun heil hadden gezocht in de studio’s in Playa de Aro, alwaar programma’s op tape werden opgenomen: Stan Haag, Michelle en Joop Verhoof zijn, in willekeurige volgorde, de namen van hen. Vrij direct nadat in 1974 Radio Mi Amigo was begonnen werd er vanuit België naar de diverse kranten, ook in Nederland, een persbericht verstuurd, waarin uitgebreid melding werd gemaakt over de enorme populariteit die het nieuwe station in België, met name in Vlaanderen, had. Het waren cijfers die ik destijds maar snel heb vergeten en me deden denken aan de enorme hoge cijfers die stations als Radio Caroline en Radio London zichzelf destijds in de jaren zestig aan hadden gemeten in persberichten. Misschien dienden we toch af te gaan op de mening van lezers van de diverse muziektijdschriften in hun jaarlijkse populariteitspolls. Ook de redactie van Joepie had eind 1976 haar lezersschare opgeroepen de poll van het tijdschrift in te vullen. En op de redactie was men heel blij dat er liefst meer dan 6000 ‘stemformulieren’ per post waren binnengekomen en de redactie daardoor een prachtig overzicht kon maken. Een blik op de uitslagen, veertig jaar na dato, leert me dat in bijvoorbeeld de categorie ‘groepen’ de formatie Trinity nummer 1 stond en op 2 The Dream Express. Deze groep had drie leden die voorheen in 1970 al voor Nederland hadden deelgenomen aan het Eurovisie Songfestival onder de naam ‘Hearts of Soul’. Derde in de lijst stond de formatie Octopus. Beide laatst genoemde groepen hadden voor Radio Mi Amigo jingles ingezongen, hetgeen hen nog meer faam en dus punten opleverden in de poll. Als populairste radioprogramma in de categorie ‘Binnenland’ kwam het BRT-programma ‘West Point’ op nummer 1. Al 6 jaar eerder was er in Haren bij Groningen een ziekenomroep opgestart met dezelfde naam, waar ik programmaleider was. Hoewel, de naam was ook in Haren niet zo origineel: ‘West Point BBMS’, wat Beatrixoord Better Music Station betekende. Gaf me wel een vreemd gevoel dit na zo veel decennia terug te zien. De eerder genoemde Willy Sommers had, als het ging om de populairste zanger van België, stuivertje gewisseld met Wil Tura, die verkozen werd tot populairste zanger. 1977 was ook het jaar van het vieren van zijn vierde lustrum als bekend artiest. Bij de zangeressen was de eerste plaats voor Ann Christy, ook een veel gedraaide zangeres op Radio Mi Amigo. In de categorie Radiopresentator Binnenland was het Jo met de Banjo die als nummer 1 uit de bus kwam. Geen enkele medewerker van Mi Amigo werd genoemd daar die niet binnen de categorie ‘binnenland’ vielen. Als je kijkt naar de resultaten van de populairste hitlijsten stond de BRT Top 30 in 1976 op de eerste plaats, vreemd genoeg gevolgd door de Joepie Top 20, die volgens mij destijds nergens meer werd uitgezonden. In liefst 30 categoriën diende de lezen een mening te geven. Dan maar eens kijken hoe de situatie er uiteindelijk uitzag in een aantal categoriën dat volgens de poll onder ‘buitenland’ viel. We gaan er drie van vermelden. Allereerst de categorie ‘beste radioprogramma’. Voor het tweede jaar in successie behaalde de Mi Amigo Top 50 de eerste plaats, gevolgd door Arbeidsvitaminen van de AVRO. Er waren nog meer programma’s vanaf zee, die binnen de Top 10 eindigden. Zo kreeg ‘Baken 16’ van Radio Mi Amigo, dat haar vuurdoop in de zomer van 1976 kreeg, voor het eerst een notering en wel op plaats 6. Twee plaatsen lager het programma waar geld mee kon worden verdiend ‘Cash Casino’. Jammer was wel dat Stan Haag zijn Jukebox kelderde van de 4de naar de 9de plaats in de top 10 van de populairste radioprogramma’s. Als het ging om de meest populaire presentator kwam Ad Visser van de AVRO op nummer 1, gevolgd door Stan Haag van Mi Amigo en Joost den Draaier die doordeweeks destijds nog bij de NOS was te beluisteren in het begin van de avonduren op Hilversu III. Ook Ferry Maat was populair in Vlaanderenland want hij pakte plaats vier. Tim de Ridder, ofwel Bart van Leeuwen kwam binnen op de lijst op nummer 7 en eindigde daarmee boven Lex Harding. Tenslotte de categorie beste buitenlandse radiostations en U raadt het al Radio Mi Amigo op nummer 1, gevolgd door Hilversum III en de BRT2. Radio Luxembourg stond op 5 en Radio Caroline op nummer 8. Ondertussen gingen in Vlaanderen de voorbereidingen van start voor de voorronden van het Eurovisie Songfestival. Drie formaties mochten dat jaar voor Vlaanderen strijden voor een plek in de Europese finale. Het zijn bekende namen van Radio Mi Amigo, die vaak genoeg voorbij kwamen: Two Man Sound, Trinity en The Dream Express. Ze hadden wat goed te maken want een jaar eerder, in 1976, had België met een afvaardiging uit Wallonië slechts de voorlaatste plaats behaald. Wie er uiteindelijk van de drie formaties destijds heeft gewonnen, horen we een andere keer. Hans Knot, 18 februari 2017
  13. Voor velen is het stellen van de vraag ‘Wat was eigenlijk het eerste specifieke programma gericht op de teenagers?’ vrij gemakkelijk te beantwoorden, omdat de naam van het programma als zodanig al vaak is genoemd in artikelen betreffende de ontwikkeling van de popradio in Nederland. Voor details inzake het eerste programma dient men echter naar de makers van het programma te gaan, want zoals zo vaak met programma’s uit die tijd is er niets op recordertape in de huiskamers vastgelegd. Volgens één van de makers ging op 11 september 1959 precies om vijf uur in de middag de eerste aflevering van ‘Tijd voor Teenagers’ de ether in. Het was het eerste en lange tijd ook het enige programma op de Nederlandse radio met popmuziek. Het werd uitgezonden door de VARA en aanvankelijk gepresenteerd door hoorspelacteur Dick van 't Sant onder de naam Dick Duster. Later nam presentator Herman Stok het roer over. Regisseur Co de Kloet, die bij de geboorte van het programma aanwezig was, heeft zo de nodige details van het eerste programma vastgelegd. In jaargang 8, nummer 4 van het tijdschrift Aether uit 1994 schreef hij over de beraadslagingen die aan de eerste uitzending vooraf gingen en meldde hij ondermeer: ‘De Nederlandse jeugd reageerde niet anders dan de jeugd elders in de wereld. En de Nederlandse platenindustrie had dezelfde belangstelling voor hoge oplagecijfers als overal waar een platenkopend publiek woonde, dat een paar centen te besteden had. Samen waren ze sterk. Wat in Amerika begon, zette gewoon door.’ Hij stelde verder dat in het jaar van de eerste ‘Tijd voor Teenagers’, 1959, de omwenteling eigenlijk al wereldwijd was voltooid. Paul Anka maakte dat jaar zijn derde ‘million seller’ met ‘Lonely Boy’, Frankie Avalon zijn tweede met ‘Venus’, Freddy Cannon zijn eerste met het nummer ‘Talahassie Lassie’, net als Dion and the Belmonts met ‘A Teenager In Love’. Het was, volgens Co de Kloet, in dat licht bezien toch geen extreme verrassing, dat een maker van VARA-radiojeugdprogramma's, die ieder half jaar met nieuwe plannen diende te komen, in de zomer van 1959 met het voorstel kwam een platenprogramma te maken met die speciale teenagermuziek, aangevuld met reportages en interviews en dat alles aan elkaar gepraat door een echte presentator. Volgens De Kloet keek bijna iedereen verstoord op toen jeugdchef Joop Söhne het idee in de programmavergadering lanceerde: ‘Ik was daar overigens niet bij want de programmavergadering was destijds een bijeenkomst van afdelingschefs en hogere bazen. Zij beslisten gezamenlijk over het halfjaarlijkse radioschema. De leiders van de muziekafdeling spuwden vuur en wensten niets van het voorstel — te ordinair voor woorden — te weten. Anderen waren het wel eens met het voorstel.’ Ary van Nierop was op dat moment ‘Hoofd Gesproken Woord’ bij de VARA. Hij stelde dat hij zo'n programma best onder zijn verantwoordelijkheid wenste te nemen en kwam meteen met de naam van het programma: ‘Tijd voor Teenagers’. Wel diende – mede gelet op zijn functie – men in het programma niet alleen muziek ten gehore laten brengen maar ook informatie via korte reportages. 11 september 1959 precies om vijf uur ging dus, volgens De Kloet, het eerste programma van ‘Tijd voor Teenagers’ de ether in. Er was natuurlijk vooraf informatie in de kranten verschenen en er werd volgens een woordvoerder van de VARA die zaterdagmiddag goed geluisterd. Andermaal het verhaal van De Kloet: ‘De eerste uitzending leverde driehonderd brieven op, voor een jeugduitzending een ongekend aantal. Wat draaiden we in dit ‘eerste enige echte onvervalste programma voor alle Nederlandse teenagers,’ zoals Dick Duster in zijn eerste zin ‘Tijd voor Teenagers’ typeerde? In de juiste volgorde: Kansas City, door Pim Maas, de Nederlandse Elvis Presley; Waitin' in School, door Ricky Nelson; Middernacht Blues, door Willy Schobben op de trompet. Vervolgens uit de film ‘Als de dag begint’: You Gotta Learn, door Neil Sedaka; Living Doll, door Cliff Richard; Lonesome, door Monty Sunshine op de klarinet. Gevolgd door: Mamamama Marie, door The Gaylords; The Formula Of Love, door het duo Nina en Frederik en Louis Armstrong; en ook: Just Young, door Paul Anka, en You Are In Love, door Perry Como. Er was een reportage, gemaakt bij Vroom en Dreesmann in Utrecht, waar Ria Valk een door Joop van der Marel bedachte aanstaande dansrage, de Bam Bam Boe, introduceerde. Het was echter een item dat de luisteraar niet zou bereiken omdat het onderwerp door de afdeling ‘controle’ van de VARA de vrijdagmiddag voorafgaande aan de uitzending werd geschrapt. Ook beleidvoerders van de andere omroepen in Hilversum namen dezelfde middag nog een gelijkluidend besluit. Onder de kop ‘Radio Hilversum verbood de bam bam boe’ werden de lezers van de Muziek Parade, een maandblad voor de muziekliefhebbers en vooral gericht op de jeugd, in oktober 1959 op de hoogte gebracht van de besluitvorming. De ‘bam bam boe’ diende de opvolger te worden van de voorgaande ‘hoela hoep’ rage en een nieuw danssucces te zijn. Men ging er vanuit bij de redactie van Muziek Parade, dat als hoofdredacteur Guus Jansen jr. had, dat de lezer van het verbod tot draaien op de hoogte was. Het ware verhaal rond het verbod tot uitzending ontbrak echter en die werd deels geformuleerd middels een interview met Coen van Orsouw, de componist van het nummer en de tekstschrijver Joop van der Marel. Bij dit interview was ook een 18-jarig zangeresje aanwezig dat in korte tijd al aardig populair was geworden en het nummer als haar allereerste single op het Fontana label had opgenomen. Ze was al bij twee werkgevers aan de slag geweest en de eerste had haar aangeraden een andere keuze te maken want hij was het niet zo eens met haar rock and roll kreten en haar ferme danspassen. Met andere woorden: ‘de vrijheden die deze jonge dame koos pasten niet bij zijn onderneming’. Vervolgens ging ze aan de slag als zangeres van cowboyliedjes in Amsterdam, in de bedrijven eigendom destijds van Kees Manders. Maar het succes kwam vooral door haar optreden in het AVRO-programma ‘Nieuwe Oogst’. Vervolgens was het Roel Balten van dezelfde omroep die haar contracteerde voor het programma ‘La Courtine’, een programma speciaal voor de soldaten die in de Franse plaats langdurig waren gelegerd. We hebben het over Ria Valk, die in La Courtine een ware ovatie ontving en wiens vader snel haar zakelijke belangen ging vertegenwoordigen. Hij zag een groot succes op de loer liggen. Maar ook voornoemde Van Orsouw en Van der Marel zagen het helemaal in de jonge Brabantse zitten en besloten voor haar een nummer te gaan schrijven. Het idee van de ‘bam bam boe’ was enige maanden eerder ontstaan in de Perry Comoshow, waarin de zanger een liedje zong met een soort rolachtig apparaat in zijn handen. Met dit apparaat werd op ritme van het liedje op de knieën geslagen Coen en Joop vonden het een leuk ideetje en besloten iets soortgelijks in Nederland te introduceren als een nieuwe dans. Voor die danspassen, die erbij dienden te komen, riepen ze de hulp in van de destijds bekende Nederlandse danser Jan Daniëls die vele malen internationale dansconcoursen voor ons land had gewonnen. Het verhaal gaat dat men op weg ging naar Hilversum om het geheel bij platenbazen onder de aandacht te brengen en men plotseling besefte dat er nog geen goede tekst was gecomponeerd. Coen van Orsouw zou vervolgens binnen 5 minuten op een parkeerplaats bij een benzinestation, even buiten Amsterdam, het melodietje compleet hebben gemaakt en werd het ‘Dans de bam-bam-boe’. Uiteindelijk werd het nummer uitgebracht op het Fontanalabel en het klonk als volgt: En de tekst was als volgt: De Bam-Bam-Boe die leer je zo Je sluit je been maar aan Je draait 'n keertje in het rond Je komt weer recht te staan. En dit herhaal je nog een keer Maar nu de draai alleen De heer slaat met de Bam-Bam-Boe En zij danst om hem heen. Refrein: De Bam-Bam-Boe, de Bam-Bam-Boe Tra-la-la-la-la De Bam-Bam-Boe, de Bam-Bam-Boe Danst 'n ieder na De Bam-Bam-Boe, de Bam-Bam-Boe Uit Dominica. U ziet hoe simpel of het gaat Toe blijft niet langer staan Kom dans een keertje met ons mee Je sluit je been maar aan Het is 'n dans voor groot en klein Zo uit Dominica En als je 'm een keer hebt gezien Dan doe je hem al na. Refrein M'n kleine zus m'n grote broer En ook m'n pa en moe Ze dansen nu niet anders meer Alleen de Bam-Bam-Boe. En elke dag is weer een feest Door deze nieuwe dans. Kunt u niet dansen g'looft u mij Hier is uw mooiste kans. Refrein Aangenomen werd dat misschien de tekst van het liedje de oorzaak kon zijn voor het verbod op de radio maar dat lijkt me, gezien het bovenstaande, niet het geval te kunnen zijn. Of het diende te zijn dat het slaan door de mannelijke partner van invloed was geweest. Na diverse kranten van rond die tijd te hebben uitgespit, kwam ik terecht bij een bericht van 12 september 1959 waarin werd gemeld dat de AVRO leiding had besloten dat men op samenwerking met de 29-jarige Joop van der Marel geen prijs meer stelde. Een week eerder had deze op wel een heel commerciële manier zijn ‘bam bam boe’ kindje gepresenteerd in het televisieprogramma ‘Weekendshow’, zonder dat dit vooraf was overlegd met de leiding. De toenmalige AVRO-directeur D. Repko stelde over deze maatregel, die hij persoonlijk had genomen: “Wij hebben dit gedaan omdat we de houding van de heer Van der Marel, die ons in de val heeft laten lopen met zijn ‘Bam-bam-boe’ betreuren. Hij heeft zonder dat hij ons hier van te voren voor gewaarschuwd heeft reclame in onze uitzending gebracht. We vonden dit aanleiding genoeg om hem de eerste tijd niet meer in onze televisieprogramma's te laten optreden.” Bovendien werd er door Repko een einde gemaakt aan het steeds weer draaien van de ‘Bam Bam Boe’-grammofoonplaat op de radio. Wat bleek? In de Weekendshow van de voorafgaande zaterdag had Van der Marel door het danspaar Lies en Jan Daniels de toen nieuwe dans, de Bam Bam Boe, laten demonstreren. Bovendien liet men in dit programma zien, wat de ‘Bam Bam Boe’ eigenlijk was. AVRO-producer Ger Lugtenburg, die de leiding van deze uitzending had, was er niet van op de hoogte dat Joop van der Marel het tv-progranma gebruikte om zijn Bam Bam Boe, waar hij de week van te voren de Nederlandse warenhuizen mee had bevoorraad, te introduceren. Het was echter het startsein voor een massale verkoop van de Bam Bam Boes, die de maandag na het programma in de winkels te koop waren. Ook waren er grammofoonplaten en slingers in de markt gezet. Joop van der Marel en Ria Valk en de ‘bam bam boe’ Vanuit de AVRO-leiding werd met angst gekeken naar het reclame-element in de betreffende uitzending. Andere omroepen eisten een gedegen onderzoek maar de AVRO-directie was dus een stap verder gegaan en had Joop van der Marel al de deur gewezen. Nadat de leiding van de AVRO deze reactie had bekend gemaakt, besloot ook de VARA voorzorgmaatregelen te nemen en werd op de vrijdag voor de eerste uitzending van ‘Tijd voor Teenagers’ besloten het item over de Bam Bam Boe uit het programma te schrappen. Joop van der Marel was er teleurgesteld over want, zo meldde de Telegraaf op 12 september 1959, de Bam Bam Boe werd goed verkocht. En Ria Valk? Zij werd bijzonder succesvol gedurende vele decennia. Nader onderzoek naar de startdatum van het programma ‘Tijd voor Teenagers’ leerde dat het ging om zaterdag 12 september 1959 en ook het aanvangsuur was anders dan Co de Kloet meldde. Vanaf half 6 tot half 7 was de eerste aflevering te beluisteren op Hilversum I via de VARA en werd aangekondigd in het programmaschema als: ‘Voor de Jeugd’. Bronnen: Aether, Soundscapes online Journal for Music and Media Culture, Telegraaf archief en Muziek Parade oktober 1979. Hans Knot, 11 februari 2017
  14. De volgende historische terugblik brengt ons terug naar het jaar 1948, een jaar dat velen van ons niet of niet bewust hebben beleefd. Het was de tijd van vlak na de Tweede Wereldoorlog en dus Nederland in wederopbouw, hoewel die nog vele jaren zou duren. Op radiogebied gingen mijn gedachten naar de enorme hoeveelheden radiotoestellen die door de toenmalige bezetters waren weggeroofd uit de huizen. Voor vele gezinnen was het na de oorlog een lange periode van armoede en er was zeker geen geld om een nieuw radiotoestel aan te schaffen. Die waren sowiezo al bijna onbetaalbaar in die tijd. Onderzoek naar eventuele aantallen radiotoestellen in ons land in 1948 leverden geen cijfers op. De vraag is dan ook wie er op 12 mei 1948 in het begin van de avond naar de toenmalige Hare Majesteit de Koningin Wilhelmina luisterde. Zij richtte zich tot de land- en rijksgenoten in Nederland en de Overzeese Gebiedsdelen. Haar radio-rede begon met de woorden: “Land- en Rijksgenooten, als den dag van gisteren herinner ik mij nog den 12den Mei 1889, toen het veertig jaar geleden was, dat mijn onvergetelijke vader in Amsterdam werd beëedigd en ingehuldigd. Waar ik U over het wederom instellen van het regentschap van mijn dochter en daarmede verband houdende plannen voor de toekomst wil spreken, meen ik daarvoor geen beteren dag te kunnen uitkiezen dan dezen op één jaar na honderdjarigen herinneringsdag. Overgroote vermoeienis, die noch mijn werk, noch mijn gezondheid ten goede komt en die onder den druk van de uitoefening van mijn zware taak, geen kans krijgt over te gaan, noopt mij ten tweeden male mijn toevlucht te nemen tot een regentschap. Koningin Wilhelmina Maar er is meer! Er is de last van het klimmen der jaren, een achteruitgaan van veerkracht, weerstands- en arbeidsvermogen, van de krachten welke den geest onontbeerlijk zijn voor het nemen van verantwoorde beslissingen in de diepgaande en ingewikkelde vraagstukken, die er in den tegenwoordigen tijd maar al te vele zijn, Voor deze nuchtere werkelijkheid ben ik gesteld en ofschoon ik mij steeds ten volle bewust ben, dat de mensch slechts wikt en God beschikt, meen ik toch in het wèl begrepen belang van U allen en van het Rijk te handelen door het regeeringsbeleid toe te vertrouwen aan Juliana, die naast wijs inzicht ook haar, leeftijd voor heeft en over jonge, frissche krachten beschikt.” Vervolgens vertelde de koningin dat op verzoek van haar dochter de troonwisseling zou worden uitgesteld tot begin september 1948, puur met de gedachten dat op die manier haar 50-jarig regeringsjubileum gevierd kon worden. Nog vele woorden gericht op het volk volgden waarna ze haar dochter voor de toekomst veel succes en liefde van God toewenste. De vraag is natuurlijk niet alleen hoeveel radiotoestellen er inmiddels in 1948 weer binnen de huisgezinnen waren maar ook hoe een dergelijke toespraak destijds tot stand kwam. Allereerst valt te melden dat de toespraak plaats vond in de zogenaamde ‘Grijze salon’ van het Paleis Het Loo in Apeldoorn. Er waren drie vertegenwoordigers van de radio aanwezig, die zich bevonden in de er naast gelegen zogenaamde schrijfkamer. De P.T.T., verantwoordelijk voor de lijnverbindingen, had een verbinding tot stand gebracht over een gewone zendlijn van Apeldoorn naar de studio in Hilversum, waar de rede op gramofoonplaten werd opgenomen en om acht uur in de avond opnieuw werd uitgezonden. De apparatuur, die in het paleis nodig was, werd daardoor tot een minimum beperkt en kon in een gewone auto worden vervoerd. In de Grijze Salon stond slechts één microfoon opgesteld. Op uitdrukkelijk wens van Hare Majesteit werden er tijdens de rede geen foto’s gemaakt. Wie waren er aanwezig namens ‘de radio’? Het waren de afgevaardigden, de heer H. J. van den Broek, destijds ook bekend als ‘De Rotterdammer’ van Radio-Oranje en tevens een oude bekende van Koningin Wilhelmina. In 1948 was hij directeur van de Wereldomroep. Ook aanwezig was ir. P. A. I. Huijts, toenmalig plaatsvervangend commissaris van de technische dienst van de Nederlandse Radio Unie, en de heer L. H. H. Waterbeek, destijds chef van de lijn- en reportagedienst van de Nederlandse Radio Unie. H.J. Van den Broek Van den Broek stelde na afloop desgevraagd dat Hare Majesteit de rede op een prachtige ferme toon uitsprak. Ook meldde het trio dat de Koningin zich allerhartelijkst onderhield met de radiomensen. Wel was zij zichtbaar onder de indruk van de gebeurtenissen. Niemand van de hofhouding wist trouwens vooraf welk een belangrijk besluit de Koningin ging afkondigen. Om halfzes in de middag werd de orde van het huis onderbroken, zoals gewoonlijk wanneer de Koningin een rede uitsprak, om de op het paleis aanwezige radiotoestellen aan te zetten. De hofdames en leden van het personeel gaven openlijk blijk van hun verrassing over de mededelingen van Hare Majesteit, maar zij toonden zich voldaan over de wijze en de toon, waarop de Koningin de rede had uitgesproken. Vervolgens werd de gebruikte apparatuur weer ingepakt en in de auto gezet die vervolgens richting Hilversum vertrok. Het gewone leven op het Loo werd weer ingezet. Bronnen: Delpher kranten archief Archief Wereldomroep Foto: Archief Wereldomroep Hans Knot, 4 februari 2017
  15. Recentelijk vroeg ik op mijn facebookpagina wat men in 1959 zoal op de radio hoorde. Eén antwoord als voorbeeld: ‘Kleutertje Luister’, ‘Arbeidsvitaminen’, ‘De jeugd vliegt uit’, ‘Problemen verdwijnen als de kopstukken verschijnen’, ‘half 1 mededelingen voor land- en tuinbouw’, ‘weerbericht op dicteersnelheid’, ‘marktberichten’, ‘Wilhelmus’, ‘Jeugland’, ‘Te Deum Laudamus’, ‘Ochtendgymnastiek’, ‘Rechtdoor naar school en kantoor’..... Zoiets?’ De persoon die het instuurde is anno 2017 70 jaar en een eenvoudige rekensom leert ons dat hij in juni 1959, de periode waar ik zo dadelijk op terugblik, hij 13 jaar was. Opvallend aan de opsomming is dat er geen enkele programmanaam van Radio Luxembourg bij is en dan doel ik op de Nederlandstalige service, waarvan een deel van de programma’s werden opgenomen in opdracht van adverteerders bij speciale studio’s in Nederland maar ook in Brussel. Eén van de liedjes die destijds veelvuldig waren te horen was het winnende Eurovisie Songfestival lied van destijds, gezongen door Teddy Scholten. Voorheen was ze al bekend geworden door optredens in het AVRO programma ‘De bonte dinsdagavondtrein’. Het was de tijd dat er nog maar weinig kijkkastjes in de huizen stonden en er op dinsdagavond massaal om de huiskamertafel werd gezeten om dit wel heel speciale programma voor het hele gezin te beluisteren, ondertussen met op de tafel een krant en te doppen hele pinda’s. Ook trad Teddy in de periode 1955-1960 vaak als gast op in het televisieprogramma ‘De Snip en Snap Revue’ van dezelfde AVRO. De leiding van de NTS vroeg haar op een bepaald moment mee te doen aan het Nationaal Songfestival in 1959 waar ze twee liedjes zong: ‘De regen’ en ‘Een beetje’. Dit laatste nummer was een compositie van Dick Schallies met teksten van Willy van Hemert en het Omroeporkest, onder leiding van Dolf van der Linden, begeleidde haar. Met ‘Een beetje’ werd ze uiteindelijk afgevaardigd naar het Eurovisie Songfestival dat in 1959 in het Franse Cannes werd gehouden. Ook daar werd ze winnaar en zou internationaal scoren. Uiteraard werden er ook anderstalige versies opgenomen. De Franse radio schalde vervolgens met ‘Un p’tit peu’, terwijl de West Duitse radio ‘Sei ehrlich’ op vinyl op de draaitafel hadden. De radiosectie van de RAI in Italië deed het met ‘Un Poco’ en neem maar van mij aan dat op het Zweedse Radio Syd het als ‘Om vaaren’ werd uitgezonden. Maar hoe zat het in een van de landen achter het toenmalige Ijzeren Gordijn? In die landen werd het Eurovisie Songfestival nog niet uitgezonden, simpelweg omdat men geen banden onderhield met de organisatie. En toch kwam de song in een speciaal jasje op de Poolse radio. Even terug naar de tweede helft van de jaren vijftig toen in het Drentse Coevorden de glorietijd van de Mirando’s begon met vele optredens en contracten. Vrij snel werd er al bij het platenlabel Columbia een plaat met zigeunermuziek uitgebracht want er was een zangeres die van Pools-Litouwse afkomst was die voor begeleiding van een platenopname een orkest zocht. Het werd een succes en bovendien stapte men vrij snel over naar Philips waar men het met het orkest van Tata Mirando helemaal zag zitten. Vervolgens werd er regelmatig opgetreden voor radio en televisie. Het repertoire dat de naar Nederland geëmigreerde Monica zong bestond in eerste instantie uit Poolse en Russische liederen maar haar voorkeur ging er toch naar uit om Nederlands te gaan zingen om een nog breder publiek te kunnen trekken. Bij elk optreden sloot ze vervolgens op het einde af met twee liedjes die door Harry de Groot en Pi Verris werden geschreven, namelijk ‘Holland jij bent mijn sprookje’ en ‘Ver van mijn land’. Al zong zij deze liedjes met een duidelijk accent, het Nederlandse publiek was telkens enthausiast te noemen. In mei 1959 bezocht Monica haar familie in Polen en werd ze uitgenodigd om ook voor de radio en de staatstelevisie op te treden en ze besloot een warme propaganda voor het Nederlandse lied te gaan houden. Niet dat ze in het Nederlands haar landgenoten toezong maar met een speciale Poolse tekst bracht ze haar versie van het winnende Eurovisie Songfestival lied van Teddy Scholten. Uit overlevering gaat het verhaal dat slechts enkele minuten na de radiouitzending, waarin Monica haar versie van ‘Een beetje’ ten gehore bracht, het regende van telefoontjes omdat men wilde weten waar de Poolse versie van de song te krijgen was. In allerijl werden de hoofden bijelkaar gestoken met als besluit de Poolse versie spoedig aan het vinyl toe te vertrouwen. Het werd uiteindelijk een LP met vele liedjes gericht op de Poolse luisteraars met als sluitstuk haar versie van ‘Een beetje’. Eind juli 1959 zou Monica, die ook veel op toneel en in films verscheen, haar debuut maken in Engeland met een optreden van de Poolse versie van achter het IJzeren Gordijn, waar ze trouwens een duidelijk vaste grond voor het ‘Nederlandse lied’ had gekregen. Hans Knot, 28 januari 2017
  16. Vincent

    Hans Knot: Henk Oostinga

    Het verzamelen van data was voor mijzelf al op jonge leeftijd iets wat gewoon gebeurde. Het was vooral gericht, hoe kan het ook anders, op radio maar ook op sport. Het was de tijd van voor ‘Langs de Lijn’. Nederland had destijds niet alleen Eredivisie en Eerste Divisie Voetbal maar ook Tweede Divisievoetbal. Wonende in een middelgrote stad als Groningen betekende dat ook dat er meerdere clubs vertegenwoordigd waren in de diverse divisies van het Betaalde voetbal. GVAV, Oosterparkers, Velocitas en Be Quick kwamen alle vier uit de Martinistad. Zoals al gesteld was er nog geen ‘Langs de Lijn’, een programma dat in 1967 voor het eerst op de radio was te beluisteren, en dus dienden we het te doen met hier en daar een sportprogramma van korte uitzendduur van een aantal omroepen. In Groningen was het mogelijk de voetbaluitslagen via de RONO, de Regionale Omroep Noord binnen te halen of op de fiets te klimmen om de schoolborden, die stonden opgesteld in de etalage van het gebouw waar het Nieuwsblad van het Noorden was gevestigd, te bekijken. De sportredactie verzamelde van de diverse velden in het betaald voetbal en de hogere amateurklassen de uitslagen, die met een krijtje werden ingevuld op de borden. Soms diende je langer te wachten omdat men geen verbinding met sommige clubs kon krijgen. Het was de tijd van de bakelieten telefoon en telefoonnummers in een middelgrote stad bestonden maar uit 5 cijfers. Maar het wachten werd beloond als een van de Groninger ploegen weer succesvol was geweest. In maart 1967 was er in het Nieuwsblad van het Noorden voor velen verrassende bericht te vinden waarin werd vermeld dat zeer binnenkort – na twintig jaar van trouwe dienst – de RONO niet meer het bekende ‘Henk Oostinga geluid’ zou brengen. Hij was namelijk toe aan rust in het weekend. De werkzaamheden van de RONO en de omroepen gebeurden als vrijwilliger maar daarnaast had hij ook nog een zware taak als broodwinner. Hij was namelijk leraar aan het Gyot Doveninstituut in Groningen. Wel wist een journalist van het Nieuwsblad op te tekenen dat het omroepwerk hem niet te veel was maar dat het meer de zondag was die steeds maar weer gevuld werd met achter de sport aan te zitten. Het was helemaal niet de bedoeling dat Oostinga bij de RONO zou weggaan, zoals velen dachten. Maar hij had voor minder vastigheid gepleit waardoor hij op bepaalde zondagen ook eens vrij kon zijn. In een interview stelde hij destijds: “Ik wil wat vrije tijd voor mezelf hebben, want wil je een regionaal sportprogramma redelijk brengen, dan moet je je contacten over het hele uitzendgebied aanhouden. En dat loopt voor de RONO van de Achterhoek tot aan Harlingen. Ach, en dat gaat niet meer, vooral omdat ik het met de slechthorenden ook steeds drukker krijg. En dat is tenslotte m’n officiële werk. En dat mag er in geen geval schade van hebben." Destijds meldde Oostinga wel dat hij de werkzaamheden voor de regionale omroep nog steeds boeiend vond. Dat hij aangaf het rustiger aan te doen had ook niets te maken met de vlak daarvoor aangekondigde komst van Eef Brouwers. De latere directeur-generaal van de Rijksvoorlichtingsdienst en ook bekend van NOS Journaal, bleek namelijk benoemd te zijn tot chef-redacteur van de RONO. En dat was volgens Oostinga met volledige instemming van hem. Het was in oktober 1948 dat Henk Oostinga aan zijn sportjournalistieke loopbaan begon, nadat hij als speler van GVAV, de voorganger van FC Groningen, in een interview met de RONO in contact was gekomen. Zijn stem, die later tot de inboedel van elk huis in de regio Noord en Oost zou gaan behoren, kwam toen voor het eerst in de RONO-microfoon en sindsdien was Henk Oostinga niet te houden. Oostinga destijds in het Nieuwsblad van het Noorden: “Mijn voordeel was, dat ik zelf in de sport had gezeten. Want iemand kan volgens mij nog zo’n goede sportjournalist zijn, maar als hij zelf geen sportman is geweest zal hij bij de mensen niet zo veel gezag hebben. Toch heb ik nooit full-time in de sportrubriek gewild. Weet je, en nu ga ik misschien op lange tenen trappen, ik vind alleen-sport wat te eenzijdig. Het is enorm mooi, maar er moet nog iets bijkomen. Daarom ben ik nog steeds gek op het RONO-sportwerk, maar de slechthorenden blijven voor mij de hoofdzaak". En hoe komt het eigenlijk dat ik terugblik op Henk Oostinga? Ik haalde al in het begin aan dat ik altijd bezig ben geweest met het verzamelen van data. Gegevens die ooit weer eens gebruikt konden worden en zo schreef ik in die tijd de uitslagen betaald voetbal in een schriftje op en deed ik in de avond, in bed, net of ik de man achter de microfoon was en deed het nog eens dunnetjes over wat ik eerder die zondag via de RONO en Hilversum had gehoord. Let wel eind jaren vijftig. Zouden daar dan ooit de kriebels voor het radiomaken zijn begonnen? Hans Knot, 21 januari 2017
  17. Vincent

    Hans Knot: januari 1979

    In deze historische radiocolumn wil ik je mee terugnemen naar het begin van 1979 door een paar onderwerpen, waar ik destijds over schreef, weer naar voren te halen. Allereerst was er in de tijd vaak ophef over de mate waarop sommige omroepverenigingen te pas en te onpas reclame voor eigen huisje maakten. Vreemd genoeg reageerden de gezamenlijke omroepen zelf over de vele negatieve publicaties over misbruik van zendtijd. Men kwam met het voorstel gezamenlijk een arbitragecommissie in het leven te willen roepen die diende te oordelen over het karakter en de tijdsduur van de reclame die de omroepen voor zichzelf zouden mogen maken. In een verklaring, die eind januari 1979 werd uitgegeven, werd duidelijk gesteld dat aan de hand van de gezamenlijk overeen te komen normen en criteria de in te stellen commissie snel na een overtreding uitspraken zou dienen te doen. Men dacht daarbij vooral aan waarschuwingen, oplopend tot boetes of andere straffen. De plannen werden vervolgens officieel voorgelegd aan de minister voor Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk werk, het departement waaronder radio en televisie destijds vielen. De commissie kwam er onder voorzitterschap van secretaris penningmeester J. Hulder van de VARA en vrij snel bleek dat zowel het opleggen van een geldboete als het ontnemen van zendtijd belangrijke punten van overleg dienden te zijn. Bij boetes dacht men dat het alleen nut zou kunnen hebben wanneer het bij overtredingen om duizenden guldens zou gaan, forse bedragen voor die tijd. Een andere mogelijkheid was dat de arbitragecommissie na een overtreding zou bepalen dat de omroep, die in de fout was gegaan, in een bepaalde periode geen reclame voor eigen huisje mocht uitzenden. Een dergelijke straf vond de commissie ingrijpender dan een geldboete, omdat dan een reclamecampagne diende te worden onderbroken. Bij geldboetes zouden de rijkere omroepen bovendien bewust risico's kunnen nemen. De arbitragecommissie kreeg ook als taak de klachten van particulieren, die zich hadden geërgerd aan de omroepreclame, in behandeling te nemen. De regeling werd goed gekeurd en kwam er na ruim 2 jaar overleg, ontstaan als een reactie op de reclamebeschikking van augustus 1976 van het ministerie van CRM. Maar er was meer gaande in de eerste periode van 1979. Zo kwamen er verontrustende berichten uit Brussel. Op vrijdagavond 12 januari werd de BRT-RTB aan de Reyerslaan via een anoniem telefoontje bericht dat er een bom was geplaatst in het gebouw. De Rijkswacht en ook de eigen veiligheidsdiensten gingen op zoek maar vonden uiteindelijk echter niets. Wel werd een brand opgemerkt, die verscheidende containers had aangetast. De vlammen werden echter snel gedoofd. De volgende dag werd bekend dat het anonieme telefoontje werd gevoerd vanuit het BRT-gebouw zelf. Op zich betekende dit niet dat het om een medewerker van de omroep zou gaan. De onbekende persoon sprak Frans. De brand aan de Reyerslaan werd erg verdacht gevonden. Men was er bijna zeker van dat er kwaad opzet mee gemoeid was. In de daaraan voorafgaande weken had het al tien keer eerder gebrand op de terreinen van de BRT en de RTB, destijds verantwoordelijk voor radio- en televisie-uitzendingen in respectievelijk het Vlaams en het Frans. Aanslagen zijn van alle tijden. Zo ook in 1979 toen honderden luisteraars in Rome op 9 januari via de radio getuige waren van een terroristische aanslag. Midden in een uitzending van Radio Citta Futura (stad van de toekomst) hoorden zij een der omroepsters om hulp roepen en tevens een verzoek om niet te schieten. Direct daarop was een zware ontploffing te horen en werd het totaal stil op het radiostation. De luisteraars alarmeerden direct de politie en brandweer. Toen die ter plekke verschenen vonden zij vijf omroepsters van een vrouwenprogramma gewond op straat en de radiostudio totaal verwoest door brandbommen. Radio Citta Futura was een links gericht radiostation en in die tijd was er een golf van aanslagen over en weer van rechtse en linkse terreurorganisaties in Italië en stond deze aanslag niet op zichzelf. Worden de laatste jaren meer en meer middengolfstations uit de ether gehaald omdat er volgens beleidsmedewerkers geen toekomst meer is voor deze vorm van radio, dan was het in 1979 nog wel even totaal anders. Ik wist destijds te melden over een groots opgezet plan in de Verenigde Staten. Een vertegenwoordiger van de Federale Communicatie Commissie, de FCC diende tijdens de conferentie voor golflengte verdeling in Genève een voorstel in waarbij ruimte diende te komen voor ongeveer 700 nieuwe middengolfstations in Amerika. The National Radio Broadcast Ass., een overkoepelend orgaan van alle radiostations, was echter finaal tegen. Hun toenmalige president, Jim Gabbert die eigenaar was van Kl0l FM in San Francisco, zei destijds ondermeer dat er in de meeste delen van Amerika al te veel radiostations waren. De FCC kwam ook met het voorstel de middengolf uitbreiden van 1600 naar 1800 kHz. De NRBA zag niet in dat er meer stations opgericht dienden te worden daar dit het geheel zou gaan verzieken. Als voorbeeld kwam men met Hawaï dat destijds al 31 radiostations had. Ook haalde een vertegenwoordiger van de NRBA aan dat er nog een groot ander commercieel probleem bij zou komen namelijk dat alle radio’s in de VS op de middengolf slechts een bereik hadden tot de 1600 kHz en dat dezen dus allen dienden vervangen te worden. Een luisteronderzoek dat in januari 1979 verscheen gaf aan dat op de donderdagen het meest naar de radio werd geluisterd. Destijds stond het radiotoestel in ruim 3 miljoen gezinnen aan. Op Hilversum 3 zond de TROS uit, op Hilversum 2 de AVRO en op Hilversum 1 de NCRV. Op de vrijdagen werd gemiddeld door 2,9 miljoen mensen geluisterd, op dinsdagen door 2,8 miljoen gezinnen en op woensdag door 2,7 miljoen. Op de zaterdagen ging het aantal flink naar beneden en kwam het aantal van 2,3 miljoen gezinnen tevoorschijn. Een dieptepunt was bestemd voor het radiogebruik op de zondagen met 1,9 miljoen gezinnen waar de radio aanstond. Cijfers die heden ten dage zeker niet meer worden gehaald. Hans Knot, 14 januari 2017
  18. Vincent

    Hans Knot: Germaine

    De eerste zaterdag in het Nieuwe jaar 2017 betekent tevens de eerste historische radiocolumn voor dit radiojaar via Radiotrefpunt. 2017, een jaar waarin ik hoop dat vooral de jeugdige journalisten en de persmensen van de diverse radio- en televisiestations zich bewust gaan worden van hun vaak foutieve woordgebruik. Recentelijk nog in de Kerstperiode werd er vanuit de burelen van Radio 10 bekend gemaakt dat men met een nieuw online-project van start ging. Vervolgens werd bij herhaling gemeld dat het om een zender ging. Ook kondigde de politieke partij 50Plus aan met een eigen radiozender te komen. In het persbericht ook daar meerdere malen de verkeerde woordkeuze. Ik heb even een voorproefje genomen door te luisteren naar dit nieuwe online radiostation en via tune-in hoorde ik wel heel toepasselijk als eerste ‘the beat goes on’. Maar op de hoofdpagina van ‘tune-in’ werd ik vervolgens gewezen op andere radiostations die voor mij interessant kunnen zijn. En wat staat er? ‘Aan te raden zenders’. Het woord radiostation schijnt door veelvuldig foutief gebruik voor velen verleden tijd te zijn. Zenders waren vroeger grote kasten en heden ten dage redelijk kleine kasten. Zonder deze kasten, van waaruit het signaal voor ontvangst wordt opgestraald, kan geen enkel radiostation haar programma’s verzorgen. Een radiostation is een gebouw met daarin een of meerdere radiostudio’s van waaruit radioprogramma’s worden verzorgd en dus het signaal – dat later via de zender wordt uitgestraald – wordt voorbereid. Ik heb er enige tijd over gedacht om een jaar lang bij te houden hoe vaak het woord ‘zender’ foutief wordt gebruikt in persberichten en ook in artikelen in diverse kranten en tijdschriften. Een onbegonnen zaak daar het te tijdrovend zou zijn en uw wekelijkse column daarmee in het gedrang zou komen. Derhalve maar over naar de allerbeste wensen voor alle radiomakers bij het steeds meer groeiende aantal radiostations dat via allerlei mogelijkheden hun signaal ‘op de zender’ zetten voor verspreiding naar potentiële luisteraars. Toch maar eens duiken in de historie van de radio die ons vandaag brengt naar de maand december 1971 waarin menigeen in Nederland nogal geschokt reageerde op de berichtgeving betreffende de NVSH, vooral in zwart gekleed conservatief Nederland. Het was 18 december 1971 toen het bestuur van de Nederlandse Vereniging voor Seksuele Hervorming aangaf een definitieve licentie aan te vragen bij de Nederlandse regering tot het opstarten van radio en televisie-uitzendingen in Nederland binnen het publieke bestel. Men dacht bij deze club meer dan 15.000 leden bijeen te kunnen krijgen die destijds nodig waren voor erkenning als aspirant-omroep. Mocht dit lukken dan kon men rekenen op 3 uur radiozendtijd op de radio en 1 uur aan programmaruimte op de televisie per week. Ook hoopte men de 100.000 leden, die nodig waren om na een periode van twee jaren als C-omroep in de ether te kunnen blijven. Het bestuur van de NVSH was voorts van mening op basis van haar doelstelling, die ‘mondigheid en tolerantie’ beoogde, het totale programma te kunnen brengen dat destijds nodig was om als omroep erkend te kunnen worden. De NVSH heeft destijds haar plannen aangekondigd voor de Raad van State, daar een beroep diende tegen de beslissing van de toen fungerende minister van Cultuur en Maatschappelijk Werk, mej. Klompé, waarbij de omroep in principe haar zendmachtiging als mini-omroep was ontnomen. De NVSH maakte sinds 1 oktober 1971 programma’s in afwachting van de beslissing op het beroep. Landsadvocaat mr. Drooglever Fortuyn stelde nog eens dat krachtens de toenmalige nieuwe omroepwet alleen mini-omroepen werden toegelaten als in hun specifieke programmadoeleinden niet werd voorzien door de reeds bestaande zendgemachtigden. Aangezien de bestaande omroepen zich inmiddels ook hadden ingelaten met specifieke programma’s gericht op onderwerpen betreffende seksualiteit, had de NVSH geen recht op een eigen status. Wat in de jaren zestig door velen nog als een schimmig tijdschrift werd gezien en werd weggestopt onder andere tijdschriften om bezoekers binnen het gezin te vrijwaren van choquerende informatie, werd in de jaren zeventig vrijer geopenbaard. In het nummer van maart 1972 van het blad van de NVSH, Sekstant, was ondermeer te lezen over de plannen voor een c-omroep: ‘Zoals ondermeer aangekondigd in het januarinummer van Sekstant, heeft het hoofdbestuur van de NVSH besloten om een eigen omroep op te richten. Wat was daartoe de aanleiding? Waarom wil de NVSH, die immers reeds als mini-omroep over 20 minuten televisiezendtijd en 60 minuten radiozendtijd per twee maanden beschikt, zich nu als echte omroeporganisatie aandienen?’ In het onderstaande ging de heer G. J. Smit, destijds voorzitter van de NVSH, in op dit door de NVSH ondernomen initiatief. ‘De minister ging aan al die voorwaarden voorbij en concludeerde dat niet gezegd kan worden dat de uitzendingen van de NVSH voorzien in behoeften waarin niet in voldoende mate wordt voorzien door programma's van andere instellingen die zendtijd hebben verkregen.’ Dit laatste betekende een schok voor de NVSH. Zou men - zoals werd gesuggereerd - werkelijk de positie als voorhoedebeweging hebben verloren en niets meer hebben mee te delen, dat niet reeds door anderen aan de orde werd gesteld? Of zou het eerder zo zijn dat de NVSH destijds een aantal zaken in haar zendtijd aan de orde stelde, die in de ogen van een aantal mensen maar beter niet gezegd zouden kunnen worden? Hierbij viel bijvoorbeeld te denken aan de televisie-uitzending van de Engelse voorlichtingsfilm ‘Growing Up’, naar aanleiding waarvan, volgens hardnekkige Haagse geruchten, destijds de toenmalige justitieminister Polak in het kabinet overlegde over het instellen van een strafvervolging. Ook het op een later datum gevoerde geruchtmakende zondagse kort geding draaide om het feit dat een aantal mensen er nogal wat aan gelegen scheen te zijn de NVSH uit de ether te houden. Slechts een vijftal jaren later bracht de VOO met bepaalde seksueel getinte televisieprogramma’s als wel de VPRO van januari 1976 tot juni 1978 met een door Germaine Groenier gepresenteerd drie uur durend programma. Het laatste uur was ingeruimd voor luisteraars die direct met haar konden praten over seksualiteit en relaties. Het seksuur, de seksrubriek, 'Germaine sans gêne' waren de benamingen die het programma in de loop van die tweeënhalf jaar kreeg. Het programma ontlokte woede, kritiek, lof en hilarische momenten bij de vele luisteraars. Het was taboedoorbrekend en ongekend populair. Grote vraag is echter, hoe in bepaalde bestaande geloofsgemeenschappen men inmiddels de VPRO, in welke hoek men toch toebehoorde, had afgezworen of in hoeverre men stiekem toch, met de handen onder de dekens, naar het radioprogramma van Germaine Groenier luisterde. Hans Knot, 7 januari 2017
  19. de redactie

    Hans Knot: Kerstcolumn

    Dit is de historische column voor het Kerstweekend van 2016 en ik neem U mee terug naar het jaar 1970. Destijds werd Kerst gevierd binnen onze familie met het bezoeken van de Kerst Nachtmis, waarna bij thuiskomst het tijd werd voor moeders zelf gebakken kerstbrood. Je kon je vingers erbij aflikken en de stollen die je in de supermarkten kunt kopen halen het bij lange na niet met de kerststol die zij met liefde voor de familie bakte. Maar er waren ook heerlijke kerstmaaltijden waarbij de deuren openstonden voor hen die wensten aan te schuiven. Naast een schelp eigengemaakte ragout bestond de maaltijd uit hoofdgerecht en nagerecht en een heerlijk gemaakte soep. Nee, geen soep die tot vervelends toe werd gepromoot via Radio Veronica en de STER maar huisgemaakte soep in een prachtige terrine. En dat brengt me automatisch in gedachten naar een incident betreffende die zakjes soep die je destijds zag in de rekken van wat toen nog zelfbediening heette. Hoe strakker in de speciale stellage geplaatst, met daarboven nog eens het logo van het merk, hoe meer aandacht het trok. Maggi, California en Knorr soepen stonden liefelijk naast elkaar en aan de huisvrouw de keuze te maken. Mannen lieten het huishoudelijk werk nog voornamelijk over aan de eega. Het kopen van reclameruimte is altijd duur geweest en anno 1970 was dat op de radio helemaal prijzig te noemen. Hoe prettig kon het zijn dat geheel onverwachts te horen was, dat je product gratis via dat medium radio werd aangeprezen. Ongetwijfeld heeft men destijds bij het reclamebureau, dat de campagnes voor California verzorgde, zo gedacht toen men in het VPRO-totaalprogramma ‘VPRO-vrijdag’ een interview hoorde met Mies Bouwman. Dé Mies Bouwman, die hierin (inderdaad smakelijk) vertelde hoe ze meedeed aan een soep-test van Knorr, zich daarbij vergiste en de California als de lekkerste van drie haar voorgeschotelde koppen met soep aanwees. Natuurlijk zijn ze bij het betreffende reclamebureau bijzonder blij geweest evenals binnen de directie van California. Het resultaat van de smallende vergissing was dat de heren reclamemakers de letterlijke tekst van dat interview achterhaalden en dit netjes gekopieerd en in veelvoud verspreid hebben naar allerhande nieuwsmedia. Het bijgaande briefje deelde mee, dat men van mening was, dat Mies de ‘kwaliteiten van onze cliënt California Soepen NV te Harderwijk op wel zeer originele wijze heeft geprezen’. Uit de letterlijke tekst van het interview bleek, dat Mies Bouwman voor een aardig bedragje Knorr-soep zou komen proeven in aanwezigheid van een notaris. Ze zou — aldus de heren van Knorr — beslist niet verkeerd kunnen kiezen, want al zovele vrouwen vóór haar hadden het goed gedaan. Volgens het interview was het als volgt gegaan: "Dus op een ochtend — ik moet zeggen dat ik het helemaal vergeten was, ik had het genoteerd in mijn agenda en 's avonds zag ik dat de afspraak vastlag. De volgende ochtend, om half tien, ben ik naar dat reclamebureau gegaan, daar stralend ontvangen door een aantal heren in antracietgrijze pakken en meegetroond naar de keuken. Daar stond een vrouwelijke notaris die riep: “Niet kijken, niet kijken achter het fornuis met drie pannen water. Ik neem aan dat ze daar drie verschillende pakjes soep in gedaan had. Het duurde allemaal wat lang en wij aan de ‘babbel-de babbel’, en op een gegeven moment was het dan zover. Doodse stilte, moeder nam plaats achter de drie koppen soep en uit iedere kop nam ik een hap en toen was het wat mij betreft wel gebeurd. Ik heb twee koppen direct opzij geschoven en stralend naar die ene kop gewezen. Toen doodse, verslagen stilte, want toen had ik de California aangewezen. Er was niets meer aan te doen, het was de duurste ochtend van mijn leven. Ik heb mijn echtgenoot nog even gebeld om hem hiervan op de hoogte te stellen, we hebben — dien ik echt zeggen — ontzettend gelachen. En dat was dan weer dat." Mies Bouwman had er natuurlijk niet op gerekend dat deze dure vergissing vele decennia later onderdeel zou worden van een kerst historische column. Uit de gemaakte enorme fout maakte een woordvoerder van het reclamebureau voor California op, dat Mies eenvoudig wég was van de soep van deze fabriek en kwam men derhalve stralend met bovengenoemd briefje en interview. Maar wat zei Mies Bouwman er zelf van toen ze door een journalist van de Gemeenschappelijke Persdienst destijds gebeld werd? ‘Toen we haar belden en haar het begeleidend schrijven voorlazen schoot ze in de lach en kon vooreerst alleen maar uitbrengen: “Wat schandelijk..." Daarna barste ze het uit van het lachen. Op de vraag hoe het nou eigenlijk allemaal zat zei ze: “Moet je horen, ik vond niet één van die drie soepen lekker en ik heb de minst onsmakelijke aangewezen. Nou ja, en dat dat nou toevallig California was, daar kan ik ook niets aan doen. Maar laten die mensen van California zich wat mij betreft niets in hun hoofd halen, want ik hóef écht niet.” Andere dames waren haar in de soeptest voorgegaan en hadden zich goed voorbereid door diverse Knorrsoepen bij herhaling op de dish te zetten. Ondermeer Mary Duys, de vrouw van Willem en Conny Stuart. Dit om de smaak goed te pakken te krijgen. En juist dat had Mies Bouwman niet gedaan, ze had slechts in haar agenda gekeken of ze een afspraak had die volgende dag en dus liep alles in de soep. California kreeg in de geschreven pers op die manier veel aandacht en hoefde dus geen extra radiozendtijd te kopen via de STER en Radio Veronica om de instant zakjes aan de huisvrouw te brengen. Het jaar 2016 loopt op haar einde. Met deze historische soep terugblik is voor mij dit derde jaar met herinneringen via Radiotrefpunt voorbij. Geniet allen van de komende feestelijke week en we komen elkaar weer radio historisch tegen in 2017. Hans Knot, 24 december 2016
  20. Zoals de vorige keer al beloofd ga ik in mijn historische column eens dieper in op de internationale samenwerking op het gebied van radio en televisie in het einde van de jaren zeventig van de vorige eeuw. Realiseer je wel dat er geen sprake was van commerciële radio in vele landen, dat er geen satellietradio of satelliettelevisiestations waren. Onder samenwerking werd verstaan de vorm van werken met elkaar die tussen verschillende omroeporganisaties in diverse landen plaats vond. Hierbij kunnen we ook duidelijk de politieke overeenkomsten en verschillen zien die er destijds tussen de diverse samenwerkingsorganen en landen was. Bij iedere lezer is de Eurovisie bekend, het internationale net waarover de diverse uitzendingen jaarlijks op onze radio te horen waren en op onze televisie te te zien waren, vaak middels het gebruik van straalverbindingen. In 1950 werd de EBU, The European Broadcasting Union, opgericht door de West Europese landen en enkele andere landen als Tunesië, Marokko, Turkije, het toenmalige Joegoslavië, Cyprus, Israël, IJsland, Libanon en Griekenland. De twee jaarlijkse hoogtepunten waren in die tijd wel het Nieuwjaarsconcert vanuit Wenen en het Eurovisiesongfestival vanuit een der aangesloten landen. Wel dient gezegd te worden dat het Eurovisiesongfestival toen al steeds meer geld ging kosten, mede door de strenge veiligheidsmaatregelen en toch steeds meer verloor aan populariteit. Bij de televisie werd dit programma in Nederland destijds door de NOS uitgezonden en per radio door de Wereldomroep, in België waren beurtelings de toenmalige BRT of de RTB verantwoordelijk voor de uitzending van het Eurovisie Songfestival. Tevens maakten de redactie van het NOS Journaal en de actualiteitenrubrieken van de diverse omroepen regelmatig gebruik van nieuws items, die via het Eurovisienet werden aangeboden door de aangesloten landen. In Eurovisieverband werkten ook de landen onderling vaak samen met het maken van shows. Hoe belangrijk de Eurovisie kon zijn bleek uit het maandelijks programma voor opsporing van misdadigers in Eurovisieverband destijds tussen de toenmalige omroepen van Duitsland, Zwitserland en Oostenrijk. Naast de eerder genoemde landen was een aantal landen geassocieerd met de EBU, bijvoorbeeld de V.S ., de British Commonwealth landen, de voormalige Franse Koloniën, Zuid Afrika, enkele Zuid Amerikaanse landen en Japan. Het hoofdkantoor was destijds gevestigd te Genève in Zwitserland. Er waren in 1978 107 organisaties in 77 verschillende landen op de een of andere wijze aangesloten bij de EBU. 200 stafmedewerkers verzorgden de dagelijkse gang van zaken in Zwitserland. Men had de beschikking over een eigen blad, de EBU REV IEW, welke maandelijks verscheen in twee talen, het Engels en het Frans. Hier in werden alle bijzonderheden vermeld op het gebied van radio en televisie in de aangesloten landen. In 1950 gingen ook de diverse toenmalige Oost Europese landen samenwerken onder de naam: Organisation Internationale de Radiofussion et Télèvision, kortweg OIRT ook wel Intervisie genoemd. Naast de Oost Europese landen waren destijds ook landen als Cuba en Vietnam aangesloten. Joegoslavië, een land welke altijd gematigd communistisch was gebleken was niet aangesloten bij Intervisie, dat gevestigd was in Praag. Het doel was in de eerste plaats uitwisseling van uitzendingen en overleg plegen betreffende praktische en technische vraagstukken. Enkele andere internationale organisaties die destijds actief waren zijn de Union of National Radio and Television Organisations of Africa, kortweg de URTNA, met het hoofdkantoor in Dakar, Senegal. Een van de hoofddoelen was de ontwikkeling van de radio en televisie in de Derde Wereld. Men gaf destijds een kwartaal blad uit in het Engels en het Frans gevuld met algemene artikelen over radio en televisie onder de naam URTNA REVIEW. De Asian Pacific Broadcasting Union was gevestigd in Teheran, waarbij destijds het merendeel der Aziatische landen en Australië en Nieuw Zeeland waren aangesloten. Men gaf twee tijdschriften uit: de ABU review, een maandelijks blad in het Engels met algemene informatie en het A9U Technical Review, welke tweemaandelijks uitkwam met alleen technische informatie. De ASBU stond voor de organisatie in de Arabische landen en heette voluit: Arab States Broadcasting Union. Het werd opgericht in februari 1969 met als hoofddoel de overkoepelende organisatie van de radio en televisie van die landen welke aangesloten waren bij de Arabische Liga. Het secretariaat was gevestigd in Cairo. Men had in 1978 een speciaal opleidingscentrum voor personeel in Damascus. De Caribean Broadcasting Union was uiteraard een organisatie waarbij die landen waren aangesloten welke lagen in of in de omgeving van het Caribische gebied. Enige voorbeelden zijn de Antillen, Toboga, Guatamala, Jamaica, de Bahamas, Trinidad en allerlei kleinere eilanden. Het hoofdkwartier was destijds gevestigd in het Bank of Guyana gebouw in Georgetown Gyana. De letters AIR stonden voor Association Inter Americana de Radiofussion, een organisatie waarin de Zuid Amerikaanse landen waren verenigd en het hoofdkantoor was gevestigd in Montevideo in Uruguay. Naast de Eurovisie, Intervisie en alle andere eerder genoemde organisaties bestonden er in 1978 nog meer organisaties en groeperingen welke een specifieke taak hadden. We noemen de Unesco, die internationale programma's maakte. De Internationale Organisaties werkten steeds nauwer samen, vooral er de opkomst van de uitzendingen via satellieten werd voorspeld. Allerlei technische - en juridische afspraken dienden gemaakt te worden, anders zou het een wirwar in de ether zijn geworden. Samenwerking is er in alle delen van de wereld nog steeds maar op een veel andere schaal en bovendien is de wereld van beleving totaal anders geworden door de enorme stormvloed aan technische ontwikkelingen die de afgelopen vier decennia hebben plaatsgevonden. Hans Knot, 17 december 2016
  21. Andermaal vandaag een historische terugblik, als het gaat om de geschiedenis van de radio. Eerst maar eens kijken hoe het destijds in een van de koudere landen van Noord Europa met het radiobestel was gesteld. Finland, een land destijds met bijna 5 miljoen inwoners, waarvan ruim 2 miljoen een radiotoestel en 1.200.000 een televisietoestel hadden. Het geheel voor zowel de radio- als televisie-uitzendingen stond onder verantwoordelijkheid van OY Yleisradio AB, een organisatie die onder staatstoezicht stond. Er bestond destijds geen reclame op de radio, de kosten van de programma's werden gefinancierd door de omroepbijdragen. De volgende soorten zenders verzorgden de uitzendingen van de 2 Finstalige stations en het Zweedstalige station: 1 lange golf zender, 12 middengolfzenders, 1 korte golfzender en 79 FM-zenders, Elk van de 3 stations was destijds 18 uur per etmaal in de ether. Gedurende de daguren verzorgden ze meestal een gezamenlijk programma. De regionale programma's werden in 16 verschillende soorten uitgezonden via het Zweedse net en 1 van de Finse netten. Deze uitzendingen bevatten ongeveer 10% van de totale uitzendtijd. 37% van de tijd werd er in 1978 gespendeerd aan nieuws en informatie, aan muziek 31%, aan culturele en wetenschappelijke programma's 20%, aan programma's voor speciale groepen' 8% en 2,3% voor onderwijsprogramma 's. Bijna 10 uur per week werd er destijds aandacht besteed aan de schoolradio, bestaande uit diverse herhalingen en nieuwe programma's. De helft van deze programma's waren taallessen. 90% van de scholen gebruikten deze programma's in hun onderwijsstructuur. Schoolradio hadden de Finnen dus hoog in het vaandel staan. De Wereldservice van OY Yleisradio AB, dat destijds met een 100 kW zender in Pari actief was, had Finstalige, Engelstalige en Zweedstalige uitzendingen, die uitgestraald werden richting Europa, Noord- en Zuid Amerika en naar een gedeelte van Azië. 2300 uur per jaar was deze service destijds in de lucht, 400 uur hiervan waren speciaal voor deze service geproduceerd, de andere 1900 uren werden overgenomen van de nationale netten. De meeste radio’s waren destijds van Finse makelarij en 90% hiervan waren in het bezit van een FM band. Van het koude Finland naar het betrekkelijk warme Spanje in december 1978. Computers waren er nog niet op de bureautafel, typemachines waren vrij normaal en de post kwam voor mij via Postbus 102 in Groningen binnen. Op maandag 4 december lag er een persbericht van de Radio Mi Amigo organisatie uit Playa de Aro. In dit bericht, dat ook naar vele dagbladen was gestuurd, konden we lezen dat de Spaanse overheid een definitief einde wenste te maken aan de activiteiten van Radio Mi Amigo in Spanje. De directeur van Radio Mi Amigo, Sylvain Tack, had een brief van de Spaanse overheid ontvangen waar in een verbod werd opgelegd om vanuit Spanje aan de zeezender mee te werken. Het bericht kwam voor de Mi Amigo medewerkers in Playa de Aro trouwens niet onverwacht, omdat men wist dat ook Spanje het Verdrag van Straatsburg wenste te ondertekenen. Van Spanje dan maar even naar de hoofdstad van ons eigen land wat daar waren sinds zondag 10 december 1978 op de FM, kanaal 35 97,5 mHz testuitzendingen te horen van een nieuwe FM-piraat onder de naam Radio Unique. De uitzendingen waren, volgens de deejays, nog in een test-stadium en op zondag 24 december begonnen vervolgens de officiële uitzendingen. Radio Unique begon om 1 uur met tot 2 uur Antonio Da Costa (Ton van Draanen), 2 tot 3 uur Ad Roberts, 3 tot 4 uur Paulus de Wit (Erik de Zwart, 4 tot 5 uur Menno de Groot en van 5 tot 6 uur werd het laatste uur gepresenteerd door Rob Hudson (Ruud Hendriks). De uitzendingen waren destijds een welkome afwisseling voor de Amsterdammers die op de zondagmiddagen weinig goede muziek op de FM konden beluisteren. En het zijn deejays die allen een mooie carrière hebben gemaakt. Hans Knot in studio Capital Radio tijdens een van zijn bezoeken Dan een overstap naar de Britse hoofdstad London waar medewerkers van Capital Radio, de eerste van 19 onafhankelijke commerciële stations die in Engeland destijds operatief waren, feest hadden gevierd. In de daaraan voorafgaande vijf jaren had men zijn slechte periode tijdens de eerste maanden in 1973 met een verlies van 100.000 pond per week maar rond 1978 maakt men een gemiddelde winst van 500.000 pond per jaar. Het station kon zich garanderen van 5 miljoen luisteraars in en rondom London. Capital Radio's succes kon worden gezien als een revolutie in de Britse radiogeschiedenis. Er kan rustig gesteld worden dat in het door ons belichtte jaar de 19 commerciële stations in Engeland gezamenlijk een groter succes hadden dan de 20 lokale BBC stations. De radiobonzen in het land zagen Capital Radio als een geduchte concurrent voor de Radio One in London. De programma's op beide stations bestonden destijds hoofdzakelijk uit populaire muziek, waarbij het platenrepertoire de hoofdmoot vormde. Hoewel de directie van Capital Radio medio 1978 verklaarde dat het station niets meer was dan een dure jukebox, was de luisteraar een andere mening toegedacht. Tijdens de persbijeenkomst verklaarde de directie tevens dat men er naar streefde in de toenmalige toekomst te komen tot een zogenaamd community format door de luisteraar meer te betrekken bij de uitzendingen. Diverse projecten had de leiding van het station gestart in de daaraan voorafgaande vijf jaren, waaronder een speciale 24 uurs telefoonservice om mensen in nood te kunnen bijstaan. Vele shows en acties hadden op het station gelopen waarbij een der voornaamste de actie voor het hulpbehoevende Londense kind was. Twee series van gesponsorde Rock concerten waren er uitgezonden vanuit het Drury Lane Theatre terwijl in het klassieke muziekveld het station zijn eigen Wren Orchestra sponsorde. Het enige vlak waarop de staf van het station zich destijds nog niet had begeven was die van de actualiteiten programmering. Dit mede door de concurrentie die men had van de LBC (London Broadcasting), een ander commercieel station in London, welke hoofdzakelijk nieuwsuitzendingen verzorgde en ook in 1973 was opgestart. De nieuwsuitzendingen, die ieder uur via Capital Radio waren te beluisteren werden destijds verzorgd door Independent Radio News. Volgende keer neem ik een blik in de wereld van de internationale samenwerking op het gebied van radio en televisie in de eind jaren zeventig van de vorige eeuw. Hans Knot, 10 december 2016
  22. In deze aflevering van de wekelijkse column over historische radio neem ik je mee naar het vervolg van het verhaal van vorige week over mislukte radioprojecten: Met de Voice of Peoples Liberation Army. komen we langzaamaan in de jaren zeventig terecht. In 1970 werden de eerder omschreven projecten van de VOA waarbij vooral propaganda via zendschepen werd verzorgd, overgenomen door de Sovjet Unie in haar strijd tegen de Chinese regering. In dat jaar werd er in diverse kranten melding gemaakt van de uitrusting van liefst vier schepen voor dit doel dat zou geschieden in de haven van het Poolse Gdansk. In die tijd was de haven van Gdansk voor westerse journalisten verboden gebied en kon op geen enkele wijze de waarheid worden achterhaald. Wel werd er in de berichtgeving gesteld dat de uitrusting zou geschieden met zeer krachtige kortegolfzenders. In 1971 werd er in diverse DX-programma's en in DX-magazines andermaal melding gemaakt van de zendschepen, die als basis zouden dienen van propagandazenders die actief waren onder de naam ‘The Voice of the Peoples Liberation Army’. Ontvangstberichten werden er gemeld via de 15.050 kHz, waarbij in de Engelse taal de Chinezen werden ‘onderwezen’ door de Sovjet-autoriteiten. Veel later, in 1979 en 1980, zou een ander anti-Chinees station, ‘De Oktober Storm’ hebben uitgezonden vanuit de Chinese Zee. Radio Flash, genoemd naar een Chinese krant voor intellectuelen, was het station van de Radiodiffussion Central and Popular of Peking. Dit station is gedurende 1983 een aantal maanden dagelijks op verschillende tijdstippen actief geweest via de 7.225 kHz Het vermoeden bestaat dat men, vanaf hetzelfde schip, ook onder andere namen en via andere frequenties met anti-Chinese propaganda-uitzendingen actief is geweest om op die manier te laten doorschemeren dat het andermaal om een nieuw station zou gaan. Radio Free Greece is het volgende station dat genoemd mag worden. Op 23 maart 1970 maakte de organisatie van ‘Canadezen voor een Vrij Griekenland’ bekend dat een radiostation vanaf een jacht was begonnen met driedaagse proefuitzendingen. De leidster van de groep, Janet Rosenstock, zei dat het doel was: "De Grieken te tonen dat er steun voor hen is buiten Griekenland en tevens onbevooroordeelde, ongecensureerde nieuwsberichten te geven." Volgens Janet werd er elke avond een speciale boodschap uitgezonden van de afgezette leider Andreas Papandreoe, die enkele jaren eerder door Paul Wilking (Pistolen Paul) uit Griekenland was gesmokkeld en in Amsterdam verbleef. De voormalige premier was op dat moment leider van de zogeheten ‘Pan-Hellenistische Vrijheidsbeweging’. Paul Wilking en twee bodyguards. (foto Hans Knot) Papandreoe riep in de toespraken op tot lijdelijk verzet tegen het kolonelsbewind. Slechts drie dagen duurden de programma's, daar er te weinig geld voorhanden was. Radio Free Greece begon haar uitzendingen vanaf de MV Hebe, die in internationale wateren, ter hoogte van Malta, lag. De programma's, verzorgd in de Griekse taal, werden uitgezonden via de 15070 kHz en als adres werd 8 Esterbrooke Avenue, 22, Willowdale in Ontario Canada gebruikt. De programma's werden vrijwel direct na de start gestoord door een krachtige stoorzender van het Griekse militaire regime. Enkele weken na de uitzendingen werd door de organisatie bekend gemaakt dat spoedig een sterkere zender zou worden aangeschaft die de definitieve uitzendingen mogelijk zou moeten maken. Behalve voor propagandadoeleinden werden zendschepen ook ingezet voor het brengen van religieuze boodschappen. Zo liet onder meer dominee Gerard Toornvliet in 1970 zijn — van te voren opgenomen — stem horen via het station Capital Radio vanaf de MV King David. Het duurde maar kort, omdat het schip in het najaar van 1970 bij Noordwijk aan het strand liep. Voor Steph Willemsen betekende dat niet het einde van het maken van idealistische programma's. In 1972 kocht hij voor fl. 30.000,- de MV Zeeland met de bedoeling het schip te gebruiken voor een soortgelijk idealistisch station, Radio Condor. Maar dat is niet het verhaal dat we hier willen vertellen. Aan Condor ging nog het een en ander vooraf, dat hier wel op zijn plaats is: het verhaal van Radio SOR, de Stichting Operatie Radio, en de Hendrik Jan. We spraken Steph Willemsen daar vele jaren later over. In Willemsen's eigen woorden ging het allemaal als volgt: "Na het stranden van dat schip was voor ons de kous nog niet af. Eén van de medewerksters van dominee Toornvliet had een kennis in Haarlem die een schip had, waarmee de uitzendingen eventueel hervat zouden kunnen worden. Het betrof hier de Hendrik Jan. Ik kan direct wel zeggen dat het idee leuk was maar het geheel een flop. De juffrouw in kwestie was veel te enthousiast en ondanks allerlei waarschuwingen dat een dergelijke boot niet inzetbaar was, dramde ze door en mislukte het project. Mij werd gevraagd om voor zendapparatuur en recorders te zorgen. Gelukkig was ik zo verstandig om alle apparatuur aan land zendklaar te maken en nog niet aan boord te brengen. Later had ik hier echt geen spijt van. Ik herinner me dat al snel werd gesteld dat het scheepje, indien het op de Noordzee zou worden verankerd, bij het eerste zuchtje wind van het anker zou slaan. Het schip bleek domweg te klein. Volgens een ingenieur kon er een mast van slechts 20 meter hoogte op en afgezien van het feit dat het scheepje nog geen 30 meter lang was, was het ook nog topzwaar omdat er een geheel andere bovenbouw was opgezet. Daardoor was de stabiliteit geheel verloren gegaan. Het was een prachtig mooi jacht voor de binnenwateren, maar zeker niet geschikt voor gebruik tijdens windkracht 4 of meer." Er ging een gerucht, als zou een aantal illegale Portugezen bij het project vanaf de Hendrik Jan betrokken zijn geweest. Toen we Willemsen daarnaar vroegen, antwoordde hij: "Het lijkt er inderdaad allemaal erg veel op, maar het klopt niet precies. Het is zo dat de politie in Haarlem, waar het schip lag afgemeerd, wist dat die mannen legaal in Nederland verbleven. Ze hadden hun huur bij het pension opgezegd om met de eigenaar van de Hendrik Jan, Bob Peeters, in zee te gaan." Vervolgens geheel afwijkend van de vraag: "de man, die de boot moest varen kreeg voorgewend dat hij de eigenaar van de Hendrik Jan was. Dat schip is trouwens nooit uit de Spaarne in Haarlem geweest. Zoals ik al stelde had ik alles gereed staan, de zenders en de studio-apparatuur. Ik had het allemaal uitgetest en het was op een redelijke afstand te ontvangen. Gezien we door hadden dat het niets met de Hendrik Jan zou worden zijn we zelf op zoek gegaan naar een ander schip." Willemsen ging, voor ons, te vlug over onze laatste vraag heen hetgeen reden genoeg was om andermaal in diverse krantenrubrieken te duiken om te zien of er iets te vinden was omtrent de Hendrik Jan. Begin januari 1971 zijn er de eerste berichten te lezen: ‘Duidelijk disproportioneel ligt de voormalige viskotter Bruinisse 41 zich ingevroren te vervelen in een van de jachthaventjes aan de Jan Gijzenkade bij het Noorder Spaarne in Haarlem, met kinderachtige lijntjes vastgebonden aan een niet op zeewaardige vaartuigen berekende steiger van de jachtwerf ‘De Drijver’. De Hendrik Jan wordt een zendschip. Niet zomaar een popkanon, gevoed met reclamekruit, maar een a-commerciële charitatieve zendpiraat, de vrije radiozender van de Stichting Operatie Radio, kortweg Radio SOR.’ De destijds 36-jarige Bob Peeters, initiatiefnemer achter het project, wist te melden dat er 106 mannen naarstig werkten aan de voltooiing van het station. Liefst 100 man zouden er achter de schermen hebben gewerkt in de administratieve sector en daarnaast waren er 6 jonge Portugezen, bestaande uit vrijheidsstrijders en deserteurs, onder aanvoering van de Portugese rebel Maria Sino Garcia, actief. De Hendrik Jan in 1971 aan de Jan Gijzenkade bij het Noorder Spaarne in Haarlem Peeters zelf verklaarde: "Radio SOR zou een vrijheidsstation met een christelijke, humane, sociale en vredige inslag worden. Volgens de toenmalige planning lag het in de bedoeling dat rond maart 1971 het 21 meter lange schip met een tientallen meter hoge zendmast Haarlem zou verlaten om als drijvend radiostation de zeven wereldzeeën te bestormen. De Noordzee zou als testbasis gaan fungeren. Daarna zouden we overal ter wereld, waar nodig op charitatief terrein, ons inzetten." Het project had een begroting van 180.000 gulden, waarvan een ton bestemd was voor Mevr. Oosterveld, die het schip eerder had gekocht van de vorige eigenaar. De Stichting, die nooit via een notaris is gepasseerd, zou dit bedrag in wekelijkse bedragen van fl. 500,- aan Mevr. Oosterveld voldoen indien het schip zendklaar was. Een beetje rekenaar komt er al snel achter dat het zeker zeven jaar zou duren alvorens deze schuld zou zijn afbetaald. Volgens de Telegraaf waren de Portugezen hard aan het werk: ‘De bemanning slaapt reeds aan boord van de (nog) tochtige en kil vochtige Hendrik Jan, waarop overdag hevig wordt gesleuteld. Een splinternieuwe centrale scheepsverwarming staat klaar op de kade. De houten betimmering zit al in het schip. De bemanning heeft ook 1970 aan boord van het schip verwisseld voor 1971. Iemand uit de buurt kwam voor de jongens één kip brengen en daarbij 25 gulden. Met zijn zevenen hebben ze de kip snel pikaan gemaakt." Peeters: "Van die 25 gulden hebben we toen olie gekocht. Wijlen dominee Toornvliet zag er heil in en gaf aan Mevr. Oosterveld, die zijn secretaresse was, opdracht het schip te kopen. Hij dacht de mazen van de wet te kunnen doorkruizen met het brengen van ‘De Blijde Boodschap’ vanaf de Noordzee. Later kwam Toornvliet, om financiële redenen, in conflict met de SOR en leek het de charitatieve plannen te doorkruisen. Gelukkig had Oosterveld al de zenders en de apparatuur besteld en konden we met de plannen doorgaan. Derhalve maakten we met haar de afkoopprocedure." "Toornvliet was een goede dominee, maar je kon niet op hem vertrouwen. Omdat hij zo mooi kon preken besloten we dat we wel programma's van hem zouden gaan uitzenden maar dat hij daarvoor wel weer diende te betalen. En: “als we bidden komt het geld er vanzelf,” heeft Toornvliet ons destijds verteld." De kranten wisten te melden dat Bob Peeters voor een bedrag van fl. 20.000,- een zender had besteld in Engeland, die eigenlijk fl. 180.000,- moest opleveren. De voor India gebouwde zender zou een vermogen hebben van 3,5 kW hetgeen een radiusbereik van 360 km zou opleveren. Peeters had nog meer plannen. Zo zou er een speciale hydraulische mast worden geplaatst zodat tijdens hevige stormen de mast neergelaten kon worden om afbreken te voorkomen. Begin januari werd de motor ter revisie aangeboden aan een machinefabriek en meldde Peeters dat men naar onderontwikkelde landen zou varen om de mensen te bekeren. Via Amerikaans voorbeeld, jingletje, plaatje en kort praatje, zouden de mensen de boodschap van de SOR worden gebracht. Ook de Portugese zaak — in die tijd was er een hevige crisis in het land — zou uitgebreid worden belicht voor de Portugese kust. Natuurlijk waren de ideeën van Peeters leuk maar het eerste bericht liet de echte zeezenderfans al direct de wenkbrauwen fronzen. Aan het einde van het artikel stond namelijk vermeld dat men niet eens in staat was om de 150 gulden aan wekelijkse liggelden te betalen. Hoe moest het schip dan ooit als volwaardige radiostation op de Noordzee kunnen functioneren? Zoals eerder gemeld zouden de Portugezen, aldus geruchten, illegaal in Nederland verblijven. Het ging om deserteurs uit het Angolese leger en lieden uit het pacifistische verzet, die Portugal waren ontvlucht. Men had zich wel bij de politie aangemeld en verbleef op een tijdelijke verblijfsvergunning in ons land. Men had met moeite een baan gekregen, maar toen men hoorde van de plannen van Peeters waren ze snel overgehaald om aan het project mee te werken gezien ook eventueel voor de Portugese zaak zou worden gestreden. Al enkele dagen nadat de eerste berichten omtrent de Hendrik Jan in de landelijke pers verschenen liet de eigenaar van het schip de motor en andere onderdelen veilig opbergen om te voorkomen dat Peeters en zijn Portugezen het ruime sop zouden kiezen om alsnog met programma's te beginnen. Men had al lang door dat men de beloofde wekelijkse 500 gulden niet zou kunnen betalen. Het schip was trouwens totaal niet zeewaardig en dreigde in de eerste de beste storm, zelfs enkele honderden meters uit de kust, direct te vergaan. Ook de Portugezen zagen in dat hun Messias, ‘Capitano Peeters’, toch niet de grote verlosser was en besloten in loondienst te gaan in Velsen. Peeters liet het er niet bij zitten en ging onmiddellijk op zoek naar een andere boot, die wel over een motor beschikte. Hij vond die in IJmuiden bij dhr. H. de Boer. Peeters zelf stelde dat hij de boot voor fl. 25.000,- kon kopen maar de Boer meldde dat het schip minimaal fl. 40.000,- zou gaan kosten. Uiteindelijk werd de Hendrik Jan, door de eigenaar van de werf, weggesleept en gesloopt. Peeters zat met een kater, hoewel hij er wel in geslaagd was de organisatie van dominee Toornvliet om de tuin te leiden en de nodige publiciteit te halen met zijn ‘fake’ zeezenderproject. Hans Knot, 3 december 2016
  23. Bij elkaar telt de geschiedenis van de zeezenders ruim honderd mislukte projecten. Ik wil er dit keer een paar noemen waarover werd geschreven in de jaren zestig van de vorige eeuw. Bij een van deze projecten zou het gaan om ‘Leeds University’, hoewel ook de naam ‘Radio Rag’ werd genoemd. De initiatiefnemers zouden, vanaf het jacht Carmen, een aantal dagen lang — tussen 21 en 24 juni 1964 — programma's gaan uitzenden in internationale wateren bij Harwich. Een lokale krant meldde verder dat drie van de bemanningsleden vanwege zeeziekte weer aan land waren gegaan en dat er door niemand iets aan land werd ontvangen. Pas in 1988 vond ik zelf een aantal berichten terug omtrent dit project in een krantenarchief in Engeland. Daaruit bleek dat het ging om een project dat alle trekken had van de jaren zestig en de beweging van kritische studenten. Zo wist een van de kranten te melden dat het ging om studenten die naast muziek ook anti-apartheid programma's zouden verzorgen. Hun schip was een 26 feet lange sloep die buiten Harwich zou worden gesleept. Drie mannen gingen met een kleine zender aan boord de zee op maar moesten zich na een aanval van zeeziekte weer terugtrekken in de haven. Men wilde de 197 meter in de middengolf gaan gebruiken voor de programma's. De volgende dag besloten de drie, allen 19 jaar oud, andermaal buitengaats te gaan. Het gevonden bericht meldde tevens dat de studenten van de universiteit van Leeds niet in staat waren geweest de uitgezonden programma's te ontvangen, hoewel een zendamateur wel iets had gehoord. Men had het plan de sloep in de omgeving van de schepen van Radio Atlanta en Radio Caroline te verankeren. Diezelfde dag, een zaterdagmiddag, keerde men terug naar Harwich gezien het niet langer was uit te houden op hun rode ‘jacht’. Een andere krant meldde dat op de zondag er een vervangende bemanning was aangemonsterd waardoor het mogelijk was geworden alsnog de programma's uit te zenden. Ook zij kwamen in de problemen gezien men het anker verloor. Door het schip, de Carmen, aan een boei vast te maken, stelde men de programma's gedurende vijf uren via de 197 meter uit te hebben gezonden. Indien men echt heeft uitgezonden moet het slechts op een zeer laag vermogen zijn geweest gezien niemand, behalve de eerder genoemde zendamateur, de programma's heeft gehoord. Een heel andere vorm van protest, ook uit 1964, kwam van ‘Radio Free Yorkshire’. Slechts enkele mensen hebben het signaal van dit station gehoord en het is niet duidelijk of er inderdaad sprake was van een schip dan wel dat er gebruik werd gemaakt van een zender die opgesteld stond aan land. Op 5 juli 1964 was dit station in de ether, zoals men zelf stelde vanaf een boot, verankerd voor de kust van Bridlington. Gedurende een paar uur, op deze zaterdagavond, werd het idee van John McCallum gerealiseerd. Als kandidaat voor de lokale verkiezingen in Howden, voor de ‘Liberal Party’ had hij tezamen met John Crawford het plan gemaakt om het station in de ether te brengen om daarmee aan te tonen hoe gevaarlijk piraterij vanaf zee kon zijn en om te protesteren tegen de condities die deze vorm van radio mogelijk maakten. Als antenne gebruikte men, aldus een van de luisteraars, een ballon die gevuld was met helium. Op 19 april 1966 vielen de eerste berichten te lezen omtrent een plan van de Britse regering waarin men overwoog een groot propaganda-offensief te beginnen tegen de toenmalige Rhodesische regering van Ian Smith, aangezien diplomatieke maatregelen tegen het apartheidsbeleid van Smith geen effect hadden gehad. Men dacht hierbij aan het inschakelen van radioschepen omdat het Britse radiostation in Beetsjoeanaland niet naar tevredenheid werkte. Premier Wilson zou tot deze plannen zijn gekomen na een vergadering met zijn voltallige kabinet, versterkt met de Britse ambassadeur in Zuid Afrika, Sir Hugh Stephenson, en Wilson's speciale adviseur voor Afrikaanse aangelegenheden, Malcolm MacDonald. Op de vergadering werd besloten nogmaals een beroep te doen op de toenmalige Zuid-Afrikaanse premier Verwoerd om niet langer zijn steun te verlenen aan oliezendingen uit Zuid-Afrika aan Rhodesië. Het radiostation in Beetsjoeanaland werd enkele maanden daarvoor opgericht om de uitzendingen van de BBC World Service te relayeren. Acties van Rhodesische stoorzenders hadden de effectiviteit echter sterk verminderd. Enkele maanden eerder had Wilson al verklaard te denken aan een zeezender voor de kust van Mozambique, gelijk aan de opzet van Radio Caroline. Aangenomen moet worden dat de plannen niet al te serieus waren. De regering Ian Smith reageerde echter wel serieus en stelde dat wanneer er een zeezender zou komen hij zelf een schip in de Indische Oceaan zou leggen om als stoorzender te dienen. Tevens ging hij nog een stapje verder door Ronan O'Rahilly, de directeur van de Caroline-organisatie, te benaderen hem te adviseren een zendschip in te richten waarvoor Caroline in ruil grote reclame-opdrachten zou krijgen uit Rhodesië. Ronan weigerde op de voorstellen in te gaan. Daarna werd een gelijksoortig verzoek aan de organisatie van Radio London gedaan waarop niet eens door directeur Birch en de zijnen werd gereageerd. Ook de ZAPU, de Rhodesische Afrikaanse Nationalistische Partij, verklaarde een zendschip te willen neerleggen in de Indische Oceaan om anti regeringsprogramma's te gaan uitzenden. Het idee van Smith bestond uit een station dat beatmuziek zou dienen te gaan uitzenden, afgewisseld met nieuwsbulletins en propaganda-uitzendingen. Hij verklaarde dat een ambtenaar naar Europa was gestuurd voor onderhandelingen voor de aankoop van een schip en dat de zender zo krachtig zou worden dat geheel Engeland kon worden bereikt. Het schip zou onder een vlag van een Rhodesië bevriende natie komen te varen, gezien de Britse marine een Rhodesisch vaartuig zonder meer direct zou betreden en in beslag zou nemen. De Britse regering stelde destijds erg ongerust te zijn omtrent de plannen van Smith en een woordvoerder verklaarde niet te weten hoe men uitzendingen van een dergelijk station zou moeten voorkomen. Van geen van de genoemde projecten is overigens ooit iets terecht gekomen. Hans Knot, 26 november 2016
  24. Van de Golden Radio NL server Ook deze is met Paul Peters en Ton Vogt (Hans Knot) 06-07-1984 10.00-11.00 Radio Lago 94 MHz. De Klassiekers, Ton Vogt en Paul Peters
  25. Verontrust dienen de luisteraars van het programma ‘Springplank’ even geweest te zijn in mei 1966 toen Ton Kool, producer van het programma waarin deelnemers een sprong naar de amusementswereld wensten te maken, opmerkte dat het tien jaar lang maken van hetzelfde radioprogramma een mooie tijd was voor programmamakers om ermee op te houden. Gelukkig voor de toenmalige luisteraars wist hij vrij snel daarna te melden dat men zeker niet zou stoppen en dat men rustig zou doorgaan. Het betrof een soort van talentenjacht programma waarvoor kandidaten uit het gehele land op provinciale bijeenkomsten een kans kregen zich te manifesteren om een plekje te vergaren in het reguliere radioprogramma dat in oktober 1955 voor het eerst werd uitgezonden. Pierre Wijnobel, Jo Budie en Ton Kool waren vaak gezamenlijk op de regionale bijeenkomsten aanwezig om als een soort van jury te oordelen en vooral om af te serveren. Reden was vooral dat de deelnemers het voornamelijk aan zelfkritiek ontbrak en niet geschikt waren voor een optreden op de radio en/of de televisie en een, daarbij behorende, eventuele landelijke doorbraak. Het drietal werd eens gevraagd, op een van de veertien avonden die er per jaar werden georganiseerd, waarom men zo hard reageerde op sommige optredens, die allen op het bandopnameapparaat werden vastgelegd en later in Hilversum uitgebreid werden afgeluisterd. Als antwoord werd er gesteld dat men vaak ordinaire en niets om hakken hebbende deuntjes ten gehore bracht met een élan of men in de categorie ´rasartiesten´ was en men maakte zich hierdoor belachelijk. Daarbij kwam volgens de heren ook nog eens bij dat in de directe omgeving van de kandidaten men er ook nog eens van overtuigd was dat men een prachtige carrière in zicht had, wat bij bepaalde personen de arrogantie nog meer aanwakkerde. Maar niet alleen werd er negatieve kritiek gegeven ook vele artiesten lukte het wel de sprong goed te maken. In de eerste tien jaar van het bestaan van het programma kwam ongeveer 8 procent van de aanvragers van een auditie daadwerkelijk voor een radiooptreden in aanmerking. Het programma ´Springplank´ is in 1955 ontstaan uit de zogenaamde ´Van zessen klaar club´ van Ger de Roos. Bekende namen uit de begintijd waren bijvoorbeeld Corrie Brokken, Annie Palmen en de Selvera´s. Nog een paar namen van artiesten die het zonder het programma niet hadden gehaald zijn Harry Bannink en Connie VandenBosch, maar ook de Limbrazusjes en Ko Hagendoorn in de jaren vijftig bekend en dus uit de beginjaren van KRO´s Springplank. Kool vond het destijds een grote belemmering dat het werkterrein voor talenten in Nederland veel te klein was en men te weinig kans kreeg om regelmatig op te treden. Hij vreesde dan ook dat er steeds meer artiesten naar het buitenland zouden trekken, met Duitsland als absolute plek om goed te kunnen scoren en verdienen. Voor vele jongeren was het programma het eerste begin van een verder optreden geweest. Was het talent nog te onrijp, dan werd geadviseerd wat hieraan te doen was om het geheel te kunnen verbeteren. Het repertoire dat de deelnemers aan ´de Springplank´ ten gehore brachten voor de microfoon, werd in overleg met Pierre Weinobel samengesteld. Rond mei 1966 vond men dat het aanbod aan beatgroepen wel erg groot was voor het programma en dus hoopte men op een spoedige terugkeer van de meer evergreens. Een groot deel van de toegelaten artiesten werd in het programma begeleid door het Cascade- en Springplankorkest. In het voorjaar van 1961 verscheen de LP ‘Springplanksuccessen’ dat werd uitgebracht door Philips. Op de LP tal van minder bekende artiesten maar ook Herman van Keeken, Conny Van de Bos (voor aanpassing van haar naam) Liesbeth List, Dick Rienstra en Conny van den Berg. Het programma had een aantal presentatoren waaronder Kees Schilperoort. In 1963 begon ook een televisievariant op het radioprogramma. In september 1977 kwam er een einde aan de wekelijkse uitzendingen van dit succesvolle KRO radioprogramma, dat velen vergeleken met een talentenjacht. Soortgelijke programma’s waren er ondermeer bij de NCRV (Attentie), de TROS (Attent op Talent) en de VARA met ‘Voorstelling’ op de radio te horen. Een heel ander onderwerp betreft het bespelen van de omroeporgels. Grote orgels ondermeer in gebruik bij de AVRO en de VARA in de jaren vijftig en het begin van de jaren zestig van de vorige eeuw. Ze vormden een warme klank op een vast tijdstip in de programma’s van voornoemde omroepen op Hilversum 1 en Hilversum 2. Om de vier maanden verwisselden in die tijd de omroepen van middengolffrequentie om ze allemaal het zelfde gemiddelde bereik te geven. Immers de ene frequentie had een verder bereik dan de andere. Maar als een van beide orgels werd bespeeld had men steevast, ook al omdat de concurrentie van de televisie minimaal was, een vaste luisterschare. Als het om het VARA concertorgel ging dan is de naam ´Cor Steyn´ daar steevast lang aan verbonden geweest. In november 1965 kwam hij, na een hartstilstand te overlijden. Cornelis Gerardus Hendricus Steijn (beter bekend als Cor Steyn) werd in 1906 in Leiden geboren. Cor Steyn was echt een muzikaal wonderkind. Vanaf zijn vijfde kreeg hij piano- en vioollessen, en al op twaalfjarige leeftijd deed hij in 1918 vervroegd toelatingsexamen van het Koninklijk Conservatorium in Den Haag. In 1920 begeleidde hij stomme film op de piano en trad hij voor het eerst op als concertpianist. Toen zijn vader door een ongeval arbeidsongeschikt raakte, brak de jonge Cor zijn studie af om als barpianist de kost voor het gezin te verdienen. In 1932 trad hij in dienst van de VARA als pianist-accordeonist. Hij werd landelijk bekend als bespeler van het VARA-concertorgel. Vanaf 1935 verzorgde hij als organist ook de muzikale begeleiding van verscheidene artiesten in het Amsterdamse City Theater. Maar hij was ook om andere redenen bekend. Zo schreef hij samen met Cor Lemaire in 1939 de muziek voor de speelfilm Boefje. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werkte hij van 1941 tot 1944 voor René Sleeswijk's ´Snip en Snap-revue´. Na de bevrijding werkte Cor Steyn ook veel voor buitenlandse radiostations, waardoor hij internationale faam verwierf. In 1949 kwam hij in vaste dienst bij de VARA, aanvankelijk als medewerker van de propaganda- en programmadienst, vanaf 1950 uitsluitend als verzorger van uitzendingen. Hij was de leider van het 'Rhytmisch Strijkorkest' en het ensemble 'Zeven Man en een meisje'. Op 23 oktober 1951 verscheen hij voor het eerst op de televisie als pianist in het showprogramma van Cees de Lange. Vanaf 1955 werkte hij samen met Tom ´Dorus´ Manders, eerst op radio en televisie, later ook in het theater, onder andere in het programma ´Showboat’. Veel bekende liedjes van Dorus werden gearrangeerd en begeleid door Cor Steyn, zoals de hit ´Er zaten twee motten´. Cor Steyn werd door Dorus op humoristische wijze steevast ´Meneer Cor Steyn´ genoemd. Maar in de lente van 1965, een half jaar voor zijn overlijden, leek het erop of Steyn een voorgevoel had te komen overlijden want hij stelde, op bezoek in Groningen, dat hij zijn opvolger al had gevonden. Hij hoorde in een gelegenheid Willy Weits spelen en vertelde hem onder indruk te zijn en er van overtuigd te zijn dat de Groninger hem bij de VARA na zijn overlijden zou gaan opvolgen als bespeler van het VARA Concertorgel. In mei 1966 meldde het Nieuwsblad van het Noorden dat Willy Weits inderdaad spoedig op de radio zou zijn te beluisteren met de orgelklanken. Weits destijds: “Ik dacht nooit dat hij er in Hilversum over zou praten, maar hij heeft het wel gedaan". De belofte van Cor Steyn resulteerde in eerste instantie tot een aanstelling als hammond-organist bij de VARA. Andermaal het Nieuwsblad van het Noorden: ‘Maandagmiddag tussen half één en vijf voor één verzorgt de bescheiden, 36-jarige Groninger musicus zijn eerste uitzending. “Ik ben er blij mee, zegt Weits, die straks even regelmatig als destijds Cor Steyn in de huiskamers te beluisteren zal zijn. Voorlopig alleen nog als hammond-organist, maar daarna ook als bespeler van het grote concert orgel, dat de VARA destijds van de BBC overnam. “Ze hebben me de gelegenheid gegeven flink op dat orgel te oefenen.” De eerste VARA-uitzending van Willy Weits, in mei 1966, kwam dertig jaar na de dag, waarop hij in Appingedam van zijn ouders — ook in de muziek — een zogeheten twaalfbassertje cadeau kreeg. Het betekende de eerste stap op de lange weg naar een geslaagde carrière als beroepsmusicus. Na ’t twaalfbassertje kwamen er andere instrumenten. Behalve accordeon, piano en hammondorgel bespeelde hij nog een aantal instrumenten. Vooral als bespeler van orgels genoot hij in het noorden grote bekendheid. Gek genoeg werd hij in 1952 op zeer jeugdige leeftijd als accordeonist als noordelijk kampioen in de ereklasse van beroepsmusici. In het juryrapport stond toen ondermeer vermeld: ‘Verplicht nummer; vlotte en gave techniek en zeer muzikale voordracht. Vrij nummer: Uitstekend, geen aanmerkingen." De in 2004 overleden Weits was een ras Groninger die vooral het liefst in Stad en Ommenland wenste te spelen. Gaarne verwijs ik ook naar het in 2012 verschenen artikel: https://groninganus.wordpress.com/2012/02/20/willy-weits-en-zijn-hammond-orgel/ Hans Knot, 19 november 2016
×
×
  • Nieuwe aanmaken...

Belangrijke informatie

Door gebruik te maken van deze website ga je akkoord met Gebruiksvoorwaarden, Privacybeleid en Richtlijnen.