“Ik krijg zojuist een bericht door van de Marine in Den Helder dat het zendschip Mi Amigo zinkende is. Er schijnen nog vijf mensen aan boord te zijn. Misschien dat ze luisteren, sterkte toegewenst in ieder geval.” Dit was de mededeling van Lex Harding op vrijdagmiddag 19 januari 1979 om 17:27 uur tijdens een uitzending van de Nederlandse Top 40. Naar aanleiding van deze melding op Hilversum 3 werd er een telefoontje vanuit Nederland gepleegd met Stuart Russell in Engeland. Aan land was de Caroline organisatie tot dat moment nog niet op de hoogte van wat zich op zee afspeelde. Stuart nam gelijk contact op met Albert Hood en beide besloten om samen met de vrouw van Albert en twee auto’s naar Harwich te rijden om de opvarenden op te vangen. Het was namelijk de reddingsboot uit Harwich die was uitgevaren richting de MV Mi Amigo omdat die van Walton-on-the-Naze al onderweg was naar een andere noodoproep. Toen ze bij de kustwacht in Harwich aankwamen was de reddingboot al terug en waren de opvarenden overgebracht naar het plaatselijk politiebureau. Terwijl Georgina Hood naar het politiebureau belde om te informeren wanneer de vier konden worden opgehaald, ging Albert Hood een gesprek aan met een van de medewerkers van de reddingsboot. Die wist hem te vertellen dat de MV Mi Amigo het nog wel een kleine 48 uur zou uithouden. Hij vond dat ze er nog niet zo slecht bij lag omdat het schip wel dieper in het water heeft gelegen met volle olie- en water tanks. En deze man kon dat weten omdat hij in het verleden betrokken was geweest bij de tendering van het zendschip. Intussen werd het duidelijk dat de opvarenden opgehaald konden worden. Voor de deur van het politiebureau stonden inmiddels al een aantal journalisten te wachten. Zodra de vier mochten vertrekken werden ze direct naar de auto’s gebracht en vertrokken ze zo snel mogelijk om onderweg te stoppen bij een café. Hier konden ze bijkomen van hun avontuur op zee en moesten ze vertellen wat nu precies de situatie aan boord was. Alle vier hadden hun twijfels over de bevinding van de reddingsbootmedewerker over de status van MV Mi Amigo. Men wist te vertellen dat het water halverwege de wand in de beneden studio stond. Toch werd besloten om contact op te nemen met Robb Eden om het verhaal van de reddingsbootmedewerkers door te geven. Rob was op dat moment bezig met een drive-in show en er werd afgesproken dat ze met z’n allen zijn kant op zouden komen. Daar arriveerde ze net toen de drive-in show was afgelopen. Stuart Russell ontfermde zich over René de Leeuw en Peter van der Holst. Albert Hood, Tony Allan en Roger Mathews gingen met Robb Eden in gesprek over de stand van zaken met betrekking tot het zendschip. Besloten werd om tot de volgende ochtend te wachten, mede door het slechte weer en omdat Peter Chicago al had aangegeven een reddingspoging te willen organiseren. De volgende ochtend, 20 januari 1979, was de weerssituatie verbeterd en de harde wind was afgezwakt tot een windkracht 4 à 5. Daarop besloot Peter Chicago samen met onder anderen Richard Thompson en Marie-Louise vanuit Sheerness richting de MV Mi Amigo te vertrekken. Volgens de informatie van de kustwacht in Walton-on-the-Naze was deze nog steeds drijvende maar maakte zij inmiddels wel zwaar slagzij. Aan het einde van de middag kwam de tender aan bij het zendschip. Omdat de tender niet te dicht bij kon komen maakt Peter Chicago peddelend met een rubberboot de oversteek. Hij had een lijn vastgebonden aan de boot en met behulp van deze lijn werd de rubberboot bijna tien keer op en neer getrokken tussen de tender en de MV Mi Amigo met daarin onderdelen en brandstof. Een keer ging het goed mis en verdween het grootste deel van de brandstof die was meegenomen in de Noordzee. Twee kleine blikjes met brandstof haalde de MV wel maar dat was veel te weinig. Daarom besloot Peter om met de rubberboot een leeg olievat terug te sturen en deze te laten vullen met diesel uit de tanks van de tender. Nadat alles op deze manier was overgezet, vertrok men zonder Peter Chicago terug naar de haven. Hij bleef alleen achter op het langzaam zinkende zendschip. Chicago kon de Henschel generator niet meer starten omdat deze te diep in het water stond. Wel lukte het hem om een van de pompen, die was voorzien van een dieselmotor, met de meegenomen brandstof aan de praat te krijgen. Daarmee werd het mogelijk om toch nog water uit het schip te pompen, zei het dat dit heel traag ging en niet voldoende was om het schip hiermee te redden. De volgende dag, het is dan 21 januari 1979, was er bij de Caroline organisatie aan land nog niets bekend over de situatie met betrekking tot de MV Mi Amigo en Peter Chicago. Vanuit Ramsgate vertrok er een nieuwe tender richting de MV met namens de Caroline organisatie aan boord onder anderen Roger Mathews, Tony Allan, John Moss, Albert Hood en Stewart Payne, een journalist van de krant Evening News. Aan onderdelen hadden zij twee pompen en een Honda generator meegenomen, inclusief benzine voor deze nieuwe generator en 200 gallons diesel voor de grotere generatoren aan boord. De weersomstandigheden waren slecht en de tender was met vertraging vertrokken. Het was koud op zee met aanzwellende noordoostenwind en een opkomende mist. De tender was berekend op maximaal acht personen en met dertien man en goederen lag zij behoorlijk diep in het water. Onderweg maakte de tender water en bleken de pompen niet meer te werken. Deze moesten op zee gerepareerd worden, wat een half uur extra tijd kostte. Na bijna vijf uur onderweg te zijn geweest bereikte men de ligplaats van de MV Mi Amigo waar Peter Chicago buiten op het dek van de stuurhut stond te zwaaien. Het viel Roger Mathews op dat het zendschip nog net zo erbij lag als 36 uur geleden toen ze hem verlieten. De situatie was gelukkig niet verslechterd. De Caroline medewerkers stapten allemaal aan boord van het zendschip en de meegenomen pompen, generator en brandstof volgde snel. Na een korte inspectie was het duidelijk dat er veel werk verzet moest worden voordat er weer kon worden uitgezonden vanaf de muziekboot. Vooral de Caroline studio en de Record Library, waar de eerste twee rijen met elpees onder het zoute zeewater stonden, waren flink aangetast. Nadat de twee aan boord gebrachte pompen aan het werk waren gezet, werd begonnen met het aansluiten van de Honda generator op een droge en veilige plaats. Deze generator, die op benzine draaide, was nodig om het schip van stroom te voorzien zodat de verlichting en de verwarming weer aan kon. Gelukkig was het elektriciteitsnetwerk niet aangetast door het zeewater en voordat het donker werd was er weer stroom aan boord van de MV Mi Amigo. Peter Chicago had ondertussen een lijst opgesteld met spullen die hij nodig had voor het uitvoeren van de nodige reparaties aan boord. Hij gaf deze mee en besloot zelf tot de volgende tender aan boord te blijven. Tegen de avond vertrok de tender met aan boord Albert Hood en de journalist Stewart Payne. De rest van de Caroline medewerkers bleef achter om de noodzakelijke werkzaamheden uit te voeren. Bij vertrek van de tender was het resultaat van de reddingsoperatie al zichtbaar: er branden weer lampen aan boord en het schip lag inmiddels recht en hoger in het water. De terugreis van de tender verliep niet zonder problemen. Om zo veel mogelijk diesel op de MV Mi Amigo achter te laten was besloten om ook de inhoud van de tanks van de tender aan te spreken. Met net genoeg diesel aan boord vertrok men voor de terugweg naar Ramsgate. Alleen raakten de filters door de troebele diesel op de bodem van de tanks vervuild en viel de motor tot twee keer toe uit. De filters schoonmaken zorgde weer voor de nodige vertraging. Eenmaal terug in Margate werden de opvarenden van de tenders opgewacht door de autoriteiten en meegenomen naar het bureau. Er werd duidelijk gemaakt dat ze aangeklaagd zouden worden in het kader van de Marine Broadcasting Act (1967). Iedereen verklaarde zich onschuldig omdat ze een schip in nood hadden geholpen. Nadat de meegereisde reporter, Stewart Payne, verklaarde dat de MV Mi Amigo niet meer zou kunnen uitzenden omdat onder andere de generatoren onder water stonden, werden ze zonder aanklacht heengezonden. Het zinken van de MV Mi Amigo was dan wel voorkomen, de problemen voor de Caroline organisatie in Engeland waren nog niet voorbij. Het slechte weer bleef in de dagen na de redding aanhouden. Een bevoorrading uitvoeren met de eigen tender was hierdoor niet mogelijk, voornamelijk omdat deze niet bestand was tegen het slechte weer op de Noordzee. Maar het was wel dringend om zo snel mogelijk eten, drinken en brandstof naar het zendschip te brengen omdat er maar voor een paar dagen aan boord was achtergebleven. Om die reden werd er daarom gezocht naar een ander schip dat onder deze weersomstandigheden het wel aankon om de benodigde spullen naar het zendschip te brengen. Uiteindelijk vond men een schipper bereid om tegen een forse betaling de MV Mi Amigo te bevoorraden, maar op het laatste moment haakte deze alsnog af omdat hij het risico te groot vond om gepakt te worden en als gevolg daarvan zijn schip kwijt te raken. Het lukte uiteindelijk pas in de tweede week van februari 1979 om weer naar de MV Mi Amigo te varen. Op het zendschip was het verse drinkwater inmiddels op en was er nog een minimale hoeveelheid brandstof over om de pompen en de generator aan boord te laten draaien. De laatste dagen voorafgaand aan de bevoorrading moest er zelfs gegeten worden uit de oude voedselblikken die nog over waren uit de tijd dat Radio Mi Amigo nog uitzond van het schip. Naast eten, drinken en brandstof werden er ook nieuwe onderdelen aan boord gebracht om de benodigde reparaties te kunnen uitvoeren. En omdat de verwarming aan boord niet meer werkte, werd er ook een gaskachel aan boord gebracht. Half maart kwamen er een aantal vrijwilligers meehelpen op de MV Mi Amigo. Hun taak was om het schip op te ruimen, schoon te maken en daar waar nodig weer een verfje te geven. Ondertussen begon Tony Allan, die inmiddels weer aan boord was teruggekeerd, met het reinigen van de elpees die een paar weken eerder onder het zeewater waren komen te staan. Deze moesten weer bruikbaar zijn op 15 april, want met Pasen wilde men de uitzendingen hervatten. In dezelfde periode werd er via een aparte tender ruim 8.000 liter diesel afgeleverd voor de Cummings generator. Deze stond nog steeds op het achterdek en was inmiddels aangesloten op de zender. Hierdoor werd het mogelijk om met de zender te testen en daarmee aan te tonen dat alles aan boord weer werkte. Vooral dit laatste was belangrijk omdat men in onderhandeling was met een partij die zendtijd wilde huren op het zendschip. Het ging hierbij om een Nederlandstalige service die overdag zou gaan uitzenden met een Top 40 format. De avond en nacht bleef dan over voor de Engelse service, net als in de tijd toen het zendschip werd gedeeld met Radio Mi Amigo. Maar deze partij wilde alleen zaken doen en pas betalen voor de huur van de zender als het station daadwerkelijk in de lucht was. Op 29 maart 1979 maart was het dan zover. Het schip was weer aardig op orde en de noodzakelijke reparaties aan boord hadden plaatsgevonden. Tony Allan had inmiddels een deel van de ondergelopen elpees en singles schoongemaakt, in ieder geval genoeg om de uitzendingen mee te kunnen starten. Vroeg in de ochtend werd de Cummings generator gestart en de 50 kW-zender werd aangezet. Eerst met alleen een draaggolf op de 962 kHz, maar vanaf 08:00 uur werd er na vijf maanden stilte weer muziek uitgezonden vanaf de MV Mi Amigo. De test werd uitgevoerd op de 962 kHz, de frequentie die in gebruik was toen men in oktober 1978 gedwongen werd de uitzendingen te staken. Echter in november 1978 schoven alle middengolfzenders 1 kHz op. Inmiddels was men wel in het bezit van een zendkristal voor de 963 kHz, alleen was deze op het moment dat men de testuitzending deed nog niet aan boord. Tekst: Vincent Schriel Foto's: Hans Joachim Backhus Deel 1: Het einde van Radio Mi Amigo Deel 2: Het blijft stil op de Noordzee Deel 3: Neemt Delmare de plaats in van Mi Amigo? Deel 4: Op het nippertje Deel 5: De Nederlanders keren terug