De stille maanden van de Muziekboot: Neemt Delmare de plaats in van Mi Amigo?
In de zomer van 1978 kreeg Nederland er voor het eerst sinds jaren weer een tweede zeezender bij: Radio Delmare. Na veel tegenslagen was het de Hagenees Gerard van Dam uiteindelijk gelukt om de MV Aegir buitengaats te krijgen en op volle zee te laten ombouwen tot een zendschip. Daarbij werd hij geholpen door onder anderen Ben Bode en Danny Vuylsteke, die een deel van de studio- en zendapparatuur verzorgde. Twee namen die we later in het verhaal van De Muziekboot opnieuw zullen tegenkomen.
Op 11 september 1978 ging het op de Noordzee mis met het zendschip. Die dag woedde er een storm voor de Nederlandse kust en met windkracht 10 hield het anker het niet meer. De MV Aegir schip raakte op drift en werd door sleepboot Smitbank opgepikt en de haven van Maassluis binnengesleept. Niet veel later werd het schip overgebracht naar Rotterdam waar het in het entrepotdok aan de ketting werd gelegd.
Vrij snel na het verlies van de MV Aegir hadden de mensen achter Radio Delmare weer een nieuw schip weten te bemachtigen: de Scheveningen '54. Maar er was geen geld meer om het uit te rusten als zendschip. Toen bedacht Gerard van Dam dat er op de Noordzee voor de Engelse kust nog de MV Mi Amigo lag die in een slechte staat verkeerde en geen werkende generator meer had voor beide zenders aan boord. Samen met Fred Bolland ging hij in gesprek met Ronan O’Rahilly en zij kwamen overeen dat de Scheveningen ‘54 de MV Mi Amigo moest vervangen en daarmee het nieuwe zendschip zou worden van zowel Radio Delmare als Radio Caroline. De ombouw tot zendschip zou op zee plaatsvinden. Tot die tijd mocht Radio Delmare gebruikmaken van de 10 kW-zender aan boord van de MV Mi Amigo. Om dat laatste mogelijk te maken moest er wel door de Delmare organisatie een nieuwe generator en dieselolie worden geleverd.
Op 14 december 1978 werd er een huurovereenkomst voor drie maanden afgesloten tussen de firma Amako B.V. uit 's Gravendeel en Fred Bolland namens Prodihaag uit Den Haag voor een 160 kVa Cummins generator. De afgesproken huurprijs bedroeg fl 3.200,00 per maand.
Prodihaag was het productiebedrijf van Gerard van Dam en zijn vriendin Astrid de Jager. Het stond op haar naam en was gevestigd in de Daquerrestraat in Den Haag, het woonadres van Van Dam. De onderneming was opgericht na de inbeslagname van de MV Aegir en had als doel om zich bezig te houden met de promotie van muziek en Delmare merchandising zoals T-shirts, stickers, wandtegeltjes, fotopakketten van het zendschip, posters van de MV Aegir en programma's van de Delmare deejays.
Op zaterdag 16 december 1978, twee dagen na bestelling, werd de generator afgeleverd bij de Scheveningse sleephelling en met behulp van de aanwezige Delmare medewerkers aan boord van de Scheveningen ’54 gehesen. Ook werd er die dag een tweede nieuwe 15 kVa generator geleverd die voor de energievoorziening aan boord van de Scheveningen ‘54 moest zorgen. In de week voorafgaand aan de levering van de generator ging al het gerucht rond dat Gerard van Dam weer met een compleet zendschip de haven van Scheveningen zou uitvaren. Op de dag dat de generatoren werden afgeleverd deed de Radio Controle Dienst invallen in Den Haag bij diverse FM-piraten. Toen er een tip kwam dat de Radio Controle Dienst, in gezelschap van de politie, onderweg was naar de haven, moest er snel gehandeld worden. Met de smoes dat men wilde proefdraaien en het kompas afgesteld moest worden mocht de Scheveningen 54 vanuit de Tweede Haven via ‘De Pijp’ naar de Voorhaven varen. Rond 17:00 uur maakte het schip zich los van de kade en met behulp van de sleepboot Eurotrip vaarde men naar de havenkom. In plaats van de Voorhaven in te varen draaide de Scheveningen ‘54 en vaarde het, nadat de sleper zich had losgemaakt, op volle kracht de haven uit, op weg naar volle zee met een niet geijkt kompas en Leo Vreugdenhil aan het roer.
Aan boord van de Scheveningen 54 waren Gerard van Dam, Leo Vreugdenhil, Marcel Stevens, Kees 'Kaas' Mulder, Fred van Dijk, Ronald Bakker, Peter van der Holst, René de Leeuw en zijn vriendin Marie Louise. De oversteek richting de Engelse kust was niet gemakkelijk. Gerard van Dam lag zeeziek op bed en met een niet geijkt kompas moest Leo Vreugdenhil bijna alleen de reis maken. Zondagavond laat kwamen zij uiteindelijk aan op hun bestemming en gingen een kleine 100 meter van de MV Mi Amigo voor anker.
Zodra het daglicht was, voeren zij naar de MV Mi Amigo om de Cummins generator over te zetten. De Scheveningen 54 beschikte over een kraan die het mogelijk maakte om hem op het achterdek van de MV Mi Amigo te plaatsen. Dit bleek geen makkelijke klus te zijn, ondanks een rustige Noordzee. Het achterdek van de MV Mi Amigo, waar de vier ton wegende generator moest komen, lag namelijk 3,5 meter hoger dan het dek niveau van de Scheveningen 54. Uiteindelijk lukte het Gerard van Dam, met hulp van Peter Chicago, Richard Thompson en Stephen Bishop aan boord van de MV Mi Amigo, om hem over te zetten. Daarbij beschadigde hij wel het stuurhuis van het oude zendschip.
Na het plaatsen van de generator stapten Peter van der Holst, René de Leeuw en Marie Louise over naar de MV Mi Amigo. Zij zouden de voorbereidende werkzaamheden doen om het mogelijk te maken dat Radio Delmare zou gaan uitzenden vanaf De Muziekboot.
Omdat de Scheveningen 54 overhaast was vertrokken uit Nederland waren zij niet in de gelegenheid geweest om dieselolie in te nemen voor de bevoorrading van de MV Mi Amigo. Daarom vertrokken Gerard van Dam, Leo Vreugdenhil en Marcel Stevens nog dezelfde dag richting de Nederlandse kust.
Omdat de autoriteiten op de hoogte waren waarvoor de Scheveningen 54 gebruikt zou worden was het niet meer mogelijk om een haven binnen te lopen. Daarom ging het schip bij de Nederlandse kust voor anker. Aan land werden diverse schippers benaderd om de Scheveningen 54 van dieselolie te voorzien zodat deze naar de MV Mi Amigo gebracht kon worden. Maar niemand was bereid hier aan mee te werken. Er was nu wel een generator op De Muziekboot om de zenders te laten draaien, het ontbrak echter aan dieselolie om hem te laten draaien.
Na het vertrek van de Scheveningen 54 begon op de MV Mi Amigo het lange wachten op de levering van de benodigde brandstof om de zenders weer op te kunnen starten. Totdat de tanks weer gevuld zouden worden, moest men aan boord zuinig zijn met de dieselolie die er was.
Tot begin januari kon men de Farymann draaiende houden en was er genoeg eten aan boord, maar omdat de bevoorrading door de Delmare organisatie uitbleef begon de dieselolie op te raken. Met emmertjes moesten de laatste restjes uit de tanks geschraapt worden om de kleine generator aan de praat te houden. Om brandstof te besparen werd hij alleen nog opgestart in de avonduren en al vrij snel werd dit weer teruggebracht tot drie uur om het avondeten klaar te kunnen maken. Toen het bij de Engelse organisatie duidelijk werd hoe precair de situatie was, werd er een set stormlampen bezorgd om ervoor te zorgen dat het schip in ieder geval zichtbaar was in het donker voor het andere scheepvaartverkeer.
Aan het begin van de tweede week van januari 1979 viel de Farymann definitief uit. Deze was van binnen vastgelopen door het vuil dat in de laatste restjes diesel zat. Het betekende dat de Henschel, de enige nog werkende generator aan boord, het moest overnemen. De consequentie was wel dat hierdoor het brandstofverbruik drie keer zo hoog kwam te liggen.
Op 10 januari 1979 verlieten Peter Chicago en Stephen Bishop het schip. Zes dagen later, op de 16e januari, gingen Richard Thompson en Marie Louise van boord. De laatste noodgedwongen omdat zij heel ziek was geworden aan boord en men bang was dat er anders een reddingsboot opgeroepen moest worden. Voor hen in de plaats kwam Roger Mathews aan boord.
Intussen was het heel koud en stil op de MV Mi Amigo. Door het gebrek aan brandstof was er geen verwarming, radio en tv. Op 18 januari waren de accu's leeg en kreeg men de Henschel niet meer opgestart omdat deze inmiddels ook verstopt zat door de vuile dieselolie. Vrij snel begon het waterpeil aan boord te stijgen omdat de pompen niet meer hun werk konden doen. Na spoedoverleg tussen de bemanningsleden werd besloten te wachten tot de volgende dag 15:00 uur alvorens hulp in te roepen.
De volgende dag stond er meer dan een halve meter water in het ruim en was buiten de wind aangewakkerd tot een storm met windkracht 8 à 9. Tony Allan deed om 15:10 uur een S.O.S. melding en later die avond werd hij samen met Roger Mathews, René de Leeuw en Peter van der Holst door een reddingsboot van boord gehaald. Parkiet Wilson bleef achter op het zinkende schip.
Tekst: Vincent Schriel
Foto's: Leendert Vingerling
Aanbevolen antwoorden
Doe mee aan het gesprek
Je plaatst een bericht als gast. Indien je al een account hebt, kun je je nu aanmelden om het bericht met je account te plaatsen.
Opmerking: Je bericht moet eerst worden goedgekeurd door een moderator voordat het zichtbaar is.